11
2
t
I
r k
den* iets andera verstaat dan niemendal.
Reactionair als men kwaad niet voor
eene seort •ngeateldheid aanziet en men
er togen is dat gevangenissen in pavil
joenen worden veranderd. Reaotionnair
als men zich niet*kan begrijpen dat een
onderwjjzer in de school een heel ander
mensch is dan daar buiten. Reactionair
als men beginselloosheid niet aanziet
voor iets heel practisch in het leven.
Reactionair als men nog verlangt dat
de ouders, zelts de meest gegoede, voor
de opvoeding hunner eigen kinderen
zorgen. Reactionair als men het „rie
men snijden van eens anders leer,1* niet
onder de weldadigheid maar onder de
dieverij rekent.
Maar het meest van alles noemt men
hem reactionair die God wil dienen
naar Zijn Woord. Dat is eigenlijk iemand
die in de tegenwoordige maatschappij
niet meer thuis hoort. Dat soort men-
schen is enkel nog goed voor een museum.
De vooruitgang zegteet en drinkt,
want morgen sterven wijMaakt u alB
ge kunt, eene voorstelling van een oercel,
waaruit alles is voortgekomen, houdt u
desnoods zost met het begrip „zielsver
huizing", slikt allerlei onzin waarmee
een boerenjongen u wel vast kan zetten,
alleen verwerpt den Bijbel, want dat
is zoo'n reactionair boek, als we niet
kunnen uitdrukken. Verantwoordelijkheid
aan een Schepper is dubbele onzin. Een
levensdoel en levensroeping niet van de
zen tijd. Kinderen op te voeden'tot iets
hoogers dan eters en drinkers de onge
rijmdheid zelf. Vrede te hebben door
het bloed des Kruises en het lijden
de7es tegen woordigen tijds niets te achten
bij de heerlijkheid die aan ons zal ge
openbaard worden, is zoo aohterlijk, zoo
reactionnair dat er geen woord voor te
vinden is. De vooruitgang zegt: dat
heerlijke baatzuchtige leven, dat smoren
van die lastige stem daarbinnen en vooral
die heerlijke doodkist met bloemen of
dat innig warme crematorium, dat is het
esn en het al, dat is het heerlijke eind
doel. De holle doodskop met die gekruiste
beenderen ons hoogste symbool. Wie dat
met ons eens is, is voor den waren
vooruitgang 1
Lezer, dan ben ik reactionnair en hoop
het te sterven, want daaraan ontleen ik
mijn kracht en energie, en zoo is het
zeker met u ook
*0* Grondwetsherziening en
Alge
meen Kiesrecht.
Tuin- en Landbouw.
Antwoordeu of mededeelingen
Vr
l\
1. i:
1
91
a!
|j I1
I'
i
m
IS ri
Nog nauwelijks is het Rapport over
'I kiesrechtvraagstuk, uitgebracht aan het
hoofdbestuur der Liberale Unie door de
heeren de Kanter, Patijn en Rink, van
de pers, door talloos vslen nog niet door
bladerd en gelezen en alleen door eenige
luttele bespreking bekend, of ook de soci
aal democraten hebben hun onderzoek en
studie over de noodzakelijke wijzigingen
geëindigd, hun wenschen nauwkeurig ge
formuleerd, en reeds ingediend bij de
griffie der Tweede Kamer een voorstel tot
Grondwetsherziening, dat ten doel heeft
1. voor de Staten-Generaal, de Provin
ciale Staten en den Gemeenteraad het
algemeen kiesrecht in te voeren;
2. alle belemmeringen tegen 't actief
en passief vrouwenkiesrecht uit de grondwet
weg te nemen.
3. invoering der evenredige vertegen
woordiging mogelijk te maken
4. de Eerste Kamer te vervangen door
't referendum of de volksstflmmiug.
Om dat veel omvattend doel te berei
ken, moeten niet minder dan 64 artikelen
der Grondwet gewijzigd wordendat is
dus ongeveer een derde deel van de geheele
Constitutie; of zoo niet gewijzigd, dan
vervallen.
Het wetsomtwerp der Sociaal-Democra
ten wil algemeen kiesrecht voor mannen
en vrouweneen kiesrecht los van allen
census en maatschappelijken welstand.
Daarom hebben zij art. 80 der Grond
wet, het bekende knoop-artikel om de
afwinding van 't kluwen tegen te gaao,
of m. a. w. het bekende caoutchoucartikel
•m Algemeen Kiesrecht tegen te houden
en toch weer niet al te benepen te zijn
in de gestadige uitbreiding van 't kie
zerscorps, op de volgende wijs geformu
leerd
De leden der Staten-Generaal wor
den rechtstreeks en bij geheime enkel
voudige stemming gekozen door de meer
derjarige ingezetenen, tevens Nederlan
ders, die niet bij de wet of rechterlijk von-
nes van het kiesrecht zijn uitgesloten.
