Ouddorp, 21 Oct. Heden Vrijdag zal
Mr. Z. Hameeteman en zijne Echt-
genoote deze gemeente, zijn geboorte
plaats, voor de tweede maal verlaten
met het s.s. »Rotterdam« naar Amerika
(Paterson). 24 jaar geleden bezocht hij
ook zijn vaderland. De vriendschap
en gastvrijheid in deze paar maanden
tijdens zijn verblijf gegoten, kan hij
niet naar waarde uitdrukken en be
tuigde hij ook zijn oprechten en wel-
gemeenden dank. Maar ieder die deze
Hollander-Amerikaan van nabij kent,
zou hem niet anders dan de meeste
gunst bewijzen. Arm of rijk, eenieder
aie bij hem komt, hij is alle Hollan
ders tot hulp en vraagbaak in den
vreemde, zorgt dat werklui werk krij
gen en voorts stelt hij ieder op de
hoogte met het land en gewoonten
daarvan. Vele oude vrienden, zooals
's werelds loop is, ontmoette hij niet
meer, maar maakte weer met jongere
kennis.
Ook op Christelijk gebied bespeurde
hij geen vooruitgang, alsmede mistte
hij ook de Christelijke bijeenkomsten,
welke vroeger zoo gezellig werden ge
houden in deze gemeente, hetwelk ook
treurig voor hem was. Voorts waren
toch de dagen van hun bezoek aan
genaam voor hen geweest. Moge de
Heere hen bp reis en hunne verdere
levensdagen vergezellen, dat zij in
goeden welstand aan de overzijde
hunne familie en betrekkingen mogen
terugvinden en het weinige goede
nieuws aan hunne landgenooten ver
tellen. (Part. Corresp
Ter vervulling van den milicien
Nederveld, die op 15 Oct. jl. aan het
aandeel van deze gemeente in de
lichting 1903 ontbrak, zal in 1904, als
houder van het aan de beurt liggend
hooger nummer worden opgeroepen:
Anthonij van der Linde, no. 21.
De alhier gestationneerde hengst
is door den ex-commandant Bresier
aangekocht voor Transvaal.
Spijkcnisse. Ruim 30 jongelieden
hebben zich in deze gemeente aange
meld tot het ontvangen van voorberei
dend militair onderricht. Naar aan
leiding van een onderhoud dat de lui
tenant, belast met de leiding van ge
noemd onderricht met eenige jonge
lieden had, zullen de oefeningen ge
durende dezen winter des Woensdag
en Donderdagsavonds gehouden wor
den in een lokaal van den Heer Jb.
van Pernis, aan de Nieuwstraat al
hier.
In zijn laatste vergadering besloot
de Raad dezer gemeente de kosten
te dragen voor den aankoop van de
noodige gymnastiektoestellen.
De WelEerw. Heer Erdman,
Theol. cand. te 's Gravenhage heeft
het beroep der Ned. Herv. Gemeente,
alhier, aangenomen.
De Uitslag der loting voor de
Nat. Militie, voor deze gemeente, he
den te Brielle plaats gehad hebbende,
is als volgt
8 M. J. van Aken.
2 L. van 't Hof. brd.
10 A. R. de Meij Mecima. brd.
14 P. A. van der Kolk.
4 J. Luiten.
7 J. Lieve.
3 A. van Hamburg.
6 Gerrit Louter.
11 P. Sneep. brd.
5 A. Kweelcel. brd.
9 A. Velgersdijk. gebr.
12 A. van Hulst.
15 J. Mak.
13 Chr. Timmer.
1 A. M. van Trierum.
I11 drift.
meente over het dienstjaar 1903, benevens
de Rekening dezer gemeente over het
diensjaar 1902. Wordt voor kennisgeving
aangenomen.
Vervolgens komt in behandeling de Re
kening van het Algemeen Burgerlijk Arm
bestuur alhier over het laatst afgeloopen
jaar, bedragende in ontvang de som van
480,81 Yj en in uitgaaf de som vanf 459,12,
alzoo sluitende met een batig slot ter
somma van 21,69 Va- Voormelde rekening
wordt met algemeene stemmen goedgekeurd.
Wordt voorlezing gedaan van een inge
komen verzoekschrift van Mej. C. v. d.
Handel, onderwijzeres aan de Openbare
Lagere bc.hool alhier, daarbij tegen 1 No
vember e k. eervol ontslag aanvragende
uit hare voornoemde betrekking. Met een
parige stemming wordt het gevraagd ont
slag eervol verleend met ingang van 1 No
vember as. Hieivan zal aan de eervol-
ontslagene en aan Heeren Gedeputeerde
Staten van Zuid-Holland kennis worden
gegeven.
Op een verzoek van den heer F. de
Gidts alhier, om 1't2 afschrijving van zijne
aanslag in den Hoofdelijken Omslag wordt
met algemeene stemmen goedgunstig be
schikt.
Wordt aangeboden de begrooting dezei
gemeente voor het dienstjaar 1904, be
dragende in ontvang en uitgaat de som van
f 12828,07.
Komt aan de orde de vaststelling van
een tariet tot hefQng van kaaigeld binnen
deze gemeente met ingang van 1 Januari
a.s. aangezien met dien termijn die heffing
alhier expireert. Na eenige discussiën over
de wenschelijkheiom over te gaan tot
verdere bestraling der peekade, werd het
bedrag der te heffen belasting overeen
komstig het vroeger tarief vastgesteld.
