TWEE BLADEN.
Yrijdag U Juli 1903.
Antirevolu
Achttiende Jaarg. No. 927.
Orgaan
voor «Ie Zuidhollandsctie en
liilandeii
IN HOC SIGN O VINCES
T. BOEKHOVEN.
ëOMilIELSniJMi
FEUILLETON.
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgever:
Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en ty3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij besla," t
Advert utiëxi worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 nar.
Alle stukken voor tie lledaclie bestemd, Advertegitiëis en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever.
Dit nummer bestaat uit
EERSTE BLAD.
Organisatie in deariseï-
derswereld.
Tweeërlei moet men bij de bo
vengenoemde organisatie wèl onder
scheiden lo de organisatie, die ten
doel heeft om handel en nijverheid
tot rijkere ontwikkeling te brengen,
zoodat ook de concurrentie met het
buitenland beter is vol te houden
hetgeen alleen geschieden kan als
er knappe werklieden gekweekt
worden, die hun vak door en door
verstaan en ambitie voor hun ar
beid hebben en 2o de organisatie,
die strekt om de verhouding, de
rechten en de plichten te. regelen
tusschen de werk verschaffers en de
werkvolvoerders, of korter gezegd
tusschen de bazen en de knechts.
Natuurlijk is er verband tusschen
die tweeërlei organisatie. Ieder be
grijpt toch, dat als de verhouding
tusschen de patroons en de arbeiders
zeer gespannen is, de eerstgenoem-
den niet veel lust zullen hebben om
hun zaken uit te breideD, proeven
met nieuw fabrikaat te nemen, en
wat dies meer zijen dat de ar
beiders dan hun hoofd en hart te
veel vervuld hebben met hun grie
ven, dan dat zij nog iets meer dan
het strikt onvermijdelijke zouden Le
geeren op te leveren. Terwijl om
gekeerd, wanneer er veel onderne
mingsgeest bij de kapitalisten en
veel toewijding bij de arbeiders is,
er kan gehoopt worden op het
maken van veel meer winst ook ten
bate van de arbeiders, die alleen
hunne lichaamskracht dagelijks aan
het bedrijf geven (zonder daarbij,
zooals de patroons hun geld en in
spannend denken te kunnen voegen).
Maar al bestaat onmiskenbaar dat
verband, al zijn arbeid en arbeider
nooit geheel los van elkaar te den
ken, toch is de quaestie van loon
en arbeidsduur eene andere dan de
quaestie, hoe de arbeid het best ver-
fynd en uitgebreid en productiet
gemaakt wordt.
Nu trad in de laatsten tijd, dit
moest erkend worden de bespreking
van het lot der arbeiders, met af
zien van den arbeid, wel wat een
zijdig op den voorgrond, en wellicht
gaf dit aan Ds. Sikkel (de man, die
bekend is, dat hij niet erg opziet
tegen het balen van kastanjes uit
het vuur) aanleiding om eens al het
gewicht van zijn woord in een an
dere schaal te werpen, en te plei
ten voor een geheel ander soort
organisatie, dan die welke speciaal
gericht is op verbetering der ar
beiderspositie.
Ds. Sikkel gaf zijne gedachten
hierover in de vorige maand, in
eene vergadering van de christelijke
patroonsvereeniging Boazin eene
kettingreeks van stellingen, ten ge
tale van veertig.
Ons bestek gedoogt niet, deze al
len over te nemen, maar wij zullen
er zooveel uit aanhalen, dat de
gedachtengang van Ü3. S. er uit
te proeven is.
De tegenwoordige vakorganisatie
zegt hij, verdient dien naam niet,
omdat zij van materialistisch begin
sel is (alleen met het stoffelijke re
kent) en het1 gemunt heeft op re-
geeringsloosheid, dus desorganieert
(ontregelt) in plaats van door rege
ling het levende te steunen. De vak
verenigingen van dat allooi dragen
ook geen verantwoordelijkheid hoe
genaamd noch voor den werkman
of zijn gezin, noch voor eenige be-
drijfsonderneming, noch voor de
maatschappij. Toch dwingen zij de
werklieden om met haar mede te
gaan, öf te verarmen zij belemme
ren hen ia het onderhandelen met
hun eigen patroons, en zij willen
door algemeene staking van het werk
de macht verplaatsen. Op die wijze
wordt de persoonlijke vrijheid van
den werkman èn het patroonschap
vernietigd geheel in strijd met alle
religie, met het door God gewilde
organische leven Christelijke werk
lieden mogen aan dezen klasse- en
machtsstrijd uit den aard der zaak
niet mededoen.
