ml J Yrijdag 7 Augustus 1903. Antirevolu tionair Achttiende Jaarg. No. 929. Orgaan voor tie ZuidlioIlaiHlsehe en üeettwsclie Ezilaaideii. !IJE. *URG, I IN HOC SIGN O VINCE S FEUILLETON. nelsdijk AM. T. BOEKHOVEN. tlbouw- BVa sch ier». Biggen Irdee- hfi t. I) tOMMELSDIJJC. 3 a a s tehuis. /cslïijde 'enenga. m Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling ƒ3,50 per jaar. ifzonderlijke nummers 5 Cent. uitgeyek: ÜOMMELSlHJIi Alle stufeken voor de itedaetie bestemd, Advertentie» en verdere Administratie franco toe te gendes? aan den Uitgever. BIJVOEGSEL. ff oef uw profetenwerk! In zake het onderwijs is de am bitie lang niet zoo groot meer als een vijftien a twintigtal jaren geleden. Toen waren er enkele gevierde sprekers, die stellig twaalf en meer heeren in een jaar er voor uit moesten, en groote scharen kwamen naar hunne schoolredenen luisteren. De velerlei andere belangen heb- beS^bet schoolbelang wat ter zijde gedrongen. En ook de gedeeltelijke oplossing der politieke quaestie, die bij het onderwijs betrokken is, heeft de gemoederen op dit terrein wat gekalmeerd. Toch blijft de paedagogische zijde van de scboolzaak altijd de volle aandacht overwaardig, en het zou slechts tot schade van het nageslacht zijn, als te midden der sociale zorgen en bewegingen het bouwen van de gelijke scholen begon te verminderen of als in andere opzichten minder gedaan werd aan de opvoeding onzer kindereD. De groote massa ouders kan aan haer kroost geen kapitaal in geld meêdeelen. Maar het geven of doen geven van eene behootlijke opvoeding is meer een gevolg van eigen plichts besef, en valt onder het bereik van schier allen, die het ernstig willen en zoeken. Yan de opvoeding der kinderen hangt-, middelijk gesproken, heel Neerlands toekomst af. Want zooals later het volk in zijn breede lagen er uit zal zien, zoo zullen ook 's lands leidslieden en 's lands ver tegenwoordigers zijn. Die opvoeding blijft dus een ar tikel van hooge waardij. En daarom deed Patrimonium ook zoo wijs met bovenaan op zijn program de volle dige vrijmaking van de school te plaatsen. En wanneer is nu de school vrij Zij is dan vrg, als zij aan haar bestemming kan beantwoorden. Al zoo niet, als de ouders er weinig meer voor betalen, maar wel als zij dusdanig is ingericht, dat de kin deren er het noodige onderricht krijgen voor hunne toekomstige le venstaak als lid der maatschappg en lid der kerk en als burger van het land. Zulk eene opvoeding te geven is alleen mogelijk bij het heldere licht van Gods Woord bij het bekend maken van Gods goedertierenheden. Daarom heet het bij den Spreu kendichter Leer den jongen de eerste beginselen naar den eisch van zijn wegen sprak de profeet Asaf in heilige zielsverheffing „Wij zullen het niet verbergen voor hunne ('s volks) kinderen, voor het navol gende geslacht, vertellende de lof felijkheden des Heeren, en Zijne sterkheid, en Zijne wonderen, die Hij gedaan heeft." Yoor zooveel nu de opvoeding der kinderen betreft behooren al te anti revolutionair gezinden in Asaf's profetische voetstappen te wandelen. Het profetenwerk toch bestond oud tijds in het getuigen van 's Heeren wege aangaande het verleden, het heden en de toekomst. Al is nu onder de nieuwe bedeeling het voor spellen van toekomende dingen er niet meer onder begrepen, toch blijft het overig deel van den arbeid be staar, en dat niet slechts voor de speciaal opgeleide profeten, maar voor het Nieuwtestamentisch priesterdom, dat door God gezalfd en mitsdien geroepen is om aan de kinderen voor te houden, wat God gedaan heeft en eischt. Gedaan niet slechts voor het merschdom in bet alge meen, maar ook voor onze natie in het bijzonder wat hij eischt, niet slechts in zyne onvergankelijke grondwet voor 's menschen leven, maar ook met toepassing op de te genwoordige sociale verhoudingen. Natuurlijk moeten hierbij tijden en gelegenheden onderscheiden wor den. Den knaap van 13 of 14 jaren kan men deze dingen meer uitge werkt