Niemand wordt van 't kiesrecht uit
gesloten om redenen, rechtstreeks of
middellijk voortvloeiende uit„den maat
schappelijken welstand.
Het woord mannelijku is dus uit 't
grondswetartikel 80 uitgelicht; tevens is
weggelaten de zinsnede: udie de door
ie kieswet te bepalen kenteekenen van
geschiktheid en maatschappelijken welstand
genietenv en zoo voort.
Het ligt voor de hand, dat een Alge
meen Kiesrecht met een census en ken
teekenen van geschiktheid een schreeu
wende tegenstrijdigheid is, evenzeer als de
naam Algemeen niet past voor een "stel
sel, waarin alleen de meerderjarigen kies
recht bezitten.
Wat de heeren Liberale-Uniemannen en
ook de Sociaal-Democraten ons willen
geven is in den juisten zin de» woords geen
Algemeen, doch een zoover mogelijk op
redelijke en natuurlijke gronden uitge
breid kiesrechthet woord Algemeen moet
ian ook in grosso modo genomen wor
den, evenzeer als onze Antirevolutionaire
partij met huismanskiesrecht niet enkel
bedoelt de vaders der gezinnen kiezer te
maken, maar ook bij onstentenis van deze,
de moeders of de oudste zonen enz.
Ook art. 81 zal veranderd moeten wor
den, niet direct om de evenredige verte
genwoordiging in te voeren, want ook die
zou nog bij de huidige redactie ui t uit
gesloten zijn, omdat bij eene verdeeling
in kiesdistricten 't proportioneele zeer wel
mogelijk is maar de Sociaal-Democraten
wi len 't artikel wijzigen met 't oog op
't feit en de omstandigheden dat die even
redige vertegenwoordiging zou kunnen
plaats v'nden zonder kiesdistricten, wat
ook denkbaar is. Daarom willen zij art. 81
aldus lezen
De Staten-Generaal bestaan uit hon
derd leden. Alles wat 't kiesrecht en
de wijze van verkiezing betreft, wordt
bij de wet geregeld.
De Soc. Dem. willen ook vrouwen doen
optreden als afgevaardigden en volksver-
tegenwoo digers.
Thans kan dit niet, omdat art. 84 on
zer Grondwet voorschrijft, «dat men
mannelijk Nederlander zij.«
Zij wenschen 't artikel daarom aldus
gelezen te hebben
Om lid der Staten-Generaal te kun
nen zijn, wordt alleen vereisoht, dat men
Nederlander zijniet van de verkiesbaar
heid ontzet zij en den ouderdom van
dertig jaren vervuld hebbe
Dat de Eerste Kamer door haar traps
gewijze verkiezing, haar aristocratisch en
grootdeels plutocratisch karakter niet in
den smaak der Sociaal-Democraten valt,
is zeer begrijpelijk; en daarom willen
zij laten vervallen ait. 82., dat zegt De
Eerste Kamer bestaat uit vijftig leden.
Eren consequent is die Partij in haar
uitbreiding van art. 109; het beruchte
artikel, zouden we 't wel willen noemen
het op en top revolutionaire artikel, dat
wij zoo spoedig mogelijk uit de Grond
wet zouden willen bannenhet artikel
over de souvereiniteit des Volks op 't
terrein der wetgeving, waarin de Konink
lijke macht gehalveerd, gedeeld wordt
gescheurd wordt, wat altijd één en de
zelfde is en blijft, zoolang art. 10 onzer
Constitutie niet is vertrapt en waardeloos
geworden.
Het beiuchte art. 109, willen zij nog
krachtiger, nog meer democratisch in den
slechten zin des woords, doen klinken dan
't nu reeds is.
Nu luidt het
Da wetgevende Macht wordt geza
menlijk door den Koning en de Staten-
Generaal uitgeoefend
Een onredelijke onzedelijke, machtknot-
tend, gezagondermijnend artikel; alsof de
Koningin niet alleen de wetgeefster was,
en de Staten-Generaal, slechts tolken des
volks bij den Troon alsof de Koninklijke
wetgevende Macht deelbaar was tusschen
Hem of Haar en de vertegenwoordigers
ja, die slechts vertegenwoordigers, tolken,
adviseurs, pleiters en >/rechtenura^<sr«» voor
dat volk zijn maar «iet, neen nooit ofte
nimmer souvereintjes naast den eenigen
Souverein, naast Haar, Koningin Wilhel-
mina bij de gratie Gods.
De Soeisal-Democraten willen 't nog
consekwenter dan 't artikel nu reeds luidt
aldus
De wetgevende macht wordt geza
menlijk door den Koning en de Staten
Generaal, met medewerking des volks,
uitgeoefend.
't Zoogenaamde referendum
Niet dat wij tegen een volksstemming
principieel bezwaar hebben, want zoogoed
als een volk zich uitspreekt in en door
zijn vertegenwoordiging, mag 't zich ook
daadwerkelijk uitspreken ook rechtstreeks,
al is dit zelfs niet in den gewonen weg
van verkiezing na ontbinding der Tweede
Kamer.
