11 2 t I r k den* iets andera verstaat dan niemendal. Reactionair als men kwaad niet voor eene seort •ngeateldheid aanziet en men er togen is dat gevangenissen in pavil joenen worden veranderd. Reaotionnair als men zich niet*kan begrijpen dat een onderwjjzer in de school een heel ander mensch is dan daar buiten. Reactionair als men beginselloosheid niet aanziet voor iets heel practisch in het leven. Reactionair als men nog verlangt dat de ouders, zelts de meest gegoede, voor de opvoeding hunner eigen kinderen zorgen. Reactionair als men het „rie men snijden van eens anders leer,1* niet onder de weldadigheid maar onder de dieverij rekent. Maar het meest van alles noemt men hem reactionair die God wil dienen naar Zijn Woord. Dat is eigenlijk iemand die in de tegenwoordige maatschappij niet meer thuis hoort. Dat soort men- schen is enkel nog goed voor een museum. De vooruitgang zegteet en drinkt, want morgen sterven wijMaakt u alB ge kunt, eene voorstelling van een oercel, waaruit alles is voortgekomen, houdt u desnoods zost met het begrip „zielsver huizing", slikt allerlei onzin waarmee een boerenjongen u wel vast kan zetten, alleen verwerpt den Bijbel, want dat is zoo'n reactionair boek, als we niet kunnen uitdrukken. Verantwoordelijkheid aan een Schepper is dubbele onzin. Een levensdoel en levensroeping niet van de zen tijd. Kinderen op te voeden'tot iets hoogers dan eters en drinkers de onge rijmdheid zelf. Vrede te hebben door het bloed des Kruises en het lijden de7es tegen woordigen tijds niets te achten bij de heerlijkheid die aan ons zal ge openbaard worden, is zoo aohterlijk, zoo reactionnair dat er geen woord voor te vinden is. De vooruitgang zegt: dat heerlijke baatzuchtige leven, dat smoren van die lastige stem daarbinnen en vooral die heerlijke doodkist met bloemen of dat innig warme crematorium, dat is het esn en het al, dat is het heerlijke eind doel. De holle doodskop met die gekruiste beenderen ons hoogste symbool. Wie dat met ons eens is, is voor den waren vooruitgang 1 Lezer, dan ben ik reactionnair en hoop het te sterven, want daaraan ontleen ik mijn kracht en energie, en zoo is het zeker met u ook *0* Grondwetsherziening en Alge meen Kiesrecht. Tuin- en Landbouw. Antwoordeu of mededeelingen Vr l\ 1. i: 1 91 a! |j I1 I' i m IS ri Nog nauwelijks is het Rapport over 'I kiesrechtvraagstuk, uitgebracht aan het hoofdbestuur der Liberale Unie door de heeren de Kanter, Patijn en Rink, van de pers, door talloos vslen nog niet door bladerd en gelezen en alleen door eenige luttele bespreking bekend, of ook de soci aal democraten hebben hun onderzoek en studie over de noodzakelijke wijzigingen geëindigd, hun wenschen nauwkeurig ge formuleerd, en reeds ingediend bij de griffie der Tweede Kamer een voorstel tot Grondwetsherziening, dat ten doel heeft 1. voor de Staten-Generaal, de Provin ciale Staten en den Gemeenteraad het algemeen kiesrecht in te voeren; 2. alle belemmeringen tegen 't actief en passief vrouwenkiesrecht uit de grondwet weg te nemen. 3. invoering der evenredige vertegen woordiging mogelijk te maken 4. de Eerste Kamer te vervangen door 't referendum of de volksstflmmiug. Om dat veel omvattend doel te berei ken, moeten niet minder dan 64 artikelen der Grondwet gewijzigd wordendat is dus ongeveer een derde deel van de geheele Constitutie; of zoo niet gewijzigd, dan vervallen. Het wetsomtwerp der Sociaal-Democra ten wil algemeen kiesrecht voor mannen en vrouweneen kiesrecht los van allen census en maatschappelijken welstand. Daarom hebben zij art. 80 der Grond wet, het bekende knoop-artikel om de afwinding van 't kluwen tegen te gaao, of m. a. w. het bekende caoutchoucartikel •m Algemeen Kiesrecht tegen te houden en toch weer niet al te benepen te zijn in de gestadige uitbreiding van 't kie zerscorps, op de volgende wijs geformu leerd De leden der Staten-Generaal wor den rechtstreeks en bij geheime enkel voudige stemming gekozen door de meer derjarige ingezetenen, tevens Nederlan ders, die niet bij de wet of rechterlijk von- nes van het kiesrecht zijn uitgesloten. Niemand