voorhouden dan aan de jeug diger kinderen. Ook moeten vele ouders door drukke bezigheden de opvoedingstaak wel grootendeels aan de onderwijzers overlaten. Maar geheel mag dit toch niet, en zal dit ook niet, als de ouders ware chris tenen zijn, want dan is de ziels drang om aan het nakroost den besten steun in het aardsche bedrijf meê te geven, veel te sterk om er van te zwijgen. Alleen toch door de kinderen tijdig en volhardend en nauwgezet bekend te maken met hetzelfde, dat ook Asaf voor 's volks kinderen uitriep, wordt in de harten de grond gelegd voor het stellen van de hoop op God en het intoo- men der wederspannigheid, waartoe de natuurlijke mensch van jongs af zoo licht geneigd is. Daardoor wordt dus vlak het omgekeerde bij de kinderen gekweekt als de sociaal democraten zaaien, want- deze pre diken slechts wederhoorigheid', wan trouwen, ongeloot en hoop op ver gankelijk goed. Het eene is uit God, en naar Zijn wil het andere gaat daar vierkant tegen in. En dan durven de socialisten nog zeggen, dat, hun werk met den godsdienst niets te maken heeft, en dien on aangetast laat Neen, tegenover der socialisten leuze „werpt het bestaande omver moet der antirevolutionairen leuze zijn houd Gods daden in eere, en doet uw profetenwerk door ze aan de kinderen te vertellen. En dan blijft uit dit oogpunt de school bij voortdurig uiterst belangwekkend. Benoemingen. Kort geleden werd van «liberale*/ zijde in het midden gebracht, dat de antirevolutionairen hun tegenstanders niets meer te verwijten hebben op het stuk van de benoemingen, want dat zij thans, ook zooveel mogelijk de parlijgenooten er in helpen. Wij verstaan dat niet. Vooreerst is het bespreken van benoemingen altijd een moeielijke, kiesche zaak, omdat men de gege vens voor het oordeel over de solli citanten niet in handen heeft. Het is eigenlijk altijd een praten in den blinde. Alleen als er uitsluitend lie den van de eigen partij benoemd worden, komt er aanleiding tot klacht want het is niet te veronderstellen, dat alle bekwaamheid slechts bij eene partij zoude schuilen en men weet ook wel, dat juist het benoemen en verhoogen in rang een sterke prik kel is tot den arbeid. Maar aangenomen nu, dat de mi nisters van onze richting een flink aantal niet-liberalen ter benoeming voordragen, dan staat deze handel wijze nog volsterkt niet op ééne lijn met die van de //liberalen»/ in vroe gere dagen. Want dan strekt zij slechts tot gedeeltelijke opheffing van vroeger zoo lang geleden onrecht. En dan gaat zij gepaard met het benoe men van aanhangers van andere par tijen iets dat de «liberalen»/ vermeden. Zelfs al werden er alleen antire volutionairen en roomschen benoemd, dan nog zou de grond voor het ver wijt aan de liberalen blijven, want de eene eenzijdigheid kan dwingen tot de andere. Dan zou men dus kunnen zeggen «waart gij liberalen niet met uitsluiten begonnen, dan behoefden wij thans niet, om het recht te herstellen, opzettelijk in te halen»/. Maar dat inhalen gebeurt nog niet eens. Immers worden voortdurend tal van liberalen benoemd, zoowel voor invloedrijke als niet invloedrijke ambten. De verstandiger liberalen verwach ten dan ook niet anders, of de te genwoordige regeering zal zich niet storen aan benauwde critiek van teleurgestelden en zal manmoedig voortgaan met het benoemen uit de geheele natie. Leerplicht. Men vraagt ons of de leerplicht wet niet spoedig zou kunnen opge heven worden, en of haar opheffing geen billijke ei3ch is voor de loo- pende vierjarige periode der tegen woordige Kamer. Ons antwoord is, dat èn in de Deputatenvergadering van 17 April 1901, en later door de Regeering is gezegd, dat eerst duidelijk de wer king der wet moest gezien worden. Maar daarom gelooven wij ook wel, dat er tijdens de loopende par lementaire periode wijziging zal voor gedragen worden ter afsnijding van thans bestaande schier ondragelijke hardheden voor de ouders. Het is toch onmiskenbaar, dat de thans van kracht zijnde wetsbepa lingen veel te ver in het ouderlijk gezag en het sociaal belang van behoeftigen indringen. Opening onzer Ambachtsschool. DE Dit AW K. ll t 'tf ls, Mangels, ~r nlkachels, Wasch- en ize Rijtuig- L'ape- fcoffen, eums. iRDAM 17S te Oude- lORYINK te uikers kun»e* srp M. BOS- MANS. en bij i tejf«n 41/, p Ct. jura, «ook r»n agevraagd worden staling vim g«ld»n uur, ten Kantor» nerstraat 5 evolen voor ima qualiteit Boulogne, ,2. Deze Courant verschijnt eiken Yrijdag. Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en k/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte dis zij beslaat Advert -utiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 nnr. Bij dit nummer behoort een Och neen wie meent, dat onze Am bachtsschool in staat is, om onze jongens het doctoraat Honoris Causa te doen ver werven, zooals do architect P. J.H. Cuy- per in '86 door de Utrechtsche Hooge- Bchool benoeihd werd hij heeft te groote verpachtingen van onze chool. Zeker, de bouwkunst is daardoor ge worden een officieeie tak van wetenschap en kunst, wat ze in Nederland nooit is geweest, althans in de laatste anderhalve eeuw niet, maar 't bouwen, 't smeden, 't schilderen aan onze School zal niet anders ten doel hebben, dan te bekwamen tot theoretisch en practisch geschoolde ambachtslui, Eu als dat doel maar slechts bereikt wordt, zijn we dankbaar en tevreden. Maar ook met niets minder. Er is een noodzakelijk en natuurlijk ver band tusschen 'tambachten de beschaving. Hoe hooger de culte wast, des te eer zal 't ambacht in eere toenemen niet alleen, maar ook des te hooger zullen de eiechen zijn aan 't ambacht gesteld. Beschaving en bouwkunst gaan hand aan hand en waar wolvaart heerscht, moet die zich openbaren in edeler kunst producten, in hooger ontwikkeling van schoonheidszin, in meer degelijkheid van materiaal. Waar beschaving en welvaart heerschen zal deze zich uiten in de sehoo- nere constructie van den eenvoudigen grafsteen, zoowel als in de hoogere archi tectuur van de feestelijk getooide zalen. En juist, waar 't nationaliteitsgevoel in de laatste jaren hoe langs zoo meer Hoofdstuk VIII. NIEUWE ELLENDEN. 30) Cornelia zat intusschen in duizend angsten. De houding van haar man inden laatsten lijd gaf haar helaas overvloedige redenen tot vrees Evenwel zou zij zeer verheugd zijn als bij binnenkwam, ofschoon zij zich geen aange name ontmoeting kon voorstellen. Eindelijs, ja daar kwam iemand op haar woning aan. Eerst dacht zij dat het Pieter was en ver heugde zich reeds, want nu scheen zij zich vergist te hebben, want nu was hij gelukkig niet dronken. Maar het was Pieter niet, want er werd aan haar deur geklopt, en na het gebruikelijke //binnenstond de koetsier der familie Gerardie voor haar. //Goeden avondIs Branderhorst niet thuis Op 't oogenblik niet. Had u soms een boodschap voor hem Ja, naar ik hoor is u heden morgen bij Mevrouw geweest. Mevrouw en mijnbeer schijnen wel bewogen over het lot van uw gezin, dit is in alles te merken. Mijnheer is hedenmiddag naar het kantoor geweest te zijn, en nu zou Brander horst even bij mijnheer moeten komen. Als ik mij niet bedrieg dan is er wel goede tijding voor hem. Weet u niet waar hij is?//. Vrouw Branderhorst was door deze onver wachte boodschap eenigszins in de war ge bracht. Zij trachtte een ontwijkend antwoord te geven. Zij schaamde zich de volle waar heid te zeggen, maar de vrome vrouw heeft een afkeer van liegen. Schrander genoeg zei ze //Ik zal het hem terstond zeggen. De koetsier vertrok en Cornelia kon haar tranen niet bedwingen, 't Waren tranen van blijdschap over de lichtstraal die op haren donkeren levensweg tot haar door trachtte te dringen, maar als zij doordacht in wel ken toestand haar man dikwijls was thuis gekomen, en nu misschien weer thuiskomen zou, dan pakte voor haar geest de donkere wolken zich weer samen. Beeds een uur is voorbijgegaan en nog was Pieter niet thuis. Had zij geweten waar hij was, ongetwijfeld zou zij