Bij een verwerpen van een wetsvoorstel,
beroept de Koningin zich op de kiezers
denk b.v. om 94 bij de verwerping der
Kieswet Tak, waarvan een nieuwe verkiezing
't gevolg was, en waardoor 't volk'tuit
sprak, dat't niet met Tak, maar met van
Houten mee wilde, en we kregen dus daarna
een ministerie voor de nieuwe Kieswet 96.
Maar wel hebben we tegen een volks
stemming bezwaar als dtel der wetgevende
macht.
Met 't oog op die volksstemming willen
de Soc. Dem. een nieuw art. 1 i 2, aldus
luidend
Wanneer dit, binnen den termijn en
op de wijze, door de wet te bepalen,
door minstens 50000 kiezers voor de
Staten-Generaal wordt verlangd, een
door de Staten-Generaal aangenomen
wetsvoorstel onderworpen aan eene volks
stemming, waarvan alle kiezers voor de
Staten-Generaal bevoegd zijn, deel te
nemen en welker inrichting door de
wet is geregeld.
Bij de volksstemming wordt 't voor
stel, zooals 't door de Staten-Generaal
is aangenomen, bij meerderheid van
stemmen in zijn geheel goedgekeurd of
verworpen.
Geene, volksstemming is geldig, indien
het getal stemmen, door de meerderheid
uitgebracht, minder dan een derde deel
van dat aller stemgerechtigden bedraagt.
Het referendum is de plaatsvervanger
van de Eerste Kamer bij belangrijke wets
voorstellen.
't Is een soort remtoestel voor de Tweede
Kamer een nadere waarborg voor onze
Constitutioneele vrijheden een plebiscit,
dat aan volksdemagogen machtigen in
vloed bereidt.
We meenen genoeg over 't soc. dem.
wetsvoorstel gezegd te hebben om den lezer
eenig n indiuk te geven vin hunne staat
kundige wenschen in vei band met de re
visie der Grondwet.
Vroeger reeds hebben we uitvoerig in
een tiental artikelen een beschouwing ge
leverd over 't algemeen kiesrechten men
kan dus weten, hoe de verschillende par-
tijen argumeiiteeren vóór en tegen dat
stelsel van verkiezing.
IVij staan er vierkant tegenoverniet
om de uitbreiding zelve, maar om de
manier van 'uitbreiding.
Hier geldtDuo cum faeinut idem, non
est idem; d. w. z. als twee hetzelfde doen
is 't nog niet hetzelfde.
Art. 3 der Declaration des droits de
V Hommc et du Citoyenaldus luidend
Le principe de loute souverainelt reside
essenliellement dans la nationis ons een
aanranding van de Heiligheid en Majesteit
Gods, is een knotten, neen een ontkennen
van zijn Almacht, en Zijn Souvereiniteit
ook op 't terrein des poJitiekenleveus.
E i daaromvóór finale uitbreiding
Maar tegen Algemeen Kiesrecht en tegen
Grondswetherzieiiing om dat te krijgen.
Art. 3 der vei klaring van de Menschen- en
Burgerrechten aldus luidend Het beginsel van alle
macht rust eenig en alleen in 't Volk.
DE WEDSTRIJD.
Gebr. Joppe te Ooederetde legden een „proef
veld met;tarwevariëteiten aan. Wilhelmina, Dui-
vendaalache en Ruarige Essex werden metelkaar
vergeleken. Het proefveld bestond uit zware klei;
het had ten vorigen jare suikerbieten gedragen.
En deze waren geteeld op driejarige lucerne.
Als kunstmest gebruikte men op de tarwe 50
KG. Chilisalpeter per gemet. Dat wordt dus ruim
100 K.G. per II. A.
De drie variëteiten groeiden ongeveer gelijk op.
Toen ze volwassen waren bleken de halmen van
Duivendaal het langst. Essex volgde daarop en
Wilhelmina had het korste stroo. Doch 'tstroo
is bijzaak bij een graanoogst, 't Komt vooral aan
op de korrels. En in dit opzicht kwant de eere
plaats toe aan Wilhtlmina. De opbrengst aan
graan bedroeg bij deze variëteit 26 H. L. per
gemet, dan volgde Essex met 21H. Ij. en ein
delijk Duivendaal met 197, H. L- Ofschoon de
geldswaarde per H. L. van de Wilhelmina op
f6,25 werd berekend (terwijl voorde beide andere
soorten f6,80 genoteerd werd) bleef Wilhelmina
toch nommer één want de geldswaarde van den
geheelen oogst beliep bij haar f162,50. Voor Essex
was 't bedrag f 144,50 en voor Duivendaal f134,30.
