N Vrijdag 28 Maart 1902 rzilter retaris. Antirevolutionair Zeventiende Jaarg.No.858. Orgaan M i 1 d 'EIDE. IN HOC SIGN O VINCES voor de Zuidliofifiiiclselie en Kerameltf Eilanden, FEUILLETON. Steeds hooqer. 1 odigt de len Heer igen van a mer op of eens- lidaat L ir 1 krachten, JZEN DIT! MeHwp. >OIL \K. tgebreid keuze en fabriceeren in de hoofd te bieden en betaald. iet en 1B5. I Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per driemaanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever: Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel. Soekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij besmn Advert entiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. Alle stukken voor «Ie Hedactie Memd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aaia den Uitgever. I)e Oorlog1. Tuin- en landbouw. Ingezonden Stukken. i •een ag, door het gebruik door onregelmatige Uloeielyke verte uismiddel aanbevolen !JM. vondene kruiden met jra den mensch zonder bloedvaten, zuivert ^t bevorderend op de neest reeds in 't begin Itomen als hoofdpijn, oniscke maagziekten enauwdheid, kolijkpij por KRUIDENWIJN ijsver tering, en verwjj ing en een ziekelijke slapelooze nachten, waktelevenskrachten kelt de stofwisseling, ikt den zieke nieuwen te Sommelsdijk hij ddelharnis, Oud Beier -rdara enz., alsook H •land in de apotheken, ijk 3 en meer flesschen twijn 450,0, "Wijngeest p 320,0, Manna 30,0, rtel 10,0. Deze bestand bekend UratieJcantoot IK. luitenlandsohe Beurzon mknoten. Gebouwen. bn Brandschade van Ge- Bankbiljetten en per heekbanken. ICS, ook alle ge- 18 in alle maten en OEKHOYEN. SOMMEILSLHJH. Bij dit nummer behoort een Van de eenigzins opzieabarende geruch ten over vrede en vredesgeruchten die zich Maandag over geheel Europa verspreidde is nog in 't geheel geen zekerheid. We hebben nog geen zekerheid omlrent het doel der ïeis van de Transvaalsche regeeringsautoriteiten, eerst naar Pretoria en verder naar den Vrijstaatmaar dit staat wel vast dat er voorloopig nog geen sprake is van vredesonderhandelingen. Brodrick, de Engelsche minister van oor log, heelt Maandagmiddag 'in het Lagerhuis gezegd, dat Schalk Burger een viertieu dagen geleden lord Kitchener vrijgeleide had gevraagd, om President Steijn te spreken over de mogelijkheid van vredesvoor stellen en met toestemming van de Engelsche regeering is toen door Kitchener dat vrij geleide verleend. Het verblijf der heeren te Pretotia heeft ruim twee uur geduurd. Ze hadden een onderhoud met den opperbevelhebber en keerden vandaar onmiddelijk naar het spoor wegstation terug, om per trein naar den Vrijstaat te vertrekken. Te vijf uur reden ze af naar Kroonstad, vanwaar ze onder vrijgeleide verder zouden trekken, naar Steijn, zoo het heet, wat we ook wel geloo - ven willen. Maar wat moet men nu aannemen, dat het doel is van deze reis der regeerings autoriteiten naar het zuiden In een korte beschouwing van het groote nieuws schreef de 2>Times,« dat huune komst te Pretoria onder de parlementaire vlag kan beduiden zooals het blad ook hoopt dat de Boeren zich reken schap beginnen te geven van het hopelooze van hun toestand en bereid zijn vrede te vragen. Is dat het geval, dan zal de toestai d zich belangrijk wijzigen, ofschoon daaruit nog niet noodzakelijk volgt dat het georga niseerd verzet dan gedaan zal zijn Dit schreef het city-blad echter vóór het wist dat Schalk Burger c.s. een andere bestem ming hadden dan Pretoria en met Steijn wilden spreken. De groote vraag blijft echter, of de eerste stap niet van Engelsche zijde is gedaan en aan de aanvoerders der Boeren te velde werkelijk is te verstaan gegeven, dat de ingetrokken vredesvoorwaar den, welke in het laatst van Februari 1901 werden gesteld, gehandhaafd zijn. Men ver- gete niet dat de 27e