wordt van 't kiesrecht uit gesloten om redenen, rechtstreeks of middellijk voortvloeiende uit„den maat schappelijken welstand. Het woord mannelijku is dus uit 't grondswetartikel 80 uitgelicht; tevens is weggelaten de zinsnede: udie de door ie kieswet te bepalen kenteekenen van geschiktheid en maatschappelijken welstand genietenv en zoo voort. Het ligt voor de hand, dat een Alge meen Kiesrecht met een census en ken teekenen van geschiktheid een schreeu wende tegenstrijdigheid is, evenzeer als de naam Algemeen niet past voor een "stel sel, waarin alleen de meerderjarigen kies recht bezitten. Wat de heeren Liberale-Uniemannen en ook de Sociaal-Democraten ons willen geven is in den juisten zin de» woords geen Algemeen, doch een zoover mogelijk op redelijke en natuurlijke gronden uitge breid kiesrechthet woord Algemeen moet ian ook in grosso modo genomen wor den, evenzeer als onze Antirevolutionaire partij met huismanskiesrecht niet enkel bedoelt de vaders der gezinnen kiezer te maken, maar ook bij onstentenis van deze, de moeders of de oudste zonen enz. Ook art. 81 zal veranderd moeten wor den, niet direct om de evenredige verte genwoordiging in te voeren, want ook die zou nog bij de huidige redactie ui t uit gesloten zijn, omdat bij eene verdeeling in kiesdistricten 't proportioneele zeer wel mogelijk is maar de Sociaal-Democraten wi len 't artikel wijzigen met 't oog op 't feit en de omstandigheden dat die even redige vertegenwoordiging zou kunnen plaats v'nden zonder kiesdistricten, wat ook denkbaar is. Daarom willen zij art. 81 aldus lezen De Staten-Generaal bestaan uit hon derd leden. Alles wat 't kiesrecht en de wijze van verkiezing betreft, wordt bij de wet geregeld. De Soc. Dem. willen ook vrouwen doen optreden als afgevaardigden en volksver- tegenwoo digers. Thans kan dit niet, omdat art. 84 on zer Grondwet voorschrijft, «dat men mannelijk Nederlander zij.« Zij wenschen 't artikel daarom aldus gelezen te hebben Om lid der Staten-Generaal te kun nen zijn, wordt alleen vereisoht, dat men Nederlander zijniet van de verkiesbaar heid ontzet zij en den ouderdom van dertig jaren vervuld hebbe Dat de Eerste Kamer door haar traps gewijze verkiezing, haar aristocratisch en grootdeels plutocratisch karakter niet in den smaak der Sociaal-Democraten valt, is zeer begrijpelijk; en daarom willen zij laten vervallen ait. 82., dat zegt De Eerste Kamer bestaat uit vijftig leden. Eren consequent is die Partij in haar uitbreiding van art. 109; het beruchte artikel, zouden we 't wel willen noemen het op en top revolutionaire artikel, dat wij zoo spoedig mogelijk uit de Grond wet zouden willen bannenhet artikel over de souvereiniteit des Volks op 't terrein der wetgeving, waarin de Konink lijke macht gehalveerd, gedeeld wordt gescheurd wordt, wat altijd één en de zelfde is en blijft, zoolang art. 10 onzer Constitutie niet is vertrapt en waardeloos geworden. Het beiuchte art. 109, willen zij nog krachtiger, nog meer democratisch in den slechten zin des woords, doen klinken dan 't nu reeds is. Nu luidt het Da wetgevende Macht wordt geza menlijk door den Koning en de Staten- Generaal uitgeoefend Een onredelijke onzedelijke, machtknot- tend, gezagondermijnend artikel; alsof de Koningin niet alleen de wetgeefster was, en de Staten-Generaal, slechts tolken des volks bij den Troon alsof de Koninklijke wetgevende Macht deelbaar was tusschen Hem of Haar en de vertegenwoordigers ja, die slechts vertegenwoordigers, tolken, adviseurs, pleiters en >/rechtenura^<sr«» voor dat volk zijn maar «iet, neen nooit ofte nimmer souvereintjes naast den eenigen Souverein, naast Haar, Koningin Wilhel- mina bij de gratie Gods. De Soeisal-Democraten willen 't nog consekwenter dan 't artikel nu reeds luidt aldus De wetgevende macht wordt geza menlijk door den Koning en de Staten Generaal, met medewerking des volks, uitgeoefend. 