TWEE BLADEN. Vrijdag 1 Januari 1904. Achttiende Jaarg. No. 950. Antirevolutionair w F Orgaan voor de Zaidbollnndsclie en Zeeuwsche Eilanden. IN HOC SIGN O VINCES T. BOEKHOVEN. bOMMELSniJH. FEUILLETON. AiSe stukken voor de Medaetie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever. EERSTE HLAl). nieuwjaar. Verleden en toekomst. Gedwongen winkelnering. Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 5,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. UITGKVüiR: Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel. [Boekaankondiging 5 Cent per regel en V3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij besla't Advertentiën worden ingewaeht tot Donderdagmorgen 10 nar. Dit nummer bestaat uit Wie nog niet van allen levensernst ontdaan is, heeft bij de wisseling dei- jaren diepere indrukken dan op andere dagen, wegens het grootere stuk van het aardsch bestaan, dat dan wegglipt. Maar toch is dat diepere gevoel niet genoeg, en is er heel wat meer noodig voor den waren vrede onzes harten. Niet slechts ééns in het jaar, neen eiken dag behooren de beteekenis en de kortstondigheid des levens voor onze aandacht te treden, en behooren wij daarmede tot God op te klimmen. Niet het tellen van de jaren, neen het tellen onzer dagenom daaruit wijsheid te leeren, bad Mozes, de man Gods, van Jehovah af. Moge dan deze bede de gezindheid aangeven, waarmede wij allen, lezers den overstap naar den nieuwen jaar kring doen. Wie achterom ziet in het vervlogen jaar, zal niet kunnen ontkennen, dat weder rijk en krachtig was de stroom van Gods zegeningen, en dat weer met vele roepstemmen aan zijn hart is gearbeid. In het eeuwige Woord, in sterfge vallen om ons heen, in voor- en tegen spoed, ja op ontelbare plaatsen en hij allerlei omstandigneden teekenden zich de majesteit en de goedertierenheid des Heeren voor onze oogen af. De fout was echter, dat wij daar niet, althans niet genoeg acht op gaven en niemand zal zich in dit opzicht zonder zoude gevoelen, voor zoover hij weet en beseft wie het is, die hem ten slotte zal oordeelen. Neen waarlijk, over de daden Gods hebben wij niet te klagen maar het zijn onze eigen verkeerdheden en af dwalingen, die de klaagstemmen over het verleden en de vrees voor de toe komst opwekken, Want nog altijd blijft het antwoord gelden, dat de belijder in den H. Ca techismus geeft, wanneer hij als eeni- gen troost in leven en sterven het feit vermeldt, dat hij niet voor eigen reke ning leeft, maar het eigendom is ge worden van zijn getrouwen Zaligmaker- Dat is de eenige roem, dat is het eenige plechtanker. Daartoe verscheen de Zone Gods in het vleesch, en stortte Hij Zijn bloed. Wie hieraan deel heb ben, stappen met moed over de jaar- grenzen heen. En waar zij den aard- schen grond en den aardschen taber nakel soms voelen schudden, klemmen zij zich des te inniger vast aan Hem, zonder Wiens wil hun niet het gering ste overkomt en die alles tot hun voor deel doet medewerken Wél mag dan de mensch verdwaasd heeten, die van deze heilgeheimen hoort, en er koel en werkeloos langs heen gaat. Zie, op assurantie van stof felijk bezit is men tuk, en de verzeke ring van bet hoogste stelt men uit. De zorgvuldigheden des levens ver stikken, datgene hetwelk het eerst moest ontkiemen En inmiddels vlie gen de uren en dagen en jaren daar heen, en wacht het graf. Och of ons aller toevlucht ware bij den rotsteen Israels, bij flem die van 't begin tot aan het einde des jaars Dezelfde is, en tot Wien geen men- schenkind tevergeefs om redding en hulpe bidt. Die redding en hulpe heeft ook onze maatschappij in hare krankheden, en heeft onze Overheid bij hare bestuurs taak zoo dringend noodig. En daarom mag wel èn voor die maatschappij èn voor die Overheid gedurig het gebed opgaan tot Gods Troon. Het jaar dat verliep, was ook voor ons nationaal leven zoo veelbewogen. Het getuigde eenerzijds zoo ontroerend van den voortgroei van allerlei booze leeringen en neigingen. Maar het toonde ons niet minder den zegen van te hebben eene Overheid, die hare roeping verstaat en het zwaard tegen de schuldigen te juister ure opneemt. In allerlei andere vormen kunnen nieuwe gevaren en nadeelen ontstaan. Maar ook hiertegen kan 's Heeren hand ons beveiligen. En