Juni, de dag van koning Eduards kroning, met rasse schreden nadert. Van beteekenis is het zeker, dat de Engelsche regeering. die de vorige week beslist verklaarde dat lord Wolseley geen opdracht van den koning of het ministerie had, nu alle inlichtingen omtrent het bezoek der Boerenregeering aan Pretoria en haar reis naar het zuiden weigert. Het is ook zeer waarschijnlijk, dat de nota's gewisseld tusschen onze regeering en de Engelsche, op den nu gedanen stap van invloed zijn geweest. KAN MEN PERU-GUANO GEBRUIKEN BIJ DE SUIKERBIETENTEELT Het is duidelijk, dat men deze vraag alleen in die streken stelt, waar men niet gewoon is suikerbieten met Peru-Guano te bemesten en men algemeen den regel volgt Superphoshaat en chilisalpeter aan dit gewas te geven en in den laatsten tijd ook het een of ander Kalizou. In andere streken, in Pruisen, België Saksen enz, is Peru-Guano een zeer veel gebruikte meststof op bieten. Ik wil in dit schrijven niet komen beweren, dat bij de suikerbietenteelt het su- perphosphaat geheel te vervangen zijn door Peru-Guano. Wel wil ik er echter op wijzen, dat door een gedeeltelijke vervanging van ge noemde meststoffen door Peru-Guano zeer goede uitkomsten verkregen zijn. Het is met het oog op de tegenwoordige suikerprijzen een gebiedende eisch aan alle suikerbietenverbou wers om de bietencultuur zoo intensief moge lijk te voeren. Dat wil zeggen men moet zoo veel mogelijk kilogrammen suiker zien te trek ken van het bietenland. Daartoe is noodig, dat het aantal K.G. suikerbieten, evenals het suikergehalte, zoo hoog mogelijk zij. Om dit te bereiken moet men zorgen, dat het bieten zaad tijdig en overal ontkieme en de bieten plantjes gedurende de eerste groeipemode zoo gunstig mogelijk zich ontwikkelen. Het opko men van het bietenzaad is een der voornaamste factoren bij de bietencultuur. Zijn de planten eenmaal goed en wel boven den grond, dan kan men ze met het chilisalpeter als overbe mesting wel verder krijgen. Over het niet opgekomen van het bietenzaad klagen de bie tenhout ers in de streken waar men Guano ge bruikt in 't geheel niet of althans zeer weinig, terwijl elk jaar de vrees voor het niet opko men van het zaad in onze streken zeer groot is. Het is na deze opmerkingen niet gewaagd verband te zoeken tusschen het tijdig en regel matig opkomen van het zaad en de bemesting met Peru-Guano. Is het omdat Peru-Guano den bodem in den gewenschten vochtigheids toestand houdt Is het omdat zij doodend werkt op het ongedierte, dat anders het zaad belet op te komen? Het is noodig datdebie. tenbouwer aan deze kwestie zijn volle aandach- schenke, en in het voorjaar van 1902 tenminste met een gedeelte van zijn bietenland een proef neme en de gewone meststoffen gedeeltelijk ver vangen door Peru-Guano. Iemand, die per H.A. anders 600 K.G. suiker en 300 K.G. chili geeft, respectievelijk van 14 pCt. phosphorzuur en 15 pCt. stikstof te zamen voor ongeveer f51 zou bij wijze van proef 400 K.G. super, 200 K.G. chili en 200 a 250 K.G. Peru-Guano (7 102) kunnen geven. Deze laatste bemesting is iets duurder maar niet veel. De opgeloste Peru-Gnaoo kan in het voorjaar bij het over- ploegen van den grond eenige weken voor het zaaien gegeven worden. Het superphosphaat wordt op den gewonen tijd en het chilisalpeter wordt alleen als overbemesting gebruikt. Buiten verantwoordelijkheid der ffedaotie en t 'tgever. Mijnheer de Redacteur Hoewel ik reeds besloten had geen stukje, meer in de krant te plaatsen, omdat mij is ge bleken, dat er zulke verkeerde, onohristelijke bedoelingen aan worden toegeschreven, zoo ben ik op dat besluit nochtans teruggekomen, en heb ik, daar ik vandaag van nat weer thuis ben, de pen weer opgenomen om mijn geaohton Collega in „Vooruit'' op zijn schrijven eenig be- soheid te geven. Het