Het H. L. gewicht bedroeg voor de Wilhelmina
77 K.G., voor Essex 75 en voor Duivendaal 77 KG.
Hetgeen er door de proefnemers nog aan toege
voegd wordt, vinden we te eigenaardig, dan dat
we het gewijzigd zouden willen weergeven. De
Gebr. Joppe besluiten met de volgende woorden,
waarin mede hunne conclusie neergelegd is.
„Dat de Essex zoo licht zou wegen, hadden wij
niet gedacht, daar die tarwe altijd nog al zwaar
is, doch dit jaar is zulks ook bij anderen voor
gekomen
„De aren van de Duivendaal breken spoediger
dan van de andere variëteiten, wat vooral in
den afgeloopen zomer, toen het koren nogal lang
op het land moest staan, en nog al eens verzet
en opgezet moest worden, schadelijk was."
„De marktwaarde van het stroo der Duiven-
daalsche is ook minder dan het stroo der beide
andere."
„W$ houden het er voor, dat de Wilhelmina-
tarwe het best zal slagen op rijk bemesten grond,
daar de bodem al heel vet moest wezen, wil deze
tarwe g«an legeren."
No. 7 is eene cultuurproef met Uien. Proefne
mer was C. Drost te Nieuwe Tonge. 't Proefveld,
gelegen in den polder Klinkerland, bestond uit
gesloten klei en droeg 't vorige jaar suikerbieten.
'tDoel der proefneming was tweeledig. In de
eerste plaats wilde men het verschil nagaan
tusschen Aioster uien geteeld van eigen gewonnen
zaad tegenover zaad uit België en ten tweeden
wenschte de proefnemer Aioster Uien te verge
lijken met de Elakkeesche.
Het zaaien had plxats op 14 April. Per gemet
(0,4592 H. A.) gebruikte men 4 K.G. zaad. „De
opkomst was zeer regelmatig". Er was weinig
onkruid. Toch werd er vier keeren gewied.
Omtrent het verloop van 't «ene deel van 't
proefveld vinden we meeged»eld dat aanvankelijk
't eigen gewonnen zaad vóór bleef tot omstreeks
half Juli. De stand was toen op beide perceelen
best. Half Augustus viel echter „meeldauw"
in de uien van zelf gewonnen zaad. De bollen,
afkomstig van Belgisch zaad, bleven vrij van de
ziekte. Hieraan is stellig toe te schrijven, dat de
laatste langer „groen" bleven en dus een grooter
beschot gaven. Per Voornsch Gemet leverde
't Belgische zaad 275 H.L. of 165C0 K.G. Van eigen
zaad verkreeg men 235 H.L. of 14100 K.G. Het
verschil was dus nog al beduidend.
Ook op 't andere deel van 't proefveld wonnen
de Aioster uien (nieuw zaad) het. Van af den be
ginne waren ze voor en ze bleven dit ook. Ook
hier leden de Elakkeesche uien van „meeldauw"
terwijl de andere geheel vrij bleven. Eerst 27
September werden de laatste geplukt. De Flak
keesche oogstte men reeds 5 Sept. Deze brachten
197'/, H.L. per gemet op. Aioster leverde 302 H.L
dus nog 27 H.L. meer dan die van 't nieuwe zaad op
't eerste deel van 't proefveld. Ze worden echter
een week later geplukt. En als de planten groen
zijn, kan er in een week nog heel wat door zee
gedaan worden. Elk individu kan als esn fabriekje
in 't klein beschouwd worden en op een gemet
staan er een heel groot aantal zulke fabriekjes.
Vandaar 't zeer beteekenende verschil.
De groote schade die gel«den wordt door 't
ontijdig afsterven van een gewas springt bij deze
proefneming ook zeer duidelijk in 't oog. Wij
kunnen er uit leeren, dat het van zeer veel be
lang is, om zóó mogelijk de plantenziekten te
bestrijden of te voorkomen. Laten we dus goed
acht geven op datgene, wat ons de geleerden
omtrent allerlei plantenziekten weten te vertel
len, maar bovenal, laten we iets doen obk.
(Slot volgt.)
M.
Vraag Laak.
Vragen en Antwoorden worden kosteloos geplaatst
zjjn met betzelfde nummer gemerkt als de vragen
waarop ze betrekking hebben.
Vragen.
545. Bestaat er een afdoend middel tegen her
moes in weiland
543. Is het goed, drachtige varkens tot het
laatst toe in de weide te laten loopen 1
547. Kunnen paddestoelen in bloempotten
schadelijk worden voor den groei der planten
Antwoorden en mededeelingen.
542. Worden Yersey-stieren in ons lang gebe
zigd? Door den heer Job van der Have, directeur
van de Maatschappij van weldadigheid te Erede-
riksoord wordt met succes gebruik cpmaakt van
Yersey-stieren. Zoo heeft men kortgeleden i»
„De Veldbode" kunnen lezen.
543 Over Hegelund's melkmethode kan ik dit
zeggen, dat zij eene bewerking van de uier beoogt.
