Vrijdag 11 December 1903. TWEE BLftPEH. i 1 Achttiende Jaarg. No. 947. Orgaan A n tirevo lu lion air voor ile ZHldMollandselie ©n %eeuw§clie Eilaadea, IN HOC SIGN O VINCES T. BOEKHOVEN. FEUILLETON. iv EERSTE BLAD. De sterke drank in de Heilige Schrift. Deze Courant verschijnt 8lken Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franc® per post 50 Cent. America bij vornitbetaling f 5,50 per jaar. Afzonderlijke nummers i Cent. UITÓKVint: SOMMES,SMPIJ Si. Adyerteatiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 par regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en maal, Dienstaaayragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en yignatten worden berekend naar de plaatsraimte di® ajj beskat Adyertoutiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. All© slohKen vo»r «1© tiledaetie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te- «enden aais «Een Uitgever. Dit nummer bestaat uit JSlr. HriscSier. Evenals verleden jaar leidde deze vurige vrij zinnig-democraat ook dit jaar het algemeen debat over de Staats begroting in, en hij deed het op be slist hatelijke manier, allesbehalve overeenkomstig protessoraie waardig heid. Er scheen in zijn oogen nu letter lijk geen haar goed te zijn aan het tegenwoordige ministerie het hield volgens |hem de christelijke en de oeconomische wetten te lang achter baks, het haalde te veel overhoop, het verschoof te veel moeielijkheden, het trok wel eens wat in en stelde zich dus zoo »onvastc( aan, enz. enz. Verbeeld u een man van »de groote partij« langs het hellend vlak, steeds meer afglijdende naar het sociaal-de mocratische kamp, durft hier een op den rotsgrond van Gods Woord be jaard geworden calvinistisclien staats man met een verwijt van onvastheid te lijf te gaan Is het niet door het bespottelijke heen? Opvallend was ook, dat Mr. Drucker zich zoo druk met de taal en den to rn des Ministers in de Regeerin'gs me morie maakte. Die taal had hem ken nelijk goed geraakt en was zijne nacht merrie geworden. Tot viermaal toe kwam hij daarop terug, en alle succes schreef hij maar aan het meester schap van den Premier over de taal toe. Och was hij die taal maar kwijt, Natuurlijk, want dan was hij Dr. Kuyper zelf als minister kwijt. Want tegen den Premier opgewassen, is hij toch niet. Aan het slot van Mr. Drucker's rede kwam het aapje uit zijn mouwen kij ken. Hij,zeide nl. dat hij bij de stembus van 1905 best de mogelijkheid voor zag, dat de groepen der linkerzijde, samen zouden gaan, dat zij zich scha ren zouden rondom de vaan van het algemeen kiesrecht. Had hij dit maar dadelijk gezegd, de rest had dan gerust achterwege kunnen blijven. Want die rest bestond toch slechts uit vinnigheden en tegenstrijdigheden. Opleiding". Somtijds wordt er geklaagd, dat er te weinig kracht uitgaat van onze antirevolutionaire Kamerleden, en dat onze Ministers veel te weinig- steun genieten van ambtenaren. Voor het oogenblik is daar niet veel aan te doen. Maar als het Minis terie wat God geve langer aan het bewind blijft dan deze vier ja rige periode, en als ook na een tweede viertal jaren het roer in handen der christelijke partijen blijft, dan kan de Vrije Universiteit aan gemeld bezwaar voor een groot deel tegemoét komen. Reeds nu worden de vruchten der christelijke Hoogeschool op staatkun dig gebied genoten. Wie h.v. een man als de jeugdige Mr. Diepenhorst hoort spreken in het publiek over den poli tieleen toestand, bemerkt spoedig, dat hij geen rechtsgeleerde is, die de christelijke beschouwing als iets af zonderlijks er bij heelt geleerd, maar dat zijne rechtskennis en zijne kennis van het wezen des Christendoms om zoo te zeggen gelijk op gegroeid zijn, zoodat zij één geheel vormen. En juist daaruit komt de gloed der overtuiging en de kracht der getui genis. De studie als zoodanig moet doortrokken zijn met den christelijken zuurdeesem, en dit kan alleen ver wacht worden aan eene christelijke Hoogeschool, waar de gezamenlijke hoogleeraren het licht van Gods Woord zoeken. De heer Prof. Fabius heeft dan ook wel gelijk, als hij in zijn jongste ge schrift „Beginselen en eischen" zegt, dat hiermede^veel meer moest gere kend worden