is daarom H. de R. dat ik mij nogmaals tot U weud om een weinig plaatsruimte voor wat aibeidersgesohrijf, waar voor ik reeds bij voorbaat mijnen dank betuig. Ik begou reeds te vreezen, dat mijn ingezon den Btukje in het bijvoegsel va» de „Maas- en Scheldebode" van 18 Februari jl. niet in han den wusgekomen van: „EenArbeider," doehtot mijn genoegen bemerk ik, dat dit niet het ge val is, maar dat plaatsgebrek, (volgens de slot zin van Red. „Vooruit" in het Antwoord van de Redactie) de reden was waarom de inzender niets van zioh liet hooron. Hocli hoe dat ook zij, eindelijk vindikin „V001 uit" een stukje in betrekking tot mijn schrijven, en ik moet zeg gen, een zeer dubbelzinnig stukje ook, althans voor mij. Misbctiien denkt mijn Collega Arbeider na lezing van dit stukje weer wel bij zichzelven „Wei man, waar bemoeit ge U mee Trouwens ik zal hem dat niet kwalijk nemen wane ik begrijp zeer goed, dat zulke bemoeial len zijn partij niet erg in de hand eik n.Gij vraagt mg, Collega A. of het niet 1 w oht en plieht is ais liberaal te ijveren voor t we partij. Welzeker man, ga gerust uw gang, maar vraag dan ook^niet, waar ik mij mee bemoei, als ik, overtuigd van Uwo bedoeling, mijne onontwik kelde medearbeiders iu hun belang een wenk tracht te geven, dat zij niet direct aan de praat jes van een liberaal gehooi moeten geven, nog veel minder aan die stukjes in „Vooruit" die tooh van nul en goener waarde zijn, maar die slechts bevestigen, dat de liberalen niet openlijk en eerlijk huu doel trachten te bereikou, wat ten duidelijkste blijkt waar de inzender zioh sohaamt voor zijn naam en beginsel uit te ko men en slechts ouderteekent met„Een Arbei- beider," waardoor hij ons wil doen gelooven dat er onder de Veldarbeiders reeds zouden zijn die oveituigd zijn, dat voor onze arbeidetsbe- langen do liberale partij te verkiezen is boven de Antiliberale partij. Mijn Collega A. schrijft dat zijn stukje het dooi had om de liberalen een eerlijk middel aan de hand te doen om onder de arbeiders, meer leden te winnen voor de liberale partij en bovendien om hen tot aanpakken, tot ivak- kerworden te bewegen. Nu vraag ik hem, wat hij verstaat onder een eerlijk middel Tooh zeker niet de wijze, waarop gij thans bezig zijt uw party te versterken, geachte Collega. Gij denkt Uch niet niet hoop ik, dat ik, wanneer ik uw stukjes in handen krijg, na ze vluohtig doorgelezen te hebben weer maar te rziide leg. O neen, ik zet er mij voor om dezelve zoo goed mogelijk te ontzenuwen, en ik schaam er mij niet voor het te bekennen, dat dit mij nog al eens w it moeite en hoofdbreketij kost, doch wanneer mjjn verkregen resultaat dan weer mag strekken tot bevorderingen van de belan gen mijner medearbeiders, dan acht ik' mij voor mijne moeite al ruim beloond. En wanneer ik nu uw ingezonden stukje in „Vooruit" van i9 Maart jl. zoo oens naga,dan zeg ikwanneer een veldarbeider eenmaal zoo ver gevorderd, of beter gezegd, zoo ver ontwik keld is dat hij in staat is zulke stukjes op te stel len zoo als in „Vooruit" al eenige malen zjjn opgenomen, dan kan het niet anders of hij moet ook op politiek gebied nog al eenige kennis en ervaring hebben opgedaan, en in dat geval kan hij niet anders erkeuneii, dan dat hij als arbei der niets aan de liberalen te danren heeft dan den toestaod, waarin hij thans verkeert n. 1. armoede en ellende. Eu zoo kom ik tot de ge volgtrekking, dat de schrijver van hot stukje in „Vooruit" moet zijn, of eou veldarbeider die tegen zijn beter weten in, alleen om de libera len te behagen, zulke stukjes schrijft, stukje:, welke hij zich schaamt met zijn naam te onder teekenen, of hij moet zijn een under persoon, die geen veldarbeider is, maar toch voorgeeft zulks te zijn, en- zoodoende de minder ontwik kelde volksklasse tracht om don