Vrijdag 21 Februari 1902
Zestiende Jaarg. No. 853.
An tirevo lutionair
voor si© KoidlioHandsche en Zeeuwiche
Orgaan
IN HOC SIGN O VINCES
T. BOEKHOVEN.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
SOJfJV ELSMJK.
AISc stukken voor «Ie feteduetfie bestemd, Advertenties* en verdere Administratie franco toe Ie zendert aasï den Uitgever.
Graanrechten.
„Uerciierïljking".
Deze Courant verschijnt eiken "Vrijdag.
UITGEVER:
Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beam" d
Advert ntiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur.
Bij dit nummer behoort een
ei.B VOKCSKU
Nu en dan, zoo hier en daar, schijnt
nog de vrees op te waken, dat het
brood duurder zal worden gemaakt
door het beffen van invoerrecht op
het buiteniandsch graan en dat niet
tegenstaande de graanrechten bij de
stembus van 1901 op het werkpro
gram voorloopig geschrapt zijn we
gens het gruwelijk misbruik, dat de
tegenpartij er van maakte (om de
kiezers schrik aan te jageü) en
niettegenstaande de tegenwoordige
regeering duidelijk in de Kamers
gezegd heeft, dat zij in de Joopende
vier jarige periode geen belasting op
het ingevoerde graan denkt voor te
stellen.
Er komen echter somtijds ge
schriften in het licht, en er gaan
stemmen in de bladen op, die be
wijzen, dat de liberale veree-ing
van het vrijhandelsdogma gaandeweg
aan kracht verliest, en dat men de
zaak uit ruimer oogpunt gaat be
schouwen, dan enkel in verband met
dehoegrootheid in het bedrag, dat
tegenwoordig de arbeidende stand
voor brood disponibel heeft.
Zoo schreef eenigen tijd geleden
Dr. August Oucken te Bern een
boekje getiteld „Wat zegt de staai
huishoudkundige wetenschap over dp
beteekenis van booge en lage graan
prijzen voor de volkswelvaart'" en de
heer D. B,. Mansholt stak dit boekje
in hollandsch gewaad. De schrijver
komt tot de slotsom, - dat het roepen
over duurder brood weinig beteekent,
als de volks welvaart slechts toeneemt.
Maar hoe kan dat, roept o.a het
Nieuwsblad voor Nederland uit. Zie
eens. in 1899 werd voor ruim 340
millioen gulden aan graan ingevoerd
en bedroeg de eigen productie slechts
48 millioen, dus nog geen zevende
deel van het ingevoerde. Stel nu'
eens, dat er slechts tl, invoer
recht op een H, L. tarwe, f 0,75
per H L. rogge en 0,50 per H. L.
haver geheven werd dan zou het
binnenlandsch ptoduct (de opbrengst
in 1899 was 1,716,000 H. L. tarwe
4,570,000 H L. rogge 5,660,000
H. L. haver) acht millioen meer
opleveren dan thans. Er als de ver
bruikers voor zevenmaal dien voor
raad uit het buitenland tevens ze
venmaal die acht millioen als in
voerrecht moesten betalen, dan kwam
zulk eene kleine verhooging per H.
L. tarwe, rogge en haver onzen
landgenooten nog op 64 millioen te
s'aan.
Met zulke cijfers willen de bestrij
ders der invoerrechten het voik aan
hun kant trekken.
Jammer echter, dat hierbij lo.
verzuimd wordt, epn beteren weg voor
het vullen van de schatkist aan te
wijzen, daar het geld, noodig voor
de uitvoering der aangenomen wet
ten toch ergens vandaan moet komen
en 2o, overgeslagen wordt, dat de
landbouwers, als zij een meer drage
lijke winst van hun producten maken,
ook weer meer arbeiders in dienst
kunnen nemen en meer geld naar
de winkels brengen.
„Duur" is altijd een heel rekbaar
begrip. Het levert alleen bezwaar
op, als de waren niet of' moeieljk
te krijgen zijn. Is echter het ruil
middel, het geld maar voorradig,
dan kan het den kooper koud laten.
