Vrijdag 22 November 1901 Zestiende Jaarg. No. 840. v<»oi' de Kuidltollandsclie en Zeeuwsche Eilanden, 7 Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGN O VINCE S T. BOEKHOVEN. HOMaMELSMJH. ABIe stukken voor de Kedactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever. Veelzeggende beken tenis. Or. Hronseeld geslagen. Arbeidsduur en arbeids loon. DE LAST ALBION. Naar Habakuk I er II. J) 0 v n r rt S i Deze Courant verschijnt eiken Yrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever: Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en V3 maal- Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij besiaaD Advert •utiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. Bij dit nummer behoort een BIJWOECSKL, „Sedert de eerste uitbreiding van het kiesrecht" verklaarde de heer Mr. Veegens, die langen tijd een zeer invloedrijk Kamerlid was, „is de kracht der liberale pat tij gebroken al heeft zij nog eenige jaren voort bestaan, hare ontbinding kon slechts eene quaestie van tijd zijn, en die ontbinding is thans voltrokken." Een scherp contrast vormt deze bekentenis met den hoogen toon, die de liberale woordvoerders tot in de laatste periode hunner heerschappij voering aansloegen. Deze heeren stelden het voor, alsof het de natuurlijkste zaak van de wereld was, dat zij en zij alleen de plaatsen van gezag bezet hielden. Een bruikbaar Nederlander en „libe raal" te zijn (altijd in de beteekenis van de landszaken buiten God en godsdienst le willen afdoen) scheen in huDne oogen zoowat hetzelfde. Maar nu achterna wordt dan toch eindelijk ook van de overzijde eens toegestemd, dat de opperheerschappij der liberalen slechts kunstmatig was dat ze slechts door het buitensluiten van vele medekiezers haar bestendi ging kreeg, De liberalen missen dan ook om deze reden te meer het recht, den staf te breken over het samengaan van verschillende christelijke partijen. Want bij alle zwarigheid, die aan dit samengaan moc,ht blijken ver bonden te zijn, blijft niettemin een positief beginsel de band, terwijl de verdeelde liberalen slechts door een negatief streven het onderdrukken der christelijke elementen bijeen- liepeD. Door heel het land is er slechts ééne cpvatting van de kort geleden gehouden vergadering van den Chr. Hist. Kiezersbond deze nl., dat Dr. Bronsveld zijn zaak bij de meerder heid van den mee door hem opge- richten Bond verspeeld heeft, en dat de nieuwe Ministers een meerderen zedelijken 3teun kregen door het toe nemend besef, dat de voorstanders der Chr. Staatkunde bijeen behooren. Ook de liberalen namen in dien zin van het feit nota. Het was te voorzien, dat het er spannen zou in die vergadering. De klacht over het gedrag van Dr. de Visser, door Dr. Bronsveld te berde gebracht, voorspelde genoeg en het stokpaardje „vrees voor Rome" werd weer als naar gewoonte bereden. Door Dr. de Visser en Mr. Ver kouteren met hun aanhang werd echter leuKweg opgemerkt vooreerst dat de roomschen het meeste aan de liberalen te danken hebben, zoodat wij om deze leden het landsbestuur niet op de hand der liberalen be hoeven te wenschen; en ten tweede, dat bij het bedreigd worden der chris- lelijke grondslagen] van ons volks leven, het strijden uitsluitend voor protestantsche belangen geen zin meer heeft. Met 17 tegen 9 stemmen werd Dr. de Visser c. s. tegen Dr. Bronsveld in het gel:;k gesteld. 't Is tevens eene overwinning van de logica over antipathelisch ge haspel. Eene deur moet open zijn of dicht. Christelijk-Historisch willen wezen, en levens de verloochenaars van het christendom in de politiek vooruit te willen helpen, dat is nooit te rijmen. Er is voor de arbeiders heel wat te regelen bij de wet, en meer en meer neemt, ook in liberale kringen het besef toe, dat het overheidsplicht is, hen in hunne door het verloop der maatschappelijke toestanden te zwak geworden levenspositie te hulp te komen. Voor de leer, dat een arbeider of werkman maar op dezellde manier kan gebruikt en versleten worden als eene machine, begint men zich te schamen. Christenmannen hebben zich daar altijd voor geschaamd, of liever, zij hebben die leer nooit beaamd. De arbeider geen machine, maar mensch, wat is er eenvoudiger dan dat Toch hadden de vereerders der „rede" een heelen termijn noodig en moest de nood van vele arbeiders meêwerken