tuin te leiden, hetwelk hem misschien al gedeeltelijk is gelukt om hen ter gelegener tijd, wanneer het hun ul. der liberalen doel en belang geld, bij de stem bus aan hunno zijde te hebben. Doch wie hij dan ook zij, de wijze waarop hij thans tracht zijn partij te versterken, is eene manier van handelen, Waarvoor ieder weldenkend mensch zich schamen moest, en niet het minst een overtuigd liberaal, zoo als de schrijver beweert te zjjn. Overtuigd van een goed beginsel voor te staan, behoeft ge u niette schamen en open lijk en rechtschapen voor dat beginsel uit to komen. Ziedaar, waarde collega uw eerlijk middel zooals ik dat heb opgevat. "Wie wil, noemo het eerlijk, ik doe zulk niet. Eu met recht uoern ik ieder, die door zulk een middel tot uwe partij wordt overgehaald een prooi dergenen, die hem alleen d.or slinksohe wegen trachtig machtig worden, en dan acht ik het woord afschuw ook niet te kras voor iets, dat men moot gevoelen voor een beginsel, dat zulke handelingen ge doogt en voorstaat. Wat nu het overige van het stukje in „Voor uit" betreft, ik zal daar weinig meer overschrij ven. Ik heb de lez ng van den Heer Vorster- maa v. d. O. op 21 Maart jl. bijgewoond, als ook die van den Heer Vegtel op 24 Maart jl. Ik heb be'de sprekers zoo nauwkeurig moge lijk gevolgd als ook de heeren debatters, en zoo ben ik door eon en ander tot de overtui ging gekomen, dat wij aan de liberalen wel veel te danken hebben, doch weinig goed, en dat wij van de liberalen weinig goeds te wach ten hebben, aangezien het beginsel der liberalen afwijkt van het eenige ware standpunt, waarop men iets goeds verwaohten mag, ul. de erken ning van, en het vasthouden aan Gods woord ook op politiek gebied. Mijn collega schrijft in zijn stukje, dat het hem uit mijn stukje niet duidelijk is gewordeD, tot welke partij ik behoor. Ik zou dus gaarne weten, bij welke partij bij mij gerangschikt heeft, als hij zegt dat zijn. stukje geheel buiten mijn partij omging, dan weet ik tevens voor welk soort menschen zijn stukje wel geplaatst en be doeld zijn. Dat de meeste der nieuwste kiezers, voor verre weg het grootste deel bohoorende tot de minder ontwikkelde volksklasse, zioh bij de Antiliberale partij aansluiten, vind mi. meer zijn oorzaak in re daden der liberale partij, dan wel dat zij door nauwkeurige kennisneming van de beginselen der verschillende partijen uit overtuiging Antiliberaal zijn geworden. Ik koester volstrekt geen partijhaat, en ik geloof gaarne dat er ook eerlijke en reohtschapen libe ralen zijn, ik heb voo r dezulken dan ook alle ach ting en eerbied, doch dntneemt niet weg dat ik de liberale partij in het algemeen tot nog toe niet kan beschouwen als de gewenschte partij voor land en volk. Ik verwijs u slechts naar de 60 jarige regeeri g der liberaleD, en vind dan een afdoend antwoord in den toestaud waarin land en volk zich thans bevindt. "Wat het lezen betreft, ik ben tot nog toe geabonneerd op de M. en S. welk blad ik met genoegen lees, en om nu nog een liberaal blad er bij te nemen, dat kan, op arbeiders mannier uitgedrukt „den blauwen niet trakkon", er moet tooh zoo nu en dan nog al eens wat af bij een arbeider, zoo hebben we nu b.v. die vereontging tot ondersteuning der slachtoffers van de Leerplichwet, daar ben ik ook maar lid van geworden, en ik hoop dat gij als overtuigd liberaal, en dus ook overtuigd van domoeiljke omstandigheden waarin geheele gezinnen door de:-e wet worden geplaatst, wel van uwe mensch- lieveDdheid jegens de arbeiders zal willen blijken door een flinke bjdrage voor deze vereeuiging af te zondereu. Zoo ge het met de Redactie van „Vooruit" soms overeen mocht komen om mj wekeljksch een exemplaar „Vooruit" gratis toe te zenden, dan zal ik het met genoegen ontvangen en lezen. Aan onbekende schrijvers