Vrijdag 8 Januari 1904.
Achttiende Jaarg. No. 951.
Orgaan
A n tirevolu tio nair
voor de Hiiidbolltindsclie eii SBeeuwsclie Eilanden.
IN HOC SIGN O VINCES
uitgever:
De sterke drank in de Heilige
•Schrift.
Deze Courant verschijnt eiken Trijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 CeHt.
T. BOEKHOVEN.
Mf.W .ff EL MJ Si
Advertentiën 10 cent per regel en 3/2. maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en */a maal.
Dienstaanvragea en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing.
Üroote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij besla«t
Advert -oliën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 1U uur.
Alie Miikiten voor de gfedaefie bestemd. Adverteniiën es» ventere A<l*niisi««rafie tranes» to** se *e»»«tess aan den üitisever.
Bij dit nummer behoort een
ttlJYUfcGSMu
„De vrüe arbeider g*e-
Siu»r%aaia
Onder dezen titel is in de bekende,
zeer actieve drukkerij »Vada« te Wage-
ningen, de
lezing
ter perse gelegd,
door Dr. B. Wieltjnga te Amsterdam
op 20 Jan. '1903 aldaar gehouden voor
de afdeeling «Patrimonium aange
vuld met de hierover gevoerde discus
sie tusschen dezen schrijver en den
hoofdredacteur van het Weekblad
«Patrimonium# Ds. A S. Talma.
l)eze lezing en deze discussie behel
zen de vraag of wel waai lijk in onzen
tijd de arbeider onder het gezag van
den patroon staat en aan den patroon
gehoorzaamheid verschuldigd is.
Ds. Talma had hier aangetoond, en
wilde liever gaan spreken van het
zich schikken der arbeiders in zekere
leiding van den patroon. Maar de
Bazuinde A1 ederlander de Zeeuwde
btichtsche Crt. de Nieuwe Prov. Gron.
Crt. en later de Standaard wederston
den hem hierin. Nu meent Dr. Wie-
lenga dat het publiceeren van'zijne
lezing en van het daarover gewisselde
zal bijdragen tot het volledig overzien
der quaestie, en wij zijn dit met hem
eens. En daarom, wanneer Dr. W. in
zijn voorwoord de hartelijke hoop uit
spreekt, dat zijne brochure eene ern
stige zakelijke behandeling in onze pers
moge uitlokken, dan willen wij v oor
ons daartoe gaarne helpen opwekken
overtuigd als wij ons gevoelen, dat het
leven in de arbeiderskringen steeds
ondragelijker en onhoudbaarder zal
worden, wanneer de arbeiders zich
zelf gaan beschouwen als zelfstandige
aannemers van eene zekere hoeveel
heid wei k, alleen door eene handel*band
en niet tevens door den gezagsband
aan hun werkgever verbonden.
De discussie tusschen Dr. Wielenga
eu Ds. Talma is ook nog niet geëin
digd, maar slechts verschoven. Ds. T.
heeft nl. beloofd bij gelegenheid ver
der op de zaak in te gaan.
"Wij zullen nu eerst de lezing, en
daarna de discussie even aanstippen.
Wie Ds Wielenga het Woord Gods
wel meermalen aan de gemeente heeft
hooren bedienen, en daarbij getroffen
werd door zijne practische opvatting
van dezen heiligen arbeid, door zijne
heldere onderscheiding beknopte af
werking en gevoelige woordenkeus,
zullen met eenige gretigheid zijn opstel
over het levensverband van den arbei
der als zoodanig hebben ter hand geno
men en zij zullen daarbij, naar het
ons voorkomt, niet teleurgesteld zijn
geworden.
Niet, dat wij den indruk kregen, dat
Dr. W. in deze lezing uitkwam in de
volle hoogte van zijne betoogkracht,
ot dat wij elke uitdrukking even geluk
kig gekozen achten Maar de hoofdbe
grippen zijn hier toch met behagelijke
inkleeding medegedeeld.