Dit Besluit zal aan heeren Gedeputeerde
Staten dezer provincie worden ingezonden
tot het bekomen der vereischte Koninklijke
Bekrachtiging.
Wordt overgegaan tot de benoeming van
een Ambtenaar van den Bvrgerlijken Stand
ter voorziening in de vacature, ontstaan
door d« periodieke aftreding van den Heer
M. Breen als burgemeester. Tot de stem
ming overgaande, worden uitgebracht 7
stemmen waarvan 1 in blanco en 6 vereenigd
op den Heer M. Breen, zoodat opnieuw
tot Ambtenaar van den Burgerlijken Stand
is verkozen de heer M. Breen. Van deze
benoeming zal aan den Heer President bij
de Arrondissement- Rechtbank te Rotter
dam kennis gegeven worden.
Als nu wordt overgegaan tot de benoeming
van eene onderwijzeres aan de Openbare
Lagere School in deze gemeente ter voor
ziening in de vacature, welke is ontstaan
door het verleend eervol ontslag aan Mej.
C. v. d. Handel. Op de voordracht zijn
geplaatst de dames M. Roetman te Slie-
drecht, J. Snijder te Nieuw-Hevoet en W.
van Dam te Renswoude.
Tot de stemming overgaande, worden
uitgebracht 7 stemmen, welke alle zijn ver
eenigd op Mej. M. Roetman te Sliedrecht.
Alzoo is tot onderwijzeres aan de Open
bare Lagere School in deze gemeente ver
kozen Mej. M. Roetman tegen eene jaar
wedde van f550, met vierjaarlijksche ver
hoogingen ten bedrage van f50 ieder.
De infunctietreding wordt bepaald zoo
mogelijk op 1 November a.s. waarvan aan
de benoemde zal worden kennis gegeven.
Na afdoening der punten vermeld op de
agenda, wenscht de heer Vogel aan den
Raad mede te deelen, dat hij gedurende
den tijd, dat hij Wethouder is tegenwoor
dig geweest bij de opname van de Ge
meentekas, zoodat hij zich voor eventueele
schade niet verantwoordelijk stelt.
Ten laatste vraagt de Heer Goedkoop
eenige inlichtingen omtrent de bestaande
vacature van Onderwijzer met verplichte
Hoofdacte, waarop de Voorzitter te kennen
geeft, dat die vacature vermoedelijk binnen
eenigen tijd vervuld zal kunnen worden.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt
de vergadering door den Voorzitter ge
sloten.
Ingezonden Stukkest.
Buiten verantwoordelijkheid van Redactie
en Uitgever.
Mijnheer de Redacteur.
Nieuwe Tonge, 18 October 1903.
Den WelEd. Heer BARENDEEGT.
WelEdele Heer!
Met genoegen ga ik de degens met U weer eens
kruisen. Het zal me niet moeielijk vallen U weer
uit de nieuwe verschansing te drijven, waarach
ter U nu de voorstanders der vaccinatie zijt gaan
bestrijden. Ziet U in het feit, dat bij het voorkomen
van een geval van pokken afzonderingder lijders
wordt nagestreefd een bewijs, dat de doktoren
niet zoo overtuigd zijn van het nut der vaccinatie
Hoe is het mogelijk. De zaak is toch zoo eenvoudig.
Een oogenblik nadenkens doet dit toch als van
zelf sprekend uitkomen. Zijn alle menschen dan
gevaccineerd? Wel neen, dit weet U toch ook
wel. Een groot deel der kinderen worden immers
niet ingeënt, vóór ze naar school gaan en er zijn
immers zeer veel volwassenen, die slechts in hun
schooljaren ingeent zijn en bij wie de vaccinatie
30, 40 en meer jaren geleden is. Dat deze laatsten
de pokken kunnen krijgen, al is het dan meest in
lichten graad, zal wel niemand ontkennen en dat
vooral de honderdduizenden van nog niet gevac
cineerde kinderen in de eerste plaats zoo veel
mogelijk door afzondering van poklijders tegen
de besmetting beschermd moeten worden van
staats-jof gemeentewegen, is volkomen duidelijk.
Hiér is dus heelemaal geen tegenstrijdigheid op
te merken. Men hoeft toch waarlijk niet geleerd
te zijn, om dit dadelijk in te zien; een weinigje
gezond verstand is voldoende.
Nu krijgen we de kwestie van het al of niet
afdoende der afzondering der lijders. Het geheel
en al onvoldoende daarvan, is op verschillende
manieren te bewijzen
le. De geschiedenis der pokken heeft dat met
droevigen nadruk eeuwenlang doen zien. Voorde
uitvinding der vaccinatie waren afzondering der
lijders en ontsmetting of verbranding der voorwer
pen, die met hen in aanraking geweest waren,
de eenige middelen die aangewend konden wor
den en werden aangewend.En de uitkomsten?
In Europa stierven vóór een eeuw jaarlijks meer
dan 400.000 menschen aan de pokken in Duitsch-
land meer dan 70,000, na de invoering van de
verplichte vaccinatie en revaccinatie slechts 57.
