TWEE BLADEN. Vrijdag 16 October 1003. Antirevo lu Achttiende Jaarg. No. 930. Orgaan voor de Zuidbollandsclie en Zeeuwsclie Eilanden. IN HOC SIGN O VINCES T. BOEKHOVEN. Alle stukken voor de Medaetle bestemd, Advertentiën eu verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever. Werkstaking. De geruchten van werkstaking blijven aanhouden, en dit is ook niet anders te verwachten. Zoolang het arbeidscontract niet nader ge regeld is bij de wet, zoolang er niet meer van den christelijken geest bij patroons en arbeiders beide is door gedrongen, moet het verzet bier en daar wel op eene scheiding en bot sing uitloopen. Nu zijn er nog altijd christelijk gezinde lieden, die betwijfelen, of het wel ooit met Gods wil overeen kan komen, dat een arbeider zijn werk staakt, en of er dus niet altijd zonde aan kleeit. De groote meerderheid der chris tenen komt echter meer en meer over dat bezwaar heen, en naar ons \oorkomt op goeden grond. God wil dat de menschen hun woord zullen houden. Dit brengt mede, dat arbeiders, die met de week zijn aangenomen", maar dan ook met de week zich verbonden heb ben, niet zonder onafwendbare nood zakelijkheid midden in de week hun contract zullen verbreken. Maar overigens, als de contract-termijn geëindigd is, wel wat zou er dan uit een zedelijk oogpunt kunnen ingebracht worden tegen eene staking als zoodanig Dat zij den patroon niet aange naam is, of hem ongelegen komt in zijne onderneming Maar immers de stakingen komen juist voort uit de overweging, dat de werkgevers door hun gedrag de aanspraak op blijvende medewerking hebben ver beurd, en dat zij alleen door los making van het werkcontract tot een beter besef zijn te brengen, Intusschen doet iemand lang niet altijd wijs en goed met in elke om standigheid zijn recht te laten gel den. En daarom, al is een werkman ook naar algemeenen maatstaf vrij om te staken, daarom gaat hij toch vaak persoonlijk niet vrij uit, als hij aan eene staking deelneemt Want behalve in verhouding tot den pa troon, staat de arbeider meestal eek in betrekking tot een huisgezin en heeft hij „zijne ziel te bewaren boven al wat te bewaren is", dis de verzoeking tot hartstochtelijke partijvervoering te ontvlieden. Als twee uitwendig hetzelfde doen, dan is het inwendig en specifiek, en naar hoog^re keuring nog niet hetzelfde. „Hetzij dan dat gij eet, betzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het al ter eere Gods", zoo vermaant de Heilige Schrift, en dit gebod kan niet ge schorst worden ter oorzake eener arbeidersbeweging. „Gode meer gehoorzaam dan den menschen", dit richtsnoer blijft ook tegenover de vakorganisaties voile geldigheid behouden. Ieder leeft zijn eigen leven, staat of valt zijn eigen lieer. Derhalve zal een christen werk man, die in het rechte spoor blijft nooit anders het werk staken, zijn contract met den patioon losmaken dan in de vreeze Gods, in het be wustzijn, dat hij alzoo verplicht is te handelen, omdat hij uit de ge gevens die zichtbaar zijn, meent te kunnen besluiten, dat hij alzoo bet meeste nut zal stichten voor zich zelf en voor anderen. Dus nimmer mag een werkman staken uit nijd, vervoerd door drift en complotteer ing om den patroon, die zijn medemensch is, te plagen of te noodzaken tot iets, dat anders niet noodig zoude zijn. Hy strijdt niet om te strijden, hij staakt niet om te verbitteren, maar om te ver beteren, en derhalve met eerlyk be leid, op verdedigbare gronden, met een rechtvaardig doel, en nooit met het doel om een blijvonden klassen- of standenstrijd in het leven te roepen. Zie, dit is juist de ondempbaro klove tusschen de sociaal-democra ten en de christenen onder de ar beiders, dat de eerstgenoemdeu den keu, dat het in de maatschappij niet goed kan gaan, als patroons en arbeiders ééne lijn trekken, ter- w ijl de anderen den strijd als strijd niet begeeren, en dien zoo spoedig mogelijk te boven zoeken te komen. En tevens is dit het groote ver schil, dat de sociaal-democraten meenen, dat de zeden zich schikken en wijzigen moeten naar de stoffe lijke omstandigheden, terwijl de christelijke werklieden gelooven en vasthouden aan onveranderlijke zede- wetten, gebaseerd op het onvergan kelijk Woord Gods, Marx en Engels en anderen heb ben er dat kwaad ingewerkt bij de arbeiders. Zij hebben hun „evange lie" van strijd gesteld tegenover het E\angelie des Vredes. Doch dan is het ook eene uit gemaakte zaak, dat als christelijke en niot-christelijke arbeiders het werk staken, dit nog volstrekt geen diepjre levensgemeenschap bewijst, en alleen duidt op eene tijdelijke ontmoeting aan den omtrek hunner wegen. ISeginselen. Al werken de christelijke Minis ters