Vrijdag 15 Mei 1003.
voor die Kni(llioll»nd§rlie en Zeeuw«ehe Eilanden.
Antirevolutionair
Achttiende Jaarg. No. 917.
Orgaan
IN HOC SIGN O VINCES
T. BOEKHOVEN.
FEUILLETON.
Dez« Courant verschijnt eiken Vrijdag.
H»OHBement»prija per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgever:
Advertentiën 10 cent per regel en s/2 maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en V3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslait.
Advert'utiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur.
Alle stukken voor «Ie K.edactie bestemd, Ativerientiën en verdere Adseiinisfratie franco toe te zenden aan den Uitgever.
Dit nummer bestaat uit Twee Bladen
EERSTE BLAD.
De moderne strafwet-
wetenschap.
Straffen is straffen, denken sommi
gen, ja velen. Oi de rechter nu von
nis velt om te vergelden, of om de
maatschappij tegen den misdadiger
te beveiligen, wat maakt dat nu
uit? Hij wordt immers toch ge-;
straft.
Ja 't mocht wat
Bij het avanceeren der moderne
strafbegrippen wordt de rechter een
geheel andere functionaris, treedt de
beschouwing in de plaats van de
vaststelling der gepleegde feiten
wordt de gevangenis een opvoedings
gesticht en houdt de duur van het
verblijf in dat gesticht geen ver
band meer met de zwaarte van hec
misdrijf, maar wordt afhankelijk van
het oordeel over de vorderingen in
verbetering, die de gevangene maakt.
Of korter gezegd, het vonnis van
den strafrechter wordt dan onbepaald.
Het rechtswezen is dan een neven-
ganger en aanvulling van de op
voeding der school en de verpleging
in huis en hospitaal. Het is er dan
alleen maar om te doen de voor
de maatschappij te schadelijke ele
menten in afzondering en observatie
te nemen en na korteren of langeren
tijd van behandeling weer als
bruikbare leden der maatschappij af
te leveren.
Van eenzame opsluiting kan bij
zulk eene opvatting bijna geen sprake
zijn. Immers is het juist het gezel
schap, dat op hem moet inwerken
Het zien werken van anderen moet
hem tot andere gedachten brengen,
de gewoonte van arbeid en tucht
moet hem in socialen zin spoorvast
maken. Vraag dus niet, als gij in een
tuchthuis komthoe lang zit die man
of die vrouw hier al, of waartoor,
maar vraagt slechts of de gevangene
goede vorderingen maakt in de ver-
beteringskuur, die hij ondergaaten
vraag liever of hij eerlang als ge
nezen zal kunnen ontslagen worden.
Zoo worden dan ook de rollen
omgekeerd.
Aitüd dezelfde.
Naar den aard van recht en lief
de zouden de beter overtuigden zoo
gaarne willen, dat de revolutionaire
heethoofden, na de geleden neder
laag, hunne giftige taal inhielden,
en het land niet langer zochten tc
beroeren.
Maar dit kan helaas moeielijk
verwacht worden.
Zij, die eenmaal zoover onder de
macht van den vader der leugenen
gekomen zijn, als de opruiers bij de
stakingen van 31 Jan. en 6 April
jl. zijn wellicht ongeneeslijk aange
tast en bovendien gaat de strijd
tusschen het rijk des lichts en dat
der duisternis steeds voort. Het is
nog altijd dezelfde verdervende macht
als die zich negentien eeuwen ge
leden openbaarde, tegenover den
Redder der menschheid zelf. Nauwe
lijks had de Heiland den eenen
leugenstrik van zich afgeschud, of
Satan kwam weer met een nieuwen
aandragen. En Jezus' belijders heb
ben op geen betere bejegening te
hopen van de zijde der gezagver-
werpers, die als zoodanig geheel
het werk des boozen doen.
Thans wordt dan ook opnieuw
door den heer Troelstra, Mevrouw
Roland Holst c. s. de schuld der
armoede, veroorzaakt door de sta
kers, op de gegoede burgerij gewor
pen. Van het goededoor die bur
gerij verricht, van de vele pogingen
om de spoorwegdirectiën tot weder
indienstneming van ontslagen beamb
ten te bewegen van de vrijgevigheid
der directiën om kosteloos te vervoeren
de ontslagen beambten, die elders
werk wenschen te gaan zoeken, wordt
zoo min mogelijk gereptmaar op
den „hongersnood" der stakers wordt
voortdurend gewezen als moetende
bewijzen niet de dwaasheid
en de schuld der stakers, maar de
hardvochtigheid der bezittende klasse.
