Vrijdag 24 Januari 1902,
mis.
ctie,
Zestiende Jaarg. No. 849.
Orgaan
Antirevo In Hon air
voor «Ie KeiiftliolIaiidsclBe eis Zeeuwsche Eilanden,
L
IN HOC SIGN O VINCES
ZEN.
T. BOEKHOVEN.
rdami
jUIS te Oude
RDAM,
tien
Abonnementsprijs per driemaanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling ƒ3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgever:
Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en k/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing.
Alle stukken voor «Ie Medactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever.
Bij dit nummer behoort een
BSJVOECSEL.
Faccinedus.amj.
invoering doodstraf,
Flauw.
Steun aan «Ie giers.
'ft.
WK
Wollen-
enz. tegen
3RCULES
hetwelk
J
>eweegbare
gevaar) en
ramer, ook
CORYINK te
n Zijl No 29.
ANTHRA-
enz. enz.
Ie merken.
EltD4L,.
sr per el. TAPIS
f 11.50.
f 10.50.
3.50 en hooger.
1.00 a f 1.25.
0.60 a f 0.75.
f 0.45..
1.00 tot f 26.00.
f 2.50 en hooger
f 0.09
ge prijzen.
Deze Courant verschijnt eiken Yrijdag.
hOMMELSlHJH
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij bestaan
Advert ntiëu worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur.
Het drietal artikelen, dat over
dat onderwerp in „de Tijd" ver
scheen, heeft weer duidelijk doen
zien, dat de antirevolutionaire partij
slechts gedeeltelijk haar oeginselen
kan doorweven onder het tegenwoor
dige coalitie-Kabinet.
Zoo ook ten aanzien van de ver
plichte vaccinatie.
De roomschen vatten de dingen
vaak wat koud en oppervlakkig op.
Aan afgetrokken beginselen of rechts
theorieën doeu ze liefst niet veel.
Althans niet, wanneer de eer of
het belang van hunne kerk er niet
mee gemoeid is.
Aldus verklaart het zich ook dat
Dr. Schaepman de leerplichtwet er
mee doorhielp. De roomschen zijn
toch eenmaal zeer gezet op het ge
ven van het noodige onderwijs aan
de kinderen, en als het voldoen aan
die behoefte armoede verergert in
het een of ander huisgezin, omdat
schoolgaande kinderen niet tegelijk
de moeder in huis kunnen vervan
gen, dan springt de kerk wel bij met
geldeli,ken steun.
Dus wat kan hun de wettelijken
dwang dan schelen. Zij voelen hem
weinig of niet.
De roomschen zijn ook voorstan
ders van de vaccinatie. Ten minste
over het algemeen. Zij gelooven de
meerderheid der geneeskundigen,
welke er voor ijvert. En nu erken
nen zij wel bezwaren bij de uitvoe-
voering. Zij geven wel toe dat door
het gebruik van verkeerde inentstof
onheilen kunnen ontstaan. Maas,
zeggen zij, dat kan met elk genees
middel. En zij achten hunne kinde
ren, als zij ingeënt zijn veiliger in
gezelschap van enkel gevaccineerden
dan onder een deels niet gevacci
neerd groepje. En nu gevoelen zij
voor de gemoedsbezwaren der anti
revolutionairen niet zooveel, dat zij
de vaccinatie geheel vrij wi len hel
pen maken.
Al willen de antirevolutiaire lei
ders nu honderdmaal anders, dit
baat niet, want ten slotte moet men
de helft plus èèn van het aantal
stemmen in de Kamer hebben.
De Tijd stelt nu voor den vacci-
nedwang te handhaven voor de
openbare en te laten vallen voor de
vrije scholen. Op die manier zouden
de tegenstanders der inenting aparte
scholen oprichten. Ook al bevatten
zij geen 25 kinderen, dan wil ge-
milde redactie er toch de Rijkssub
sidie aan toegekend zien.
In de gegeven omstandigheden
schijnt ons dit eene bruikbare tus-
schenweg Beter wat dan niets. Be
ter een kwade boom half afgekapt
.dan dat hij iu volle grootte blijft
staan.
Met deze questie staat het eenigs-
zins op dezelfde wijze als met de
vaccinatie-zaak, d. w. z. de room
schen gaan er niet in mee, en der
halve wordt de wensch der antirevo
lutionairen niet var wezenlij kt.
