Vrijdag 16 Mei 1962
Antirevolutionair
Zeventiende Jaarg.No.865.
Orgaan
v®@r «le ^iii«lii@l!fin<i$elie «i Keeawüehr Eilanden,
IN HOC SIGN O VINCES
T. BOEKHOVEN.
Alle slisfefeeis v©©r «le Mfedaefae &e§êesﮫs, Advertentie® ess verdere Administratie franco toe te ®en«len aam desa IJitg'ever,
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
Advertentiën 10 cent per regel en 3/j maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal.
Bienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte dia zij beslaan
Advert mtiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur.
Bij dit nummer behoort een
Ons hooger omierwifs.
Moge het ons vergund zijn eenige
regelen en een paar bedenkingen
aan de welwillende aandacht van de
Nederlander te onderwerpen.
Het betreft het ingrijpend vraag
stuk van een wijziging in de regeling
van het hooger onderwijs, die van
de tegenwoordige regeering wordt
tegemoet gezien.
Wij zullen daarbij geen toon aan
slaan, zooals zeker weekblad, dicht
bij 's Gravenhage uitkomende, alsof
ook wij meenen den redacteur van
de Nederlander „er tusschen" te
hebben. Volstrekt niet. Daarvoor is
niet slechts het ondeiwerp te inge
wikkeld en te zeer vatbaar voor
verschil van opiniemaar bedoelde
redacteur verdient inderdaad eene
heel andere dan eene hooghartige
bejegening.
Veel liever beginnen wij dan ook
met een woord van dank voor de
glasheldere adviezen en beschouwin
gen, die voortdurend in de Nederlan
der ten beste worden gegeven. Zonder
langdradigheid, zonder omwegen gaat
de redactie telkens op haar doei af.
Helder en forsch wordt de antire
volutionaire vaan ontplooid, maar
kennelijk zonder partijzucht en dus
ook, waar noodig, de fouten en zwak
heden van de eigen geloofsgenooten
erkennend en aanwijzend.
Zeker, men kan in dit laatste
in het oefenen vancritiek op de eigen
geestverwanten ook te ver gaan Daar-
bj is de politiek zoo veelomvattend,
dat men door telkens het redeneer-
gewicht in eene andere schaal te
werpen, en tal van wewewopmerkin-
gen te maken, den schijn kan aan
nemen, alsof men in het harmoni
eeren geen behagen meer had.
Doch zj, die de Nederlander den
laatsten tijd gevolgd hebben, zullen
weten, dat hierover in 't minst niet
meer te klagen valt, en dat er sedert
lang een sterk verwarmende en sa
menbindende kracht van dat orgaan
uitgaaten aangezien wij vaak de
groote werkkracht van de redactie
bewonderen, zouden wj wenschen,
dat veel meerderen gingen medege-
nieten van de wijsheid en kennis,
door haar aangeboden.
Zonder iets op de bekwaamheid
van de thans fungeerende Slandaard-
r«dactie af te dingen, wil het ons
menigmaal voorkomen, dathetjpa/r-
kende in den journalistenstijl tegen
woordig meer in Rotterdam dan in
Amsterdam moet gezocht worden.
Eene courant leest men veelal ter
loops en dus hoe vlugger daarin
de begrippen worden g lanceerd, des
te aangenamer en doeltreffender.
Maar nu ter zake. De Nederlan
der heeft dan opnieuw eenige ge
dachten ontwikkeld over het hooger
onderwjs, en daarover wilden wij
gaarne een paar navragen doen.