Waar de mensch werkt, behoort
een geestelijk beginsel te worden
erkend. De natuurlijke en stoffelijke
krachten zijn daaraan ondergeschikt.
Alle deelen van het organisch ge
heel moeten echter volop medegeteld
worden zij hebben in dat geheel
hun plicht en hun recht. Behalve
dézen trek van het wezen der or
ganisatie moet ook de onderschei
ding in hoofd en leden doorgaaD,
dus het gezag geëerbiedigd worden.
Evenwel, gelijk in het geziD, in de
kerk, in den Staat, hoofd en leden,
voorgangers of leiders en volgers
niet zonder, maar met elkaar be
staan, zoo is het ook in het bedrijf
of de bedrijfsondernemingzij zijn
er veelvoudig in onderscheiden door
allerlei taak en recht, maar zij zijn
er samen in niet (zooals de soci.
aal-democraten willen) in gemeen
schap van eigendom, maar-wèl in
gemeenschap van arbeid en dus ook
in gemeenschap, wat de vrucht en
de winst of schade van den arbeid
betreft. Bij het vaststellen van de
voorwaarden hieromtrent moeten de
arbeiders vertegenwoordigd door hun
hoofdmannen zich kunnen gelden
bij den eigen patroon. Als vervolg
stuk van deze organisatie of vak-!
gemeenschap in eigen kiing kan er
dan een vrijwillige aaneensluiting
komen van zulke vakgemeenschap
pen, tot meerder overleg en tot
bevordering van den bloei van het
bedrijf.
Ziedaar in het kort de hoofdzaken
van het 40-tal stellingen van Ds. S.
opgesomd.
Niemand onzer zal ontkennen, dat
deze pleiter voor de beginselen geen
goede teekening van het ideaal heeft
voorgelegd. Het is alleen maar de
vraag is het in hoofdzaak te ver
wezenlijken Laten de tegenwoordi
ge omstandigheden dat toe Is daar
voor de afzonderlijke organiseering
van patroons en werklieden niet te
ver gevorderd En zal die gewenschte
samenwerking tusschen de patroons
en hun eigen werkvolk, al wordt ze
bij eenige christelijke patroons ook
verkregen, niet uitblijven bij de groote
massa, zoolang het wettelijk voor
schrift daartoe niet dwingt
Het wil ons dan ook voorkomen,
dat Ds. S's advies te ver boven de
voorhanden toestanden uitging.
De arbeidersstand als zoodanig is
nu eenmaal bezig zich wat op te
werken uit den druk, waarin hij in
d en loop der vorige eeuw geraakte,
toen de macht der stoom- en andere
machines hem overvleugelde, zonder
dat hem verweermiddelen overbleven,
die zoowel het bedrijf als zijn eenig
positie ten goede konden komen.
Voor dit zelfverweer sloten de ar
beiders zich meer en meer aaneen.
Zij deden dat in verschillende ver-
eenigingen. Het spreekt ook vanzelf,
dat waar de revolutionaire vakver-
eenigingen als eene oorlogspartij te
genover de werkgevers willen gaan
ageeren, de christelijke arbeidersver-
eenigingen tot taak hebben om aan
te houden op bedachtzaamheid en
menschlievendheid, en ook op hand
having van het gezag der patroons
tot taak ook om te waarschuwen te
gen de heillooze gevolgen van «ta
kingen, die verplaatsing van de ge
ordende macht bedoelen.
Maar dit neemt niet weg, dat zij
tevens hebben te zinnen op midde
len om de positie der arbeiders in
in het algemeen te verbeteren. En
de patroonsvereeniging kan hieraan
medehelpen. Geschiedt dit niet, dan
wordt er indirect koren op den mo
len der sociaal-democraten geladen.
Deze willen wel gaarne, dat de
christelijke werklieden zieh met ide
alen bezig houden, en geen practi-
schen invloed uitoefenen. Maar hier
aan moet niet toegegeven worden.
Daarom is liet ook zoo nuttig, dat
naast predikanten en andere verde
digers der beginselende mannen der
praktijk zich in de weer stellen.
Als de christelijke arbeiders- en
patroonsvereenigingen hare taak maar
goed opvatten, dan kunnen zij mede
door hare tusschenkomst den tijd
verhaasten, dat de atmosfeer genoeg
zaam ontspannen wordt om een meer
grondig overleg tusschen patroons en
arbeiders over de belangen der be
drijven als zoodanig mogelijk te ma
ken.