2e. Voor iemand, die op de hoogte is van de
wijze, waarop de smetstoften der besmettelijke
ziekten op andere menschen overgaan, is het reeds
van te voren duidelijk, dat afzondering derpok-
kenlijders geheel onvoldoende moet zijn. Deze
smetstof is niet uitsluitend gebonden aan de
verschillende uitwerpselen derlyders, die ontsmet
zouden kunnen worden, maar is zoo vluchtig, dat
door de lucht de smetstof zich overal heen ver
spreidt evenals die der mazelen en der influenza.
Evenmin als men deze ziekte door afzondering
der lijders kan tegengaan in haar verbreiding,
evenmin kan men dat de pokken, zooals telkens
ook gebleken is.
3e. In Engeland in de gemeente Leicester heeft
men dit stelsel der afzondering in de praktijk
beproefd. Zij die meenen, dat afzondering en
ontsmetting voldoende wapenen opleveren tegen
de pokken, beroepen zich telkens op de epidemie,
die daar in 1892—93 heerschte. Deze stad had
zich reeds jaren te voren toebereid voor het
bestrijden der pokken, het ziekenhuis was erop
ingericht. En welke uitkomsten leverde dit nu?
Wel deze, dat niettegenstaande dat afzonderen en
ontsmetten, toch nog 193 gezinnen door de pokken
werden aangetast, waarin 1234 personen de ziekte
kregen. Hier bewees dus de ervaring weer duidelijk
het onvoldoende van dit stelsel. Wat bleek nog
meer in het hospitaal I Er waren hierin o.a. 158
patientjes met roodvonk. Hiervan waren 84 kin
deren ingeent en géén dezer werd aangetast!
maar va'.i de 74 niet-ingeënten kregen er 13 de
pokken en stierven er 3. De afzondering bleek dus
geheel onvoldoende, maar de inenting handhaafde
haar ouden roem.
Maar ai gaf de afzondering der lijders bij vol
komen toepassing goede uitkomsten, dan zou het
nog geheel verkeerd zijn, daarop alles te laten
aankomen, omdat deze afzondering
4e. Practisch geheel onvoldoende zou zijn uit
te voeren. Immers waar zijn hier de pokkenhos-
pitalen, waar al het personeel daarvoor noodig
Nergens.
Wat zou afzondering in N.-Tonge bv. een holle
klank zijn? Er zijn hier huishoudens, waar ze
met hun vieren in één bed slapen en een voldoende
gelegenheid om zulke vreeselijk besmettelijke
ziekten af te zonderen is er in heel Flalckee niet.
Bovendien zou men in groote steden vaak ver
schillende zeer besmettelijke ziekten tegelijk kun
nen krijgen en zou men de pokken moeten laten
woeden, »rn zich tegen de pest en cholera door
afzondering te verdedigen. Dit is dan ook' bv. te
Rotterdam gebeurd.
5e. Afzondering is niet altijd mogelijk, omdat
de pokken soms zoo licht verloopen, dat de zieken
niet eens geneeskundige hulp gaan zoeken en deze
zieken loopen na enkele dagen weer overal rond
en kunnen de ziekte dan wijden zijd verspreiden.
Deze ervaring is ook opgedaan tijdens de epidemie
in Glasgow, die ik reeds vroeger ter sprake heb
gebracht. Toen men huis aan huis ging zoeken
naar poklijders, vond men er talrijke die geen
dokter gehaald hadden, omdat ze zoo weinig ziek
zich gevoelen en eerst toen op reusachtige schaal
werd gevaccineerd en gerevaccineerd kwam de
ziekte tot staan.
6e. Verder bleek, dat het pokkenhospitaal een
bron van besmetting wa3 voor de omgeving. Daar
kwamen de meeste gevallen van pokken voor,
hoewel het overigens een der gezondste stadsge
deelten was. Dus afgezonderd ol niet blijken pok-
kenlijders een gevaar voor de omgeving te zijn.
7e. Wil ik wijzen op het wreede van de afzon-
deringsmaatregelen die toegepast zouden moeten
worden als U uw zin kreeg. Voigens U zouden
in zulke gevallen, de ouders van de kinderen, de
man van de vrouw en omgekeerd moeten worden
weggehaald met liet verbod, om hen ooit meer
terug te zien en noch bij hun ziekbed, noch bij
stervenssponde te staan. Voorwaar, zij zouden
kunnen uitroepenUwe voorgangers hebben ons
met geeselen geslagen, maar Gij hebt ons met
schorpioenen gekastijd
Uit dit alles blijkt dat afzondering der lijders
enz. geheel en al onvoldoende is en in de over-
groote meerderheid der gevallen practisch boven
dien geheel onuitvoerbaar, is en verder, dat het
„teeken van den hemel" ten nadeele der maatre
gelen gegeven, is reeds sedert eeuwen en eeuwen
en nog eens bijzonder duidelijk in 't bovengenoem
de Leicesterde afzondering had nog meer dan
1200 slachtoffers in de stad, de inenting zonder
afzondering in het pokkenhospitaal had bij de
kinderen volkomen succes. Mijnheer Barendregt
volgens uw eigen belofte zult U nudus uw over
tuiging tegen de vaccinatie moeten opgeven. Mijn
nadrukkelijke vraag is nudoet U dit nu Ja
of neen. We hebben hier een afdoend antwoord
dan tegelijk op de vraag of U tegen alle bewijs
in, aan uwe overtuiging vast blijft hangen. Blijkt
dat zoo, dan zou ik dit liever zeggen, want dan
is verder redeneeren doelloos.