naar vaste beginselen, toch moet nooit vergeten worden le dat ook voor hen de regeerkunst eene groote kunst is vooral in onzen zorgvollen tijd en 2e dat de weg van de mi- nisterieele bureaux naar het Staats blad (waarin de bekrachtigde wet ten verschijnen) eene langehobbe lige weg is. Aan dit laatste herinnerde ook de Standaard enkele dagen geleden. Wij hebben in ons land nu een maal een langzaam werkend parle mentair raderwerk, en daar komtdan bij de voorbemoeiing van den Raad van State. Daarbij zit ons volk het uitpluizen en uitharen van allerlei bijkomende kleinigheden als in het bloed, en onze Grondwet geeft aan de volksvertegenwoordigers vrijheid van spreken. Zulk een langzaam, omziebtig wer ken heeft wat tegen, maar ook wat voorIn elk geval kunnen de Mi nisters daar niets aan veranderen en als zij zich maar gezet bezig hou den met het ontwerpen van de hoofd wetten, die thans noodig zijn, dan moet verder met eenige lijdzaamheid de behandeling aan die wetten in den Raad van State en in de Kamers worden afgewacht. Juist omdat de wetgeving zoo on vermijdelijk omslechti., is, kan een principieel Kabinet eerst dan billijk beoordeeld worden, wanneer het ver scheidene jaren heeft geregeerd. liet eerste viertal jaren is wel \uldoende om de richting en het karakter van zijn werk te toonen maar niet om zijn hoofd- en meester stukken te leveren. Men bedenke dit toch. Beginselen zijn geen volwassen hoornen. Hoog blijve het ideaal gesteld, vrijmoedig ga de critiek uit, de war me ambitie verschalke nooit de nuch terheid in het oordeel. „Loonarbeid en het vijfde gebod" Aldus luidt de titel van ween woord van critiek w, door den heer M. van den Berg van Zevenhoven geschre ven op Ds. Talma's brochure over wde vrijheid van den arbeidenden standw Eerst verscheen deze «critiek» in een zestal arakelen in de Stichlsche Courant. Maar thans is zij, eenigszins uitgebreid en aangevuld, in brochure vorm ter perse gelegd op de bekende drukkerij «Vada» te Wageningen, die zorgde voor eene keurig nette uitvoering, en het werkje voor slechts f 0.25 verkrijgbaar stelde. Het waren ongetwijfeld goede raad gevers, die den heer van den Berg aanspoorden om zijn betoog in bree- deren kring te brengen, want met eene schier onovertrefbare helderheid toont de schrijver aan, dat en waarom de arbeiders het gezag van hunne patroons hebben te eeren, en dat deze gehoorzaamheid zich heel best vereenigen laat met het handhaven der vrijheid, mits slechts de juiste grenzen in het oog worden gehouden Zoo b. v. moet een arbeider vol komen vrij gelaten worden door den patroon inzake de opvoeding zijner kindereu en het zoeken van eene woning in het zich aansluiten bij eene vereeniging, in het kiezen van volksvertegenwoordigers, in het ge not van andere opzichten meer. Maar met het bestel over den arbeid, waar voor de werkman zich vrijwillig bij contract gegeven heeft is dit anders. Daarin heeft de patroon niet slechts de leidingdat is een te zwak woord want leiding kan elk oogenblik los gelaten worden neen maar daarin heeft hij het gezag en de verant woordelijkheid en dit ligt ook ken nelijk in de natuur der zaak, in de door God geschapen orde want zon der het patroonsgezag loopt het werk in de war. Men moet echter het boekje zelf lezen, en dan zal men zien, dat er tegen den logischen gedachtengang des schrijvers eenvoudig niets is in te brengen. Ter bevestiging in de grondwaar heid, die in de arbeiderswereld moet gelden, verdient deze lectuur alle aanbeveling. Zweeft dat niet Wij lezen zulke stukken altijd met graagte, al zijn wij het er niet geheel mede eens. Vooreerst om te zien of er ook nieuwe elementen in het debat, dat elders reeds bijna 25 jaar gevoerd werd komenook om den vasten welverzekerden toon waarop gemeld blad spreekt. Door het artikel »partijweten- schap« in het nr. van 12 dezer zijn wij echter versterkt in de meening, dat er aan overtuigen der twee par tijen in deze geen denken is. De Ne derlander houdt maar steeds het ide aal van de wetenschap tegenover de schetsen der werkelijkheid van de an dere zijde voorgelegd. En dit frap- peerd te meer, als men weet en da gelijks meer ervaart, dat de Neder lander bij andere quaestiën niet houdt van afgetrokken bespiegelingen, maar met f'orschen stap op het werkelijk aanwezige afgaat. Dezelfde verdeeldheid van gevoelen kan men houden b. v. in dequaestie der arbeidersorganisatie, als de een naar aldoor betoogt, dat de werkman het met zijn patroons eens moet zoe ken te worden, en de ander zegt neen maar de tijdsomstandigheden nopen tot aaneensluiting der ar beiders afzonderlijk, want harmonie met de patroons is er toch niet. Nu zouden ook