Bij de vaccinatie is nog een tus-
schenweg door het apart zetten van
de tegenstanders. Doch de doodstraf
moet men voor geheel het volk in
de strafwet .voorschrijven of er uit
laten.
De //Nederlanden/ heeft wel een
beetje gelijk als hij zegt, dat som
mige antirevolutionairen er om heen
draaien en zeggen dat het recht der
overheid tot toepassing van de dood
straf moet erkend worden, zonder
dat zij dan ook het dooden van de
moordenaars direct tot regel willen
gesteld zien. Recht tot straffen is
niet genoeg. De straf zelf moet het
doen.
In Gen. 9 6 staat: Wie des
menschen bloed vergiet, zijn bloed
zal doorden mensch vergoten worden.»
Deze woorden sprak God tot Noaeh
toen God hem de bijzondere be
scherming van hem en de zijnen
beloofde.
Moeten nu deze woorden opgevat
als direct toepasselijk voor alle tijden
dan valt er weinig bij te redeneeren.
Met een korte inlassing in de straf
wet is men dan klaar. Het voor
stel zou echter licht schipbreuk lij
den bij de Roomschen. Aan mini s
ter Loeff was wel te merken bij he
begrootings-debat, dat bij er geen
voorstander van is. Hetgeen echter
niet wegneemt den plicht tot her
innering aan het gebod voor hen,
die het meer letterlijk opvatten.
Altijd voor zooveel dit te pas komt,
want men moet ook tijd en wijze
kennen. En als men nu weet, dat
de Kamermeerderheid er toch niet
aan wil, waarom dan juist dit punt
op den voorgrond geschoven. Er zijn
waarlijk andere nuttige en noodige
zaken genoeg te bespreken.
Maar vooral kunnen zij er een
weinig overzwijgen, die Genesis 9 6
niet opvatten als voor alle volken en
alle tijden aangevende de eenige
manier om moordenaars te berechten,
doch die er meer in zien het wraak-
oefenend beginsel der gerechtigheid,
dat alle aardsche rechters in eere
moeten houden.
Het is eene goede zaak, beginselen
te bepleiten, afgezien van omstan
digheden. Doch men moet ook op
passen daardoor niet een verkeerden
indruk te geven. En dit zou gebeu
ren, wanneer men het ging voorstellen
alsof de antiliberalen of voor het
minst de protestantsche antiliberalen
het eens waren over de toepassing
van Gen. 9 6.
Dr. Bronsveld poogt in zijn jong
ste Kroniek nog eens weer door
kerkistische ophitserij roet in het
politieke eten te werpen.
Alsof het een heele vondst ware
wijdt hij er over uit, dat de ver
schillende ministers naar kerken
gaan, die elkaar tegenstaan dat de
roomsche heeren de mis bijwonen,
die van gereformeerde zijde als ver
vloekt afgodisch staat gebrandmerkt.
Opmerkelijk, dat deze zelfde schrij
ver, die altijd zoo gaarne in liberalen
trant gewaagt van het houden van
geloofszaken buiten de politiek, zich
niet ontziet om het kerkelijk ver
schil aan te wijzen als eene belem
mering voor het atdoen vaD politieke
aangelegenheden.
Dat zij niet zooveel samen kunnen
bewerkstelligen als wanneer zij ook
confessioneel en kerkelijk eens gees-
tes waren, begrijpt ieder. Maar b. v.
bij de verdere vrijmaking van bet
onderwijs en de meer doortastende
hulpbieding aan de arbeiders staan
de verschillen, die Dr. Bronsveld
citeert al zeer weinig in den weg.
Ook weet hij zeer goed dat het in
een land met. gemengde bevolking
nu eenmaal niet anders kan of men
moet schipperen en plooien. Dus
waartoe zulke tirades.
Dr. de Yisscher heeft heu achter
in een „laatste woord'' nog eens
duidelijk verteld, waar 'm de schoen
wringt. Gij, schreef Dr. de Yisscher,
verkiest den radicalen li beraal boven
den antirevolutionair, en dat doe ik
niet, en dat wilde, toen het er op
aankwam de meerderheid van den
chr. hist, kiezersbond ook niet.
Dit is klare taal. Doch Dr. B.
blijft aan het „seuren."
