N
Vrijdag 28 Maart 1902
rzilter
retaris.
Antirevolutionair
Zeventiende Jaarg.No.858.
Orgaan
M
i 1
d
'EIDE.
IN HOC SIGN O VINCES
voor de Zuidliofifiiiclselie en Kerameltf Eilanden,
FEUILLETON.
Steeds hooqer.
1
odigt de
len Heer
igen van
a mer op
of eens-
lidaat
L ir
1
krachten,
JZEN DIT!
MeHwp.
>OIL
\K.
tgebreid keuze
en fabriceeren in de
hoofd te bieden en
betaald.
iet en 1B5.
I
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijs per driemaanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgever:
Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel.
Soekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij besmn
Advert entiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur.
Alle stukken voor «Ie Hedactie Memd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aaia den Uitgever.
I)e Oorlog1.
Tuin- en landbouw.
Ingezonden Stukken.
i
•een
ag, door het gebruik
door onregelmatige
Uloeielyke verte
uismiddel aanbevolen
!JM.
vondene kruiden met
jra den mensch zonder
bloedvaten, zuivert
^t bevorderend op de
neest reeds in 't begin
Itomen als hoofdpijn,
oniscke maagziekten
enauwdheid, kolijkpij
por KRUIDENWIJN
ijsver tering, en verwjj
ing en een ziekelijke
slapelooze nachten,
waktelevenskrachten
kelt de stofwisseling,
ikt den zieke nieuwen
te Sommelsdijk hij
ddelharnis, Oud Beier
-rdara enz., alsook H
•land in de apotheken,
ijk 3 en meer flesschen
twijn 450,0, "Wijngeest
p 320,0, Manna 30,0,
rtel 10,0. Deze bestand
bekend
UratieJcantoot
IK.
luitenlandsohe Beurzon
mknoten.
Gebouwen.
bn Brandschade van Ge-
Bankbiljetten en per
heekbanken.
ICS, ook alle ge-
18 in alle maten en
OEKHOYEN.
SOMMEILSLHJH.
Bij dit nummer behoort een
Van de eenigzins opzieabarende geruch
ten over vrede en vredesgeruchten die zich
Maandag over geheel Europa verspreidde
is nog in 't geheel geen zekerheid.
We hebben nog geen zekerheid omlrent
het doel der ïeis van de Transvaalsche
regeeringsautoriteiten, eerst naar Pretoria
en verder naar den Vrijstaatmaar dit
staat wel vast dat er voorloopig nog geen
sprake is van vredesonderhandelingen.
Brodrick, de Engelsche minister van oor
log, heelt Maandagmiddag 'in het Lagerhuis
gezegd, dat Schalk Burger een viertieu
dagen geleden lord Kitchener vrijgeleide
had gevraagd, om President Steijn te spreken
over de mogelijkheid van vredesvoor
stellen en met toestemming van de Engelsche
regeering is toen door Kitchener dat vrij
geleide verleend.
Het verblijf der heeren te Pretotia heeft
ruim twee uur geduurd. Ze hadden een
onderhoud met den opperbevelhebber en
keerden vandaar onmiddelijk naar het spoor
wegstation terug, om per trein naar den
Vrijstaat te vertrekken. Te vijf uur reden
ze af naar Kroonstad, vanwaar ze onder
vrijgeleide verder zouden trekken, naar
Steijn, zoo het heet, wat we ook wel geloo -
ven willen.