't Zoogenaamde referendum Niet dat wij tegen een volksstemming principieel bezwaar hebben, want zoogoed als een volk zich uitspreekt in en door zijn vertegenwoordiging, mag 't zich ook daadwerkelijk uitspreken ook rechtstreeks, al is dit zelfs niet in den gewonen weg van verkiezing na ontbinding der Tweede Kamer. Bij een verwerpen van een wetsvoorstel, beroept de Koningin zich op de kiezers denk b.v. om 94 bij de verwerping der Kieswet Tak, waarvan een nieuwe verkiezing 't gevolg was, en waardoor 't volk'tuit sprak, dat't niet met Tak, maar met van Houten mee wilde, en we kregen dus daarna een ministerie voor de nieuwe Kieswet 96. Maar wel hebben we tegen een volks stemming bezwaar als dtel der wetgevende macht. Met 't oog op die volksstemming willen de Soc. Dem. een nieuw art. 1 i 2, aldus luidend Wanneer dit, binnen den termijn en op de wijze, door de wet te bepalen, door minstens 50000 kiezers voor de Staten-Generaal wordt verlangd, een door de Staten-Generaal aangenomen wetsvoorstel onderworpen aan eene volks stemming, waarvan alle kiezers voor de Staten-Generaal bevoegd zijn, deel te nemen en welker inrichting door de wet is geregeld. Bij de volksstemming wordt 't voor stel, zooals 't door de Staten-Generaal is aangenomen, bij meerderheid van stemmen in zijn geheel goedgekeurd of verworpen. Geene, volksstemming is geldig, indien het getal stemmen, door de meerderheid uitgebracht, minder dan een derde deel van dat aller stemgerechtigden bedraagt. Het referendum is de plaatsvervanger van de Eerste Kamer bij belangrijke wets voorstellen. 't Is een soort remtoestel voor de Tweede Kamer een nadere waarborg voor onze Constitutioneele vrijheden een plebiscit, dat aan volksdemagogen machtigen in vloed bereidt. We meenen genoeg over 't soc. dem. wetsvoorstel gezegd te hebben om den lezer eenig n indiuk te geven vin hunne staat kundige wenschen in vei band met de re visie der Grondwet. Vroeger reeds hebben we uitvoerig in een tiental artikelen een beschouwing ge leverd over 't algemeen kiesrechten men kan dus weten, hoe de verschillende par- tijen argumeiiteeren vóór en tegen dat stelsel van verkiezing. IVij staan er vierkant tegenoverniet om de uitbreiding zelve, maar om de manier van 'uitbreiding. Hier geldtDuo cum faeinut idem, non est idem; d. w. z. als twee hetzelfde doen is 't nog niet hetzelfde. Art. 3 der Declaration des droits de V Hommc et du Citoyenaldus luidend Le principe de loute souverainelt reside essenliellement dans la nationis ons een aanranding van de Heiligheid en Majesteit Gods, is een knotten, neen een ontkennen van zijn Almacht, en Zijn Souvereiniteit ook op 't terrein des poJitiekenleveus. E i daaromvóór finale uitbreiding Maar tegen Algemeen Kiesrecht en tegen Grondswetherzieiiing om dat te krijgen. Art. 3 der vei klaring van de Menschen- en Burgerrechten aldus luidend Het beginsel van alle macht rust eenig en alleen in 't Volk. DE WEDSTRIJD. Gebr. Joppe te Ooederetde legden een „proef veld met;tarwevariëteiten aan. Wilhelmina, Dui- vendaalache en Ruarige Essex werden metelkaar vergeleken. Het proefveld bestond uit zware klei; het had ten vorigen jare suikerbieten gedragen. En deze waren geteeld op driejarige lucerne. Als kunstmest gebruikte men op de tarwe 50 KG. Chilisalpeter per gemet. Dat wordt dus ruim 100 K.G. per II. A. De drie variëteiten groeiden ongeveer gelijk op. Toen ze volwassen waren bleken de halmen van Duivendaal het langst. Essex volgde daarop en Wilhelmina had het korste stroo. Doch 'tstroo is bijzaak bij een graanoogst, 't Komt vooral aan op de korrels. En in dit opzicht kwant de eere plaats toe aan Wilhtlmina. De opbrengst aan graan bedroeg bij deze variëteit 26 H. L. per gemet, dan volgde Essex met 21H. Ij. en ein delijk Duivendaal met 197, H. L- Ofschoon de geldswaarde per H. L. van de Wilhelmina op f6,25 werd berekend (terwijl voorde beide andere soorten f6,80 genoteerd werd) bleef Wilhelmina toch nommer één want de geldswaarde van den geheelen oogst beliep bij haar f162,50. Voor Essex was 't bedrag f 144,50 en voor Duivendaal f134,30. Het H. L. gewicht bedroeg voor de Wilhelmina 77 K.G., voor Essex 75 en voor Duivendaal 77 KG. Hetgeen er door de proefnemers nog aan toege voegd wordt, vinden we te eigenaardig, dan dat we het gewijzigd