daarom lezer, laat ons met dankzegging en gebed voor volk en regeering onzen weg vervolgen en een ieder in zijn kring, overeen komstig de gaven ons geschonken, iets zoeken uit te richten, dat kan bevor derlijk zijn aan de bevestiging der christelijke grondslagen van ons volks leven, en de nederige waardeering eener overheid, die vóór en boven alles met Gods ordinantiën rekenen wil. Laat ons met alle behoeften, hetzij persoonlijk, hetzij huiselijk, hetzij maatschappelijk, hetzij staatliuishoude- lijk, alleen tot den Almachtige de toevlucht nemen, en pleitende op de eeuwige offerande Zijns Zoons, alles enkel van Hem verwachten. Wij zullen dan nog grootere zegeningen zien dan wij tot hiertoe ervoeren, en ook het komende jaar zal juichen tot Gods lol De Heere is mijn Herder! Ik zal Sion met Hem en door Hem weer binnentreden en met de scharen van zangers en fluitspe lers in bet Huis des Heeren vertoeven van dagen. tot in lengte Uw stok en Uw staf, die ver troosten mij. Ps. 234. Wie heeft onder ons, belijders der Open baring nooit dien troostvollen psalmgelezeu, waarin met oosteischen beeldenrijkdom 111 allerliefelijkste!! rythmus de dichter uit zijn levenssmart zich opheft, met 't oog vol geloof en liefde de hemelen binnenblikt en 11 uitroept: De Heere is mijn Herder mij zal niets ontbreken Hij doet mij neder- liggen in grazige weiden Hij voert mij zuchtjes aan zeer stille wateren Hij ver kwikt mijne zielIlij leidt mij in 't spoor der gerechtigheidom Zijns naams wilal ging ik ook in een dal der schaduwen des doodsik zon niet oreezenwant Gij zijl met mij Uw slok en Uw stafdie vertroosten ■mij Gij richt de tuf el toe voor mijn aan gezicht tegenover mijn tegenpartijders Gij maakt mijn hoofd vet met oliemijn beker is overvloeiende. l?s. 23. Gedicht door David, waarschijn lijk, toen hij vluchtte voor zijn zoonA'osalom en gevoed moest worden met wat beproefde vriendenhand hem en zijn getrouwen toe- schikte, (2 Sam. 17 28, 29 in allerlei gevaar en ellende, omdat een ontaard zoon hem naar 't koningschap stond cn zijn zwaard hem wilde boren door 't hart. En toch, neen niet moedeloos neen, niet met ingezonken geest en gebroken kracht, maar in 't bewustzijn van 's Heeren genade en hulp, ondanks eigen zonden eu overtredin gen, heft hij 't hoofd fier omhoog en spreekt 't, in een profetischen zang, mach tig stout uit: Het oude jaar is voorbijgesneld. Zullen we vreugd en smart in herinnering bren gen Het zal bij ons allen zijn, als in 't versje staat ELK ZIJN KRUIS. Ieder had zijn kruis op aard, Ieder heeft, wat hem bezwaart, Ieder hart en ieder huis Had zijn eigen kwel en kruis. 't Eene kruis was openbaar. 't Ander werd men niet gewaar, 't Een was klein en 't ander groot, 't Eene hout en 't ander lood. Deze had een éénig kruis; D'ander een driedubbel, thuis. Maar dit is 't wonderbaarst leder acht het zijne 't zwaarst. 't Kruis van anderen scheen u licht Gij bedroogt U in 't gewicht, En wie weet of gij verdroegt, Waar zijn schouder onder zwoegt. Zag men dan ook van nabij Al die kruisen op één rij. leder koos voor zich, en nam Waar hij mee ter markle kwam. 't Was een jaar van velerlei zegen, maar ook van velerlei rampspoed, De landbouw werd gedrukt door zware plasregens en matte prijzen der gewassen de nijverheid zuchtte, soms door mislukte speculatiën de handel leed gevoelige slagen onder de revolutionaire uitbarsting in 't voorjaar;'t credietwezen voelde hevige schokken bij crisis, eu zwendelarij't vereenigingsleven der werklieden knakte door de noodwendige reactie van werkgevers en 't Socialistisch kabaal. Maar er was ook zegen. Geen epi demie teisterde onsgeen verwoestingen door water, sneeuw en ijs bedreigden leven en bezittingen van ons volken door de bemoeiingen onzer Overheid werd de revo lutie bezworen, die zoo bruut den kop opstak. Er heerscht nu rust in 't Vaderland en vrede naar buiten en wij worden geregeerd door een Overheid, gerugsteund door een Ministerie, dat Gods Woord erkent als richtsnoer van staatkundig en maatschap pelijk leven. Zouden we dus, klagende over velerlei tegenspoed, niet roemen mogen over zooveel goeds. Klagend over afval van God, verwildering der geesten, schunnig optreden van de vijanden Gods, niet roemen mogen over zooveel