Nu krijgen we weer wat over mijn „Her-
kingsche hoogte". Die onzin wordt nu werkelijk
weer herhaald. Wat is hier nu in 'tspel bij u?
Gebrek aan oordeelsvermogen of gebrek aan goede
trouw? Ten eerste zijn de eene woorden van mij
en de andere van Dr. Vroesom de Haan, zooals
ik heb gezegd en verder door aanhalingsteekens
heb doen zien. Hoogstens zou er dus eenig3zins
verschil zijn tusschen zijn woorden over die ge
varen en de mijne. Dus u hebt al vast geen recht
meer mij te betichten van verschillende uitla
tingen. Als u niet goed lezen kunt, laat het dan
er over te schrijven. Maar verder is het nog ge
heel en al buiten de plank, wat u schrijft daar
over. Dr, Vroesom de Haan zegt evenals iedereen,
dat er aan de vaccinatie gevaren verbonden zijn,
maar dat die onbekend zijn erkent hij later even
zoo nadrukkelijk en toont dat nog eens expres
aan door de uitkomsten van de inenting van
meer dan 20,000 kinderen tegenover Dr. X.
Ik zeide: dat ernstige en blijvende nadeelen
aan de gezondheid der kinderen zoo zeldzaam
zijn, dat die gevaren onbeduidend zijn. Dat zeg
gen alle deskundige commissies door mij genoemd,
en alle geneeskundigen van Nederland.
Als dit zoo is, dan heb ik het volste recht om
te zeggen: „dat alleen drijvers daaruit een wapen
kunnen smeden, om een overigens zoo buiten
gewoon nuttige uitvinding te bestrijden."
U legt me telkens de woorden „dweper" in den
mond, hoewel ik nadrukkelijk verklaard heb, dat
het verslag hier onjuist is. Dit is ook al geen
bewijs van kracht, Nu; is er nu eenig belangrijk
verschil op te merken, tusschen mijn woorden en
die van dr. Vroesom de Haan? Hieruit blijkt
dus, dat u niet in staat zijt, zulke dingen goed
te lezen en dat u in uw kortzichtigheid, andereu
fouten verwijt, die alleen in uw brein bestaan.
Verder blijkt hieruit weer, hoe gij telkens het
over allerlei bijzaakjes hebt, die niets met de
hoofdzaak te maken hebben. We hebben het hiet
over het nut der vaccinatie. Over dat nut en de
onbeteekenendheid der er aan verbonden geva
ren, zijn dr.- Vroesom de Haan en ik het vol
komen eens. Maar al was er nu eenig verschil
tusschen onze woorden, dat doet immers niets
ter zake. Dat zijn allemaal nietigheden, geschikt,
om de aandacht van de hoofdzaak af te leiden.
U moet mijn reeksen bewijzen ontzenuwen. Daar
op wachten de lezers. Kunt u dat niet, welnu,
zeg het dan openhartig en ga dan voor mijn part
voort met verdachtmakingen, zooveel als u wilt.
Wat u tot nog toe hebt geleverd, wilt u toch
niet in ernst als bewijzen plaatsen tegenover de
mijnen? Totdat we wachten op die weerlegging,
wil ik echter nog op enkele bijzaken antwoorden.
Allereerst weer een verwjjt daarover, dat tl weer
misbruik maakt van een onnauwkeurige plaats
in het oorspronkelijke verslag. Juist uit het feit,
dat mijn vader ook geen voorstander was van
de vaccinatie, had u moeten begrijpen, dat het
niet waarschijnlijk was, dat ik alle menschen
die niet met de inenting wegloopen, dwepers
genoemd heb. Zelfs 11a mijn uitdrukkelijke ver
klaring daaromtrent, blijft u daarop hameren. Hoe
is dat vereenigbaar met de goede trouw Wel
meen ik dat onder de tegenstanders der vacci
natie vele dwepers voorkomen. Onder de zeer
godsdienstige menschen komen dwepers voor,
naar mijn meening, maar daarom beschouw ik
ieder, die zeer godsdienstig is nog niet als een
dweper. Hier in mijn praktijk ken ik enkele
huisgezinnen, waar de kinderen niet worden in
geënt om godsdienstige redenen. Voor hen heb
ik eerbied, omdat ik weet, dat die menschen
meenen, dat die vaccinatie niet geoorloofd is en
omdat ze zich moeite geven voor de opvoeding
dier kinderen, terwijl zij aan den anderen kant
geen behoefte gevoelen, de inenting uit een ge
neeskundig oogpunt te bestrijden. Daarvoor zijn
ze, juist als mijn vader, te verstandig voor. Ze
begrijpen, dat ze daarover niet kunnen oordeelen.
Als mijn vader zich niet over den geneeskundi
gen kant van het vraagstuk uitliet, was het niet,
omdat hij zijpe woorden niet tot zijne beschikking
had, (zijn godsdienstig standpunt wist hij heel
wat klaarder en zuiverder uiteen te zetten als
u het uwe). Zijn waarheidsliefde en gezond ver
stand hield hem er van terug.