Wie dus alleen schermt met den
term „duur brood" is hoogst eenzij
dig. üp de instandhouding vau het
iandbouwersbedrijf moest tevens acht
geslagen worden vooral in een land
als het onze, waar sedert eeuwen
een bloeiende landbouw inheemsch
is.
Onze regeering doet, meenen wij
zeer wijs, met niet dadelyli op deze
zaak in te gaan, dewyl het een zeer
ingewikkelde vraag is, tot koever de
graanrechten mogen gaan om de
uiet-tandbuuwers tevens voldoende
te ontzien. Maar de verwerping
van graanrechten als dogma, alleen
wegens een kieine verüoogiug dei
broodprijzen, schijnt ons of partyziek,
ot bekrompen, öf beide.
Au ft vwll mgs^sjjsleem
Onlangs gaf de «Nieuwe Rotter-
damsche Couranti/ eene beschouwing
over de oplossing van deonderwijs-
quaestie op universitair gebied.
Zij stond stil bij het betrekkelijk
nog zwak bestaan der Vrije Univer
siteit, die niet meer dan drie hoog
leeraren voor de theologie heeft, en
voor de rechten en de letteren nog
minder, terwijl er aan oprichting der
wis- en natuurkundige en genees
kundige faculteiten uit hoofde der
te hooge kosten niet gedacht kan
worden.
Voorts citeerde zij vrijwel met in
stemming het betoog van den katho
lieken Dr. van Gorcom. die, vrijheid
verlangde voor de antirevolutionairen
en roomschen om aan de openbare
hoogescholen mannen van hunne
geestesrichting naast de andere pro
fessoren te plaatsen het stelsel
van aanvulling dus.
Och, zegt zij, wat baat die strenge
afzondering. We moeten toch allen
met elkaar leven en omgaan in de
maatschappijen went ge nu de
studenten aan strakke eenzelvigheid,
wat de levensopvatting betreft, dan
komen daar later veel heviger bot
singen uit voort dan noodig is. Laat
er wrijving van gedachten en ge
voelens zijn aan de rijks- en stacls-
hoogescholen, en laat aldus het stu
dentencorps met diverse zienswijzen
bekend en practisch voor den levens
strijd geoefend worden.
Ja, zoo praat zij thans, nu zij
wel vermoedt, dat er geen wenden
of keeren meer aan is, of de alge-
heele vrijmaking van het onderwijs
op al zijn trappen zal haar beslag
krijgen.
Doch er is een tijd geweest, dat
er uit dien hoek een heel andere
wind woei dat er eenvoudig ge
lachen werd over het aanstellen van
professoren, waar dan ook die met
het moderne licht der wetenschap
niet eerbiedig volgzaam raedeliepen.
En wat de studie-quaestie zelve
betreft, zij opgemerkt, dat hetzelfde
denkbeeld van «aanvulling!/ in vroe
gere jaren inzake het 1 ageronder
wijs t e uitvoerig bestreden is om
thans bij het hooger onderwijs veel
verweerkracht te vorderen. Ook op
de hoogere trappen is vermenging
geen tegengif tegen onverdraagzaam
heid. Veeleer zal het vast gefundeerd
zijn in eigen levens- en studie
beginselen later met te meer kalmte
de andersdenkenden doen verdragen
met wier meeningen de studenten
trouwens ook uit de boeken wel tij
dig bekend kunnen worden.
Wijst men voor de natuur- en
geneeskunde op de enorme kosten,
die de vestiging van vrije scholen
verhindert, dat is iets anders. Ook
behoeft het benoemen van geloovige
professoren aan de openbare univer
siteit n niet versmaad te worden,
liet ideaal is er echter niet mee
te bereiken, omdat de studenten te
veel bt hoefte hebben aan gelijkma
tige o p v o e d i n g.
„Het clericalisme fceteekent voor
den arbeider verdierlijking" heeft
de heer Vliegen koit geleden in
eene Amsterdamsche vergadering
gezegd.
Op het eerste gezicht 1ijkt dit een
zeer dwaze uitval, en dat is het
ook. Maar toch zijn die woorden,
in verband met andere uitlatingen
van socialistische zijde wel te ver
klaren.