Maar wat moet men nu aannemen, dat
het doel is van deze reis der regeerings
autoriteiten naar het zuiden
In een korte beschouwing van het groote
nieuws schreef de 2>Times,« dat huune
komst te Pretoria onder de parlementaire
vlag kan beduiden zooals het blad
ook hoopt dat de Boeren zich reken
schap beginnen te geven van het hopelooze
van hun toestand en bereid zijn vrede te
vragen. Is dat het geval, dan zal de toestai d
zich belangrijk wijzigen, ofschoon daaruit
nog niet noodzakelijk volgt dat het georga
niseerd verzet dan gedaan zal zijn Dit
schreef het city-blad echter vóór het wist
dat Schalk Burger c.s. een andere bestem
ming hadden dan Pretoria en met Steijn
wilden spreken. De groote vraag blijft
echter, of de eerste stap niet van Engelsche
zijde is gedaan en aan de aanvoerders der
Boeren te velde werkelijk is te verstaan
gegeven, dat de ingetrokken vredesvoorwaar
den, welke in het laatst van Februari 1901
werden gesteld, gehandhaafd zijn. Men ver-
gete niet dat de 27e Juni, de dag van
koning Eduards kroning, met rasse schreden
nadert. Van beteekenis is het zeker, dat
de Engelsche regeering. die de vorige week
beslist verklaarde dat lord Wolseley geen
opdracht van den koning of het ministerie
had, nu alle inlichtingen omtrent het bezoek
der Boerenregeering aan Pretoria en haar
reis naar het zuiden weigert.
Het is ook zeer waarschijnlijk, dat de
nota's gewisseld tusschen onze regeering en
de Engelsche, op den nu gedanen stap van
invloed zijn geweest.
KAN MEN PERU-GUANO GEBRUIKEN
BIJ DE SUIKERBIETENTEELT
Het is duidelijk, dat men deze vraag alleen
in die streken stelt, waar men niet gewoon is
suikerbieten met Peru-Guano te bemesten en
men algemeen den regel volgt Superphoshaat
en chilisalpeter aan dit gewas te geven en in
den laatsten tijd ook het een of ander Kalizou.
In andere streken, in Pruisen, België Saksen enz,
is Peru-Guano een zeer veel gebruikte meststof
op bieten. Ik wil in dit schrijven niet komen
beweren, dat bij de suikerbietenteelt het su-
perphosphaat geheel te vervangen zijn door
Peru-Guano. Wel wil ik er echter op wijzen,
dat door een gedeeltelijke vervanging van ge
noemde meststoffen door Peru-Guano zeer
goede uitkomsten verkregen zijn. Het is met
het oog op de tegenwoordige suikerprijzen een
gebiedende eisch aan alle suikerbietenverbou
wers om de bietencultuur zoo intensief moge
lijk te voeren. Dat wil zeggen men moet zoo
veel mogelijk kilogrammen suiker zien te trek
ken van het bietenland. Daartoe is noodig,
dat het aantal K.G. suikerbieten, evenals het
suikergehalte, zoo hoog mogelijk zij. Om dit
te bereiken moet men zorgen, dat het bieten
zaad tijdig en overal ontkieme en de bieten
plantjes gedurende de eerste groeipemode zoo
gunstig mogelijk zich ontwikkelen. Het opko
men van het bietenzaad is een der voornaamste
factoren bij de bietencultuur. Zijn de planten
eenmaal goed en wel boven den grond, dan
kan men ze met het chilisalpeter als overbe
mesting wel verder krijgen. Over het niet
opgekomen van het bietenzaad klagen de bie
tenhout ers in de streken waar men Guano ge
bruikt in 't geheel niet of althans zeer weinig,
terwijl elk jaar de vrees voor het niet opko
men van het zaad in onze streken zeer groot
is. Het is na deze opmerkingen niet gewaagd
verband te zoeken tusschen het tijdig en regel
matig opkomen van het zaad en de bemesting
met Peru-Guano. Is het omdat Peru-Guano
den bodem in den gewenschten vochtigheids
toestand houdt Is het omdat zij doodend
werkt op het ongedierte, dat anders het zaad
belet op te komen? Het is noodig datdebie.
tenbouwer aan deze kwestie zijn volle aandach-
schenke, en in het voorjaar van 1902 tenminste
met een gedeelte van zijn bietenland een proef
neme en de gewone meststoffen gedeeltelijk ver
vangen door Peru-Guano. Iemand, die per H.A.