trouw aan 't Christelijk vaandel, zooveel ijver op allerlei Christelijk terrein zelfs over tegemoetkoming aan onze Christelijke eischen door hen, die eertijds (en soms nog) onze vijanden en tegenstan ders waren op 't terrein van onderwijs en rechtsgelijkheid. Het Christelijk beginsel wordt hooger gewaardeerd en beter dan vroeger begrepen en begeerd. Er was zegen bij tegenspoed. Wat zal 't> nieuwe jaar baien? Wie schuift 't gordijn der toekomst weg? We staren in een donker verschiet, maar een zaak weten we: Wie met David zeggen kan: Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij 1 hij ga blijmoedig den nieuwen jaarkring in. Bij ramp en tegenspoed zal 't ook dan nog van zijn lippen ruischen De Heere is mijn herder mij zal niets ontbreken. Hij de hevigste levensstormen.alszelfs't levens bootje breekt; geen nood: want dan is de ziel nog gered, en dat is 't voornaamste. Lezer of lezeres Een Nieuwjaar E tcege- wenscht onder de leiding van zulk een Herder Ieder weet wat onder zulk een nering wordt verstaan. Vooral in de Laugstiaat bloeit en bloedt zij. Want al is 't waar, dat die industrie door dien verkoop van allerlei winkelwaren zich en haar werk lieden het bestaan verzekert, niet minder is 't waar, dat de hooge prijzen der le vensmiddelen en der eenvoudige werktui gen voor bedrijf eu dagelijkschen arbeid, zeer ten nadeele van de werklieden druk ken Herhaalde malen is er dan ook reeds op dien misstand gewezen, maar verbe tering is er nog niet veel. De Kamer van Arbeid te Waalwijk heeft andermaal een zeer nauwkeurig en uitvoerig onJerzoek ingesteld en haar ervaren in een rapport neergelegd, waaraan wij 't volgende ont- leenen, dat ruimschoots gelegenheid biedt een indruk te krijgen van 't slechte slel- sel, dat daar werkt. De Kamer stelde 4 vragen nl 1. Is winkelnering rechtstreeks ver plicht SCHAAMTE. 6) (Historisch.) Het antwoord op het request liet zich lang wachten, waardoor zich de gevoelens over het al of niet islagen dezer pogingen vermenigvuldigden. Zijne vrienden waren vol hoop, en onder het volk rezen bij sommige reeds kreten van verontwaardiging over de vermoedelijk onrechtvaardige(P) beslissing. Men zou met hem, die van adelijken afkomst was wel een,uitzondering maken. Als hij maar een jongeling uit het volk was, zou men wel iets anders zien. Immers zoo oordeelt het volk thans, en vroeger deed men niet anders. Ten slotte kwam de beslissing waardoor was bepaald, dat het vonnis ongewijzigd bleef, 't Was op Donderdag 19 Mei 1796, toen die noodlottige tijding kwam. Het Hof had ongunstig geadviseerd, en het Prov. Bestuur hief de surcance op en de uitvoering der doodstraf met den koorde onherroepelijk bepaald op Donderdag 26 Mei aanstaande. Andermaal werd Ds. Soharp door de rechters verzocht den gevangene voor te bereiden en hem tot het einde bij te staan. Voorwaar eene niet benijdenswaardige taak voor den leeraar. Met een kloppend hart en waggelende gang begaf deze zich naar de gevangenis. Zeer voorzichtig stelde ZEerw, hem in kennis met het ontzettende nieuws. De gevangene bleef bedaard, richtte zich na eenige minuten op en zeide, den leeraar aanziende „God zegene U" waarna beiden nederknielende ernstig baden en de leeraar vertrok, diep in de ziel getroffen. Met bizondere zorg heeft Ds. Scharp zich het geestelijk lot van den gevangene aangetrokken'. Eiken dag ging hij hem soms meermalen bezoeken, las dan met hem een gedeelte der H. Schritt om naar aanleiding daarvan met hem te spreken, en Jonker Frederik scheen de kracht der waarheid te gevoelen. Vooral het verhaal uit Joh. 8, Jezus met de overspelige vrouw, interres- seerde hem bizonder. Ook des Zondagsavonds na afloop der Godsdienstoefeningen liet de ijverige leeraar niet na zich naar den kerker te begeven. Met belangstelling vroeg de gevangene naar den tekst die domine met de gemeente behandeld had, en toen deze hem was voorgelezen uit Luc. 13: 1— s omhelsde hij weenende den leeraar, diep getroffen als hij was, en schreef hem nog dienzelfden avond een brief 111 de Fransche taal van den volgenden inhoud. Mijnheer ï>Gij zult mij wel toestaan, dat ik gebruik »maak van het oogenblik, dat mijn ongunstig ^gesternte mij Trog toelaat op aarde te »wezen, om aan U schriftelijk de dankzeg ging te doen, die ik U verplicht ben voor >uwe vergezelling op den weg naar mijn ^aanstaand donker verblijf. Gij hebt mij verlicht door uwe kennis, en mij overtuigd >door tastbare redenen op dingen, waar omtrent mijn verstand opklaring behoefde. 