Men vergeve ons dit platte woord
De Hollander wijst er met klem
en ernst op, dat de rijkere partijge-
nooten waarlijk wel eens een
voorbeeld mochten gaan nemen aan
de liberalen en toonen wat meer
geld over te hebben voor het in 't
leven roepen en houden van deug
delijke pers-organen, zonder welke
in onzen tijd geene enkele partij
maar vooral geene regeeringspartij
bloeien kan.
Gaan de bemiddelden onder ons
dit niet beter beseffen, dan vreest
de Hollander daar treurige gevolgen
van.
Tot op groote hoogte zijn wij het
hierin met dit blad eens.
Nu onze partij grooten invloed
kreeg op regeeringsterrein en de pers
steun heeft te bieden aan de bewinds
mannen, moet zij over krachtige
middelen kunnen beschikken mid
delen van siudie en veelzijdig on
derzoek en daarvoor is geld noodig.
Het is volkomen waar, als men
zegt, dat onze partij nog maar klein
is, en dat het krijgen van een groot
blad altijd veel moeielijker is dan
het houden van het eens verworvene
doch het is ook waar, dat het thans
de gunstigste tijd is om wat vooruit
te komen met onze bladen, omdat
de tegenpartijen thans wel kennis
moeten nemen van de gedachten-
openbaring der medestanders van de
regeerings partijen.
Ook op Flakkee en omstreken zijn
wel met aardsche goederen gezegenden,
die voor onze pers iets meer doen
konden. Wij hopen dat zij ten deze
hunne roeping zullen toonen te ver
staan.
De 10 plagen. De heiligheid van
H huwelijk.
We noemden op 10 Jan. als Christe-
liiken grondslag niet alleen den Doop
niet alleen het gezag Gods, maar ook
het gezag der Overheid en de heiligheid
van het huwelijk.
Over dezen laatstgenoemden grondslag
willen we thans een paar artikelen wijden.
We wenschen te wijzen in algemeene
trekken, op de vroeger uitgespronen mee-
cingen van Mr. v. Houtenop enkele
artikelen van het Burgerlijk Wetboek
en op den eisch onzer beginselen.
Tevens stellen we op den voorgrond,
dat we ons niet zullen verdiepen in
allerlei vraagstukken, die met het hu
welijk in nauwe betrekking staan zoo
als over de verhouding niet alleen van
man en vrouw maar ook van ouders
tot kinderen van de kinderen onderling
over de polygamie of veelwijverij, zoo
als die menigmaal in Israël voorkwam
over de polyandrie of veelmannerijover
de publieke hoererij, die vooral in de
achterbuurten onzer groote steden haar
hoogtijd viert; over de leer van Malthus
en den Nieuw-Malthusiaanschen Bond;
over de zoogenaamde clandestiene hoe
rerij enz.
Dat de wetgever in het Burgerlijk
Wetboek het huwelijk alleen beziet uit
het oogpunt der burgerlijke betrekkingen
staat duidelijk in art. 83,dat hij de
veelwijverij „burgerlijk',, dus „wettig-
lijk" niet erkent, staat in art. 84, waar
we lezen De man kan te gelijkertijd
slechts met ééne vrouw de vrouw slechts
met éénen man door het huwelijk ver
bonden zijn; dat de wetgever het schei
den of de echtscheiding velerlei moeilijk
heden in den weg legt, spreekt hij uit
in de artikelen 2 55 tot 304, waar sprake
is van echtscheiding; van scheiding van
tafel en bedvan ontbinding des huwe
lijks na die scheiding van tafel en bed.
De lezer zal het ons zeker niet euvel
duiden, dat we over veel uit deze arti
kelen zwijgen, en alleen maar die arti
kelen beschouwen, welke direct met ons
onderwerp in betrekking staan, zooals
art. 160 „De man is het hoofd der echt-
vereeniging art. 126, en 133, waarover
de voltrekking van het huwelijk wordt
geschreven, en artikel 264de echtschei
ding.
Wij wenschen te spreken over het
karakter van het huwelijk in verband
met de leer der vrije liefde.
Wat bedoelt men met de laatste uit
drukking. Het zal duidelijk worden wan
neer we aanhalen, wat Mr. van Houten
schrijft in zijn werk over God, Eigendom
en Familie, waar, hij handelt over de
Maatschappelijke en Wettelijke stelling
der vrouw, bldz. 216267.