anders 600 K.G. suiker en 300 K.G. chili geeft,
respectievelijk van 14 pCt. phosphorzuur en
15 pCt. stikstof te zamen voor ongeveer f51
zou bij wijze van proef 400 K.G. super, 200
K.G. chili en 200 a 250 K.G. Peru-Guano (7
102) kunnen geven. Deze laatste bemesting
is iets duurder maar niet veel. De opgeloste
Peru-Gnaoo kan in het voorjaar bij het over-
ploegen van den grond eenige weken voor het
zaaien gegeven worden. Het superphosphaat
wordt op den gewonen tijd en het chilisalpeter
wordt alleen als overbemesting gebruikt.
Buiten verantwoordelijkheid der ffedaotie en t 'tgever.
Mijnheer de Redacteur
Hoewel ik reeds besloten had geen stukje,
meer in de krant te plaatsen, omdat mij is ge
bleken, dat er zulke verkeerde, onohristelijke
bedoelingen aan worden toegeschreven, zoo ben
ik op dat besluit nochtans teruggekomen, en
heb ik, daar ik vandaag van nat weer thuis
ben, de pen weer opgenomen om mijn geaohton
Collega in „Vooruit'' op zijn schrijven eenig be-
soheid te geven. Het is daarom H. de R. dat
ik mij nogmaals tot U weud om een weinig
plaatsruimte voor wat aibeidersgesohrijf, waar
voor ik reeds bij voorbaat mijnen dank betuig.
Ik begou reeds te vreezen, dat mijn ingezon
den Btukje in het bijvoegsel va» de „Maas- en
Scheldebode" van 18 Februari jl. niet in han
den wusgekomen van: „EenArbeider," doehtot
mijn genoegen bemerk ik, dat dit niet het ge
val is, maar dat plaatsgebrek, (volgens de slot
zin van Red. „Vooruit" in het Antwoord van
de Redactie) de reden was waarom de inzender
niets van zioh liet hooron. Hocli hoe dat ook
zij, eindelijk vindikin „V001 uit" een stukje in
betrekking tot mijn schrijven, en ik moet zeg
gen, een zeer dubbelzinnig stukje ook, althans
voor mij.
Misbctiien denkt mijn Collega Arbeider na
lezing van dit stukje weer wel bij zichzelven
„Wei man, waar bemoeit ge U mee
Trouwens ik zal hem dat niet kwalijk nemen
wane ik begrijp zeer goed, dat zulke bemoeial
len zijn partij niet erg in de hand eik n.Gij
vraagt mg, Collega A. of het niet 1 w oht en
plieht is ais liberaal te ijveren voor t we partij.
Welzeker man, ga gerust uw gang, maar vraag
dan ook^niet, waar ik mij mee bemoei, als ik,
overtuigd van Uwo bedoeling, mijne onontwik
kelde medearbeiders iu hun belang een wenk
tracht te geven, dat zij niet direct aan de praat
jes van een liberaal gehooi moeten geven, nog
veel minder aan die stukjes in „Vooruit" die
tooh van nul en goener waarde zijn, maar die
slechts bevestigen, dat de liberalen niet openlijk
en eerlijk huu doel trachten te bereikou, wat
ten duidelijkste blijkt waar de inzender zioh
sohaamt voor zijn naam en beginsel uit te ko
men en slechts ouderteekent met„Een Arbei-
beider," waardoor hij ons wil doen gelooven dat
er onder de Veldarbeiders reeds zouden zijn
die oveituigd zijn, dat voor onze arbeidetsbe-
langen do liberale partij te verkiezen is boven
de Antiliberale partij.