wj den redacteur goed,
zeggen tde Yrije Uni-
Yerstaan
dan wil hj
versiteit op gereformeerden grondslag
kan wel beperkt worden tot eene
theologische school. De kerken, die
pr js stellen op de doorgaande hand
having harer Coniessie, hebben zulk
eene school noodig, maar onze maat-
sehapp j als zoodanig heeft nu juist
geen behoefte aan hoogescholen, die
in haar geheel eene beljdeniskleur
dragen. Die kleur is er ook van
overheidswege niet aan te geven of
er aan te erkennen, omdat de we
tenschap geen kleur of band mag
hebbes dat wil zeggen niet van
buiten opgelegd en niet onverander-
Ijk. Laten dus de christelijke beoe
fenaars dor wetenschap voortaan
plaats krjgen aan de overheidshoo-
gescholen, en laten de jongelieden
van christeljken huize, die buiten
de theologie willen studeeren, hunne
kennis daar verzamelen dat zal
hun zieleleven waarljk niet zoo erg
verstoren, want zoo partjdig zjn
de beoefenaars der wetenschap nu
niet, dat zj opzetteb.k antipathie
tegen den godsdienst zouden gaan
inboezemen bij hun onderwjs, en
voor zoover de studenten dieper in
den strjd der meeningen willen
doordringen, moeten zj ook de te
genkanting der ongeloovigen kunnen
verduren en leeren^^^winnenDe
overheid kan in in
dien strjd niet mengmi^jj kan voor
geene enkele faculteit of geen enkele
hoogleeraar het standpunt assureeren,
of iemand door de r jksbenoeming aan
dat standpunt vastbinden.
Wj zouden nu bescheiden de vol
gende vragen willen stellen, om
onze bedenkingen voelbaar te maken.
le. Hoe is het „evenwicht" te
herstellen tusschen het aantal Chris
tel jke en niet-christeljke hoogleer
aren aan de overheidshoogescholen
2e. Hoe zouden, gesteld dat „even
wicht" ware te herstellen, de vele
landgenooten te bevredigen zjn, wier
godsdienstige overtuiging' nu eenmaal
de beoefening der wetenschap in
eigen kring, van uit het standpunt
des christeljken geloofs vorderten
3e. Waarom zou bet Rjk niet
evengoed de school voor het hooger
als voor het lager onderwjs, alleen
voor het wetenschappeljk gehalte
kunnen controleeren, ook al gaat
die school van bjzondere besturen
uit, en dan bij bevinding van be
trouwbaarheid in objectieven en for-
meelen zin, zjn subsidie aan de par
ticuliere vereenigingen verleenen,
Het staat daar in de Nederlander
zoo kort en krachtig als ons volk
met het tegewoordig hooger onder
wjs niet tevreden is, „moet het maar
zorgen andere professoren benoemd
te krjgen" aan de staatshoogescho-
len.
Jawel, zorg daar eens voor Maar
in welken vorm dan Vooreerst ligt
het schier geheel in den aard der
zaak, dat de bovendrjvende party
alleen professoren van haar richting
zal aanstellen eenvoudig omdat zj
aan ons volk het beste wil geven, dat
te geven is, en in de mannen der
tegenovergestelde levensopvatting
moeieljk den hoogsten graad van
wetenschappeljken zin kan opmerken
en honoreeren. Als Gods Woord zegt,
dat „de goddelooze geen wetenschap
verstaat" en de wereldsche wjsgeer
het een dwaasheid of huichelarij
acht om iu de wetenschap nog met
den dienst van God te rekenen, hoe
kan dan een minister van de éene
dier twee beschouwingen geregeld
óók professoren van de andere be
schouwing voor eene rjksbenoeming
voordragen Wj zeggen niet, dat
dit bij uitzondering niet zou kunnen,
als er sterren van ongemeene grootte
verschjnen, maar geregeld, en geree-
delijk, ziende ook op den omvang
der volkspart jen in dit opzicht En
als dat nu eens kon, wanneer zal dat
dan wei'kel jkheid worden De staats-
catheders zjn nu eenmaal voor lan
ge jaren eenzjdig bezet. Men kan
toch moeiljk de helft of meer van
de heeren op wachtgeld zetten om
ruimte te maken voor de benoeming
van andersdenkende hoogleeraren
En als dat niet kan, hoe lang moet
het dan nog wel duren eer de Chris
tel jk-wetenschappel jke inzichten in
de rjkscatheders, voldoende aan het
woord komen
Het tweede groote bezwaar is, dat
het nu eenmaal niet strookt met de
levensovertuiging van een groot deel
onzes volks om de jongelieden van
christeljken huize over te geven, het-
zj aan de wetenschappeljke opleiding
van enkel niet-beljdende professo
ren, öf onder de hoede, van gemengd
soort.