2»De waarheid, waarvan gij discipel zijt, is »mij medegedeelt door uwe zorgen. Ik zie, »aan gene zijde van het graf, eene toekomst, »welke ik te voren wel beschouwd heb als »een voorwerp, dat niet ver verwijderd was, >maar niet gelijk ik de zelve nu ken, maar ^zichtbaar gemaakt aan de oogen van mijn »geest, door de voorstelling van uw ver- stand. Ik erken met U een God, wien ik s-met verbrijzeling vergiffenis bid voor het >leed, dat ik aan anderen, maar nog meer 2aan mijzelven gedaan heb door de losheid »mijner harten. Ik gevoel levendig hetgeen sik hier belij, en ik twijfel bijna niet, of sde macht God, wiens dienaar gij zijt, zal smijn ernstig gebed verhooren. Verwaardig j(J, om uw gebed te voegen bij dat van shem, die voor U bestendig verplichting szal blijven behouden. j>In de gevangenis te Rotterdam 22 Mei 1796. (get.) F. Meijer. Vanaf dien tijd kwamen er aanmerkelijke veranderingen. Hij werd ziek. De eetlust verdween en zijn lichaamskrachten namen zeer af. De nachten werden niet alleen slapeloos doorgebracht, maar hij viel soms in flauwtens, of werd zoo door de zenuwen beheerscht, dat men de hevigste stuiptrek kingen kon waarnemen en de geneesheeren moest ontbieden. Dinsdags 24 Mei. was het zoo erg dat de predikant bijna niet met hem kon spreken, 's Woensdag (daags voor de executie) was die zwakheid schijn baar geheel verdwenen. Toen was hij opgewonden, onbestendig, vliegende van het een op het ander, kennelijk zeer onrustig. De angsten des doods, en de schrik voor de schande folterde hem zoodanig, dat hij soms in zijn verstand verbijsterd scheen, ofschoon hij toch in den laatsten nacht van zijn leven drie brieven in Fransche dicht maat schreef, die van de helderheid van zijn geest een ondubbelzinnig getuigenis gaven. De ongelukkige hijgde naar troost en rust, ma*r vond die niet. Zijn eigen stelsel bleken hem niet veel meer dienst te doen dan verdord gras, waaraan zich de dren keling zoekt te redden. Met gevoel erkende hij te zijn >een ongelukkig mensch, die niets heeft dan zijn philisofie. De leeraar deed alles om hem te overtuigen van de waarheid en hem te troosten, maar niets mocht baten. Gaarna zou ik dien troost van den Godsdienst hebben, zeide hij dan dien gij daarvan hebt, maar ik ben niet genoeg overtuigd®. Verder dan tot een onzeker misschienkan hij het maarniet brengen. Misschien is alles zooals gij zegt en, als het zoo is hoop ik dat God mijne dwaling zoowel vergeven zal als mijne misdaden. De eerste zijn minder mijn schuld, dan de laatste. En met die woorden sprak hij niet minder uit dan een beschuldiging over het hoofd van hem, aan wiens onder richt hij de kennis dier dwalingen te danken hadzijn vader dus. Het was Woensdagavond. De laatste avond voorafgaande aan den dag waarop de openbare executie zou plaats hebben. De predikant bleef veel langer dan gewoon lijk bij hem. Toch kon hij weinig geregeld met hem spreken. Hij was zeer verward, wild, onbestendig, soms zelfs onredelijk. Natuurlijk schreef men dit aan de omstan digheden toe. Domine vreesde hem den volgenden dag, een van beiden of razende van wanhoop of half dood en van aan doening en foltering weder te vinden. Hij zat in zijn cel op zijn leger. De leeraar knielde neder en bad met hem. Maar nauwelijks was het einde uitgesproken of de gevangene vloog overeind omhelsde den leeraar, kuste hem, en terwijl hem de tra nen langs de wangen sijpelden bedankte hij den predikant voor zijne liefdediensten, en sprak hij de hoop uit dat de leeraar voor zijn nagedachtenis, vriendschap, of ten minste medelijden bewaren zou. Ja, voor de predikant zich goed bewust was van hetgeen er gebeurde, gevoelde hij een kus op zijn wangen gedrukt, en met een bevende stem sprak de gevangene »Breng voor mij deze kus aan uw vrouw en kinderen, indien zij goed genoeg willen zjjn om een kus van een misdadiger te ontvangen, en zeg hen, dat ik bid, om hun blijvend geluk*. Wordt virvolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1904 | | pagina 1