Als ik bv. in de kwestie van invoerrechten
het niet in iiet hoofd krijg, om daarover open
lijk te gaan schrijven, dan is dat niet, omdat ik
mijn woorden niet tot mijn beschikking heb,
maar omdat ik verstandig genoeg ben, om te
weten, dat il^fdaarover niet als deskundige kan
spreken. Daarvoor heb ik die kwestie niet grondig
genoeg bestudeerd. Eu toch geloof ik nog wel
iets meer af te weten van staathuishoudkunde
dan IJ van geneeskunde. Een verstandig mensch
bedenkt echter, dat het gewaagd is zich te begeven
buiten zijn kennen. Welk recht hebt U, mij
een openbaar tegenstander van den godsdienst
te noemen? Denkt U daarmee Uw zaak te kunnen
redden? Dat zijn toch fraaie manieren. En is mijn
inenting daarvan de oorzaak? 'tls om te lachen.
Maar U die zoo'n felle tegenstander der vacci
natie zijt, die ze afgoderij noemt handelde U
volgens Uwe overtuiging, toen U Uw zoontje
liet inenten En is die inenting soms ook de
verklaring van den geestelijken toestand, waarin
U verkeert? Om op die kwestie van die gevaren
nog eens terug te komen, wil ik eraan herinneren,
dat ik de vaccinatie niet gelijk wil stellen met
scheren enz., want dit laatste dient nergens toe,
terwijl de vaccinatie zoowel persoonlijk als
maatschappelijk van de grootste beteekenis is.
'kHeb alleen gezegd, dat het onbillijk is, van
de vaccinatie te eischen, dat ze nooit of te nim
mer eenig schadelijk gevolg zou hebben. Maar
'k heb daarmee den vaccinatiedwang niet willen
verdedigen. Daarvoor heb ik andere redenen
opgegeven, 't Heb gezegd, dat ik me begrijpen
kan, dat men godsdienstige bezwaren heeft tegen
de vaccinatie. Maar dat het dwaas is, met het oog
©p die geringe gevaren de vaccinatie te veroorde
len, want dan kan men allerlei geneeskundige han
delingen veroordeelen en alle alledaagschen er
bij. Chinine is een van onze heerlijkste middelen
het souvereine middel tegen de moeraskoorts.
Maar in enkele zeer zeldzame gevallen is het
gevaarlijker dan de moeraskoorts zelf. Op dien
grond tegen de chinine te velde te trekken is
onzinnig en onredelijk. Evenzeer is het onredelijk
op dergelijken grond tegen de vaccinatie te
strijden. Of daarin echter een staatsrechterlijk
bezwaar ligt, om vaccinatiedwang in te stellen,
is weer een heel andere kwestie. Dat begrijpt
U toch zeker ookf wel. Maar die gevaren werden
besproken op zichzelf als reden om de vaccinatie
af te keuren, en dat-is dwaas, evenals het afschaf
fen van de school om gezondheidsredenen en
evenals al de andere dingen die ik opgenoemd heb.
Dat is duidelijk, dunkt me. De rest van Uw schrij
ven is niet veel woorden waard. De verdachtmaking
van de geneeskundigen zal hen niet schaden.
Bij elk weldenkend mensch zal U daarmee Uw
zaak slechts meer bederven. Alleen wil ik U er
op wijzen, dat praatjes over rekeningen van am
bachtslui hier niet met het onderwerp te maken
hebben. Vroeger moest een doktersrekening bij
gebracht worden in den strijd tegen mijn bewij
zen van het nut der vaccinatie. Voorwaar, een
degelijke bestrijding. Zoo iets pakt nu nog eens!
Wat U, meent te berde te mogen brengen, omtrent
karakter en godsdienstige denkwijze, is een
bewijs van weinig menschenkennis. Of iemand
zelfzuchtig is of geneigd anderen te dienen,
wordt volstrekt niet bepaald door de godsdien-
dieustige meenigen van de persoon in kwestie.
Onder alle richtingen en partijen, orthodoxen,
modernen, godloochenaars, Roomschen, Joden,
enz. worden slechte en goede karakters aange
troffen, evenals onder alle rangen en standen
der maatschappij. Niet zoozeer de richting is
daarbij de hoofdzaak, maar juist het karakter der
personen, dat ze door geboorte en gedeeltelijk,
door uitwendige omstandigheden gekregen heb
ben. En onder die uitwendige invloeden is de
godsdienstige omgeving waarin iemand leeft,
dikwijls een invloed in gunstigen zin, maar zeer
dikwijls ook in ongunstigen. Overigens kan ikU
nog meedeelen, dat ik een rekening van am
bachtslui meestal betaal zonder ze in te zien.
'k Heb vertrouwen genoeg in deze mijn dorps-
genooten, om te weten, dat ze een behoorlijke
belooning voor hun diensten verlangen. Daar sta
ik zelt op. Gelukkig ben ik nog niet zoo kwaad
denkend als U, 0111 mijn medemensehen dadelijk
van lage bedoelingen imdat opzicht te verdenken.