Deze beeft plaats telkens als de koe op de gewone
wijze is uitgemolken. Volgens genomen proeven
gelukt het daarna nog heel vaak een kwart liter
of vrij wat meer melk te krijgen. En deze is
steeds zeer rijk aan vet.
Ik vertel hierover nog wel eens wat meer.
544. Wat zijn smaltienden? Wij moeten het
antwoord op deze vraag schuldig blijven Wie
onzer lezers kan en wil het geven. Hij zal behalve
„Een Lezer" uit Herkingen ook andere aan zich
verplichten en niet het minst De Redactie.
Indische Tc 11 li rassen.
Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden.
XX.
Dezer dagen kreeg ik bezoek van een zeer
merkwaardig man, van Sech Said bin Abdullah,
Baadillah, den luitenant der Arabieren op het
eiland Banda.
Zooals vele lezers wel reedszullen weten,geelt
het Gouvernement aan invloedrijke Chineezen,
Arabieren, Klingaleezen en andere „vreemde Oos
terlingen" den eeretitel van luitenant, kapitein,
of majoor. Salaris ontvangen zij niet, wel eene
kleine vergoeding voor bureaukosten en ze staan
onze Nederlandsche ambtenaren daarvoor bij in
het bestuur over hunne rasgenooten, die in be
paalde wijken, de zoogenaamde „kampen" moeten
wonen.
Aangezien Sech Said bin Abdullah Baadillah
thans met verlof naar Holland komt, acht ik mij
verplicht hem even aan de Nederlanders voor te
stellen. Ik heb zóóveel goeds van den Arabier
gehoord, dat hij 't wel verdient om in patria
veler vriendschap te genieten. Wie toch in den
grooten Molukschen Archipel kent hem niet, den
ontwikkelden, verdienstelijken, hulpvaardigen,
zoo sympathieken en door rijk en arm, door
Christen, Mohammedaan en Heiden zoo hoog ver
eerden man 1
Zijn belangeloos werken, waar het de Indische
gemeenschap geld en zijn trouw aan ons Gou
vernement gaven der Hooge Regeering aanlei
ding om hem in December 1901 de zilveren Ster
van Trouw en Verdienste toe te kennen.
Zoo ooit dan prijkt deze Ster thans op een
waardige borst
Doch laat ik u enkele bijzonderheden uit 's mans
leven meédeelen.
Sech Said bin Abdullah Baadillah dan werd
22 Juli 1859 te Banda-Neira geboren. Zijn vader
en grootvader waren ook reeds niet het bestuur
over hunne rasgenooten belast en debetrekking
zal dus zoo langzamerhand wel erfelijk in de
familie worden Hij bezocht de Hollandsche lagere
school en werd daardoor onze taal voldoende
machtig om zich door veel lezen meer algemeen
te ontwikkelen. In 1889 werd hij tot zijn tegen-
woordigen rang benoemd. De „luitenant" is zeer
rijk en doet veel goed. Zoo bouwde hij in 1891
een groote mooie missigit (bedeh uis) in Kampoeng
Baroe, een buurt van Banda-Neira en later nog
twee kleinere in andere wijken der stad.
Hierdoor ontstond nu onder de Mabomedanen
twist en tweedracht, de bewoners van Kampoeng
Baroe werden als de bevoorrechten beschouwd.
Baadillah maakte er spoedig een einde aan, door
alle priesters bij zich te ontbieden en bun mede
te deelen, dat bedoelde groote missigit niet voor
Kampoeng Baroe doch van hem was en dat het
dus ieder Mohammedaan vrij stond, daar gods
dienstoefening te houden. De dankbare priesters
benoemden hem toen tot Voorzitter van hunnen
Raad. Niettegenstaande of liever juist omdat
Baadillah een overtuigd volgeling yan Moham
med is, die door de kennis van de Arabische taal
vo lkemen begrijpt, wat zijn godsdienst voorschrijft
is onze Arabische „luitenant" zeer verdraagzaam
jegens andersdenkenden. Door zijne uitgebreide
handelsbetrekkingen op de kusten van Zuid- en
West-Nieuw-Guinea lieeft hij natuurlijk zeer veel
invloed op de Heidensche bevolking aldaar en
die invloed heeft hij o.a. gebruikt om den pas
toor Le Cocq d' Armandville te steunen bij het
kerstenen der Papoea's 1 Hij wist velen over te
halen hunne kinderen door dien geestelijke te
doen doopen en voorzag de missies gratis van
levensmiddelen. Baadillah, die sedert 1894 op
groote schaal aan parel visscherij doet en aan
vankelijk uitsluitend duikers van Minilla in
dienst had, heeft ook welvaart gebracht bij ver
scheidene Inlandsche Chiistenfamilie's door
Christenjongens voor duiker te doen opleiden.
Dit, wat zijn godsdienstige gevoelens betreft.
Ook de wetenschap werd door hem naar ver
mogen gesteund.