Men blijft dus haat en bitterheid
verwekken en het vuur van den
boozen hartstocht aanblazen, om
dan later, als er nieuwe ongeluk
ken gebeuren, de schuld maar weer
op anderen te laten.
Welk een onzalig bedrijf
Ciiristeiyk cachet.
Sommige „liberalen" schijnen het
nog maar niet be»t te kunnen heb
ben, dat het christelijk ministerie,
door met vaste hand zijn gezag te
toonen tegenover socialistische en
anarchistische buitensporigheden,
zijne positie zeer versterkt heeft.
Om deze reden pogen zij nu hun
cachet op de wetten tegen de sta-
kingsmisbruiken tc drukken, en gaan
het voorstellen, alsof zij de wetten
aannemelijk gemaakt hebben, alsof
dus eigenlijk hun wetten er door
gingen.
Aldus nu weer de N. Roit. Crt.
die beweert, dat de tegenstand, aan
het strafwetsontwerp geboden, is op
geheven, zoodra zij gewijzigd waren,
omdat toen „het doel der oppositie
was bereikt
Dit is echter een zeer onjuiste,
onhistorische voorstelling.
De N. Rott, Crt. wil zeggen de
ingediende strafwet deugde niet
wij hebben er ons tegen verklaard
daardoor is zij verdwenen toen is
een betere wet voorgedragen, die wij
steunen kondendie tweede wet
hebben wij gesteund en derhalve
is de regeering eigenlijk tot onze
inzichten bekeerd,
Waarheid, ja, volle waarheid is
daarentegen, dat er alleen iets ge
wijzigd is aan de bewoordingenaan
de formuleeringaan de maat van
enkele straffenmaar dat al de
hoofdzaken, al de beginselen der
wet geheel en onveranderd zijn
vastgehouden door de regeering
dat zoowel in het wet geworden
ontwerp als in het eerste ontwerp
is vastgesteld, dat de niet-stakers
vrij hun weg moeten kunnen gaan
en dat de ambtenaren en spoorweg
beambten hun werk er niet plotse
ling mogen neerwerpen met het
oogmerk om de groote verkeersmid
delen te doen stilstaan.
Terecht is dan ook reeds meer
malen opgemerkt, dat als de N. Rott.
Crt. en andere liberale bladen bij
de aanbieding van het eerste ontwerp
alleen bezwaar hadden gehad tegen
zekere bewoordingen, terwijl zij het
met het doel der strafwet eens waren,
en
zij dit hadden moeten zeggen,
andere bewoordingen hadden moeten
helpen zoeken. Doch neen, het ging
hunnerzijds tegen die wet als wet.
Zij vonden, dat zij nog niet noodig
was, dat galles wel schikken zoude
zonder zulk eene wetdat de w erk-
lieden er te veel door geprikkeld
zouden worden dat de spoorbeamb
ten niet gekortwiekt mochten wor
den in hun verdedigingsmiddelen,
en zoo meer.
Misschien zagen zij zelf niet eens
wat er bij hen achter zat. Maar dit
zat er achter, dat zij zich lieten ver
voeren door de losse, looze klachten
over de grieven van het spoorweg
personeel, en niet inzagen, dat in het
belang van alle partijen het staats
gezag boven alle andere overwegin
gen moest zegevieren.
En als er dat niet achter zat, als
zij wel inzagen, dat de regeering wijs
en rechtvaardig handelde, maar haar
des ondanks tegenwerkten, dan zat
er de partij politiek achter; dan zat
er achter, dat men eene christelijke
regeering liever op den verkeerden
dan op den goeden weg wilde zien.
In beide gevalfen echter scholen
de N. R. Cl. en de bladen, die het
met haar eens waren te kort in be
leid. Zij lieten niet het zwaarste
wegen, wat bet zwaarste was, en zij
toonden daardoor, dat, als zij het
roer in handen hadden gehad, 's lands
toestand heel wat minder veilig zoude
zijn geweest.