In de eerste plaats voert Dr. W. het
pleit voor eene zuivere beginsel en-leer,
eene deugdelijke theorie en een ondub
belzinnig regelmatig gebruik van de
daarbij noodige bewoordingen. Door
die vastheid van spraak zijn ook vrien
den en tegenstanders beter Van elkaar
te onderkennen.
Daarna beziet, de schrijver de gezags-
zaak der arbeiders in verband met de
desbetreffende uitspraken der Heilige
Schrift (1 Cor. 7 2024Efeze 6
5-8;
21
Col A 22 251 Tim. 6 1 en
10Filemon
Tit. 2:9 en 10Filemon 10 en
en 1 Petr. 218 v.v.) en legt hij
er vooral nadruk op, dat het Woord
Gods een blijvend, een eeuwig karakter
draagt, zoodat, al wisselen de aardsche
toestanden, deze toch telkens weer
beschenen worden door den machtigen
drang der stralenbundels uit diehoo-
gere, levende Lichtbron. Pr. W.
vestigt er ook de aandacht op, dat
Jezus' apostelen geen program van
sociale hervormingen izt de wereld
toestanden die
met de ware
indroegen, niet de
bijna op elk
gebied
vrijheidsbegrippen streden, van huiten
af gingen aantasten doch dat zij het
kwaad in den hartader aangrepen, en
de evangeliekiemoii der vrijheid rond-
zauiden, waardoor geleidelijk de sociale
verhoudingen zouden verbeteren. Zij
plaatsten liet voornaamste bovenaan,
de reiniging der ziel door den Geest
Gods boven de reiniging der maat
schappij door goede wetten en werk
contracten de zedelijke vrijheid in
Christus boven de uitwendige, licha
melijke vrijheid onder de mensehen.
Alleen in het kerkelijk leven wordt
de vrijheidsgedachte terstond in wer
king gebrachtmaar de maatschappe
peiijke hervorming werd aan de toe
hervorming
komst overgelaten.
Deze sociale hervorming moet nu
bestaan in het verbeteren, reinigen,
zedelijk versterken van de banden, die
God de Heere van ouds onder de men
schenkinderen gelegd heeft, niet in het
wegsnijden van die banden.
Hier gaat Dr. W. uit de analogie
(uit de overeenkomst) doorredeneeren,
en wijst er op, hoe ook in de H. Schril!
bij elkaar behandeld worden de verhou
ding tftsschen overheid en volk, tus
schen man en vrouw, tusschen ouders
en kinderen, en tusschen heeren en
dienstknechten. Waar nu in de drie
eerstgenoemde opzichten de verhou
dingen door de werking van het Evan
gelie wèl gelouterd, doch niet verbro
ken of weggenomen zijn,uient hetzelfde
te worden ten aanzien
en arbeiders. Al is de
trek van slaafscbheid, de trek van
onmatige heerschappij voering uit hunne
vastgehouden
van werkgevers
dieristverhouding
weggesleten door de
kracht van het Evangelie, toch blijft
het eene diewstverhouding, waarin ge
zag moet heerschen. En het arbeidscon
tract is nu het ingestelde middel om
de gezagsverhouding behoorlijk te
begrenzen
Dr. W. poogt verder duidelijk te
maken, dat het gezag in de arbeiders
wereld onmisbaar is.
Wat is gezag 1 Het recht, dat de eene
persoon heeft, het inzicht en den wil
van een ander persoon aan zijn inzicht
en wil te onderwerpen.® Gezag onder
stelt dus afhankelijkheid en bedoelt
het welzijn van den betrokken levens
kring, het welvaren der ondergeschik
ten en «de eer« (wij zouden in dit
verband liever zeggen de noodige
ruimte voor beweging en ontwikkeling
van werkkracht) van de patroons
God heeft de men schen organisch
doen opgroeien, en velerlei afhanke
lijkheid in de orde der natuur gelegd.