om hun dat te leeren. Geen machine daar ligt dus in, dat de kracht van den arbeider niet als koopwaar enkel door vraag en aanbod ma? beheerscht worden dat de arbeider niet bovenmatig aan 't werk gehouden en zijne lichaams kracht ontijdig uitgeput mag worden dat hij op zijn ouden dag of bij ziekte niet als een versleten machine voor goed achteraf mag gezet worden zon der er verder naar om te kijken. De gezindheid onzer regeering te dezen opzichte is bekend. Zij wil zij zal wat doen. Toch zal altijd veel blijven aan komen op de werkgevers zeiven. Door humane behandeling zullen zij de rechte verhouding moeten trachten te verkrijgen. Immers het leven, ook de arbeiderswereld is zóó veelvormig, dat de wet slechts één klein gedeelte regelen kan. Men verzuime dus niet om ook in de geringere werkplaatsen zoowel als in de politiek, ja bij allen arbeid, de antirev. heginselea meer te verbreiden en te betoonen. Openbaring en Rede. Verleden week weerlegden we het oiraoo- zele en dwaze praatje, alsof wij Antir. de Rede minachtten en de Liberalen veroordeel den om het gebruik dier Rede. Tevens wezen we aan, waarom ws tegen over het Liberalisme front maakten en be loofden we, om de gedachten Openbaring en Rede nader toe te lichten, waartoe we thans Wat is waarheid vroeg Pilatus aan den Christus. Vanwaar heeft zij haar oorsprong Wat is haar natuur Wat is nu toch eigenlijk waar, en wat is P Uit Ons Tijdschrift" nemen we hier met toestem ming van den vervaardiger over, het onderstaande gedicht van den heer Uitbrandt Roschma te Ouddorp, A.Ex. President Kruger heeft den dichter voor dit vers zijn „hartgrondigen" dank betuigd. I. Hoe lange schreit mijn ziel tot U, o Heer, Met al Uw volk, dat naar verlossing hijgt Het woest geweld verheft zich meer en meer En Gij, o God, Gij zwijgtGij zwijgt Gij zwijgt Van jongsaf deedt Gij onrecht mij aanschouwen Mijn vijand zon aldoor op kwaad te brouwen Nauw waren wij ontkomen aan zijn list, 3) Oi trouweloos zocht hij reên tot nieuwen twist Zijn looze tong verdraait het heiligst recht, Terwijl zijn hand 't onnoozel volk verknecht. O volken van de twintigst' eeuw, aanschouwt Gij, heid'nen, staat verwonderd en verslagen, W ant ziet, God werkt een werk in uwe dagen, Een werk Gij hadt uw ooren niet vertrouwd, Had men 't voorspeld Een tegenstrijdigheid, Een raadsel zijn de wijz' en heil'ge wegen. Waarlangs Hij mij in mijne grijsheid leidt, En alle vromen staan hierom verlegen Hij is 't, die uit het Noorden Het Britsche volk verwekt, Dat aller 2eeën boorden En 's aardrijks ruim doortrekt Het haalt aan alle winden buit, Zijn recht gaat van hemzelven uit. Zijn ruiterdrommen golven Van verre aan, verwoed Als hongerig' avondwolven Zoo dorsten zij naar bloed. Hij mest met kinderlijken 't land En sleept gevang'nen heen als zand. De heiligst' eed veracht hij En aller vorsten raad 5) De Koningen belacht hij En spuwt ze in 't gelaat. Hij ziet, verblind door hoogheidswaan, Kanonnen als zijn Goden aan. Zijt Gij dan niet vanouds mijn God, o Heer Neen, neen, mijnjHeil'ge, neen wij zullen leven, Wij sterven nietGij hebt hem opgeschreven Ten oordeel, en Uw hand werpt eens hem neer En daarom hebt G' hem slechts in top der eer gezet, Opdat G' hem straks te zekerder verplet Gij immers zijt, o Heer, te rein van oogen, Dan dat Gij steeds het onrecht zoudt gedoogen, Zoudt Gij dan dulden, dat een reus een kind Vermoordt 6) des boozen mond verslindt Die beter zijn dan hij Is 't menschdom als de visschen, Die in de wijde zee een Zorg en Schutsheer missen Zou hij Uw gansche volk verzaam'len in zijn net En heel deez' aarde aan zijn garen snoeren, Zou hij zelfs 't schreiend wicht ter bloed'ge slachtplaats [voeren En off'ren aan 't kanon zijn huich'lend dankgebed II. 'k Sta op den toren des gebeds en wacht Wat mij de Heere antwoordt op mijn klacht. Schrijf! spreekt de Heer', schrijf op dit woord! Laat alle volken 't hooren Ik heb mijn eigen tijd bereid En 't oordcel Gods zoo lang verbeid, Is reeds hem toebeschoren Wiens hart zich tegen God verzet Moog' hier geen acht op geven, Maar wie aan Hem zich heeft gewend, En zich in God rechtvaardig kent, Zal door 'tgeloove leven. Hoor toe, gij dwingeland, uw val genaakt! 