Mijn Collega A. schrijft dat zijn stukje het
dooi had om de liberalen een eerlijk middel
aan de hand te doen om onder de arbeiders,
meer leden te winnen voor de liberale partij
en bovendien om hen tot aanpakken, tot ivak-
kerworden te bewegen. Nu vraag ik hem, wat
hij verstaat onder een eerlijk middel Tooh
zeker niet de wijze, waarop gij thans bezig zijt
uw party te versterken, geachte Collega. Gij
denkt Uch niet niet hoop ik, dat ik, wanneer
ik uw stukjes in handen krijg, na ze vluohtig
doorgelezen te hebben weer maar te rziide leg.
O neen, ik zet er mij voor om dezelve zoo goed
mogelijk te ontzenuwen, en ik schaam er mij
niet voor het te bekennen, dat dit mij nog al
eens w it moeite en hoofdbreketij kost, doch
wanneer mjjn verkregen resultaat dan weer
mag strekken tot bevorderingen van de belan
gen mijner medearbeiders, dan acht ik' mij voor
mijne moeite al ruim beloond.
En wanneer ik nu uw ingezonden stukje in
„Vooruit" van i9 Maart jl. zoo oens naga,dan
zeg ikwanneer een veldarbeider eenmaal zoo
ver gevorderd, of beter gezegd, zoo ver ontwik
keld is dat hij in staat is zulke stukjes op te stel
len zoo als in „Vooruit" al eenige malen zjjn
opgenomen, dan kan het niet anders of hij moet
ook op politiek gebied nog al eenige kennis en
ervaring hebben opgedaan, en in dat geval kan
hij niet anders erkeuneii, dan dat hij als arbei
der niets aan de liberalen te danren heeft dan
den toestaod, waarin hij thans verkeert n. 1.
armoede en ellende. Eu zoo kom ik tot de ge
volgtrekking, dat de schrijver van hot stukje in
„Vooruit" moet zijn, of eou veldarbeider die
tegen zijn beter weten in, alleen om de libera
len te behagen, zulke stukjes schrijft, stukje:,
welke hij zich schaamt met zijn naam te onder
teekenen, of hij moet zijn een under persoon,
die geen veldarbeider is, maar toch voorgeeft
zulks te zijn, en- zoodoende de minder ontwik
kelde volksklasse tracht om don tuin te leiden,
hetwelk hem misschien al gedeeltelijk is gelukt
om hen ter gelegener tijd, wanneer het hun ul.
der liberalen doel en belang geld, bij de stem
bus aan hunno zijde te hebben. Doch wie hij
dan ook zij, de wijze waarop hij thans tracht
zijn partij te versterken, is eene manier van
handelen, Waarvoor ieder weldenkend mensch
zich schamen moest, en niet het minst een
overtuigd liberaal, zoo als de schrijver beweert
te zjjn. Overtuigd van een goed beginsel voor
te staan, behoeft ge u niette schamen en open
lijk en rechtschapen voor dat beginsel uit to
komen.
Ziedaar, waarde collega uw eerlijk middel
zooals ik dat heb opgevat. "Wie wil, noemo het
eerlijk, ik doe zulk niet. Eu met recht uoern ik
ieder, die door zulk een middel tot uwe partij
wordt overgehaald een prooi dergenen, die hem
alleen d.or slinksohe wegen trachtig machtig
worden, en dan acht ik het woord afschuw ook
niet te kras voor iets, dat men moot gevoelen
voor een beginsel, dat zulke handelingen ge
doogt en voorstaat.
Wat nu het overige van het stukje in „Voor
uit" betreft, ik zal daar weinig meer overschrij
ven. Ik heb de lez ng van den Heer Vorster-
maa v. d. O. op 21 Maart jl. bijgewoond, als
ook die van den Heer Vegtel op 24 Maart jl.
Ik heb be'de sprekers zoo nauwkeurig moge
lijk gevolgd als ook de heeren debatters, en
zoo ben ik door eon en ander tot de overtui
ging gekomen, dat wij aan de liberalen wel
veel te danken hebben, doch weinig goed, en
dat wij van de liberalen weinig goeds te wach
ten hebben, aangezien het beginsel der liberalen
afwijkt van het eenige ware standpunt, waarop
men iets goeds verwaohten mag, ul. de erken
ning van, en het vasthouden aan Gods woord
ook op politiek gebied.