Laat het nu waar zjn, dat een we-
reldsch-wetenschappeljk man beschei
den genoeg is om niet te spotten
met anderer godsdienst en dat hj geen
proselieten zoekt te maken, dan ziet
men toch gaarne in de professoren
mannen met een indrukwekkend ka
rakter optreden. Zeker, deze hebben
ook een massa objectieve kennis voor
te drageneen berg meer exacte
wetenschap, die slechts in zeer verwj
derd verband staat met iemands ge
loof. Maar tevens geven zj toch ook
zekere totaal-indrukken aan hunne
leerlingen. Als het groote persoon
lijkheden zijn, zullen zj hun audito
rium op den duur min of meer
stempelen. En als nu die stempe
ling antigodsdienstig is, of de verschil
lende karakteriseeringen tegen elkaar
indruischend werken, wie zal het dan
den christeljken ouders of den god-
vreezenden studenten kwaljk nemen
als zj zeggendat gaat niet,
wj hebben eene eigen hooge-
school noodig, waar de band van
Gods Woord betere vrijheid en steun
voor de studie verzekert. En als
hiertegen weinig is in te brengen, dat
Zou zich die niet tot slechts
paar in ons land bepalen, ook
steek houdt, waarom moeten de lie
den van die overtuiging dan dubbel
betalen, eerst aan het Rijk en dan
voor de eigen huogesehool Wordt
dat ten slotte geene onrechtvaar
digheid
En nu kan men wel in het afge-
trokkene gaan redeneeren en zeggen,
dat bij subsidiëering het eind weg
is van de versnippering der weten
schappelijke krachten en dat de hoo-
geschool zich daar niet voor leent,
en dat de staatskas daar ook geen
geld genoeg voor heeft, maar is dat
niet hetzelfde argument, waarmede
vroeger de christelijke lagere school
werd ter zijde gedrongen Zou de
formatie van vereenigingen voor apart
hooger onderwijs wel zoo'n vaart
nemen
een
al werd een deel der kosten door het
Rijk gedragen In hoofdzaak zijn er
toch slechts drie standpunten bij alle
onderwijshet ongeloovige, het
roomsche en het positief protestant-
sche.
Zoo komen wij dan tot de derde
vraagis het hooger onderwijs niet
door de overheid te contröleeren, af
gezien van geloof en ongeloof? Zijn
daartoe geen staatsexamens in te stel
len voor alle faculteitenzoo, dat
ieder zich daar presenteeren kan, on
verschillig, ivaar hij gestudeerd heeft.
En als dan alleen die universiteiten
van overheidswege erkend en finan
cieel gesteund werden, waar uitslui
tend mannen doceeren, door de staats-
examinatoren geautoriseerd, welke
moeielijkheid zou er dan nog over
blijven Gewis, er zou dan veel aan
komen op de strikte onpartijdigheid
der staatscommissies bij het afnemen
der examens. Doch de redactie van
de Nederlander, die de ongeloovige
professoren niet bijzonder gevaarlijk
acht voor het geloofsleven der chris
telijke studenten, veronderstelt dan
zeker ook wel geen te partijdige be
vangenheid bij die soort geleerden
voor het geval, dat zij examineeren
moeten.
Hoe dit zij, we stelden een paar
vragen, omdat er, naar het ons wil
voorkomen toch iets op gevonden
zal moeten worden om het christe
lijk deel onzer natie te helpen aan
zijn rechtmachtigen invloed op het
hooger onderwijs. De vruchtgevol
gen van dit onderwijs in staat en
maatschappij zijn te veel omvattend,
dan dat in deze van den langwilli-
gen tijd alleen een keer in den toe
stand kan afgewacht worden.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
UITGEVER:
£OMME3j8DW*MM
Stoomvaartdienst tusschen Java
China en Japan.