Professor Max Weber, de man der Diepzee
onderzoekingen, ontving door Baadillah'» hulp
een groot aantal belangrijke voorwerpen voor de
verzameling van de bekende Sibogaexpeditie en
Professor van Hasselt kreeg een schoone collectie
wapens, huisraad, werktuigen enz. afkomstig van
Nieuw-Guinea, die deze geleerde noodig had bij
zijn onderwijs aan de toekomstige ambtenaren
van het Binnenlandsch Bestuur. Baadillah gaf
als voorstander der Westersche beschaving zijn
kinderen een Europeesche opvoeding. Er wordt
bij hem thufa nooit anders dan Hollandsch
gseproken, hoewel natuurlijk ook de studie der
Arabische en Maleische taal niet wordt verwaar
loosd. Thans gaat hij met zijn jongsten zoon op
reis naar Holland en wel over China, Siberië,
Rusland en Duitschland en hij zal den zestien
jarigen knaap bij een hem bekende Indische fa
milie te Amsterdam in den kost doen om hem,
na het noodige voorbereidende onderricht, den
cursus aan de Handelsschool aldaar te doen
volgen.
Ook koestert onze brave landsdienaar nog een
vurigen wensch en wel om toegelaten te worden
tot zijne vereerde Souvereine, Koningin Wilhel
mina. Hij zou Hare Majesteit zoo gaarne de
liefde en trouw vertolken, die Hare onderdanen
hier in „Nederlandsch uiterste Oosten" bezielt.
Als deze Penkras door u gelezen wordt, is Sech
Said bin Abdullah Baadillah waarschijnlijk reeds
in uw midden. Hij zal als vreemdeling veel steun
en voorlichting behoeven en we vertrouwen, dat
hij die overal in ons dierbaar Vaderland vinden
zal. Als hij dan na zes maanden weer naar hier
terug keert, naar het eiland Banda, dan zal hij
zeker niet nalaten om aan ieder den lof te ver
kondigen van het broedervolk, wonende in het
verre Westen over de zee.
Heb ik in mijne vorige Penkras helaas 1 veel
kwaad moeten vertellen, thans kan ik u gelukkig
ook wat goeds meédeelen.
Eenige dagen geleden liet een onvoorzichtig
heer, ook ie „Hotel Molenvliet" gelogeerd, zijn
portefeuille met bankpapier liggen in een dos
dos 1 Hij bemerkte zijn verlies eerst, toen hij een
half uur thuis was en de arme man wanhoopte
reeds ooit zijn bijeengegaard kapitaaltje weêr
terug te zullen zien, toen daar plotseling een
karretje het erf opreed en de koetsier Ali van
Kampoeng Menteng triomfantelijk de portefeuille
in de lucht zwaaide. Men las op 'smans gezicht
duidelijk de woorden: „dat had je van zoo'n
smerigen inlander niet gedacht, wel 1" De eerlijke
kerel kreeg honderd pop belooning en was de
koning te rijk.
Persoonlijk nam ik nog den volgenden proef.
Op Pasar Senen, een drukbezochte Chineesche
marktbuurt, liep ik 's avonds met een landgenoot
te wandelen. We hadden 't juist over, den slech
ten aard van 't volkje hier op Batavia. Bij een
der kraampjes stond een armoedig gekleede In
landsche jongen. Met begeerige oogen keek hij
naar de uitgestalde lekkernijen. 'tWas een Ba-
taviaan, dat konden we aan zijn kleeren zien,
doch hij had een open sympathiek^ezichten een
paar oprechte donkere kijkers. Ik* stootte mijn
vriend aan en vroeg hem of hij nu dacht, dat
een jongen, met zoo'n eerlijk en gunstig voor
komen, een dief zou kunnen zijn. „Onverbeter
lijke optimist", lachte de ander, „probeer't maar
eens!" Nu ik waagde er een gulden aan, riep den
knaap en verzocht hem 'teven ergens te gaan
wisselen, daar ik klein geld noodig had. Natiën
minuten kwam hij terug en er mankeerde geen
duit. Tot belooning lieten we Doellah, zoo heette
't eerlijke „Baviaantje", eens lekker smullen.
Er zijn hier dus ook nog wel goede exemplaren
te vinden! Ik ben blij dat ik dit schrijven mug.
Batavia 1 Juni 1903.
XXI.
Weltevreden, de bovenstad van Batavia is een
der mooiste steden van bet Oosten en ten volle
waard eens goed bekeken te worden.
Ik heb dan ook al lang willen trakteeren op
een rijtoer, doch de veelheid van onderwerpen
overstelpt me en van uitstel komt afstel. We
blijven hier niet lang meer en er valt eigenlijk
nog zooveel te schrijven 1 Ik zou wel iederen
dag een Penkras kunnen posten en dat maakt
de keuze der onderwerpen juist zoo moeielijk.