Mr. de Pinto had geschreven, dat hij
een huwelijk met of zonder liefde, be
houdens enkele uitzonderingen niet-on-
ontbindbaar achtte. En van Houten kan
du zulk een huwelijk niet langer ver
dragen hij wil een huwelijk laten ont
binden, als de liefde de achterdeur is
uitgegaan. Hij protesteert tegen art. 264
van ons Burgerlijk wetboek, waarin staat,
dat de gronden, waarop iemand echt
scheiding aan mag vrageD, slechts alleen
deze zijn
1. overspel
2. kwaadwillige verlating;
3. veroordeeling tot vier jaar gevan
genisstraf
4. mishandeling.
En tegen dat artikel toornt hij, omdat
er in niet staat, dat ook gemis aan liefde
een grond is van echtscheiding. Zie hier
wat hij zegt op bldz. 239
Ik kan geen wet goedkeureu, welke
tot de vrouw zegthet is waar. gij zijt
onverschillig voor uwen man, gij haat hem
wellicht maar hij heeft nu eenmaal
(door het huwelijk) rechten over u ver
kregen, en gij hebt jegens hem verplichtin
gen op u genomenmet of zonder liefde
moet gij ze dus vervullen. Uw man slaat
u niethij wil u bij zich houdenhij
wil niet scheiden van tafel en bed ergo,
blijft gij vereenigd, moet gij met hem
samenwonen en tafel en bed deelen.
Het huwelijk is de grondslag der maat
schappij, maar. men beproeft ten onrechte
als zoodanig een contract te verdedigen,
'l wetk aan de contractanten levenslang
en onherroepelijk een bezit van elkanders
persoonzij hel slechts een deel van de
persoon, geeft. Urije liefde wordt ofschoon
vrijheid tot het wezen der liefde behoort
aan de goede gemeente voorgesteld als het
verschrikkelijkstewat men zich denken
kan.
Contractueel gebonden liefde (d. w. z,
liefde bij, en omdat men nu eenmaal in
het bootje zit) is daarentegen naar de
heerschende opvattingen het eenige ware
en goede, mits het contract voor den ge-
heelen levenstijd gesloten worde, met an
dere ivoorden, mits de vrouw zich ver-
koopeniet verhufe.
Wat is nu de inhoud van dit voor
sommige lezers misschien taaie stukje
Dithet is immoreel, onzedelijk, on
redelijk, volgens Mr. v. Houten, als
men nog langer bij elkander blijft, als
er geen liefde meer is.
Er behoorde, volgens hem te zijn vrije
liefde geen liefde, omdat men nu eenmaal
getrouwd is en men van den nood een
deugd dient te maken voor de rust des
gezins geen contracts-liefde en hij zou
elk huwelijk willen laten ontbinden,
waar de liefde voor man of voor vrouw
geweken is, om daarna weer een nieuw
huwelijk aan te gaan met eene andere,
en weer zoolang bij elkander blijven,
dat ook weer deze liefde koud wordt,
om dan ten derde en ten vierden en ten
vijfden male een nieuw huwelijk aan te
gaan, steeds ook weder scheidende, wan
neer de liefde verkoelde, zoodanig, dat
de vrede des gezins geheel werd gestoord.
Wie nu maar eenigszins nadenkt ziet
het verleidelijke der leuze van Mr. v.
Houten in maar tevens het gevaarlijke
beginsel, dat in die leuze schuilt. Ge
vaarlijk is ze; want er ligt een kern van
waarheid in, dat als de liefde het huis
ontvlucht is, de onverschilligheid en haat
het huis tot een hei maakthet is waar,
dat de verstandhouding tusschen man en
vrouw in sommige gezinnen zoo treurig
is, dat eene scheiding zoo oogenschijn-
lijk verre te verkiezen is boven een zoo
droef samenleven als hond met kat.
Verleidelijk is die leuze, omdat ze den
hartstocht gaande maakt; en de zinnen
toespreektdie soms toch reeds een teu
gel Doodig hebbenomdat ze hoewel
Mr. van Houten dat niet bedoelt of be
geert, in 't leven roept eene maatschap
pij, waarin, onder het valsche voorgeven
van geëindigde liefde voor zijn eersteling,
verandering van huisvrouw aan de orde
van den dag zal zijn, en of man of vrouw
soms de speelbal zullen worden van zin-
nenlust en driften.
Onder de leuze van „vrije liefde",
W
fp u
|A.