De bedoeling zal nl. wezen, dat
de geestelijken, door de arbeiders
aan te sporen tot stille berusting
in hun geringen levensstaat, er toe
meêwerken, dat die arbeiders geen
„tnenschwaardig bestaan" krijgen,
en weinig meer lichamelijke verzor
ging kunnen genieten dan die vier
voeters.
De socialisten zoeken het „mensch
waardige" nl. geheel of bijna ge
heel in het stoffelijke, in hetgeen
den mensch omringt, in zijn voedsel,
kleediug, woonhuis, reismiddelen,
kortom in al het uitwendige.
Van de dure roeping, van het Aart
des menscben te bewaren boven al
wat te bewaren is en zonder het
welk te bewaren zelf de rijkste en
machtigste toch nooit een mensch-
waardig bestaan heeft verstaan
de socialisten geen jota, omdat zij
buiten Gods Woord om leven
Treurig gevolg hiervan is, dat,
terwijl zij meenen zich steeds meer
aan het „dierlijke" te onttrekken, er
als vanzelf gaandeweg meer plaats
bij hen wordt ingeruimd voor het
geen onze gereformeerde v >deren in
stillen eenvoud als „redeloos" en
onnut qua'ificeerden.
SDc machines.
Stoom en electriciteit brachten een
grooten omkeer in de arbeiderswereld
waar in het algemeen genommniet
ten kwade, gelijk zoowel in ons land
als b.v. in Engeland nog steeds vele
arbeiders wanen.
De machines verplaatsen veel
werkkracht. Zij maken hier en daar
handarbeiders overbodig en kunnen
dus tijdelijk bij sommigen ontevre
denheid wekken
Maar diezelfde machines roepen
op andere plaatsen wee1* méér han
den in het werk, want zij doen
vlugger en rijker leven zj nemen
den arbeider het plompere werk
vaak af om hem het fijnere er voor
in plaats te geven zj doen goed-
kooper de handelsartikelen gereed
kr jgen en laten daardoor meer geld
beschikbaar bijven voor belooning
der arbeiders.
Zie hef heirleger personen in de
drukkerijen, langs de spoorwegen,
aan groote waterwerken, in allerlei
fabrieken werkzaam, en vraag eens
hoevelen beduidens minder zouden
verdienen, als al die arbeid niet
juist uit kracht van de uitvinding
der machines had kunnen onderno
men worden.
Er kan daarom wel reden zjn
tot klagen, maar daarom hebben de
machines op zichzelf nog niet de
schuld.
De 10 plagen. Onderdanigheid
aan alle wettigmenschelijk gezag.
Nog een drietal punten betreffende
de Cnristeljke grondslagen moeten be
handeld worden, dan is ODzebeschouwing
over de eerste plaag ten einde. We
schreven op 10 Jan.:
Onze Natie is een gedoopte Naiie
ze erkent Gods gezag op het terrein
van alle leven
ze erkent het gezag der Overheid, als
dienaresse Gods, die 't zwaard niet te
vergeefs draagt
ze erkent de heiligheid van het huwe-
lijk als eene instelling Gods;
ze erkent onderdanigheid te moeten
betrachten aan alle wettig, menschelijk
ze erkent de heiligheid van den eed
ze erkent den privaten eigendom.
Over de drie laatste punten moet nog
gesproken worden ditmaal slechts over
de onderdanigheid. Ze veronderstelt een
r- eerdere en een mindereeen hoogere
en een lagereeen oefenen van gezag
en een ondergeschikt zjn aan dat gezag;-
het houdt in eene superioriteit of meer
derheid vaD macht, invloed, kracht, wjs-
heid. doorzicht en beleid tegenover een
gebrek ot minder bezit van al die kwa
liteiten ol hoedanigheden.
Onderdanigheid snijdt de gelijkheid ai
zooals tyranme spot met het denkbeeld
van vrjheid. Ze gaat uit van het beginsel,
dat de een voor den ander moet onder
doenen die een de meerdere voortrefie-
ljsheid, hoogheid, waarde, enz. van den
ander moet erkennen en erkent.