en dat het eene geheel verkeerde gedachte is als men denkt, dat de Vrije Vniversittit bij voorkeur in de Heraut en in Kerkbode's moet besproken worden. tl ij heeft gelijk, als hij dit een be nepen standpunt noemt, omdat de Vrije Universiteit geene kerkelijke in richting is, in hare theologische fa culteit de wetenschap en niet spe ciaal eene kerk vertegenwoordigt, en daarnaast ook de rechten en de letteren door haar worden beoefend. Aanvulling van het aantal hooglee raren in andere dan de theologische vakken is dan ook dringend noodig. En komt daar weldra het gradueer- recht bij, dan zal ook stellig het aan tal studenten toenemen, en belooft de Vrije Universiteit nog zeer veel voor de toekomst. Dan wordt zij allengs meer de hoogeschool, niet slechts voor de gereformeerde theologie, maar voor de antirevolutionaire partij. Daar lieDt g-e Del al. In een vorig nummer citeerden wij den uitroep van «Roosje Vos«, dat de regeering haar partij «nog, ja nog in handen *heeft« en er is niet veel be grip of doorzicht noodig om de hooze inblazing te verstaan, welke die woor den bedoelden. Maar nu kwam de vorige week de heer H. Gorter in het Volk het nog veel duidelijker zeggen. Hij schreef nl. aan het adres van Fortuijn, «dat iiij nog altijd geloofde, dat 't proletariaat zich zal kunnen en moeten bedienen van algemeene sta kingen ook in den politieleen strijde Dus n et slechts langs parlemen tairen weg, door overreding der kie zers, neen door geheel 's lands bur gerij in ongelegenheid te brengen, willen de heeren Gorter c. s. de markt in handen krijgen. Men zal de takken, waar men op zit, als het anders niet gelukt om eigen zin en toeleg door te zetten, maar driestweg stuk -zagen, er kome van wat wil, al is het tastbaar, dat het aan tal slachtoffers legio wordt. Maar is het niet voor alles noodig, dat onze regeering. zulke knapen in het oog houdt en zich tegen nieuwe onverhoedsche aanvallen wapent. Alleen de geestverwanten der soci aal-democraten kunnen dit in twijfel trekken. III. In de verleden week opgenoemde tek sten is er sprake van wijn en sterken drank als bepaald verbod, of als met-ge bruik. Er blijven van de historische boe ken nog twee plaatsen over, die nadere bespreking vereiscben, omdat men zich juist op deze uitspraken beroept om niet alleen 't gebruik van de gedistilleerde dran ken geoorloofd te achten, maar zelfs te beschouwen als van Godswege aanbevo len. De eene plaats is Deut. 13 26, waar we lezen En geeft dat geld voor alles, dat uwer ziele lusi, voor runderen, en voor schapen, en voor wijn, en voor sterken drank en voor alles, dat uwe ziel van u begeeren zalen eet aldaar voor 't aange zicht des Heeren uwes Gods, en weest vroolijk, gij en uw huis. Wie de vorige verzen leest, begrijpt dat met "dat geld" bedoeld wordt de opbrengst der tiendeu, die eigenlijk in 't Heiligdom thuis behoor den maar door den verren afstand al be dorven konden zijn, eer ze er waren. Daar om sprak Mozes, dat ze de tienden dan maar moesten verkoopen, en voor dat geld mocht de Israëliet Iroopen, wat in't opge noemde vers 26 staat. Schijnbaar hebben de menschen gelijk, die dat vers op zich zelf beschouwende, nu meenen, dat de Heere 't gebruik van sterken drank aan beveelt en veroorlooft. Maar juist 't verband der verzen wijst op 't tegengestelde. Laten we nu eerst 't Correspondentieorgaan spreken, om daarna onze gedachten er over te zeggen Ziedaar dan, zoo men meent, een god delijke aanbeveling voor den sterken drank. Wie rekent er mede, dat we met dit woord in de bedeeling der schaduwen zijn, waarin zelfs de polijgamie, de veelwijverij geoor loofd was? Wie houdt in 't oog, dat deze sterke drank, waarvoor Israël zijn geld ge ven mocht, mee, dadel of palmwijn was, waarschijnlijk goedkooper nog dan gewone wijn, en in elk geval zeer "licht" te ach ten in verhouding tot onze gedistilleerde dranken Wie durft hier dan te denken aan Cognac of brandewijn, alsof deze dran ken van God aanbevolen worden ais feest- dranken om vroolijk te zijn. Wij hebben de Bijbelverklaring er ook eens op nageslagen en dan komt 't ons voor, dat we hier met schaduwen weinig van doen hebben, en 'i geoorloofde van veelwijverij