Een meer onbevangen liberaal man
als Prof. de Louter heeft dit stellig
gevoeld, en schroomde dan ook niet
openlijk te wijzen op de versterking
der regeeringspositie door aanneming
der strafwetnovelle, en niet het minst
door het bijdraaien van hen, die eerst
de wet afkeurden.
Waar nu die twijfelachtige, later
bijgezwenkte medewerkers pogingen
doen om de historie nog in hun po
litiek voordeel te herbouwen, moet
hun wel telkens de onverminkte
waarheid worden voorgehouden.
Dat zij niet met zichzelf tevreden
zijn, als zij terug denken aan hunne
gedragslijn van af 31 Januari, is
begrijpelijk. Maar zij zouden wijs
doen met er verder over te zwijgen.
Anders maken zij hunne zaak nop
slechter.
Wie het Vaderland waarlijk lief
heeft, hebbe er vrede mede, dat zijn
bewindslieden echte, christelijke wijs
heid aan den dag leggen.
JLiclit uit schaduw.
wAan deiningen op eeti afstand
gewent men", heeft Nicolaas Beets
gezegd, maar als de gevaren meer
concreet zijn, als de golfslagen van
den tegenspoed meer vlak bij ko
men aanrollen, dan komen de karak
ters beter te voorschijn.
Zoo gaat het ook in de arbeiders
wereld.
Voor vele kortzichtige werklieden
was het nog dang twijfelachtig, waar
voor de afzonderlijke organisatie der
christelijke arbeiders noodig was.
Vooruitgang, verbetering van posi
tie wilden toch ook die christelijk
gezinden. Dus waarom kon men niet
met den grooten stroom mede In
het maatschappelijke moest toch ook
door de andere standen allerlei aan
raking met ongodsdienstige lieden
geduld en gedragen worden.
Maar nu het tot uitersten kwam,
nu de revolutionaire vlag geheel werd
ontrold, nu bij het ophitsen tot al-
gemeene staking, tot staking in het
spoorvervoer, staking in het ver
schaffen van licht en drinkwater,
staken dus ten aanzien der eerste
levens- en verkeersbehoeften, de ge-
heele natie werd opgeofferd aan de
arbeidersbelangen, nu moesten de
oogen wel open gaan van allen, die
prijs stellen op een redelijk, //mensch-
waardig// gedrag.
De christelijke arbeiders moesten
nu wel tweeërlei zienlo dat er
met hun revolutionaire vakgenooten
niet saam te werken is, en 2o dat
zij hunne eigen organisatie daarte
gen hebben te laten gelden, zoowel
voor hun standsbelang als voor het
landsbelang.
En dat licht schijnt dan ook in
derdaad thans uit de donkerheid op
te rijzen. Er wordt thans behoefte
gevoeld aan de oprichting van meer
christelijke arbeidersvereenigingen. De
sprekers van naam, die daarvoor
uitgaan, kunnen lang niet aan alle
aanvragen voldoen. En de bestaande
vereenigingen laten kloek en krachtig
hun protest uitgaan tegen al het re
volutionair gewoel.
Zoo kan er nog «en goede vrucht
BE BKA1H,
rasp-
Hoofdstuk V.
19)
ONVERWACHTE ONTMOETING.
De socialist was het minst op Brander
horst gesteld, en meende, dat levenslange
gevangenisstraf niet te veel voor hem zou ge
weest zijn. Branderhorst deed als Saul, toen de
Belialsmannen hem geen geschenk brachten
en zich als doof hield. Hij ging aan zijn
werk, niet achtende de verwijtende blikken en
scherpe woorden aan zijn adres, en toen het
avond was snelde hij de stad in naar zijn
vrouw, aan wie hij weer zijn wedervaren van
dezen dag vertelde. Een ernstige en liefde
rijke vermaning tot geduld en verdraagzaam
heid was het gevolg, zoo verliepen de acht
dagen, waarop de uitspraak in zijn zaak was
bepaald. Stond alles er voor den beklaagde
schijnbaar gunstig uit, toch was hij niet ge
heel gerust. Hij ging naar het Paleis van
Justitie, en bijna zou hij van blijdschap zijn
bezweken, toen hij zijn vrijspraak vernam,
ook Cornelia, die dien tijd op verlangen van
mevrouw Gerardie bij den koetsier haar in
trek had genomen, was schier uitgelaten van
blijdschap.