Alle menschelijke regeling moet hier
mede rekenen Er is een zedelijk gezag,
dat voortspruit uit meerdere gaven en
rijkere kennis; maar niet minder echt
is het gezag, gelijk het speciaal omschre
ven is voor den staat, het huwelijk,
het schip, het leger, de fabriek, het
arbeidsveld. Al komt de arbeider eerst
door vrije keuze ouder het patroonsge-
zag, en al kan hij het later weer ont
gaan, dat doet niets af aan de hecht -
héid van den band, zoolang de arbei
der in het werk van den patroon is.
Op christelijk standpunt komt het
er dus maar op aan. dat het werkcon
tract goed gestipuleerd wordt zoodat
het den arbeider vrij laat in z'tjne
plichtsbetrachting en rechtsuitoefening-
op elk ander gebied, dat buiten den
a beid-kring valt. Dus wat e ai arbeider
doet als staatsburger, als man en buis
vader, als kerklid, valt in algemeeneii
zin buiten het gezag des patroons. En
tot die vrijlating behoort uit den aard
der zaak ook, dat de arbeidersregeling
niet alle levenskrachten der arbeiders
opeischt, of zichtbaar hunne gezond
heid benadeelt.
Het contract behoeft aan de gezags
oefening niet in den weg te staan,
omdat liet een contract is. Ook in den
constitutioneelen 8taat is er een soort
contractueele band ter onder.-teuning
het Overheidsgezag
maar dat
van
deert het gezig niet.
Overleg tusschen patroons en arbei
ders in de Kamers van Arbeid is ook
niet niet liet patroonsgezag in strijd
want dit overleg kan onder menschen
in eiken gezagskring plaats hebben.
En ook het recht van werkstaking-
is er niet meê in strijd, omdat het
gezag in den arbeidskring tijdelijk (niet
levenslang) begrensd wordt aan
vaard. i >ei halve, als de patroon zich
met aan liet contract houdt, geeft hij
zelf zijn gezag prijs. En blijkt iet den
trbeider op andere wijze, dat hij zijn
ioel niet getroffen heeft door zich in
zekeren werkdienst te verbinden, dan
is er geen zedelijk bezwaar tegen het
verlaten van zijn patroon na afloop
van den coritraetstermijn.
Wij zijn het in deze hoofdgedachten,
de duurzame voorlichtende kracht
van Gods Woord voorden levenskring
van den arbeid, liet voor de samenle
ving iundamenteel en blijvend karakter
van den uit slaatsche windselen losge-
wikkelden gezagsbund der arbeiders,
de vereenigbaarheid van dien gezags-
band met het toenemend genot der
burgerlijke vrijheid door de werking
des Evangelies, en de onmisbaarheid
en deugdelijkheid van dien gezagsband,
ook ai varieert hij met de gezagsbanden
op andere levensterreinen geheel
met Dr. W. eens.
Zóó zeer zelfs, dat het ons min of
meer verwondert, dat Dr. W. de
schroeven van zijn betoog nog niet
wat forscher heeft aangezet Er be
hoort toch waarlijk niet veel levenser
varing toe om te weten, dat alle sa
menwerking van eenige beteekenis
totaal in de war loopt, wannéér de
een zich niet buigt onder de inzichten
en bepalingen van den ander. Zoo is
het ook in de ambtelijke wereld en zij
die er op uit zijn om de maatschappij
geheel of voor een groot deel naar het
staatsambtelijk erf over te rollen,
mogen wel eens bedenken, dat in de
sociaal-democratische toekomstwereld
het gezag eerst recht zwaar en benau
wend zal worden want met bet over
brengen der particuliere ondernemin
gen op staatsgebied gaan al de zonden
van zelfzucht en bedekte onwaarheid,
ijdelheid en luiheid, hardvochtigheid
en onverschilligheid medeen hoe
grooter een arbeidsterrein is, des te
moeielijker valt het om de waardigheid
iti de gezagsuitoefening te controleeren
en te verzekeren.