Nu zullen we verder de mededeelingen krijgen
van den antivaccine-dwangbond. Nu, daar ben
ik benieuwd naar. De waarheidsdrang van dien
bond hebben we al leeren kennen. Wel 011 partige
en deskundige personen I Daar zullen verstandige
leeken wel veel waarde aan hechten, even als
aan bewijzen van Roomsch-Katholieken over de
heiligheid van den Paus of over de slechtheid
van Luther en Prins Willem I. U 'kunt die „be
wijzen" echter gerust ook in Uw zak houden,
want Dr. X. de Secretaris van dien bond, die toch
wel beter dan U zal weten, hoe de vaccinatie kan
aangevallen worden, heeft voor enkele maanden reeds
erkend, dat de vaccinatie beschermt tegen de pokken,
dat de gevaren er aan verbonden niet groot zijn, en
dat tijdens een pokkenepidemie afzondering enz.
onvoldoende is en door vaccinatiedwang moet worden
ondersteund.
C. VAN GELDER.
Nieuwe Tonge, 19 October 1903.
Den WelEdelgestr. Heer H. DE WILDE.
WelEdelgestrenge Heer 1
Met wederkeerige verbazing heb ik kennis
genomen van uw schrijven. De reden hiervan
door U genoemd, scheen me niet voldoende ter
verklaring van het merkwaardige feit, dat mijn
debat met den heer Barendregt belangrijk genoeg
schijnt, om een officier van den generalen staf
van het Antirevolutionaire leger te bewegen, zich
in den strijd te mengen. Is de opgegeven reden
de eenige? Of vindt U, dat de heer Barendregt
den bestrijders van den zijdelingschen vaccinatie
dwang een slechten dienst bewezen heeft, door
zich onder de strijders te mengen Eu de opge
geven reden is toch geen verklaring voor het
feit, dat U na het uitspreken van Uwe verbazing,
waarom het u te doen was,| U verder geroepèn
acht de waarde van het „pro en contra" te gaan
beoordeelen in dit debat. Acht U onze Elakkeeë-
naars daartoe zelf niet in staat? De drijfveeren
van uw verders zich mengen in dezen stryd hebt
U dus niet vermeld. Zou het niet gewensclit zijn
deze te noemen, om te weten, hoe wij in dezen
tegenover elkaar staan Dat voorkomt soms veel
misverstand. Toen ikjuw naam zag, dacht ik: nu
zal ik een geduchten tegenstander voor me krijgen,
'k Dacht aan den strijd tusschen Ajaic en Ulysses
en herhaalde bij me zelfs
„Hector adest, secumque deos in proelia ducit
ltuaque ruit, non tu tantum terreris, Ulixe,
Sed fortes etiam: tantum thrahit ille timoris."
U schijnt van 't Latijn te houden (ik ook). Als
U Latinist zijt, zal U de vertaling wel niet moeielijk
vallen.
Toen ik echter Uw stuk bedaard doorlas, zag
ik echter spoedig, dat de strijd nogal vol te houden
zou zijn. Want waar ik mij het meest over ver
baasde. was het gebrek aan degelijkheid, dat Uw
schrijven van het begin tot het eind kenmerkt.
Zonder U eerst goed op de hoogte te stellen van
het geen door den Heer Barendregt en mij geschre
ven is, grijpt U enkele uitlatingen aan als strijd
leus en slaat in het wilde op me los, zonder te
weten, in hoever U vriend of vijand voor U hebt.
Tot strijdleus wordt genomen: de kwetsende en
laatdunkende wijze, waarop de Heer Van Gelder
zich veroorlooft .zijn tegenstanders op dit stuk
te lijf te gaan. Nu nog mooier? Dit is gemakkelijk
gezegd, maar beter zou het geweest zijn, als U
daarvan de bewijzen had trachten te leveren.
Ik zal uw manier in dit opzicht niet navolgen,
maar het bewijs leveren van het volkomen onware
daarvan. Men had me voorgesteld, den Heer
Barendregt toe te roepen .-^schoenmaker houdt
je bij je leest," maar dit vond ik een laatdunkende
behandeling, die ik hem niet heb willen aandoen,
'k Heb al zijn bezwaren naar mijn beste weten
beantwoord, zelfs allerlei vragen beantwoord, voor
een leek meestal van geen belang, maar door hem
blijkbaar gedaan in de hoop, dat ik ze niet zou
kunnen beantwoorden, 'k Heb hem steeds met
bewijzen bestreden op wetenschappelijke manier
en hem persoonlijk nooit beleedigd. Hij daaren
tegen heeft herhaaldelijk op kwetsende wijze
gesproken over de geneeskundigen hen gebrek
aan waarheidsliefde) verweten, hen beschuldigd
van 't najagen van geldelijk gewin met de vacci
natie en mij in. zijn laatste stuk een openbaar
tegenstander der godsdienst genoemd.
Om al die uitvallen maak ik me volstrekt niet
kwaad. Ik lach er om, als iemand op die manier
zijn onvermogen om zijn standpunt te verdedigen,
zoo openlijk toont en zich bovendien bij elk wel
denkend mensch doet kennen van een minder-
gunstige zijde, U keert dus juist het blaadje om.
Dat ik wat ik geschreven heb, niet smè ira et
studio geschreven heb. is duidelijk. Maar 'kheb
niets ge»chreven, dat ik hiet ten volle verantwoor
den kan, al heb ik het niet altijd zoetsappig ge
zegd. Maar doordat U eigenlijk niet weet, wat ik
geschreven heb, legt U mij allerlei beweringen
in den mond,-die ik in het geheel niet beweerd
heb en gaat daarop dan een acte van beschuldi
ging of bestrijding opstellen. Dat is wel een mak
kelijke, maar geen degelijke manier van strijden.
