Vrijdag 17 Juli 1903. Antirèvo tionair Achttiende Jaarg. No. 926. Orgaan IN HOC SIGN O VINCE S tooi* «le Wmiilliolli* n«l*«*iie en Zeeowiche Eilanden, T. BOEKHOVEN. FEUILLETON. uitgever: Alïe stukken tsïos* t§e MieslacSie bestemd, Adveileiiiiëii esa verdere AdsfdBiisti'sstie Iraiaea toe te ssenideis aam den UfiSgever. KKRSTK BLAD. Afschaffing der Staats loterij. Hoe volijverig de tegenwoordige Ministers ook optreden, toch mar cheert het werk niet met die mate van snelheid, welke men met het oog op de velerlei behoeften der natie zoude wenschen. Dit ligt vooral aan de langzame manier van werken in de Tweede Kamer. Er wordt in die Kamer verschrikkelijk veel tijd verpraal, en ieder gevoelt, dat daaraan weinig te doen is, want de Voorzitter mag alleen het debat afsnijden, als de sprekers hun onderweip beslist uit het oog verliezen, en niet als zij aan hunne redeneering groote uit breiding geven. Ook geldt bij hen „gelijke monniken, gelijke kappen". Al weegt de eene rede zooveel pon den als de andere loodjes, of nog minder, toch moet geduldig alles door den Voorzitter worden aan gehoord, zoolang de rede maar gaat over de te behandelen zaak Zoo is het echter gemakkelijk, verklaarbaar, dat er thans, bij den aanvang van het zomer-recès ver scheidene wetsontwerpen onafgedaan bleven liggen. En dit te meer, nu die ongelukkige stakingshistoiie, waaronder nog steeds vele slacht offers lijden, zooveel bijzonder op om houd gaf. Onder die onafgedane ontwerpen ligt ook dat tot geleidelijke afschaf fing der Staatsloterij. Een jaar geleden riepen sommi ge tegenstanders al „waar blijven de specifiek christelijke wetten en bedoelden daar wellicht mede, dat zij niet zoo spoedig zouden ko men. Deze voordracht is er echter stellig eene van christelijk gehalte want ofschoon zij, die buiten het christendom zijn opgevoed, moeie- l.;>k kunnen beseffen, dat er kwaad in steekt om met geld te gaan spe len, en gelukskansen te beproeveD, zoo is ditzelfde toch klaar als de dag voor hen, die gelooven aan de voorzienigheid Gods. In de belijdenis der Gereformeerde Kerken staat, naar de meening van Matth. 6, dat zelfs geen haar van ons hoofd valt zon Ier 's Heeren wil, en hoe vermetel is hit dan niet om over de mate van ons geldbezit het lot te werpen, in plaats van een bescheiden deel af te bidden van Hem, die het al bestiert. Nu zijn er sedert lang verschil lende aanduidingen, waaruit valt op te maken, dat in ons land de speel zucht toeneemt. Reeds het feit, dat in ruim een kwarteeuw de opbrengst der Staats loterij van drie op zes ton liep, en dus in dat tijdvak verdubbeld werd, is sprekend. Ook het kansspel op het Kurhaus en op de pier te Scheveningen vestigde op dezelfde passie de aandacht. En wie telt de winkelaanbiedingen in de couranten en voor de ramen, die den handel, ja den meest alledaagschen handel vermengen met een loterijzaakje Dit geschiedt dan om koopers te lokken, natuurlijkmaar het zou niet gebeuren, als men niet veron derstelde, dat velen verzot zijn op het loten. Zal nu de Regeering die speel zucht met wettelijke maatregelen tegengaan, dan moet zij, om een hechten, zedelijken grond onder de voeten te hebben, beginnen met de hand te slaan aan de reeds in 1726 opgerichte klasseloterij van den Staat. Dit strookt dan ook geheel met het program der antirevolutionairen. Deze partij heeft vaak en met klem de opheffing der Staatsloterij bepleit. Het geldelijk voordeel, dat het Rijk er van had, mocht het oog niet ge sloten houden voor het zedelijk na deel. En in het Regeeringsprograua van 1901 kreeg de afschaffing van deze bron van inkomst eene plaats. Evenwel zal dit afschaffen niet „hals over kop" geschieden, maar met wijs beleid, met gestadigen bijl slag aan den wortel van dien boom der zonde. Het moet wel bedaard