Ook de vrienden van Pieter deelden in
zijn vreugd. De koetsierswoning kon 's avonds
de blijde polderwerkers niet bevatten. Ze za
ten en stonden, sommigen half buiten en half
binnen en nog groeide het aantal belangstel
lenden steeds aan. Er werd gelachen en ge
praat. Hoeveel personen er soni9 tegelijk aan
het woord waren was niet gemakkelijk te be
palen. Er heerschte een opgewekte stemming
die niet bij woorden bleef maar zich in du-
den toonde, want op voorstel van een hunner
werd aangenomen, met elkander de schade
te dekken, die voor Branderhorst en zijn
gezin uit deze zaak door zijn verlet waren
voortgevloeid.
Ook het proces voor den kantonrechter
liep in die mate af, dat het door betalen van
een kleine boete was goed te maken. Vrouw
Branderhorst had weer een les geleerd, waar
door zij te meer van de trouw des Heeren
in het verhooren van haar gebed en het
vervullen van zijne beloften was overtuigd.
Het was haar onmogelijk, daarvan te zwijgen
en haar mail moge vroeger daar soms mee
gespot hebben, nu zou zulks door hem niet
meer gedaan worden. Maar ook het tegen
overgestelde. Waren de vermaningen zijner
vrouw vroeger voor Branderhorst van groote
beteekenis, het was gebleken dat hij die ver
geten kon. Thans echter stond het vast, dat
hij niet in die moeielijk heden zou gekomen
zijn, als hij haar trouwen en vriendelijken
raad had opgevolgd. O kon hij nog maar
eens terug! Hoe gaarne zou hij haar dit leed,
haar aangedaan, bespaart hebben, maar het
was voorbij. Het was niet meer te herstellen.
Er ligt echter een toekomst voor hem. En
in die toekomst toonen hoe lief hij haar
heeft |en hoe hoog hij haar waardeert, zie, dat
was zijn ideaal. Gelukkig zou hem dat mo
gelijk zijn, want zij was hem getrouw geble
ven. Zeker was het door de liefde tot haar,
dat hij ten toppunt van ellende geraakte,
maar de eerste oorzaak was de drank, die 1
zij verfoeide, en waarvoor zij gewaarschuwd
bad. Binnen eenige dagen ging vrouw Bran
derhorst naar huis. Hartelijk was het afscheid
van mevrouw Gerardie, die zij niet genoeg
dankbaar zijn kon voor het goede, van haar
genoten. Ook haar gastvrouw in de koetsiers-
woning werd niet vergeten. Branderhorst
bracht nu haar naar het spoor, en toen deze
van haar scheidde, herhaalde zij, wat zij
vroeger hem had gezegd„PieterHoudt
God voor oogen, en denk dat ge een vrouw
hebt die voor u bidt. Ge hebt gezien wat
het lot is van een dronkaard. Het kost hem
zijn leven, en gij zoudt mede ten verderve
gesleept zijn geworden.
Voor ons heeft de Hecre het wel gemaakt.
Zooals ge weet,? heb ik Tan mevrouw reisgeld
en u van uw kameraden uw verlet. Vergis
ik me niet, dan zal er nog meer in ons
belang gedaan worden. Treurig is de zaak.
In uw leven is iets, waar ieder van schrikt.
Het recht zal echter zegevieren, en ofschoon
het niemand dacht werd ge vrijgesproken. O
Pieter 1 Verbeeld u, dat die rechters eens ge
dwaald hadden Dank God daarvoor, want
ge waart aan die mannen toevertrouwd. Toon
u dankbaar ook aan uw kameraden niet het
minst aan uw patroons, die u weer in het
werk namen. Toon u geduldig jegens uwe
vijanden en de Heere zal gewis uw weg
voorspoedig maken
Met tranen in de oogen had Branderhorst
die woorden uit het vol gemoed zijner vrouw
aangehoord. De tijd van het vertrek was aan
gebroken. Gelukkig door de gedachten spoe
dig weêr bij haar andere kinderen te zijn
stapte ze in. Lranderhorst meende uit haar
laatste woord te bemerken dat zij meer wist
dan zij zeide, en ongetwijfeld zon ze hem
meer verteld hebben, maar het sein tot ver
trek was gegeven en de trein stelde zich in
beweging.
(Wordt vervolgd.)