zouden willen weergeven. De Gebr. Joppe besluiten met de volgende woorden, waarin mede hunne conclusie neergelegd is. „Dat de Essex zoo licht zou wegen, hadden wij niet gedacht, daar die tarwe altijd nog al zwaar is, doch dit jaar is zulks ook bij anderen voor gekomen „De aren van de Duivendaal breken spoediger dan van de andere variëteiten, wat vooral in den afgeloopen zomer, toen het koren nogal lang op het land moest staan, en nog al eens verzet en opgezet moest worden, schadelijk was." „De marktwaarde van het stroo der Duiven- daalsche is ook minder dan het stroo der beide andere." „W$ houden het er voor, dat de Wilhelmina- tarwe het best zal slagen op rijk bemesten grond, daar de bodem al heel vet moest wezen, wil deze tarwe g«an legeren." No. 7 is eene cultuurproef met Uien. Proefne mer was C. Drost te Nieuwe Tonge. 't Proefveld, gelegen in den polder Klinkerland, bestond uit gesloten klei en droeg 't vorige jaar suikerbieten. 'tDoel der proefneming was tweeledig. In de eerste plaats wilde men het verschil nagaan tusschen Aioster uien geteeld van eigen gewonnen zaad tegenover zaad uit België en ten tweeden wenschte de proefnemer Aioster Uien te verge lijken met de Elakkeesche. Het zaaien had plxats op 14 April. Per gemet (0,4592 H. A.) gebruikte men 4 K.G. zaad. „De opkomst was zeer regelmatig". Er was weinig onkruid. Toch werd er vier keeren gewied. Omtrent het verloop van 't «ene deel van 't proefveld vinden we meeged»eld dat aanvankelijk 't eigen gewonnen zaad vóór bleef tot omstreeks half Juli. De stand was toen op beide perceelen best. Half Augustus viel echter „meeldauw" in de uien van zelf gewonnen zaad. De bollen, afkomstig van Belgisch zaad, bleven vrij van de ziekte. Hieraan is stellig toe te schrijven, dat de laatste langer „groen" bleven en dus een grooter beschot gaven. Per Voornsch Gemet leverde 't Belgische zaad 275 H.L. of 165C0 K.G. Van eigen zaad verkreeg men 235 H.L. of 14100 K.G. Het verschil was dus nog al beduidend. Ook op 't andere deel van 't proefveld wonnen de Aioster uien (nieuw zaad) het. Van af den be ginne waren ze voor en ze bleven dit ook. Ook hier leden de Elakkeesche uien van „meeldauw" terwijl de andere geheel vrij bleven. Eerst 27 September werden de laatste geplukt. De Flak keesche oogstte men reeds 5 Sept. Deze brachten 197'/, H.L. per gemet op. Aioster leverde 302 H.L dus nog 27 H.L. meer dan die van 't nieuwe zaad op 't eerste deel van 't proefveld. Ze worden echter een week later geplukt. En als de planten groen zijn, kan er in een week nog heel wat door zee gedaan worden. Elk individu kan als esn fabriekje in 't klein beschouwd worden en op een gemet staan er een heel groot aantal zulke fabriekjes. Vandaar 't zeer beteekenende verschil. De groote schade die gel«den wordt door 't ontijdig afsterven van een gewas springt bij deze proefneming ook zeer duidelijk in 't oog. Wij kunnen er uit leeren, dat het van zeer veel be lang is, om zóó mogelijk de plantenziekten te bestrijden of te voorkomen. Laten we dus goed acht geven op datgene, wat ons de geleerden omtrent allerlei plantenziekten weten te vertel len, maar bovenal, laten we iets doen obk. (Slot volgt.) M. Vraag Laak. Vragen en Antwoorden worden kosteloos geplaatst zjjn met betzelfde nummer gemerkt als de vragen waarop ze betrekking hebben. Vragen. 545. Bestaat er een afdoend middel tegen her moes in weiland 543. Is het goed, drachtige varkens tot het laatst toe in de weide te laten loopen 1 547. Kunnen paddestoelen in bloempotten schadelijk worden voor den groei der planten Antwoorden en mededeelingen. 542. Worden Yersey-stieren in ons lang gebe zigd? Door den heer Job van der Have, directeur van de Maatschappij van weldadigheid te Erede- riksoord wordt met succes gebruik cpmaakt van Yersey-stieren. Zoo heeft men kortgeleden i» „De Veldbode" kunnen lezen. 