wij die universiteits- quaestie op dit oogenblik laten rus ten, als er niet iets was in de bewijs voering van de Nederlanderdat ons minder logisch voorkomt, en dat ons doet verlangen naar nog een weinigje toelichting. Zie eens, als Mr. Aneina wijst op de opvoeding, de africhtingden vor menden invloed der professoren, dan gaat de Neder lanaer daar met een vloed van redenen tegenover staan en betoogtMr. Anema weet uit zijn eigen studententijd wel beterde aan raking tusschen hoogleeraren en stu denten is gering aan de openbare hoogescholen vele studenten komen enkel met repetitors in aanraking; hun eigenlijk studentenleven gaat bui ten de hoogleeraren omen vele openbare professoren bedoelen geen kneding, maar slechts inleiding, hulp bij de studie te geven. En als dan Mr. Anema zegtgoed, maar laat die kennis, die inleiding in de wetenschap dan als 't u belieft door ieder ineen kring ontvangen worden, die verwant is aan de opvoedingskringen van vroe gere leerjaren, dan springt de Neder lander op eens weer naar den ande ren kant en zegtmaar de hooge- school is immers eene fabriek en geen pakhuis voor de wetenschapof het scheppingsverhaal echt is, of Chris tus Gods Zoon, of het Pausdom Bij- belsch is enz. enz. moet onderzocht, uitgemaakt worden, omdat er maar eene waarheid is. Dus dan wordt die zelfde »inleidende« slechts »helpende« professor weer opeens de kunstige fabrikant, die op zijne manier zijne afgewerkte stukken den student voor houdt. Met al de bescheidenheid die ons hier voegt, wagen wij de Neder lander toch te vragenzweeft hier niet iets? Wordt hier niet beur telings de Universiteit genomen als meer neutraal tafereel van kennis en als het vorschingsgebied der weten schap, om dan in het eene geval te besluiten, dat het geloof der studenten ongedeerd blijft, door de oppervlak kigheid der studie en in het andere geval te concludeeren, dat het geloof de vrije critiek der kennis maar moet kunnen doorstaan Uns dunkt, eene andere opvatting heeft meer recht van bestaan, nl. deze, dat in zooverre de hoogeschool slechts een schat van kennis voorhangt deze ontoereikend is, als daarmede geene opvoedende, richtende kracht gepaard gaat, en dat in zooverre er gegraven en gekeurd en gefabriceerd wordt in de wetenschap, geen enkele gids onbevooroordeeld is, en ook de meer superieure geesten stellig op elkaar inwerken, zoodat ook voor de studenten van den eersten rang (wat hun verstandelijken aanleg betreft) het verkeer aan eene universiteit waar het ongeloof heerscht wel stellig kan schaden. Uit het hart zijn nu eenmaal de uitgangen des levens, en het. geloof en het ongeloof verstaan elkaar niet in den diepsten grond. Niet alsof het geloof bang zoude behoeven te zijn voor de wetenschap, dat zij verre. Maar de wetenschap houdt zich nu eenmaal bezig met het verband der dingen en stelt dit verband anders naarmate het de begin-axioma's uit Gods Woord haalt of uit de natuur en de rede alleen opvischt. Die axio ma's, die beginpunten, die grondslagen zal men toch ergens vandaau moeten nemen, omdat niemand zoolang leeft en zoolang student kan zijn, dat hij zonder te steunen op hetgeen anderen voor hem onderzochten, eens zelf standig het geheele gebied der weten schap. kan gaan naspeuren. Wij kunnen daarom niet anders zien, of Mr. Anema staat daar met zijn betoog nog onverslagen. »Partij- wetenschapcc is een leelijk woord, als er ziekelijke lichtschuwheid in de kennis mede wordt bedoeld, maarzij schijnt ons onvermijdelijk op aarde in zooverre geloovige jongelieden krachtens hun geloof een anderen klankbodem moeten hebben dan de ongeloovigen. De» Courant verschijnt eiken Yrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. ÜITGEYEB: fsOMMfELSMJH. Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en V3 maal. Dienstaan vragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte dis sty boskat Advertoutiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. Dit nummer bestaat uit De Nederlander was in haar nr. van 12 Oct. jl. weer eens aan het woord over de universiteiten. Thans naar aanleiding van Mr. Anema's brochure, welke strekt om de gelijk waardigheid van de bijzondere hooge- scholen voor de wet te bepleiten. Doel en bestemming eener politieke partij Met meer dan gewone belangstelling sloegen we en slaan we gade de open baringen van oplevend vuur in de libe rale gelederen èn in Nederland èn in Duitschland. Wat dit laatste Land be treft, trok 't onze aandacht, dat met 't oog op de verkiezingen voor den Pruisischen Landdag vooral de jonge garde der Na- tionaal-Liberaleu met de Sociaal-Demo-

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1903 | | pagina 1