Bij liet uiteenrafelen van uw schrijven zal dit
overduidelijk blijken.
le. Komt U voor den dag met de bewering, dat
volgens mij alleen de tegenstanders der vaccinatie
met gemoedsbezwaren een eerlijkstandpunt inne
men. Dit is alvast geheel verkeerd. Hoe komt
U toch tot zoo'n besluit 'k Heb gezegd, dat vele
tegenstanders met gemoedsbezwaren eeii m,i.
volkomen eerlijk standpunt innemen, maar dat
anderen om hun godsdienstig standpunt te verde
digen, zich op wetenschappelijk terrein gaan
begeven en daar trachten wit zwart te praten.
Maar daaruit volgt toch niet dat er volgens mij
geen menschen zijn, die om geneeskundige redenen
tegen de vaccinatie zijn en daarbij volkomen eer
lijk meenen, dat deze weinig nut oplevert of
gevaarlijk is? Als U dat besluit hieruit trekt, is
het toch treurig met Uw logica gesteld.
Er zijn, helaas, leeken genoeg, die zich door
tegenstanders van vaccinatie dwang, die zich
voordoen als tegenstanders van de vaccinatie
deze overtuiging hebben laten bijbrengen en die
dit argeloos gelooven en nu ook tegenstanders
zijn geworden der vaccinatie. Deze menschen zijn
natuurlijk zeer vaak ter goede trouw; de oneer
lijkheid is slechts gelegen bij die andere zooge
naamde tegenstanders. O. a. ook met het oog
daarop heb ik mijn voordracht in N. Tonge en
Herkingen gehouden.
Nummer 2 van Uwe beweringen is nog fraaier
„Schier alle geneesheeren in Nederland zijn vóór
de vaccinatie, ergo is het voor hen uitgemaakt
en moet het voor een ieder uitgemaakt zijn, dat
de vaccinatie werkelijk is een voorbehoedmiddel
tegen de pokken". Neen, mijnheer De Wilde, voor
zoo'n bewering ben ik niet aansprakelijk. Ik heb
heel wat andere bewijzen voor mijn stelling te
berde gebracht. Wees zoo goed, die eerst eens te
te lezen voor U dergelijke onnoozelheden op mijn
rekening s'elt. Dit verkeerde uitgangspunt wordt
gebruist als springplank voor een aanval op de
medische wetenschap, die voorgesteld wordt als
wilde zij zich onfeilbaar verklaren, en als eischte
ze gelooven op gezag. Deze bal is gemakkelijk
terug te kaatsen en met meer trefkracht geloof
ik. Het beginsel der natuurwetenschappen, waar
onder ook de geneeskunde behoort, is juist tegen
over gesteld. Deze wetenschappen zijn gebaseerd
op 't vrije onderzoek onafhankelijk van eenige
dogmatische grondstelling. Met naj raters schieten
ze niets op. Juist de mannen met scherpe kritiek
en vindingskracht brengen haar telkens vooruit
en worden met wetenschappelijke eerbewijzen
overladen. Met gelooven op gezag te eischen zou
ze immers zich allen vooruitgang voor eeuwig
ontzeggen. Geheel tegenovergesteld is echter het
beginsel der orthodoxie. Hier zijn de algemeene
gezichtspunten reeds van te voren opgesteld en
voor algemeen geldig verklaard. Alles wat daar
mee in strijd komt, wordt als ketterij behandeld.
Dfidr wordt juist een beginsel gehuldigd als aan
de onfeilbaarverklaring van den Paus ten grond
slag ligt. Vele wegen leiden naar Rome en is
De Génestet's leekedichtje nog niet juist?
Men zegt de strijd
Van onzen tijd
Voert zoetjens an, naar Romen.
Straks moê va^d'onbeslisten slag,
D'ouvruchtbreïUkamp, den lieeten dag,
Gaan wij, in de armen van 't Gezag,
Weer rusten, biechten, droomen
Ai, welk een gril
Profeet, zwijg stil
't Kroost van April
Blijft Romen eeuwig vloeken.
Eer wordt Sint-Pieters stoel verbrand,
Eer ooit een volkzoo protestant
Daar rust en heil gaat zoeken.
Zoo boud niet, man!
Al rilt Ge van
De heilige Pantoffel.
Pas jij maar op voor de oude kous
Van de'een of anderen kleinen Paus,
Daar zijn er velen Stoffel.
En is het niet voldoende, om aan de verbranding
van Dr. Servet door Calvijn, aan de uitwerping
van Mr. de Savornin Lobman op Seinpost, aan
de behandeling van de Heeren Staalman en De
Vries door de andere antirevolutionairen te herin
neren, om te zien, dat dit verwijt allerminst past in
den mond van een der hoofden der calvinistische
partij in ons land.
3e. U legt me vervolgens geheel ten onrechte
de volgende dwaze redeneering in den mond
Evenals de menschen zich nu laten scheeren,
moeten ze zich ook maar laten vaccineeren, want
aan beide zijn gevaren verbonden,
Hier deugt ook weer niets van. Ik heb met de
verwijzing naar het scheeren, naar het naar school
zenden der kinderen enz, de vaccinatiedwang in
't geheel niet willen verdedigen. Ik heb daarnaar
verwezen om te doen zien, dat het dwaas is met het
oog op de uiterst geringe gevaren aan de vaccinatie
verbonden, deze geheel te verwerpen als voorbehoed
middel tegen de pokken.