543 Over Hegelund's melkmethode kan ik dit zeggen, dat zij eene bewerking van de uier beoogt. Deze beeft plaats telkens als de koe op de gewone wijze is uitgemolken. Volgens genomen proeven gelukt het daarna nog heel vaak een kwart liter of vrij wat meer melk te krijgen. En deze is steeds zeer rijk aan vet. Ik vertel hierover nog wel eens wat meer. 544. Wat zijn smaltienden? Wij moeten het antwoord op deze vraag schuldig blijven Wie onzer lezers kan en wil het geven. Hij zal behalve „Een Lezer" uit Herkingen ook andere aan zich verplichten en niet het minst De Redactie. Indische Tc 11 li rassen. Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden. XX. Dezer dagen kreeg ik bezoek van een zeer merkwaardig man, van Sech Said bin Abdullah, Baadillah, den luitenant der Arabieren op het eiland Banda. Zooals vele lezers wel reedszullen weten,geelt het Gouvernement aan invloedrijke Chineezen, Arabieren, Klingaleezen en andere „vreemde Oos terlingen" den eeretitel van luitenant, kapitein, of majoor. Salaris ontvangen zij niet, wel eene kleine vergoeding voor bureaukosten en ze staan onze Nederlandsche ambtenaren daarvoor bij in het bestuur over hunne rasgenooten, die in be paalde wijken, de zoogenaamde „kampen" moeten wonen. Aangezien Sech Said bin Abdullah Baadillah thans met verlof naar Holland komt, acht ik mij verplicht hem even aan de Nederlanders voor te stellen. Ik heb zóóveel goeds van den Arabier gehoord, dat hij 't wel verdient om in patria veler vriendschap te genieten. Wie toch in den grooten Molukschen Archipel kent hem niet, den ontwikkelden, verdienstelijken, hulpvaardigen, zoo sympathieken en door rijk en arm, door Christen, Mohammedaan en Heiden zoo hoog ver eerden man 1 Zijn belangeloos werken, waar het de Indische gemeenschap geld en zijn trouw aan ons Gou vernement gaven der Hooge Regeering aanlei ding om hem in December 1901 de zilveren Ster van Trouw en Verdienste toe te kennen. Zoo ooit dan prijkt deze Ster thans op een waardige borst Doch laat ik u enkele bijzonderheden uit 's mans leven meédeelen. Sech Said bin Abdullah Baadillah dan werd 22 Juli 1859 te Banda-Neira geboren. Zijn vader en grootvader waren ook reeds niet het bestuur over hunne rasgenooten belast en debetrekking zal dus zoo langzamerhand wel erfelijk in de familie worden Hij bezocht de Hollandsche lagere school en werd daardoor onze taal voldoende machtig om zich door veel lezen meer algemeen te ontwikkelen. In 1889 werd hij tot zijn tegen- woordigen rang benoemd. De „luitenant" is zeer rijk en doet veel goed. Zoo bouwde hij in 1891 een groote mooie missigit (bedeh uis) in Kampoeng Baroe, een buurt van Banda-Neira en later nog twee kleinere in andere wijken der stad. Hierdoor ontstond nu onder de Mabomedanen twist en tweedracht, de bewoners van Kampoeng Baroe werden als de bevoorrechten beschouwd. Baadillah maakte er spoedig een einde aan, door alle priesters bij zich te ontbieden en bun mede te deelen, dat bedoelde groote missigit niet voor Kampoeng Baroe doch van hem was en dat het dus ieder Mohammedaan vrij stond, daar gods dienstoefening te houden. De dankbare priesters benoemden hem toen tot Voorzitter van hunnen Raad. Niettegenstaande of liever juist omdat Baadillah een overtuigd volgeling yan Moham med is, die door de kennis van de Arabische taal vo lkemen begrijpt, wat zijn godsdienst voorschrijft is onze Arabische „luitenant" zeer verdraagzaam jegens andersdenkenden. Door zijne uitgebreide handelsbetrekkingen op de kusten van Zuid- en West-Nieuw-Guinea lieeft hij natuurlijk zeer veel invloed op de Heidensche bevolking aldaar en die invloed heeft hij o.a. gebruikt om den pas toor Le Cocq d' Armandville te steunen bij het kerstenen der Papoea's 1 Hij wist velen over te halen hunne kinderen door dien geestelijke te doen doopen en voorzag de missies gratis van levensmiddelen. Baadillah, die sedert 1894 op groote schaal aan parel visscherij doet en aan vankelijk uitsluitend duikers van Minilla in dienst had, heeft ook welvaart gebracht bij ver scheidene Inlandsche Chiistenfamilie's door Christenjongens voor duiker te doen opleiden. Dit, wat zijn godsdienstige gevoelens betreft. Ook de wetenschap werd door hem naar ver mogen gesteund. Professor Max Weber, de man der Diepzee onderzoekingen, ontving door Baadillah'» hulp een