Den 15den Maart 1902 is bij deTweede
Kamer ingediend een wetsontwerp, hou
dende machtiging tot het sluiten eener
overeenkorrst voor het onderhouden van
een geregelden stoomvaartdienst tusschen
Java, China en Japan. Door Mr. D. Fock
wordt dit ontwerp zeergunstigbeoordeeld,
en als kenner van Oost-Indische toestan
den, is zijn waardeerend oordeel van
waarde. Ook wij gelooven, dat deze over
eenkomst haar beslag zal moeten krijgen,
zal onze Nederlandsche vlag niet nog
meer uit "dej Oost-Aziatische wateren
worden verdreven. Behalve op petroleum-
tankschepen en een enkele maal op een
voor vreemde rekening gecharterd Hol-
landsch schip, vertoont onze vlag zich
haast niet meer in de Chineesche en
Japansche wateren, terwijl de scheepvaart
van andere natiën er zich steeds uitbreidt
En de gelegenheid is te schoon om
onzen handel uit te breiden, dan dat we
zouden terugschrikken voor eene nood
zakelijke subsidie aan de Maatschappij,
welke die lijn in exploitatie zal brengen.
Waarom is de gelegenheid zoogoed?
Omdat Japan zich zoo zeer ontwikkelt.
De industrie van dat land neemt arends
vleugelen, zoekt overal debouches of
afzetmarkten, maar eischt natuurlijkeven-
zeer een invoer van allerlei grondstoffen,
om zijne industrie te drijven voegt daar
nu bij de hoogere levensstandaard, die
van dien uitgebreiden handel en fabrieks
nijverheid 't gevolg isvoegt daar ook
bij de nieuwe levensbehoeften, die men
in Japan op Westersche wijze schept, en
't valt voo&ieder in 't oog, dat Nederland
roekeloos zou handelen, als 't niet poogde
voor zich zeiven en zijn schoone lnsulinde
een deel van die machtige handelsbe
weging toe te eigenen en te verwerven.
Natuurlijk blijft 't eene open vraag,
voorloopig, of de subsidie te hoog, de winst
berekening tusschen den Nederlandschen
Staat en de Maatschappij juist en billijk
is of het toezicht op de Inkomsten en da
Uitgaven der Reederij door onzen Staat
voldoende is enz. enz. punten, waarover
de Kamerleden zich wel zullen laten
hooren, maar de overeenkomst als zoodanig
kan met anders dan Indië ten goede
komen. Dat de Kamers van Koophandel
te Batavia, Soerabaja, Padang en Makas
sar zich er vóór verklaard hebben, even
eens die van Amsterdam, bewijst onzes
inziens voldoende, dat men van de nood
zakelijkheid dier Java-Japanlijnvastover-
tuigd is. Zij waren van oordeel, „doré,
nu nieuweJ markten in Oost-Azië slechts
op grooteren aanvoer van producten wach
tenalleen een directe stoomvaart aan
Nederlandsch-Indië het aandeel in de
voorziening van die nieuwe ajzetvelden
verschaffen kan, dat het door zijne ligging
als het ware aangewezen is daarin te ver
krijgen. Voegt bij dezen handel met China
en Japan nog het voordeel voor den
aanvoer van Chineesche koelies naar de
mijnen in Indiëook nog het voordeel,
dat door het aandoen der Chineesche en
Japansche handelssteden, die met de
Westkust van Amerika in betrekking
stasn, ook indirect de handel en het
vervoer op West-Amerika kan toenemen,
en ieder zal toestemmen, dat die lijn nood
zakelijk is. Blijft alleen nog over de vraag,
wat zullen onze Koloniën aan Japan en
China leveren Antwoord: Suiker,petro
leum, producten der visscherij, gommen
guttapercha, kinine, caoutchouc, huiden,
indigo, specerijen, katoen, sago, tapioca-
meelaardnoten, rotting, hout, thee en
tinerts.
Maar vooral suiker.
In 1892/93 was de uitvoer 444185 ton
suiker; in 1899/1900 788506 ton.
Naar Hongkong in China werd in '96
verscheept 123 millioen KG. en in 1900
175 millioen kilo suiker.
Naar Japan in 189615000 kilo, en
in 190046 millioen. Voeg hier nu
nog bij, dat Amerika van onze Indiën
ontving in 1896 110millioen,eninl900:
385 millioen kilo suiker, dan is 't duide
lijk wat enorme hoeveelheid suiker ge
produceerd wordt op onze Bezittingen.
Maardat we zooveel naar Amerika
brengen, zit em voor een groot deel in
den achteruitgang van de suikercultuur
op Cuba en Portorico waar deze eilan
den thans echter onder Amerika's gezag