Eerst het a//ernoodigste, daarna het
óók noodige en het nuttige.
I» DU AA It.
ém
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Wat moeten dan de patroons te
genover deze vakbeweging doen
Geen christelijk stempel pogen te
zetten op de vakorganisatie van de
werklieden, en ook niet er een an
dere macht, een sterke patroonsver
eeniging tegenover zetten. Neen, zij
moeten dat spoor geheel verlaten,
en als de voor zichzelf, voor hun
werklieden en hun vak verantwoor
delijke personen moeten zij zich
ieder in eigen kring met hun werk
volk verstaan. Dat is de ware or
ganisatie. Zij moeten als patroons
overleggen met elkaar, hoe zij tot
die betere verhouding met hun per
soneel zullen gerakenzij moeten
voorts weigeren om met de vakver-
eeniging der arbeiders over de po
sitie van hun werklieden te onder
handelen, en alleen het accoord
treffen met hun eigen werkvolk of
met de hoofdmannen uit dat eigen
werkvolk. Alle samenbinding van
de vakmenschen in breederen kring
moet van dat organisch verband tus
schen de patroons en zijn eigen
werklieden uitgaan.
Hoofdstuk VIII.
NIEUWE ELLENEEN.
29)
Zoo gaat het. Door het overmatig drinken
van den vorigen dag was zijn lichaam geheel
abnormaal. Voor zijn brandende dorst had
hij reeds herhaalde malen bevrediging gezocht
in water, maar dit baatte bem niet. Een glas
bier zou naar zijn meening beter helpen
Misschien zou dan door de buitenlucht zijn
hooidpijn wat minder worden. Bovendien
gevoelde hij zich door de blijde ontdekking
van hot muntbiljet zoo gelukkig, dat het hem
wel een glas bier waard was.
Toen hij de deur zijner woning achter
zich dicht trok, kwam het hem voor dat
kleine zus daardoor in haar slaap werd ge
stoord, maar hij gunde zieh niet den tijd om
zich daarvan goed te overtuigen. Hij keek
rechts en linkseh of zijn vrouw ook in aan
tocht was, en toen hij haar niet, zag, spoedde
hij zich naar Hein op den hoek.
//Zoo'n glas bier smaakt Heinzeide Bran-
■derhorst, toen hij hot geledigde glas op de
toonbank zette. //Ik zou liet nog maar eens
vullen.// //Zoo Piet!// klonk het achter hem.
//Zoo Janus//, antwoordde Branderhorst, en
.zag de binnenkomenden eenigszins verwonderd
aan. Het waren twee zij nor vroegere kame
raden, die hem in den laatsten tijd negeer
den. Kleeding en reiszak waren kenmerken
van een voorgenomen of volbrachte reis.
//Je kijkt zoo vreemd of je wat zeggen wil.//
//Neen dat niet,// zeide Branderhorst, //maar ik
vind het alleen maar vreemd u hier op zoo'n
ongewoon uur te ontmoeten. Werk je niet?//
//Op 't oogenblik niet, dat ziet ge nu toch
ook wel of en beide mannen deden
door woorden en houding duidelijk uitkomen
dat zij Pieter ook thans voor min of meer
beneveld aanzagen. //Dat jij niet werkt is
duidelijk genoegmaar wie zou zich daar
over verwonderen? Pieter, Pieter! wat had
ge het toch goed kunnen hebben Het is toch
joo jammer
//Ja// hernam Branderhorst, //dat is het wel.
Ik heb echter alle hoop dat het weer ver
anderen zal.// En zeer "vertrouwelijk zette hij
zich aan het tafeltje bij zijn vroegere kame
raden neer, en begon hen de gelukkige vonds
van het vermiste muntbiljet te vertellen.
De mannen zagen nu wel in dat Brander
horst niet dronken was. Toch was zijn roes
van den vorigen dag nog niet uitgewerkt.
Zij twijfelden geen oogenblik aan de volle
waarheid van zijn verhaal; maar betwijfelden
of allen wel terstond gunstig over hem den
ken zullen. Immers naar hunne meening kon
hij zich nu evengoed aan verduistering schul
dig gemaakt hebben. Het geld was wel te
recht, maar de onschuld niet genoeg geble
ken. Bovendien maakten zij hem op zachten
toon duidelijk dat zijn gedrag in den laat
sten tijd wel wat te wenschen overliet; het
geen uatuurlijk ook geen goed aan de zaak
zou doen.