groot aantal belangrijke voorwerpen voor de verzameling van de bekende Sibogaexpeditie en Professor van Hasselt kreeg een schoone collectie wapens, huisraad, werktuigen enz. afkomstig van Nieuw-Guinea, die deze geleerde noodig had bij zijn onderwijs aan de toekomstige ambtenaren van het Binnenlandsch Bestuur. Baadillah gaf als voorstander der Westersche beschaving zijn kinderen een Europeesche opvoeding. Er wordt bij hem thufa nooit anders dan Hollandsch gseproken, hoewel natuurlijk ook de studie der Arabische en Maleische taal niet wordt verwaar loosd. Thans gaat hij met zijn jongsten zoon op reis naar Holland en wel over China, Siberië, Rusland en Duitschland en hij zal den zestien jarigen knaap bij een hem bekende Indische fa milie te Amsterdam in den kost doen om hem, na het noodige voorbereidende onderricht, den cursus aan de Handelsschool aldaar te doen volgen. Ook koestert onze brave landsdienaar nog een vurigen wensch en wel om toegelaten te worden tot zijne vereerde Souvereine, Koningin Wilhel mina. Hij zou Hare Majesteit zoo gaarne de liefde en trouw vertolken, die Hare onderdanen hier in „Nederlandsch uiterste Oosten" bezielt. Als deze Penkras door u gelezen wordt, is Sech Said bin Abdullah Baadillah waarschijnlijk reeds in uw midden. Hij zal als vreemdeling veel steun en voorlichting behoeven en we vertrouwen, dat hij die overal in ons dierbaar Vaderland vinden zal. Als hij dan na zes maanden weer naar hier terug keert, naar het eiland Banda, dan zal hij zeker niet nalaten om aan ieder den lof te ver kondigen van het broedervolk, wonende in het verre Westen over de zee. Heb ik in mijne vorige Penkras helaas 1 veel kwaad moeten vertellen, thans kan ik u gelukkig ook wat goeds meédeelen. Eenige dagen geleden liet een onvoorzichtig heer, ook ie „Hotel Molenvliet" gelogeerd, zijn portefeuille met bankpapier liggen in een dos dos 1 Hij bemerkte zijn verlies eerst, toen hij een half uur thuis was en de arme man wanhoopte reeds ooit zijn bijeengegaard kapitaaltje weêr terug te zullen zien, toen daar plotseling een karretje het erf opreed en de koetsier Ali van Kampoeng Menteng triomfantelijk de portefeuille in de lucht zwaaide. Men las op 'smans gezicht duidelijk de woorden: „dat had je van zoo'n smerigen inlander niet gedacht, wel 1" De eerlijke kerel kreeg honderd pop belooning en was de koning te rijk. Persoonlijk nam ik nog den volgenden proef. Op Pasar Senen, een drukbezochte Chineesche marktbuurt, liep ik 's avonds met een landgenoot te wandelen. We hadden 't juist over, den slech ten aard van 't volkje hier op Batavia. Bij een der kraampjes stond een armoedig gekleede In landsche jongen. Met begeerige oogen keek hij naar de uitgestalde lekkernijen. 'tWas een Ba- taviaan, dat konden we aan zijn kleeren zien, doch hij had een open sympathiek^ezichten een paar oprechte donkere kijkers. Ik* stootte mijn vriend aan en vroeg hem of hij nu dacht, dat een jongen, met zoo'n eerlijk en gunstig voor komen, een dief zou kunnen zijn. „Onverbeter lijke optimist", lachte de ander, „probeer't maar eens!" Nu ik waagde er een gulden aan, riep den knaap en verzocht hem 'teven ergens te gaan wisselen, daar ik klein geld noodig had. Natiën minuten kwam hij terug en er mankeerde geen duit. Tot belooning lieten we Doellah, zoo heette 't eerlijke „Baviaantje", eens lekker smullen. Er zijn hier dus ook nog wel goede exemplaren te vinden! Ik ben blij dat ik dit schrijven mug. Batavia 1 Juni 1903. XXI. Weltevreden, de bovenstad van Batavia is een der mooiste steden van bet Oosten en ten volle waard eens goed bekeken te worden. Ik heb dan ook al lang willen trakteeren op een rijtoer, doch de veelheid van onderwerpen overstelpt me en van uitstel komt afstel. We blijven hier niet lang meer en er valt eigenlijk nog zooveel te schrijven 1 Ik zou wel iederen dag een Penkras kunnen posten en dat maakt de keuze der onderwerpen juist zoo moeielijk. Het is hier onder de meer ontwikkelde inlan ders nu eenmaal bekend, dat ik voor dit blad werk, en nu word ik telkens lastig gevallen met verzoeken, om toch eens over