Mijn collega schrijft in zijn stukje, dat het
hem uit mijn stukje niet duidelijk is gewordeD,
tot welke partij ik behoor. Ik zou dus gaarne
weten, bij welke partij bij mij gerangschikt heeft,
als hij zegt dat zijn. stukje geheel buiten mijn
partij omging, dan weet ik tevens voor welk
soort menschen zijn stukje wel geplaatst en be
doeld zijn.
Dat de meeste der nieuwste kiezers, voor
verre weg het grootste deel bohoorende tot de
minder ontwikkelde volksklasse, zioh bij de
Antiliberale partij aansluiten, vind mi. meer
zijn oorzaak in re daden der liberale partij,
dan wel dat zij door nauwkeurige kennisneming
van de beginselen der verschillende partijen
uit overtuiging Antiliberaal zijn geworden. Ik
koester volstrekt geen partijhaat, en ik geloof
gaarne dat er ook eerlijke en reohtschapen libe
ralen zijn, ik heb voo r dezulken dan ook alle ach
ting en eerbied, doch dntneemt niet weg dat
ik de liberale partij in het algemeen tot nog
toe niet kan beschouwen als de gewenschte partij
voor land en volk. Ik verwijs u slechts naar
de 60 jarige regeeri g der liberaleD, en vind
dan een afdoend antwoord in den toestaud waarin
land en volk zich thans bevindt.
"Wat het lezen betreft, ik ben tot nog toe
geabonneerd op de M. en S. welk blad ik
met genoegen lees, en om nu nog een liberaal
blad er bij te nemen, dat kan, op arbeiders
mannier uitgedrukt „den blauwen niet trakkon",
er moet tooh zoo nu en dan nog al eens wat
af bij een arbeider, zoo hebben we nu b.v. die
vereontging tot ondersteuning der slachtoffers
van de Leerplichwet, daar ben ik ook maar lid
van geworden, en ik hoop dat gij als overtuigd
liberaal, en dus ook overtuigd van domoeiljke
omstandigheden waarin geheele gezinnen door
de:-e wet worden geplaatst, wel van uwe mensch-
lieveDdheid jegens de arbeiders zal willen blijken
door een flinke bjdrage voor deze vereeuiging
af te zondereu.
Zoo ge het met de Redactie van „Vooruit"
soms overeen mocht komen om mj wekeljksch
een exemplaar „Vooruit" gratis toe te zenden,
dan zal ik het met genoegen ontvangen en lezen.
Aan onbekende schrijvers zal ik voortaan niet
meer antwoorden, doch houd mij voor persoon-
ljke kennismaking ten zeerste aanbevolen.
Onder dankbetuiging voor do plaatsing
Pn. RAZENBERG.
Sommelsdjk 25 Maart 1902.
Mijnheer de Redacteur.
Mag ik voor onderstaande regelen een
weinig ruimte in uw veelgelezen blad.