Maar bet zij dan in aftibtelijke, of
in particulieren werkkring, het gezag,
het zeggenschap van den een over den
ander bij en in bet werk ligt zoo tast-
qaar in de natuurorde, het is bij het
werk zulk een direct onmisbaar ele
ment, dat het inoeielijk valt om te
gelooven, dat er velen zijn, die dit in
ernst ontkennen. En inzonderheid van
christenmannen is dat inoeielijk aan
te nemen.
Want wel stemmen wij dadelijk toe.
dat er in allerlei vorm veel misbruik
van het gezag gemaaktwordt, dat er
veel onverstand en boosaardigheid in
wegschuilenmaar vooreerst wordt dit
ten deele gecorrigeerd door het zedelijk
gezag dat er altijd en overal uitgaat
van den meerdere in versland, in
karakter, in kennis en bedrevenheid.
Een kloeke knecht zal zijn patroon,
als die wat sufferig is. feitelijk over
vleugelen, evenzeer als een snuggere
dienstu.aagd menigmaal een onbekwa
me huisvrouw zal heentrekken naar
betere werk regelen. En ten andere
dient in het oog gehouden, dat niet de
abnormale afwijkingen kenschetsend
zijn voor het levensorganisme, en dat
dus de normale qualiteiten geenszins
vervallen, doordat zij somiijds op onge
schikte personen zijn gelegd. Wie dit
niet toestemt, rafelt alle vastigheid
van het leven uiteen, en maakt ook
van de arbeiderswereld een chaos,
waarin elk oogenblik weer moet bedis
cussieerd en uitgemaakt worden wie
op het voorliggend punt het meest
bekwaam is om de beslissing te nemen.
Zoo iets gaat wèl bij een huurcontract
of een andere overeenkomst, die buiten
de gestadige, nauwere samenleving
omgaatook omdat dan de burgerlijke
rechter, ingrijpende geschillen kan
oplossendoch het is onduldbaar in
werkkringen, omdat daar geen tijd en
gelegenheid is voor langdurig contem-
pleeren (beschouwen) en inmiddels de
arbeid alleen doelmatig voor!marchee-
ren kan. wanneer hel gezag der patroons
wordt geëerbiedigd en hunne wenken
onverwijld worden gevolgd.
Dat er nu tegenwoordig zulk een
hijgend verlangen onder vele arbeiders
opkomt naar eene staatswetteiijkerege-
ling van den arbeid, zit dan ook niet
hierin, dat de patroons geen gezag
moeten hebben, maar is het gevolg
van bet bederf, dat meer en meer
insloop in de inzichten en regelingen
van -veie werkgevers, en die dwaling
en verkeerdheid zijn weer de noodlot
tige vruchten van de ontwenning aan
de bezieling, die de H. Schrift verleent.
Waar het Evangelie wijkt, moet altijd
de wet bijspringendoch slechts als
behulpsel. Zelfs geen goddelijke wet
kan ook maar van verre het Evangelie
vervangen, (vgl. Joh. I 17 en Hebr.
3 3—5), en wat zou dan eene gebrek
kige menschelijke wet (ook al is zij op
Gods Wet gebaseerd) kunnen halen
bij die drijf'veeren, welke rusten op de
spil der lietde in en door Christus
(Slot volgt.)
V.
In 't boek fier Psalmen komt slechts
éénmaal de sterke drank voor. Of het die
eene maal eene aanbeveling is Lees dan
Ps. (59 L3 «Die in de poort zitten klap
pen van iriien ik ben een snarenspel
derge >e/>, die sterken drank drinken.»
Typisch profetisch als deze Mrssiaansche
psilm is, die met ps. liet meest in
't N. T. wordt aangehaald, wordt ook met
deze woorden de smaad uitgedrukt, die
over den Christus Gods komen zou. Hij
een snaienspel dergenen, die sterken drank
drinkenMet deze woorden wordt een
categorie van personen genoemd menschen,
die in sterken drank hun vroolijkheid
zoeken de drinkers. Zij nu ktu zteti vroo-
lijk over Hem. In Hem, in Z ui lijden
vii den zij stof lot hun spotliederen, en
n et diep zondig bedvermaak genieten zij
bij hun drinkgelagen van Zijn veined'ring.