dit en vooral ook over dat iets te schrijven. Gebrek aan stof zal ik dus wel nooit hebbenIk ontvang inlichtingen, lofuitingen en klachten over alles en nog wat en ben natuurlijk steeds verplicht de gegevens zeer nauwgezet te controleeren. Er wordt bier nog al eens gelogen en overdreven 1 Van alles neem ik intusschen nauwkeurig nota en het zal u geleidelijk causerievorm te lezen worden ge geven. Ik moet echter voortdurend zeer op mijn hoede zijn, wil het mij niet gaan als den heer van Kol. Zijn boek over Indië bevat vele onjuist heden en het is mij tot heden werkelijk een raadsel, hoe een overigens ernstig man, na zoo'n wilde jacht door onze uitgestrekte Koloniën, het heeft durven bestaan, bepaalde conclusies te trekken. Zoo heeft ons Kamerlid b. v. gemeend, nu eens erg duidelijk en naar waarheid den toestand in de Minahassa (Eendracht) bloot te leggen en wenscht hij natuurlijk te goeder trouw dat al wat hij er over schrijft als een evangelie in het moederland zal worden aangenomen. Wel nu, ik heb hier reeds drie inwoners van Menado bij me gehad, echte Minahassers, die zeer boos op den beer van Kol zyn omdat hij, volgens hen, allerlei onzin over hun land en volk heeft te boek gesteld 1 Ik kan er hier op een afstand moeilijk over oordeelen, doch zal later ter plaatse alles nauw keurig en op mijn gemak bestudeeren en udan ook eens mijn oordeel er over zeggen. De fout van den heer van Kol zit 'm, geloof ik, in de eenzijdige en oppervlakkige voorlichting, waarmee hij, bij gebrek aan tijd zeker, genoegen heeft genomen. Ik vernam zulks ook reeds op Padang. Volgens mijn Maleische en Bataksche zegslieden daar, ging de heer van Kol voorna melijk met Europeanen om en sprak hij verder ook nog enkele hoogere Inlandsche ambtenaren, doch the man in the streit, den gewonen Inlan der, dien zocht en sprak hij niet en och, die durft zoo maarniet uit eigen beweging naar een Pempesar bandjeng Gouvernement (een hooge heer van het Gouvernement) toe te gaan. Men be schouwde den heer van Kol toeh als een zeer hoog Bestuurs-ambtenaar uit Holland, als een soort gezant van Hare Majesteit, en een ieder, die de Inlandertjes kent, weet hoe vrijmoedig die lui zich tot zoo'n autoriteit durven wenden I Men versta mij vooral niet verKeerd. Ik heb allen eerbied voor <Je goede bedoelingen van den heer van Kol. Zoo iemand, dan gevoelt hij warm voor Indië en den Inlander, doch het ijverige Kamerlid heeft zich heusoh aan zelfoverschatting schuldig gemaakt, waar hij meent, zoo maar, in 'n vloek en 'n zucht, de ingewikkeldste toestanden te kunnen begrijpen Daar blijft me waarempel alwéér te weinig plaatsruimte over voor onzen rijtoer!Enfin, wat in het vat is verzuurt niet, moeten we maar denken. We zullen vanavond van den prachtigen Indisclien maneschijn profiteeren en wat gaan wandelen op Pasar Senen, een vroolijke, druk bezochte Chineesche winkelwijk, in de onmid dellijke nabijheid der verschillende tungsi's of militaire kampementen, zooals men de kazernes hier in Indië noemt. 't Krioelt er dan ook van krijgslieden, Euro peesche zoowel als Inlandsche van alle wapens. Hoewel in het Leger tegenwoordig dronkenschap gelukkig hoe langer hoe zeldzamer voorkomt, ontmoeten we toch nog enkele beschonken Euro peanen, kerels, die hun ras en uniform schade aandoen en in hun ruwe onbeschaafdheid dikwijls de lafste baldadigheden uithalen. Het afranselen van Inlanders en Chineezen beschouwen die „hee ren" ale een soort van sport Ze denken er zeker het prestige van ons Leger door hoog te houden De Inlandsche politieagenten, onze „geelvinkies' durven niets tegen dat gespuis te beginnen en daarom hebben de Chineezen zelf betaalde „be schermers" aangesteld, andere zeer pootige Euro peesche soldaten, die tegen een goede belooning geld en jenever, de zich misdragende collega's op hun gezicht timmeren. Fijne toestanden, vindt u niet? Ik voor mij, vind die, „bescher mers" der Chineezen al even ploertig als de dronkelappen en ruziemakers! Gelukkig worden dergelijke individuen met den dag zeldzamer, doch het ware zeker in 't be lang van de overgroote