Sedert ruim een jaar verheugt zich Dirksland
in het bezit van een kolenbond. Aan dezen
bond zijn ongeveer vier honderd leden ver
bonden, deels gegoeden, voor't meerendeel ar
beiders. Er worden goede kolen verkocht tegen
den laagst mogelijken prijs. Het is dus niet
te verwonderen, dat deze bond een doorn in
bet oog is der nog bestaande kolenhandelaars
vooral bij C. van Kassei, koopman en kolen-
handelaar alhier, maar dat genoemde van
Kassei zijn wraak koelt in het beperken der
verdienste eens arbeiders, had ik nooit van
hem verwacht. Wat toch is het geval Ruim
drie weken geleden ontving C. van Kassei
een schip kolen. S. Bal zou onder meer an
deren, ook geen leden van den bond, als
losser werkzaam zijn maar S. Bal had ver
hindering en stuurde zijn broeder Hendrik
Bal wel lid van den bond, in zijn plaats. Van
Kassei komt naar het lossen zien, ondekt
II. Bal en vraagt: «Wat doe jij hier, ruk
maar op, ga maar naar den kolenbond//. Bal
pakt zijn boeltje en gaat been onder protest,
dat hij toch voor zijn loon goed werk levert,
aldus heeft Bal mij verteld en tevens dat hij
vroeger altijd kolen van van Kassei heeft be
trokken en hem nooit een cent is schuldig ge
bleven. Wat te denken van eene handelwij ze
als deze, is ze menschlievend, verdraagzaam
Wat zou van Kassei er van zeggen, indien
hij met gelijke munt betaald werdals die
leden van den kolenbond, waarvan hij tot nu
toe ajuin, peen, kortom alles wat van zijn ga
ding was, kocht, hem in het vervolg niets
meer verkochten
Ik geloof niet, dat hij liet aangenaam zou
vinden. U, mijnheer Redacteur, mijn dank voor
de plaatsruimte en ik hoop, dat G. van Kassei
een arbeider, die zijn voordeel zoekt, it et
eer en deugd door de wereld wil, voortaan
minder onkeuseh zal behandelen.
Dirksland G. L. WARNAER Jr.
Zie verder het
(35)
Toen des avonds het uur was aangebroken,
waarop allen zioh ter ruste zouden begeven,
stapte onze vriend met vasten tred op zijn
slaapstede toe, knielde er voor neder en
had. Dat verwekte op de zaal een geweldige
storm. Het was, of al de booze spotgeesten
in de harten ontwaakten en weldra was onze
nieuweling omringd door een troep kwel
duivels, die het hem onmogelijk trachtten te
maken om zijn aandacht te bepaleu bij het
geen hij verrichtte.
Een honend gelach en schampere spotwoor
den weerklonken den jongeling in de ooren.
Sommige belhamels goten water over hem
heenèèn zelfs drukte een brandende sigaar
tegen zijn hals. In één woord: hij had zonder
eenige overdrijving kunnen zeggen//Het
wordt mij onmogelijk gemaakt om neer te
knielen en mijn avondgebed te doenik. zal
het dus maar opgeven." Zóó deed Willem
echter niet. Hij bleef' nog eenigen tijd ge
knield nederliggen, eu stond daarna op, zon
der een woord te zeggen en met een kalmte
en zelfbeheersching, als ware er niets gebeurd.
Den volgenden dag betoonde hij zich zoo
vriendelijk en welwillend jegens iedereen,
dat reeds menig hart voor hem gewonnen
werd.
Ook de tweede avond legde hij zich niet-
ter ruste, zonder den Heer te hebben aan
geroepen. Hetzelfde tooneel van den vorigen
dag herhaalde zich, echter in veel mindere
mate. Het was of sommigen der spotters zich
begonnen te schamen over hun gedrag. On
danks zichzelfs moesten zij bekennen, dat de
nieuweling een kracht en moed bezat, waar
van zij nooit eenig begrip hadden gehad, en
die zij nog veel minder bezaten.
Reeds den tweeden avond verflauwde het
gelach en de spotternijen voordat Willem
Elshorst een week op de fabriek was geweest,
maakte niemand het hem meer moeilijk en
dat niet alleen, maar men verlangde naar
zijne vriendschap.
Willem behoorde tot die Christenen, die
door de beminnelijkheid en blijdschap hunner
ziel een aantrekkingskracht bezitten voor al
len, die onder hun bereikjkomen 1 die zonder
dat zij dit zelf weten, in hun omgeving een
heilige jaloerschheid verwekken, die hen uit
het diepst van hun hart doet zeggen I/O,
ik weaschte wel zoo gelukkig te zijn als zij
Hij, was de vroolijken onder de vroolijken.
Zijn heldere lach klonk soms boven alles uit.