hem de voorloopige goede tijding medegedeeld hebben. Weer kwam de koetsier met een boodschap, waarom Branderhorst zoo lang op zich liet wachten. Als hij niet thuis was moest zijn vrouw hem terstond gaan roepen, Mijnbeer rekende er op. Nu moest de goede vrouw het groote woord van het hart, det ze niet wist waar haar man zich bevond. Evenwel wachtte zij hem elk oogenblik thuis. Het speet haar erg, maar kon er op heden ook niets aan doen. Lang zat Cornelia nog alleen in haar woning. De minuten schenen haar uren te zijn. Ver scheidene malen was zij reeds buiten geweest om te zien of Pieter kwam. Maar wie ze zag haar man helaas niet. //Misschien is hem wel een ongeluk overkomen// dacht ze en ging weer ongetroost naar binnen, want de naainaald riep. Maar haar handen stonden niet naar het werk. Zij was niet in staat iets te doen. Op het minste geritsel stond zij buiten, zag linksch en rechts, in de hoop hem te mogen zien. Intusschen was het laat geworden. Haar ge duld was dien avond zeer beproefd, en menige vrouw zou in haarplaats boos geworden zijn. Het rechte karakter van Cornelia gepaard aan haar innige vroomheid deden haar kalm blijven. Eindelijk, eindelijk ziet zij in de verte de gestalte van haar man. Wat zij vreesde bleek helaas maar al te gegrond. Niet dat hem een ongeluk was overkomen, maar wel dat hij weer onder den invloed van sterken drank ver keerde. Hij was niet zoo dronken, dat hij de hulp van anderen behoefde, maar toch dron ken genoeg om het in zijn gaan en spreken te doen merken. //Ik heb al zoolang op u gewacht Pieter en ben reeds zoo menigmaal naar u wezen kijken. Wat doet ge mij toch een verdriet om zoo te handelen. Je wist toch dat ik voor uw bestwil van morgen uit mijn huishou den ging. Heb ik dat aan u verdiend //Neen Kee, heuseh niet. Maar het was ook in ij ii bedoeling niet. Ik had zoo'n dorst, dat ik besloot even een glaasje bier te gaan drinken bij Hein op den hoek, en ben toen in een gesprek gekomen. Je kunt wel begrij pen waarover. //Bij Hein op den hoek En ge komt nu van den anderen kant.// //Och jal Ze hielden niet op of ik moest een eindje méeloopen zie je//. //Als ik maar geweten had waar gij waart, dan had ik u kunnen roepen. Mijnheer Ge rardie heeft reeds tweemaal om u gestuurd. Misschien met goede tijding, //Ja dat kon ook niet anders. Want ge moogt het met mij eens zijn of nietze zul len nu wel van mijne eerlijkheid overtuigd zijn. Ik ga er dadelijk heen. //Neen Pieter doe dat niet. Zoo als ge nu zijt kunt ge u niet goed aan mijnheer voorstel len. Wacht tot morgen. Ik ben er geweest dat weet ge. Misschien komt alles terecht//, Of alles terecht komt Zoo vast als een huis? Zoo ziet ge Kee: Eerlijk duurt het lang st «Zeker Pieter! maar ga nu zitten. Ga er niet naar toe hoor Wat zullen de menschen wel denken //Waarom niet Ik ben niet dronken. Ik wacht geen oogenblik. Nou tot straks hoor!// Branderhorst ging heen, en zijn vrouw die hem nazag, had er 'spijt van hem met de boodschap van mijnheer in kennis gesteld te hebben. Cornelia was dien middag heuseh niet slecht uit geweest. Ze had goed met mevrouw en ook later met mijnheer kunnen praten. Wel had de heer Gerardie veie bezwaren om nu weer in het belang van Branderhorst bij zijne firmanten op te treden, maar het drin gend verzoek van Cornelia, alsmede het goede woord van zijn vrouw bleven niet vruch teloos. Alleen vreesde hij maar voor ver nieuwde teleurstelling door het gedrag van Branderhorst. Intusschen was de zoon des huizes, de jonge heer Bourdie thuis geko men, en toen deze de vrees van zijn stief vader vernam, deed hij hem opmerken, dat vader daarmede een goede daad zou kun nen verrichten. Nu alleen zou de goede Cor nelia met hare kinderen daardoor gered zijn, maar ook Branderhorst zelf, zou daardoor des te beter in de gelegeuheid gebracht kunnen worden zijn dankbaarheid te toonen. (Wordt vervolgd.) - ■^ZSS^-y --

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1903 | | pagina 1