met deze kwestie niets te ma ken heeft. Wat was hier de zaak Een voudig deze, dat we hier te doen hebben met den zoogenaamden tweeden tiend, die twee jaar achtereen naar 't Heiligdom moest gebracht worden bij dat Heiligdom werden de oil'ermaaltijden gehouden, e«i daarmee betuigden zij, dat zij den Heere toebehoorden en van zijn aitaar en als uit Zijne hand leven wilden. Nu is 't toch duidelijk, dat, waar de Heere veroorlooft, om in plaats van bij zijn Heiligdom te eten, dit om den grooten afstand euz. ook mag gebeuren thuis, dat dan toch de be doeling des Heeren nooit kan geweest zijn, om zulke dranken te gebruiken, die den mensch dartel en vethit maken. Juist op zulk een offermaaltijd was 't't (Jog omhoog, 't hart naar ooven en moesten hoofd en hart "in den Heere." vroolijk zijn. De geest was vroolijker, en de ziel sprong van innerlijke vreugde opmaar dat mystieke ziel -leven, dat heilige op wellen van blijheid en dankbaarheid koti zich niet openbaren bij 't gebruik van een anders dan zoeten en verkwihkenden drank, maar geen "sterken". De tweede plaats, waar oolc nog ai eens de aandacht op gevestigd wordt is Nu- meri 28 7. Men zegt, dat de II. S. ons leert, dat de sterke drank zoo uitnemend is, dat hij zelfs den Heere als een heilig drankoffer gebracht werd. Er staat in dat vers En zijn drankoffer zal zijn het vie rendeel eenes Ilins, voor 't eene lam in bet heiligdom zult gij 't drankoffer des sterken drariks den H'èere offeren Als zelfs den Heere 'een drankoffer van sterken diank gebracht wordt, zouden wij dan niet jenever f cognac mogen drinken De ■sterke drank wordt hier zelis geheiligd, niet waar? Schooner aanbeveling van den sterken drank zou waarlijk niet fe vinden zijn, indien hier svaarlijk sterke drank bedoeld werd en zelfs, indien men hier, zoo er sprake was van sterken drank te denkeu had aan onze sterke dranken. Maar noch 't een noch 't ander is waar. Zoover ons bekend is, aldus ons Orgaan, is er niet één uitlegger, die hier onder't drank offer des sterken dranks aan "sterken drank" denkt. Men zie slechts even de kantteekeningen van onzen Staten Bijbel in "verstaat", zoo lezen we daar, wijn, SCHAAMTE. 3) (Historisch.) Frederik had op zijn reizen met die vrouw een groot deel van zijn vermogen doorgebracht, waardoor hij niet weinig in financieele ongelegenheid verkeerde. Evenals de Engelsche milddadigheid zijner vermo gende vrienden, herstelde spoedig zijn geleden verlies, waardoor hij weer in zijn staat was hersteld. Nu kwam hij weer in aanzienlijke krin gen. Jongelieden van rang werden zijn vrienden, en door zijne schranderheid en algemeene rijke ontwikkeling werd hij weer met een post van eer en vertrouwen be last. Hij maakte een reis naar Holland, later nog een naar Duitschland, en keerde toen met een aanzienlijk vermogen naar Engeland terug. Nu begon het lieve leventje weer op nieuw. Ongodsdienstigheid, weelderige buitensporigheden en speelzucht kostte hem verbazend veel geld. Dag aan dag ging hij uit. Groote sommen gelds werden in de waagschaal gesteld tegen zeer geringe kansen. Twee vrouwen werden door hem van hun levensonderhoud voorzien. Het kon zoo niet langer. Zijn vermogen ver minderde en de onrust in zijn geweten vermeerderde. Hij zag zijn algeheelen ondergang met rassche schreden naderen, In een angstigen droom zag hij zijn brave moeder voor zich staan, die hem tederlijk waarschuwde voor een ongelukkig einde, zoo hij op dien slechten wegwilde voortgaan. Hij ontwaakte van schrik en neemt zich voor zijn leven te verbeteren. En werke lijk hij rukte zich los van zijn wereldsch gezinde vrienden, verbrak de gemeenschap tusschen hem en de beide vrouwen en be gon dadelijk een meer geregelde leefwijze. Och of toen een eerlijk man met den verleidden jongeling was bekend geworden, die hem op menschkuudige gemoedelijke en verstandige wijze met den waren aard van het Evangelie had bekend gemaakt en de nu ontbloots grondslagen van het moederlijk onderricht had weten op te sporen, opdat hij heengeleid ware gewor den naar de eeuwige Bron van kracht en troost. Onder de middelen tot zijn voorgenomen verbetering meende hij dat het voor hem in de eerste plaats