zal ik voortaan niet meer antwoorden, doch houd mij voor persoon- ljke kennismaking ten zeerste aanbevolen. Onder dankbetuiging voor do plaatsing Pn. RAZENBERG. Sommelsdjk 25 Maart 1902. Mijnheer de Redacteur. Mag ik voor onderstaande regelen een weinig ruimte in uw veelgelezen blad. Sedert ruim een jaar verheugt zich Dirksland in het bezit van een kolenbond. Aan dezen bond zijn ongeveer vier honderd leden ver bonden, deels gegoeden, voor't meerendeel ar beiders. Er worden goede kolen verkocht tegen den laagst mogelijken prijs. Het is dus niet te verwonderen, dat deze bond een doorn in bet oog is der nog bestaande kolenhandelaars vooral bij C. van Kassei, koopman en kolen- handelaar alhier, maar dat genoemde van Kassei zijn wraak koelt in het beperken der verdienste eens arbeiders, had ik nooit van hem verwacht. Wat toch is het geval Ruim drie weken geleden ontving C. van Kassei een schip kolen. S. Bal zou onder meer an deren, ook geen leden van den bond, als losser werkzaam zijn maar S. Bal had ver hindering en stuurde zijn broeder Hendrik Bal wel lid van den bond, in zijn plaats. Van Kassei komt naar het lossen zien, ondekt II. Bal en vraagt: «Wat doe jij hier, ruk maar op, ga maar naar den kolenbond//. Bal pakt zijn boeltje en gaat been onder protest, dat hij toch voor zijn loon goed werk levert, aldus heeft Bal mij verteld en tevens dat hij vroeger altijd kolen van van Kassei heeft be trokken en hem nooit een cent is schuldig ge bleven. Wat te denken van eene handelwij ze als deze, is ze menschlievend, verdraagzaam Wat zou van Kassei er van zeggen, indien hij met gelijke munt betaald werdals die leden van den kolenbond, waarvan hij tot nu toe ajuin, peen, kortom alles wat van zijn ga ding was, kocht, hem in het vervolg niets meer verkochten Ik geloof niet, dat hij liet aangenaam zou vinden. U, mijnheer Redacteur, mijn dank voor de plaatsruimte en ik hoop, dat G. van Kassei een arbeider, die zijn voordeel zoekt, it et eer en deugd door de wereld wil, voortaan minder onkeuseh zal behandelen. Dirksland G. L. WARNAER Jr. Zie verder het (35) Toen des avonds het uur was aangebroken, waarop allen zioh ter ruste zouden begeven, stapte onze vriend met vasten tred op zijn slaapstede toe, knielde er voor neder en had. Dat verwekte op de zaal een geweldige storm. Het was, of al de booze spotgeesten in de harten ontwaakten en weldra was onze nieuweling omringd door een troep kwel duivels, die het hem onmogelijk trachtten te maken om zijn aandacht te bepaleu bij het geen hij verrichtte. Een honend gelach en schampere spotwoor den weerklonken den jongeling in de ooren. Sommige belhamels goten water over hem heenèèn zelfs drukte een brandende sigaar tegen zijn hals. In één woord: hij had zonder eenige overdrijving kunnen zeggen//Het wordt mij onmogelijk gemaakt om neer te knielen en mijn avondgebed te doenik. zal het dus maar opgeven." Zóó deed Willem echter niet. Hij bleef' nog eenigen tijd ge knield nederliggen, eu stond daarna op, zon der een woord te zeggen en met een kalmte en zelfbeheersching, als ware er niets gebeurd. Den volgenden dag betoonde hij zich zoo vriendelijk en welwillend jegens iedereen, dat reeds menig hart voor hem gewonnen werd. Ook de tweede avond legde hij zich niet- ter ruste, zonder den Heer te hebben aan geroepen. Hetzelfde tooneel van den vorigen dag herhaalde zich, echter in veel mindere mate. Het was of sommigen der spotters zich begonnen te schamen over hun gedrag. On danks zichzelfs moesten zij bekennen, dat de nieuweling een kracht en moed bezat, waar van zij nooit eenig begrip hadden gehad, en die zij nog veel minder bezaten. Reeds den tweeden avond verflauwde het gelach en de spotternijen voordat Willem Elshorst een week op de fabriek was geweest, maakte niemand het hem