geschieden, omdat de opbrengst voor de Rijks schatkist door andere bronnen dient vervangen te worden, en omdat er heel wat ambtenaren aan verbonden zijn, wien men niet plotseling hunne betrekking kan ontnemen. Daarbij is het doelmatig om aan het spelend publiek eenigen tijd te laten om te ontwennen aan de Staats loterij. Het Regeeringsvoorstel is nu om het verloop van tijd tusschen twee loterijen telkens wat grooter te ne men. Thans zijn er drie in het jaar, elk gedurende 12 weken, dus met 5 weken tusschentermijn, terwijl er ééne week in het jaar vacantie is. Die termijn van 5 weken stilstand zal achtereenvolgens op 6, 7, 8 weken enz. worden gebracht, en nadat er op die wijze nog 39 lote rijen hebben plaats gehad, dat is over 18 jaar, zal er geen loterij meer gehouden worden. Het geld verlies voor de schatkist, beginnende met f22,000 klimt dan ook in dier voege, dat er.tijdfrest om er wat anders voor in de plaats te stellen. „Tegen zichzelf verdeeld" Onder de vele nadrukkelijke les sen, door den Heiland aan Zijne discipeleU gegeven, behoort ook deze, dat een tegen zich zelf verdeeld ko ninkrijk niet kan bestaan. Dit geldt niet slechts voor een ko ninkrijk, maar evenzeer voor eene kerk, voor eene vereeniging, voor eene politieke partij. in de hoofdzaken het niet meer eens zijn, en elkaar bestrijden, dan gaat er geen kracht meer van uit ten minste in die mate als anders het geval zoude zijn. Aanleiding om het bovenstaande nog eens in herinnering te brengen, gaf ons de gemeenteraadsverkiezing, gelijk zich die ook nu weer op som mige plaatsen voordeed. Bij die verkiezingen behoeft even min als bij de verkiezingen voor de Staten-Generaal en de Staten voor de Provincie het kerkelijk standpunt der candidaten in aanmerking te komen. Wel echter het christelijk karakter, een gezond verstand, een goed doorzicht, een degelijke geaard heid. Wat ziet men echter menigmaal gebeuren Dat lieden, die zeggen éénzelfde geloof deelachtig te zijn, elkaar bij de stembus op burgerlijk gebied te genstaan alleen van wege de kerke lijke gedeeldheid. Zoo kan men het zien gebeuren, dat orthodoxe leden van de Hervorm de Kerk, dat zijn dus lieden, die hun geloof in Cüristus belijden, zon der blikken of blozen de openbare tegenstanders van den Christus hel pen aanbevelen en verkiezen boven hun medebelijders, alleen door ker- kistischen hartstocht. Welk een diep treurige verwar ring Welk eene verloochening van de beginselen des Evangelie's, van de beginselen der Hervorming! Men versta ons wel. Wij zeggen niet dat men in de gemeenteraden geen degelijke burgers van een ander geloof, of zonder het christelijke ge loof mag kiezen. Neen, wij komen slechts hiertegen op, dat men de ongeloovigen voortrekt bij geloovigen alleen uit kerkelijke verdeeldheid. Hierop kan nooit zegen rusten. Het is rechtstreeks tegen het Woord des Heeren. Het is den kerkvorm verheffen boven het toezen der Kerk. Het is een joodsche, een uitwendi ge synagogedienst. De ontreddering van de Hervorm de Kerk, die geloof en ongeloof en met gelijke ambtelijke eere doet saam huizen, verwekt en begunstigt zulk een ongezond burgerlijk leven. Want dit kan toch iedereen wel inzienredelijk en regelmatig zou alleen zijn, vooreerst dat sleehtsTieden van hetzelfde geloof tot dezelfde kerk gerekend werden, en dat de open bare ongeloovigen daarbuiten ston den en ten tweede, dat alle belij ders van Christus, ofschoon dan in meerdere kerken gedeeld, nochtans bestendig saaniwerkten voor het bur gerlijk leven, en derhalve steeds het geloof boven het uitwendig kerkver band lieten gekien. Helaas, thans ziet men keer op keer het tegenovergestelde, en wordt de kerkvorm geschoven tusschen Gods W oord en der menschen zielen. Inzonderheid kerkistische predikan ten en ouderlingen hebben hierin groote schuld. Zij leeren de menschen niet om te onderscheiden tusscben schors en kern van den boom des levens. Zij toonen niet te verstaan wat de Apostel bedoelt, als hij in Hebreën 12 getuigt: «Dit woord nog eenmaal i/ wijst aan de verande ring der bewegelijke dingen, als welke gemaakt waren, opdat blijven zouden, de dingen die niet bewegelijk zij-n. Daarom, alzoo wij even onbewegelijk .'