Dat is heel iets anders. Maar daarmee heb ik
dien vaccinatiedwang niet verdedigd. Hiervoor
heb ik geheel andere verdedigingsgronden aange
voerd. Als U mijn stukken leest, zultU dat zien.
Bovendien nog iets. Die zijdelingsche vaccinatie,
dwang is slechts heel terzijde ter sprake gekomen
Zoover zijn we *og niet eens gevorderd.
Mijnheer Barendregt bestrijdt in de eerste en
voornaamste plaats de vaccinatie als voorbehoed
middel tegen de pokken. Hij vindt deze niets
meer of minder dan geheel n ut teloos en gevaarlijk.
U schrijft, alsof de strijd voornamelijk liep over
dien dwang. Reeds het opschrift „Vaccine"-dwang
toont dit. Er ontbreekt dus in 't geheel niets aan
die redeneeringt 't Element„dwang" behoort daar
in 't geheel niet bij. Afgezien hiervan blijkt U
nog weer eens een fout in het lezen te maken.
U schrijft„ik kan mijn bootreisje bij stormachtig
weer uitstellen; ik kan behoorlijk onderzoeken
of het paard mak is en het rytutg in goeden toe
stand is." Heb ik dat ontkend. Natuurlijk niet en
ook niet gezegd. Ik schreefzelfs bij mooi weer
kan een bootreisje verongelukken tengevolge heb
ben, evenals het rijden met een mak paard aan
leiding kan geven tot ongelukken. Die gevaren en
die bij het scheren enz. enz. enz. kunt u door
allerlei voorzorgen tot uiterst geringe afmetingen
terugbrengen, maar nooit onder alle omstandig
heden voorkomen.
Precies zoo is het met de vaccinatie gesteld en t
is geheel en al bezijden de waarheid als U ver
klaart, dat bij de vaccinatie niets van dit alles is."
Waarlijk, U maakt er U al te makkelijk af. Maar
dat zal ik U beletten. Ik ontzeg u volstrekt niet
het rechtop, op te komen tegen den zijdelingschen
vaccinatiedwang. Dat kan ik me best begrijpen.
Dat is een staatrechterlijke kwestie, Ik voor mij
geloof, dat de Overheid wel degelijk het recht
daartoe heeft en wat meer is, dat zij bij school
plicht zedelijk verplicht is voorafgaande vaccinatie
te eischen. Als U mijn verdediging daarvan gelezen
hebt, wil ik gaarne hooren en welwillend hooren,
wa. U daartegen hebt. En waarom zou ik me niet
mogen uitlaten over de godsdienstige bezwaren
va 1 vele menschen. 't Is me te doen, om den
tegenstand of de onverschilligheid tegenover een
der grootste en weldadigste ontdekkingen weg te
nemen. En als die bezwaren daarvan bij velen nu
de oorzaak zijn, dan zou het zeer onpractisch zijn,
om geen poging in 't werk te stellen, om die weg
te nemen.
Verder denk ik er natuurlijk in 't geheel niet
aan U „oneerlijk, dom of onnoozel" te noemen.
Dat zou zoo dwaas mogelijk zijn. Eindelijk geloof
ik, dat we in dezen niet zoo bijster vijandig tegen
over elkaar staan. U zult evenals ik wel overtuigd
zijn van het groote nut der vaccinatie en evenals
ik wel gevaccineerd en gerevaccineerd zijn. Ook
tenopzichte van vaccinatiedwang zijn we wel geen
volkomen tegenvoeters. Daarom is het eigenlijk
wel jammer, dat U me zoo wild op'tlijf gevallen
zijt. Nu zag ik me wel genoodzaakt terug te slaan.
Nu zijn we zoowat „kiet." Maar laten wij, voor
we elkaar zoo noodig weer te lijf gaan, eerst eens
kijken, of we het door bedaard redeneeren niet
eens kunnen worden.
Hoogachtend,
Uw WelEdelgestr. Dnr.,
C. VAN GELDER.
filechtzaken.
ARRON DISSEM ENTS-llEG HTBAN K.
(Kamer van Strafzaken.)
Zitting van Dinsdag 20 October.
lieden werden de volgende vonnissen
gewezen:
H. V., 18»jaar, veldarbeider te Som-
melsdijk, wegens beleediging, tot 7 dagen
gevangenisstraf.
P. J. G. K., 34 jaar, schilder te Brielle
wegens wederspannigheid, tot 14 dagen ge-
vangenissraf.
Het was over een vrijage, zei de be
klaagde, de 25-jarige bouwknecht D. G.
uit Ooltgensplaat. Ze hadden wat van'm
vertelt en toen gaf hij den zegsman, T.
K., op 27 Juli, een paar klappen met een
stuk hout.
De getuige K. bevestigde het slaan,
maar wat de praatjes over de vrijage aan
gaat. dat was niet zoo erg; hij had G.
alleen verteld, dat de vader van het meisje
hem meegedeeld had, niet te willen dat
zijn dochter met hem (beklaagde) omging.
Eisch f 10 boete subs. 10 dagen hechtenis.