Het is hier onder de meer ontwikkelde inlan
ders nu eenmaal bekend, dat ik voor dit blad
werk, en nu word ik telkens lastig gevallen met
verzoeken, om toch eens over dit en vooral ook
over dat iets te schrijven. Gebrek aan stof zal ik
dus wel nooit hebbenIk ontvang inlichtingen,
lofuitingen en klachten over alles en nog wat
en ben natuurlijk steeds verplicht de gegevens
zeer nauwgezet te controleeren. Er wordt bier
nog al eens gelogen en overdreven 1 Van alles
neem ik intusschen nauwkeurig nota en het zal
u geleidelijk causerievorm te lezen worden ge
geven. Ik moet echter voortdurend zeer op mijn
hoede zijn, wil het mij niet gaan als den heer
van Kol. Zijn boek over Indië bevat vele onjuist
heden en het is mij tot heden werkelijk een
raadsel, hoe een overigens ernstig man, na zoo'n
wilde jacht door onze uitgestrekte Koloniën, het
heeft durven bestaan, bepaalde conclusies te
trekken. Zoo heeft ons Kamerlid b. v. gemeend,
nu eens erg duidelijk en naar waarheid den
toestand in de Minahassa (Eendracht) bloot te
leggen en wenscht hij natuurlijk te goeder trouw
dat al wat hij er over schrijft als een evangelie
in het moederland zal worden aangenomen. Wel
nu, ik heb hier reeds drie inwoners van Menado
bij me gehad, echte Minahassers, die zeer boos
op den beer van Kol zyn omdat hij, volgens hen,
allerlei onzin over hun land en volk heeft te
boek gesteld 1
Ik kan er hier op een afstand moeilijk over
oordeelen, doch zal later ter plaatse alles nauw
keurig en op mijn gemak bestudeeren en udan
ook eens mijn oordeel er over zeggen.
De fout van den heer van Kol zit 'm, geloof
ik, in de eenzijdige en oppervlakkige voorlichting,
waarmee hij, bij gebrek aan tijd zeker, genoegen
heeft genomen. Ik vernam zulks ook reeds op
Padang. Volgens mijn Maleische en Bataksche
zegslieden daar, ging de heer van Kol voorna
melijk met Europeanen om en sprak hij verder
ook nog enkele hoogere Inlandsche ambtenaren,
doch the man in the streit, den gewonen Inlan
der, dien zocht en sprak hij niet en och, die
durft zoo maarniet uit eigen beweging naar een
Pempesar bandjeng Gouvernement (een hooge heer
van het Gouvernement) toe te gaan. Men be
schouwde den heer van Kol toeh als een zeer
hoog Bestuurs-ambtenaar uit Holland, als een
soort gezant van Hare Majesteit, en een ieder,
die de Inlandertjes kent, weet hoe vrijmoedig
die lui zich tot zoo'n autoriteit durven wenden I
Men versta mij vooral niet verKeerd. Ik heb
allen eerbied voor <Je goede bedoelingen van den
heer van Kol. Zoo iemand, dan gevoelt hij warm
voor Indië en den Inlander, doch het ijverige
Kamerlid heeft zich heusoh aan zelfoverschatting
schuldig gemaakt, waar hij meent, zoo maar, in
'n vloek en 'n zucht, de ingewikkeldste toestanden
te kunnen begrijpen
Daar blijft me waarempel alwéér te weinig
plaatsruimte over voor onzen rijtoer!Enfin, wat
in het vat is verzuurt niet, moeten we maar
denken. We zullen vanavond van den prachtigen
Indisclien maneschijn profiteeren en wat gaan
wandelen op Pasar Senen, een vroolijke, druk
bezochte Chineesche winkelwijk, in de onmid
dellijke nabijheid der verschillende tungsi's of
militaire kampementen, zooals men de kazernes
hier in Indië noemt.
't Krioelt er dan ook van krijgslieden, Euro
peesche zoowel als Inlandsche van alle wapens.
Hoewel in het Leger tegenwoordig dronkenschap
gelukkig hoe langer hoe zeldzamer voorkomt,
ontmoeten we toch nog enkele beschonken Euro
peanen, kerels, die hun ras en uniform schade
aandoen en in hun ruwe onbeschaafdheid dikwijls
de lafste baldadigheden uithalen. Het afranselen
van Inlanders en Chineezen beschouwen die „hee
ren" ale een soort van sport Ze denken er zeker
het prestige van ons Leger door hoog te houden
De Inlandsche politieagenten, onze „geelvinkies'
durven niets tegen dat gespuis te beginnen en
daarom hebben de Chineezen zelf betaalde „be
schermers" aangesteld, andere zeer pootige Euro
peesche soldaten, die tegen een goede belooning
geld en jenever, de zich misdragende collega's
op hun gezicht timmeren. Fijne toestanden,
vindt u niet? Ik voor mij, vind die, „bescher
mers" der Chineezen al even ploertig als de
dronkelappen en ruziemakers!