meer moeilijk en dat niet alleen, maar men verlangde naar zijne vriendschap. Willem behoorde tot die Christenen, die door de beminnelijkheid en blijdschap hunner ziel een aantrekkingskracht bezitten voor al len, die onder hun bereikjkomen 1 die zonder dat zij dit zelf weten, in hun omgeving een heilige jaloerschheid verwekken, die hen uit het diepst van hun hart doet zeggen I/O, ik weaschte wel zoo gelukkig te zijn als zij Hij, was de vroolijken onder de vroolijken. Zijn heldere lach klonk soms boven alles uit. Hij was in staat, om door zijn hartelijke deelneming in anderer vreugde en droefheid, door zijne onzelfzuchtige hulpvaardigheid, door zijn mannelijken moed, gepaard met een bijna vrouwelijke zachtmoedigheid, ia korten tijd zijne vroegere vijanden volkomen met zich te verzoenen en een ieder liefde en achting af te dwingen. Ik zeide daar hij was de vroolijkste onder de vroolijken, en dat was ook zoo; maar in. tegenstelling van zoovele andere jongelieden, verheugde hij zich alleen in onschuldige, reine vroolijkheid en in waarlijk geeslige scherts. O, hoe kon den zijne oogen, die tintelden vau geest en leven, plotseling hun glans verliezen en een ernstige, droevige uitdrukking aannemen wan neer een zijner makkers dubbelzinnige, onreine woorden op de lippen nam of Gods Naam misbruikte Hoe kon hij dan opspringen van schrik, naar den spreker toegaan, hem de hand op den schouder leggen en niet als een bediller, maar als een oudere broeder zeggen//Niet zulke woorden, kameraad Bezondig je ziel zoo niet." Slechts èèn - voor zoover mij bekend is gebeurde het, dat iemand deze vermaning niet kon verdragen en boos op hem werd. Wrevelig weerde hij Wiliem's hand af en zeide hem, dat hij zioh aan hem nooit zou storen. Toen drukte Willem zijn hand nog wat zwaarder op zijn schouder, zag hem nog wat dieper in de oogen en sprak beslist en krachtig//Neen, Maatje vergist je in mijn tegenwoordigheid zal je zulke taal niet meer uitslaan, want ik zal dat nimmer ver dragen." Hoewel "de knaap zich aan Wiliem's hand ontworstelde, zijn ernsfigen iiefdevollen blik ontweek, en zijne vorige tegenwerpingen meesmuilend herhaalde, zoo heeft hij het toch later niet meer gewaagd, om in Wiliem's tegenwoordigheid vuile taal te spreken of een vloek te doen hooren. Ik kan u niet nauwkeurig al de gezegende handelingen beschrijven, die onder mijn werklieden tot stand kwamen gedurende Wiliem's verblijf op mijn fabriek. Ik zal u alleen ln het kort zeggen, dat hij naar 's ILeilands bevel, het zout gelijk was. dat voor bederf bewaart en aan de spijzen smaak ver leent dat hij een licht was dat niet onder een korenmaat geplaatst was, maar op een kandelaar, en dat voor iedereen met heldere», «8 4# 7 V1 vriendelijken glams. Zulk een werkman had ik gaarne in mijn dienst gehoudenmaar ia hem sluimerden krachten, die in mijn werkplaats niet tot kaar reeht konden komen. Zoo deed ik zelf' mijn best, om hem, in zijn eigen belang, op een fabriek geplaatst te krijgen, waar zijn geest zich beter kon ontwikkelen, en hij meer voornitgang zou kunnen maken kan bij mij. Zoo ontving hij de betrekking, die hij thans bekleedt. Bij Willems vertrek werd het eerst in zijn vollen omvang openbaar, wie en wat hij voor zijn kameraden geweest was. Er was onder hen niet één, die niet toonde, hoeveel leed hem deed om van hem te moeten scheiden niet èèn, wien het geen behoefte was, heni met warmte de band te drukken niet èèn die hem niet de hartelijkste betuigingen van vriendschap schonk, toen het uur van scheiden sloeg. Menigeen voelde de smart van het scheiden zoodanig, dat hij zijne tranen niet kon inhouden, want men verloor in hem meer dan men geweten had. (Wordt vervolgd). A. v i tv Itffe •rl

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1902 | | pagina 1