Branderhorst moest toestemmen, ofschoon
liet aan uitvluohten niet ontbrak. Nu was
het de gelegenheid, waarin hij gekomen was,
dan weêr zijn ongewoonte aan den drank,
waardoor hij maar weinig kon verdragen.
Maar dit alles maakte hem naar het oordeel
zijner vroegere kameraden niet vrij. Zijne
goede voornemens vonden zij uitstekend,
maar volgens zijn eigen verklaring had hij
reeds menigmaal in zijn leven kunnen zien,
dat eeu zoogenaamde wil zonder de daad
niets beteekende.
Intusschen was er een uur verstreken. De
beide mannen'betaalden hun consumptie en
vertrokken. Branderhorst zou eerst nog een
potje bier nemen, blijkbaar met de bedoeling
om met den kastelein te kunnen spreken
over dezelfde zaak.
Hein was het volmaakt met hem eens, en
meerde dat hij over zijn toekomst wel gerust
kon zijn. Tot in de kleinste bizonderheden
werd de zaak besproken, en een schitterend
lot lachte hem toe. De kastelein betwijfelde
evenmin als Branderhorst zelf, de goede tij
ding die zijn vrouw van mijnheer Gerardie
zou medebrengen, en de overige firmanten
waren ook niet kwaad.
Toen er echter over Cornelia en haav
boodschap bij don heer Gerardie werd ge
sproken, herinnerde Branderhorst zich hoe
hij zijn woning onbeheerd had achtergelaten,
en zou naar huis gesneld zijn. Hij zou zijn
potjes bier betalen; maar bemerkte te laat
zonder geld te zijn. //Dit is niet zoo erg//zeide
Hein. //Het. zal best terecht komen.//
//Ha Piet,// zoo klonken verschillende stem
men van binnenkomenden. //Hoe maakt je 't.//
//Zoo hoort hel// zeide een ander. //Flinke
jongens kunnen aan één dag in de week
niet genoeg hebben. Hoe zou men na zoo'n
dag als gisteren kunnen werken. Ja Piet, je
moet het vleesch onder de pekel houden.//
Het was een troepje Maandaghouders, dat
in opgewekte stemming binnentrad en op
deze wijze den blijkbaar verbluften Brander
horst begroetten.
//Nou jongens, 't is goed, ik moet naar huis//
zeide Pieter en wilde zieh verwijderen.//'t Is
misschien hoog tijd ook. Je bent zeker van
nacht niet thuis geweest? Jo had "m gisteren
eens moeten'zien, hoe leelijk hij aangescho
ten was. Hij kon z'n roer maar niet recht
houden.// Dergelijke uitdrukkingen verwekten
herhaald geschaterlacli in de kroeg, en de
ontwijkende antwoorden die Branderhorst
daarop wist te geven, verhoogden de vreugd.
De v aard wist echter het gezelschap te be
duiden, dat hem een schoone toekomst wacht
te. En nu. was aller nieuwsgierigheid geprik
keld, Branderhorst zou vertellen maar eerst
//een rondje// voor mij riep er een. //Voor
mij niet// zeide Pieter. Doch hiervan kon
niets komen. Men wachtte geen tegenspraak
en Hein schonk in. Branderhorst steeds vol
van gedachten over de gelukkige ontdekking,
nog meer geprikkeld door de bemoediging
van Hein, vertelde voor d« zooveelste maal
wat hem was wedervaren; en het gezelschap
was tamelijk algemeen gerust over het lot
dat hem wachtte. Reeds eenige malen had
Hein een rondje gebracht, en nu was de
beurt aan den gelukkige.
Het is te begrijpen dat Branderhorst zich
toen niet kon onttrekken. "VVel waren er, ge
lijk voorheen, nog stemmen in zijn binnenste
die hem waarschuwden, maar ook thans ver
loren dezen hunne gewenschte invloed op hem.
Door den maalstroom waarin hij zich bege
ven had, was hij reeds te ver meegevoerd,
om zieh te kunnen verzetten. Reeds was hij
aanvankelijk bezweken, en zonder bizondere
tusschenkomst was het hem niet meer moge
lijk, verder staande te blijven. Hij gaf toe.
Do gedachte aan zijne vrouw en kinderen,
aan de omstandigheden, waarin hij zieh be
vond, aan zijn werkkring, waarin hij nog
dezen morgen hoopte hersteld te worden enz.
enz. verdwenen iioe langer zoo meer, en voor
hij het wist, was onder bet zoogenaamd ge
zellig kout de namicLdifg voorbij gegaan en
de avond gevallen.
'Wordt vervolgd.)