/Koninkrijk ontvangen, laat ons de genade vasthouden-/. Met sprekende daden roepen zij slechts: «des Hee ren tempel,! des Heeren tempel En onderwijl voeden zij de twee- spaL in het christelijk leven, en on dermijnen zij het christelijk belang in de politiek. Och, dat men hierin toch meer algemeen wijzer werd, en niet lan ger meêdeed met de' tempel-, en syna goge-aanbidders, maar liever de ge lederen versterkte'van hen, die uit sluitend de waarheid najagen en de eere van Christus de belijdenis van Zijn naam boven alles stellen. Dan zouden wij in ons land met rassche schreden vooruitgaan. Maar als de belijders van Chris tus bij de burgerlijke belangen »K U8Ai li. Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. lbon»ement«prijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling ƒ3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en k/3 maal. Dienstaanvragen. en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zjj beslaat Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. Dit nummer bestaat uit Twee Bladen. Verschillen kunnen en mogen er in al die levenskringen zijn. Deze behoeven niet te schaden, maar ver ruimen en verrijken vaak hun leven. Doch als de leden van de kringen Hoofdstuk VII. NA EEN TREURIG EN LEVENSWANDEL EEN BLIJDE ONTDEKKING. »8) Het is zeer goed te begrijpen dat Bran- derhorst zijne vrienden te rijk was, nu zijn onschuld was gecleken. In elk geval meende hij dat ieder nu wel ten volle overtuigd zou zijn. Voor Cornelia, die de zaken wat die per inzag, stond dit nog niet zoo vast. Toch zal de goede vrouw, en om de naam van haar man, en in het belang van haar gezin, doen wat in haar vermogen is, om nog zoo veel mogelijk te herstellen Zij aarzelt niet lang, maar begeeft zich, zoodra de kinderen naar de school zijn op weg naar Mevrouw Gerardie, om hare invloedrijke tusschenkomst bij Mijnheer te verzoeken. Branderhorst zou intussehen thuis blijven tot zij terug kwam. Mevrouw Gerardie was door de zachte Cornelia ten volle overtuigd van de waar heid van haar verbaal en niet lang duurde het ot ook mijnheer was weêr gunstiger jegens Branderhom gestemd. Ofschoon Mijnheer niet kan verzekeren, dat zijne firmanten zich zouden laten bewegen, beloofde hij niets on beproefd te zullen laten ten gunste ran Bran derhorst. Dit was al veel gewonnen voor Cornelia. Vol hoop en goede verwachting spoedde zij zich naar huis. De kinderen zo»den reeds lang uit de school zijn, en bovendien zou Pieter wel nieuwsgierig zijn welke boodschap zij meê zou brengen. Hijgende van vermoeid heid opende zij de deur. Maar wat een ruimte in haar woning. Geen stoel op haar plaats. De kinderen waren uit de school gekomen, en niemand thuisvindende dan de lc leine zus, waren zij begonnen met allerhande spelletjes te spelen, waarbij het huisraad het geducht ontgelden moest. Zij gierden het uit van pret totdat moeder hare woning binnentrad, en den kindetcn duidelijk deed merken dat dergelijke tooneelcn haar nietgewenscht voor kwamen. Bij haar binnentreden vroeg zij reeds of vader daarmede tevreden was, en kreeg als geruststelling ten antwoord «Vader is niet thuis//! //Waar is vader? Is hij nu pas weggegaan//? Maar dti kinderen wisten hit niet. Bij haar thuiskomst uit de school was niemand thuis dan de kleine zus, die luid keels lag te schreeuwen op bed, en nu als gevoelde zij weêr op nieuw de smart haar door het vertrek van vader aangedaan baai- onderlip vooruit deed krullen en op met- warigen toon zeide: «Paatje weg!