noodzakelijk was een eer lijke echtverbintenis, en zou hij met een dame tLonden in hst hu.vslijk treden. Dit meisje had geen geld, maar was onbesproken, en sedert hare verkeering met Frederik had deze zijn losbandig leven verlaten voor een groot gedeelte ook door haren goeden iiivloed op .hem. Voor de toekomst be hoefde zij zich niet bezorgd te maken, aangezien hetgeen hij van zijn familie te wachten had hem genoegzaam vooruit zicht gaf. De reine liefde was de band, die dit brave meisje aan hem ver bond: Het geluk lachte hun toemaar nu begonnen ook pas recht de rampen. Had hij in de toekomst veel te wachten, op het oogenblik had hij een weinig hulp noodig voor het huwelijk kon voltrokken worden. Hij begaf zich naar zijn erfoom, maakte zijn toestand bekend en verzocht zijn hulp Alles was tot zijn dienst, maar onder een voorwaarde, bijna te schandelijk om te noemen. Een nog ongehuwd meisje stond moeder te worden van een kind, waarvan niemand anders dan Oom vader was. Het verzoek van neef Frederik scheen voor oom een schoone gelegenheid te zijn om zijn schande te dekken. Jonker Frederik werd voor de keus gesteld dit meisje te trouwen, en zijn fortuin -zou gemaakt zijn. Maar het gevoel van eer als edelman liet hem niet toe de minnares van een ander te trouwen. Het vooruitzicht van een Oom, van wien hij afhankelijk was telkens hij zich te zien, en zelf alleen als dekkleed te dienen voor een voortgezet en hem onteerend leven van ontucht, en bovendien zijne verbintenis en zuivere liefde voor zijn bruid, deed hem dit voorstel kort eu goed van de hand wij zen. En met deze weigering scheen hij den oorlog verklaard te hebben. Zijn Oom, tienmaal slechter dan de neef, ver bood hem zijn huis, wilde hem niet meer zien en onttrok hem alle onderstand. Wat stond hem nu te doen? Zonder geld, zonder hoop op bevordering bleef het hart zijner beminde zijn eenigen troos t. Omdat oom zich geheel aan hem onttrok, geraakte hij in schulden, en werd met gijzeling bedreigd indien hij binnen een bepaalden tijd niet betaalde. Omdat te voorkomen nam hij van zijn voornaamste vrienden en van zijn beminde een hartelijk afscheid. Zijne bedoeling maakte hij aan niemand bekend dan alleen aan haar met wie hij steeds in den echt verbonden hoopte te worden. Hij was te vol schaamte om zijn toestand bloot te leggen. Hij begaf zich aan boord van een Bom- schip, dat uitgeklaard werd voor de Elve in de hoop zich voorloopig in Hamburg of Altona te gaan vestigen. Vandaai zou hij aan zijn tante en zuster die te Kopen - hage woonden schrijven en hen verzoeken zijn pardon bij den Koning te bewerken, opdat hij weer in zijn vaderland zou kun nen terug keeren zonder vrees voor eene onteereude vervolging wegens desertie Dan zou hij, geholpen door die twee leden zijner familie, zijn beminden uit Londen doen overkomen en te Kopenhage trouwen. Zijn plannen waren test. Maar teleur stelling stond hem te wachten. In plaats van naar de Elve zette de schipper koers naar Holland Het was zooals het spreekwoord zegt in den letter lijken zin van het woord >Hü zat in het schuitje en moest varens. Zoo kwam hij dus, geheel tegeu zijne bedoeling, iu ons vaderland aan. Maar wat zou hij hier doen Geen kennissen, veel minder vrien den, en ook geen middel van bestaan, van alles en allen verlaten, op punt yan in armoede en gebrek te vervallen (hetwelk voor den zoon van een rijk edelman veel beteekent) bedacht hij allerlei plannen hoe hij zich redden kon, maar alles werd hem als bij de handen afgebroken. Het was in het laatst van November 1795 toen hij te Rotterdam was aange komen, en reeds was het jaar 1796 toen er voor hem nog niet het minste uitzicht op verbetering was. Hij was gelogeerd in het logement de Dode en zijn middelen van bestaan vermindeiden om er wanhopig van te worden. Daar rijst een denkbeeldHet is om van te schrikken! Stelen? Hij, een edel man »Neen dat nooitis zijn beslist antwoord. Maar het is winter. Maar, zoo redeneerde hij verder, ik zou een soort leening kunnen aangaan. Doch van wien »Niemand kent mij*. En juist dat niemand hem kende bracht hem ten val. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1903 | | pagina 1