In de allereerste plaats dus moet een
schepsel onderdanigheid betrachten aan
zijn Schepper en Formeerder, en om Zijns
wil aan alle gezag, dat in den hemelen
op aarde is. Maar dan rijst de vraag:
wie zal de grens bepalen van de verschil
lende wjzen, waarop op aarde gezag,
wordt uitgeoefend, laat staan nog men
schel jk gezag.
Ons Program drukt dit zoo keurig uit
„Ër wordt gezag geoefend door na
tuurwetten op de stof In de stof door
de sterkere op de zwakkere elementen.
Gezag geoefend door klimaat en bodem
op de plautenwere'd, en in die planten
wereld door de wetten, die haar leven
beheerschen.
Gezag geoefend ook door de natuur
op de dieren in de dierenwereld door
het ééne dier op het andere in de huis
houding van sommige hunner door aan
voerders en op alle door den mensch.
Er is een gezag, een macht, waaraan
ons lichaam od in dat lichaam bloed en
zenuwen te gehoorzamen hebben, op straffe
van verarming en verzwakking.
Er bestaat op het gebied van het den
ken een gezag van de denkwet, een macht
der logica, die de vorming van elk oor
deel moet beheerschen,
Er wordt gezag geoefend door het
talent op het gebied der wetenschap
door het genie op het gebied der kunsten.
Gezag bestaat ook op zedelijk en even
zeer op geesteijk terrein. Het zedeljke
leven is, evenals het lichamelijk leven
onderworpen aan wetten en invloeden,
die God en niet de mensch bepaalt, en,
op straffe van zedeljk te vergaan, is ieder
eu een iegeljk gehouden die wetten
op te volgen en aan die invloeden te ge
hoorzamen. Een regel, nog sterker door
gaand voor onze geestelijke, eeuwige ont
wikkeling, die uiteraard van Gods raad
en besluit en van de door Hem gestelde
voorverordineeringen en geesteljke wet
ten afhankelijk, in den meest volstekten
zin aan zjn absolute souvereiniteit is
onderworpen.*
Zooals duideljk blijkfc is er allerlei
gezag op aardeis er van onderdanig
heid sprake in het leven der planten zoo
wel als der dieren is er een onderwer
ping aan zedeljke als aan geeBteljke
machten en invloeden.
Maar in de tweede plaats: wie kpn
de grens bepalen van de verschillende
wjzen, waarop menscheljk gezag over
menschen wordt uitgeoefend, afgedacht
nog van talent en genievan wjsheid
en doorzicht, welke natuurlijke eigen
schappen den eenen mensch dwingen,
zedeljk dringen zjn minderheid te er
kennen en hem nolens volens, zelfs tegen
wil en dank noodzaken hulde te bren
gen aan zjn medeschepsel, en te bui
gen voor de macht van zjn woord, voor
de schittering zjns verstands, den gloed
van zjn penseel, den fijnen aanslag van
zjn instrument, den machtigen wil, den
alles overtreffenden jver, de alles over
winnende energie.
Afgedacht zelfs van deze meerdere
natuurlijke begaafdheden is er nog zooveel
menscheljk gezag over menschen- Gezag
van man over vrouwouders over kin
deren vrouw over dienstbode i man over
dienstknechten patroon over leerling
chef over klerken enz. Ontelbaar groot
zjn de wjzen, waarop God de Heere
gezag laat uitoefenen; het vaderljk gezag
is niet hetzelfde als dat van het patroons-
gezag, en dit verschilt weer van dat van
bet gezag eens schippers over zjn ma
troos. Omdat er zoo groote verscheiden
heid is van verhoudingen, is er ook
groote verscheidenheid vangezagoefening.
Een legio van rechten en een legio
van plichtenmaar b j al die verschei
denheid is er overeenstemming in al
die veelheid is eenheidwant moge de
gezagsopenbaring verschillend zjn, het
idee van gezag, van meerderheid is bj
alle incherentd. w z. bj elke levens
openbaring moet te voorschjn komen de
meerderheid, boven de „minderheid"
het „gezag, over den „onderdaan."