// Is vader niet thuis?// vroeg de goede vrouw zichzelf af, zonder zich verder om de wanorde te bekommeren, en het was haar alsof zij daar door weêr alle hoop voor de toekomst ver loor. Vfat een teleurstelling voor het arme mensch. Had zij zich daardoor zoo gehaast, niet alleen om weêr zoo spoedig mogelijk in hare huishouding terug te zijn, en de schoolgaande kinderen te verzorgenmaar ook om haar man mede te deelen wat de heer Gerardie haar had. beloofd. De edele vrouw is echter nog te goeder trouw en denkt geen kwaad van haar Pieter. Immers nog hedenmorgen heeft hij haar gerust gesield omtrent zt,n toekomstig gedrag en haar betuigd dat het hem innig smartte over zijn afgelegden levensweg. Hij weet in welke omstandigheden het buisgezin zich be vend, en is misschien onverwacht in de ge legenheid gekomen iets te kunnen verdienen dacht zij. Wat zou hem anders kunnen be wegen zoo onverwacht het huis te verlaten. Zoo zocht zich de goede vrouw te troosten. Ze bracht zoo spoedig zij kon haar huisraad weêr op de gewone plaats, voorzag de kin deren van het allernoodzakelijkste, deed.de oudste weêr naar de school gaan, en zou ongetwijfeld hare gewone bezigheden gaan verrichten; maar het was of haar handen vast gehouden werden, zoo bezwaard was ze. En toen de kleine zus haar gewoon middag dutje sliep, knielde Cornelia voor het bed bij een stoel neder en bad. Hoofdstuk VIII. NIEUWE ELLENDEN. De geheele middag was reeds vooruijge- gaai). De kinderen waren al uit de school teruggekterd, en nog had Branderhorst niets van zich doen hooren. Steeds leefde zijn vrouw in het onzekere over hem, en vervulden al lerhande gedachten haar hoofd. Verschiljghde vragen stelde zij zich, maar niet één waarop zij een bevredigend antwoord vinden kon 't Werd avond. Het groo'e licht ging uit. Sommige kinderen begonnen lastig te werden, want het werd hoog tijd om naar bed le gaan eri moeder begon ze te ontklceden, maar met een bezwaard gemoed. Het scherpe kin deroog had al heel spoedig opgemerkt, dat moeder bedroefd was. Herhaalde malen vroe gen de kinderen: //Moeder, waarom huilt u Maar moeder antwoordde niet. Dat kan ze ook niet. En als ze al een antwoord gaf dan was het dat korte ontwijkende niets- en toch veel zeggende//Och kindEen dei- oudste kinderen, die zich den schralen tijd van vroeger nog flauw herinnerden meende dat moeder niet behoefde te huilen, «want nu was er nog brood in huis.// Gelukkig- dacht Cornelia, mijn kinderen hebben thans nog geen honger maar zij vreesde voor de toekomst. Het meest echter vreesde zij voor haar man, want was hem al geen ongeluk overkomen, dan was hij toch zeker op een verkeerden weg. En zoo was het, ook. Ruim eeu uur had Pieter na het vertrek zij ner vrouw in huis geweest, en zieli met de kleine zus bezig gehouden. Toen de laatste op het bed ingeslapen scheen kwam de ver zoeking voor Branderhorst weêr op nieuw, maar in andere vormen.' Wat gevoelde jtiij zich gelukkig, bij de gedachte aan zijn ge bleken onschuld.- Zijn viouw was blijkbaar nog niet tevreden maar ze heeft meer £a- ken, die zij donker inziet, 't Is waar. zé is schrander, maar ze kan toch dwalen, en nu geloof ik toch dat ze het mis heeft. Zoo zat hij in 'zichzelf te redeneeren, met de 'hand onder het hoofd. Het wachten duurde hem lang. Maar eer mijn vrouw de zaken goed uit den war ge daan heelt, is het wei middag als ze terug komt denkt hij. Ik kan misschien hier 'bij Hein op den hoek nog wel een glaasje bier gaan drinken, want ik heb toch zoo'n dorst. Zoo gezegd zoo gedaan, en, sluipend voor zijn kleinste kind, verliet Branderhorst zijn woning. WordL vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1903 | | pagina 1