Drank en spot met het Heilige, dranken
profanie gaan zoo licht samen. In herberg
en bij drinkgelag is de Chris, us nog een
snarenspel dei genen, die sterkeiidrank
drinken.
Pij de profeten treffen wij den «sterken
drank" slechts aan bij Miclia en bij Jesaja.
Hij Mieha slechts hoofdst. 2 11, waar
de valsche profeet als de door 't volk
gezochte en begeerde profeet geteekend
wordt als iemand, die «met wind omgaat
en valschelijk liegt, zeggende «Ik zal u
profeteereti voor wijn en voor sterken
drank."
Jesaja noemt op zes plaat-en den sfei-
keu cbank. Een goddelijk wee wordt over
de zucht naar sterken drank uitgesproken
in hfdst. 5: II, 22: Wee degenen, die
zich vroeg opmakende in den moigenstond,
streken drank najagenen die kloeke
mannen zijn om sterken drank te mengen."
Als bewijs van de diepe verdorvenheid van
Israël wijst Jesaja op de rechters, de
priesters en de profeten, «die dwalen van
den wijn, en dolen van den sterken drank"
(28 7). Ken oordeel Gods zaL'tzyn «voor
degenen, die mede drinken», dat ze in
plaats van zoet bitter smaken zal, (24,9)
en in onze dagen wordt zelfs door cluistenen
in den bitteren smaak van gedistilleerde
dianken ern ware verkwikking» gevonden
De verblindende macht der verharding,
waaraan 't volk is overgegeven, wordt
(29 9) vergeleken met de bedwelming
door wijn eii drank zij dolen, maar niet
van wijïizij waggelen, maar niet van
sterken drank. Eenmaal komt er een op
wekking voor om te drinken Een op
wekking, die als muziek den alcoholisten
in de ouren moet klinken «Komt her
waarts; ik zal wiju halen en wij zullen
steiken drank zuipen.» Jammer, dat deze
opwekking (56: 12) uitgaat van de wach
ters van Israël, die blind zijn, en stomme
honden, die niet bassen kunnen, de val
sche profeten en de herders, die niet ver-
staau kannen. Het Oude Testament spreekt
verder niet meer van den sterken drank.
Maak nu de slots* m eens opIs er één
plaats te noemen, waarop men zich beroe
pen kan om onze gedistilleerde dranken
als een genotmiddel te mogen gebruiken
Is er één aanbeveling voor een glas jene
ver of brandewijn in al deze uitspraken
te vinden, waar al de waarschuwing nog
slechts uitgaat tegen de meê en met tegen
zulke sterke dranken, als heden ten dage
in algemeen gebruik zijn
Met bijzondere belangstelling wer.d.n
we ons tot de boeken des N. T. om te
weten, hoe onder de Nieuwe Bedeiling
het gebruik is geweestals de schaduwen
voorbij zijn gegaan en de wandel naar
't Evangelie Christus ons in woord en
voorbeeld getoond en geopenbaard wordt.
Ook in die dagen was sterke drank in den
zin en de beteekenis van 't O. T. bekend.
En nu is 't opmerkelijk, dat slechts één
maal het woord sterke drank voorkomt.
In Lucas 1:15 lezen we de goddelijke
bepaling aangaande Johannis den Duoper
«wyn noch sterken drank zal hij drinken.
Overigens komt sterke drank niet voor
in 't N. T. Nooit wordt ons bericht, dat
de Apostelen of de christenen «den ster
ken drank» gedronken hebben. Nimmer
w irdt een vermaning gegeven legen dron
kenschap door sterken drank. En dit tir-
wlj wel dronkenscnap door wijn voor
kwam eu krachtig bestraft werd Mogen
we daaruit niet. besluiten, dat de sjek r,
mede, niet gebruikt is door de apostelen
en de eerste christenen Van groot belang
m:g geacht worden 't onderzoek, in welke
verhouding Jezus tot den sterken drank