Gelukkig worden dergelijke individuen met
den dag zeldzamer, doch het ware zeker in 't be
lang van de overgroote meerderheid onzer wer
kelijk kranige, degelijke Europeesche militairen,
als 't restantje tuig zoo snel mogelijk uit de
gelederen kon worden verwijderd. De eervolle
soldatenstand zou dan ook in Indië wat meer
in aanzien komen. Nu wordt hij vrijwel door
blank en bruin geminacht en dat is zeer onaan
genaam voor de goed oppassende meerderheid.
Ik heb fuseliers op bezoek gehad, nette flinke
soldaten, die ik nog van vroeger kende en 't is
op hun verzoek, dat ik dit schrijf. Ze hebben
mij den toestand zeer duidelijk uiteengezet en
als ik nog meerdere garnizoenen bezocht heb,
komen we van zelf wel eens op deze belangrijke
kwestie terug.
Alleen nog dit, er moest in het Leger flink
schoon schip worden gemaakt en dan voortaan
te Harderwijk en Nijmegen beter worden uitge
keken. Kerels met echt gemeene boeventronies
keure men at, ook al zijn ze gezond en al heb
ben ze hun bewijs (sic) van goed gedrag bij zich
Ook moesten sommige politieautoriteiten eens
eindigen met de onhebbelijkheid, om onze kolo
niale Krijgsmacht als een soort van mestvaalt
te beschouwen, waarop het vuil der groote ste
den kan worden geloosd, 't Is voor die heeren
anders wel gemakkelijk om minder gewenschte
elementen kwyt te raken!
Men werve voorts vooral goed oppassende
miliciens aan, jongens uit de provincie, tegen
desnoods het driedubbele handgeld. Belgen moes
ten nooit worden aangenomen, die deugen over
't algemeen niet voor soldaat I Duitschers en
Zwitzers zijn veel beter, doch het liefst vuile
men het Leger aan met echte Hollandsche jon
gens. Lui van het platteland, z. g. boertjes, vol
doen hier het best.
Yoor baren is bet in den beginne een erg
vreemd gezicht: die Javaansche soldaten op bun
bloote kakie's (voeten) en vooral zoo'n Inlandsch
onderofficiertje piek piekfijn met z'n képi en
sabel, doch zonder schoeisel, maakt een grappi-
gen indruk.
De niet Europeesche militairen gedragen zich
bijna zonder uitzondering netjes en fatsoenlijk
op straat. Ze bedrinken zich trouwens niet.
Behalve van militairen wemelt het hier na
tuurlijk ook nog van kakelende Chineezen I Die
lui doen altijd net alsof ze ruzie hebben.
Er wordt van geen landaard in Indië zooveel
kwaad vertelt en geschreven als van deze staar
ten. Nu, ik geloof gaarne, d at er heel wat schoel
jes onder loopen, doch onder welken landaard
vindt men die hier niet?
In koloniën komt nu eenmaal altijd veel schuim
hovendrijven, dat zien we overal, waar maar
Westersche naties hun vlag planten. „Dimana
goela, di sitoe semoet" (Waar suiker is, komen
veel mieren samen) zegt een spreekwoord der
Maleiers.
Over 't algemeen echter zijn de Chineezen
arbeidzame kerels, mannen met ondernemings
geest cn handelsenergie in hun lijf. Zie maar
eens hoe ze tot laat in den avond doorwerken,
hard zwoegende om toch maar gauw wat geld
te kunnen overleggen. Menige rijkaard is als
koelie begonnen en heeft zijn geld niet altijd
oneerlijk verdiend. We kunnen er geen van al
len tegen op en omdat dus die Chineezen zoo
van aanpakken houden en den meer indolente»
Europeaan en Inlander in den strijd om het be
staan achter zich laten, daarom zijn het allen
bloedzuigers, afzetters en knoeiers!
Als er geknoeid wordt, dan knoeien de Euro
peanen mee! Vraag maar aan iederen oud-gast,
wat hier onder smeer verstaan wordt.
Zeker, ik geef toe, er zijn bloedzuigers en af
zetters en knoeiers onder, evenals onder de Ara-
kieren, Javanen, Maleiers an Europeanen,
l
Deze Coui
Abomitme
luierik» 1
Afzonder!:
De Am'
de voorber
ambachtslii
Naast j
streefd na
kennis, g
algemeene
Het pr
cn omvat.
Smeden, 1
draaien,
in achine-
Als aai
wordt nat
wijs gege
Uitslaan,
"Vlakke
terialenke
werktuig
van Ronc
de leerst'
leerling.
Gedure
praktisch
op de a
dit onde
het stel
gebruik
aanbinde
Om to
moet de
jaar bere;
17 jaar
tot ten
de gegof
4 termij
bestaat
plaatren
lew wort
den ge
gegeven
Voor
bestaat
gen, zij
over blij
ger na;
komen
zullen
worden
abonnei
bachtssf
plaatse;
loopen
De
Mei t<
geheel
hebbe
gedrag
hebber
te hel
een d
als bel
worde)
I
voor
beziel
- -