meerderheid onzer wer kelijk kranige, degelijke Europeesche militairen, als 't restantje tuig zoo snel mogelijk uit de gelederen kon worden verwijderd. De eervolle soldatenstand zou dan ook in Indië wat meer in aanzien komen. Nu wordt hij vrijwel door blank en bruin geminacht en dat is zeer onaan genaam voor de goed oppassende meerderheid. Ik heb fuseliers op bezoek gehad, nette flinke soldaten, die ik nog van vroeger kende en 't is op hun verzoek, dat ik dit schrijf. Ze hebben mij den toestand zeer duidelijk uiteengezet en als ik nog meerdere garnizoenen bezocht heb, komen we van zelf wel eens op deze belangrijke kwestie terug. Alleen nog dit, er moest in het Leger flink schoon schip worden gemaakt en dan voortaan te Harderwijk en Nijmegen beter worden uitge keken. Kerels met echt gemeene boeventronies keure men at, ook al zijn ze gezond en al heb ben ze hun bewijs (sic) van goed gedrag bij zich Ook moesten sommige politieautoriteiten eens eindigen met de onhebbelijkheid, om onze kolo niale Krijgsmacht als een soort van mestvaalt te beschouwen, waarop het vuil der groote ste den kan worden geloosd, 't Is voor die heeren anders wel gemakkelijk om minder gewenschte elementen kwyt te raken! Men werve voorts vooral goed oppassende miliciens aan, jongens uit de provincie, tegen desnoods het driedubbele handgeld. Belgen moes ten nooit worden aangenomen, die deugen over 't algemeen niet voor soldaat I Duitschers en Zwitzers zijn veel beter, doch het liefst vuile men het Leger aan met echte Hollandsche jon gens. Lui van het platteland, z. g. boertjes, vol doen hier het best. Yoor baren is bet in den beginne een erg vreemd gezicht: die Javaansche soldaten op bun bloote kakie's (voeten) en vooral zoo'n Inlandsch onderofficiertje piek piekfijn met z'n képi en sabel, doch zonder schoeisel, maakt een grappi- gen indruk. De niet Europeesche militairen gedragen zich bijna zonder uitzondering netjes en fatsoenlijk op straat. Ze bedrinken zich trouwens niet. Behalve van militairen wemelt het hier na tuurlijk ook nog van kakelende Chineezen I Die lui doen altijd net alsof ze ruzie hebben. Er wordt van geen landaard in Indië zooveel kwaad vertelt en geschreven als van deze staar ten. Nu, ik geloof gaarne, d at er heel wat schoel jes onder loopen, doch onder welken landaard vindt men die hier niet? In koloniën komt nu eenmaal altijd veel schuim hovendrijven, dat zien we overal, waar maar Westersche naties hun vlag planten. „Dimana goela, di sitoe semoet" (Waar suiker is, komen veel mieren samen) zegt een spreekwoord der Maleiers. Over 't algemeen echter zijn de Chineezen arbeidzame kerels, mannen met ondernemings geest cn handelsenergie in hun lijf. Zie maar eens hoe ze tot laat in den avond doorwerken, hard zwoegende om toch maar gauw wat geld te kunnen overleggen. Menige rijkaard is als koelie begonnen en heeft zijn geld niet altijd oneerlijk verdiend. We kunnen er geen van al len tegen op en omdat dus die Chineezen zoo van aanpakken houden en den meer indolente» Europeaan en Inlander in den strijd om het be staan achter zich laten, daarom zijn het allen bloedzuigers, afzetters en knoeiers! Als er geknoeid wordt, dan knoeien de Euro peanen mee! Vraag maar aan iederen oud-gast, wat hier onder smeer verstaan wordt. Zeker, ik geef toe, er zijn bloedzuigers en af zetters en knoeiers onder, evenals onder de Ara- kieren, Javanen, Maleiers an Europeanen, l Deze Coui Abomitme luierik» 1 Afzonder!: De Am' de voorber ambachtslii Naast j streefd na kennis, g algemeene Het pr cn omvat. Smeden, 1 draaien, in achine- Als aai wordt nat wijs gege Uitslaan, "Vlakke terialenke werktuig van Ronc de leerst' leerling. Gedure praktisch op de a dit onde het stel gebruik aanbinde Om to moet de jaar bere; 17 jaar tot ten de gegof 4 termij bestaat plaatren lew wort den ge gegeven Voor bestaat gen, zij over blij ger na; komen zullen worden abonnei bachtssf plaatse; loopen De Mei t< geheel hebbe gedrag hebber te hel een d als bel worde) I voor beziel - -

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1903 | | pagina 2