Hij was in staat, om door zijn hartelijke
deelneming in anderer vreugde en droefheid,
door zijne onzelfzuchtige hulpvaardigheid,
door zijn mannelijken moed, gepaard met
een bijna vrouwelijke zachtmoedigheid, ia
korten tijd zijne vroegere vijanden volkomen
met zich te verzoenen en een ieder liefde en
achting af te dwingen. Ik zeide daar hij was
de vroolijkste onder de vroolijken, en dat
was ook zoo; maar in. tegenstelling van
zoovele andere jongelieden, verheugde hij
zich alleen in onschuldige, reine vroolijkheid
en in waarlijk geeslige scherts. O, hoe kon
den zijne oogen, die tintelden vau geest en
leven, plotseling hun glans verliezen en een
ernstige, droevige uitdrukking aannemen wan
neer een zijner makkers dubbelzinnige, onreine
woorden op de lippen nam of Gods Naam
misbruikte Hoe kon hij dan opspringen van
schrik, naar den spreker toegaan, hem de
hand op den schouder leggen en niet als
een bediller, maar als een oudere broeder
zeggen//Niet zulke woorden, kameraad
Bezondig je ziel zoo niet."
Slechts èèn - voor zoover mij bekend is
gebeurde het, dat iemand deze vermaning
niet kon verdragen en boos op hem werd.
Wrevelig weerde hij Wiliem's hand af en
zeide hem, dat hij zioh aan hem nooit zou
storen. Toen drukte Willem zijn hand nog
wat zwaarder op zijn schouder, zag hem nog
wat dieper in de oogen en sprak beslist en
krachtig//Neen, Maatje vergist je in
mijn tegenwoordigheid zal je zulke taal niet
meer uitslaan, want ik zal dat nimmer ver
dragen." Hoewel "de knaap zich aan Wiliem's
hand ontworstelde, zijn ernsfigen iiefdevollen
blik ontweek, en zijne vorige tegenwerpingen
meesmuilend herhaalde, zoo heeft hij het toch
later niet meer gewaagd, om in Wiliem's
tegenwoordigheid vuile taal te spreken of een
vloek te doen hooren.
Ik kan u niet nauwkeurig al de gezegende
handelingen beschrijven, die onder mijn
werklieden tot stand kwamen gedurende
Wiliem's verblijf op mijn fabriek. Ik zal u
alleen ln het kort zeggen, dat hij naar 's
ILeilands bevel, het zout gelijk was. dat voor
bederf bewaart en aan de spijzen smaak ver
leent dat hij een licht was dat niet onder
een korenmaat geplaatst was, maar op een
kandelaar, en dat voor iedereen met heldere»,
«8
4#
7
V1
vriendelijken glams.
Zulk een werkman had ik gaarne in mijn
dienst gehoudenmaar ia hem sluimerden
krachten, die in mijn werkplaats niet tot kaar
reeht konden komen. Zoo deed ik zelf' mijn
best, om hem, in zijn eigen belang, op een
fabriek geplaatst te krijgen, waar zijn geest
zich beter kon ontwikkelen, en hij meer
voornitgang zou kunnen maken kan bij mij.
Zoo ontving hij de betrekking, die hij thans
bekleedt.
Bij Willems vertrek werd het eerst in zijn
vollen omvang openbaar, wie en wat hij voor
zijn kameraden geweest was. Er was onder
hen niet één, die niet toonde, hoeveel leed
hem deed om van hem te moeten scheiden
niet èèn, wien het geen behoefte was, heni
met warmte de band te drukken niet èèn
die hem niet de hartelijkste betuigingen van
vriendschap schonk, toen het uur van scheiden
sloeg. Menigeen voelde de smart van het
scheiden zoodanig, dat hij zijne tranen niet
kon inhouden, want men verloor in hem
meer dan men geweten had.
(Wordt vervolgd).
A. v i
tv Itffe
•rl