't Geluk is u als wijn naar 't hoofd gestegen En heeft in 't eind u dwaas en krank gemaakt! Gij, land bij land hebt g' aan uw snoer geregen. Nog gaapt uw mond, gelijk de mond der hel Gij en de dood zijn nimmer te verzaden 1 Maar hoorreeds hoort mijn oor het spottend spel En 't smaadgeroep, waarmee u overladen Dezelfde volken, die gij inslokt als uw buit. Uw reek'ning loopt,zoolang als zij het dulden, Straks eischen z'onverwacht betaljng uwer schulden En schudden u tot op het lijf toe uit 1 Gelijk de gier zijn nest op klippen sticht, Waar 't door zijn hoogte veilig wezen moet, 't Stoffeert met beend'ren en het verft met bloed, Zoo hebt g' in zee uw woning opgericht, Waarin g' u zelf ten schade, uw plannen smeedt, Wee, die uw huis op lijken bouwen deedt. De balken schelden u met dof gekraak, De steenen schelden mee en roepen luid om wraak. Wee, die uw naaste om uit te drinken boodt Dien bitt'ren drank, die woest maakt van ellende Jehova zal tot u Zijn beker wenden, Hij werpt u neer en giet uw billijk deel U zeiven straks tot walgens in de keel. Gij, die u vetmest met geplunderd goed, Als een gewaad zal u 't geweld omgeven, Door uwe hand aan mensch en dier bedreven Dan komt de wraak voor al 't onnoozel bloed, Dat gij vergoot, door gruw'len zonder tal, En heel deez' aard zal juichen in uw val Ouddorp, Hilbrandt Boschma. Bij deze „vrije berijming" is vooral de vertaling geraadpleegd van Van der Palm. Men herinnere zich, dat Paul Kruger een der eerste „voortrekkers" was, die voor de Engelsche onderdrukking schutse zochten achter de Vaalrivier. 3) Denk hier bv. aan den strooptocht van Jameson. Het „wonderlijke" onbegrijpelijke werk, waarvan in vers 5 van Hal). I sprake is, ziet op de verovering van Palestina door de Chaldeën, vermeld in vers 6. Een dergelijke, onbegrijpelijke leiding Gods ziet de Christen van onze dagen in de invasie van Engeland in de Boerenrepublieken. 3) Wie denkt hier (bij vers 10 Hab. I) niet aan de overmoedige schennis door Engeland aan de besluiten der Haagsche conferentie. Deze, hier ingelaschte uitdrukking was, bij zijn reis door Frankrijk, het telkens terugkeerende-, aandoenlijke thema van Paul Krugers toespraken. Hab. II vers i moet gelezen worden me t de klem toon op zijn. „Ziet, zijn ziel verheft zich", nl. de ziel van den goddelooze, die in dit sehoone vers gesteld wordt tegenover den rechtvaardigedie leeft door zijn geloof. De bedoeling van het verband is, dunkt mij, deze: De inval der Chaldeën is voor alle mensclien iets onbegrijpelijks van uit het oogpunt der wereldregeering Gods. De goddelooze neemt er aanleiding uit om spottend te vragen: „Waar is nu hun God?-' gelijk men ook in onze dagen naar aanleiding van den Z. Afr. oorlog zoo dikwijls hoort vragen. Maar de rechtvaardige leeft in het geloof, dat de Heere zich ten slotte ook in deze donkere geschiedenis zal verlieerljjken. I an der Palm heeft hier': ..Ziet, wiens hart niet recht gesteld is, moge er geen acht op slaanmaar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven11. Intusschen, er bestaan nog al variaties in de vertaling van dit vers. Voor mijn doel trok natuurlijk bovengenoemde lezing Waarin is 't ware van den leugen te onder scheiden Wat is waarheid? Wat is leugen Op de vraag '/wat is de oorsprong der mij het meest aan. b. waarheid," zijn maar twee antwoorden te geven. Het eerste antwoord is Het warewat waar is, staat vast van eeuwigheid-, staat vast vóór de schepping der menschen. Het tweede antwoord is Het ware is van den mensch afkomstig en het begrip //waar heid" is door de ontwikkeling der menschen langzamerhand ontstaan. Is dit tweede antwoord goed, dan is vandaag waar, wat over eenige jaren bij hoo- gere ontwikkeling der menschen onwaar kan worden genoemd, of omgekeerd, is bij la gere ontwikkeling, bij achteruitgang in het zedelijke leven van een volk onwaarwat vroeger in edeler, tij den waar werd genoemd. Is waarheid een product van menschen, iets wat door menschen is vastgesteld, dan is 't met waarheid net als met alle zaken, die door den mensch gewrocht worden dan breekt de een af, wat de ander opbouwtdan veroordeelt de een iets voor onwaarwat door een ander voor waar verdedigd wordt. Dan staat en valt, drijft en zinkt, de waar heid gelijkelijk met den mensch. Dan is de waarheid aan alle wisseling, aan gedurige verandering onderhevig. Wij zeggenwat waar is, staat van eeuwigheid vast; wat waar is, is reeds van eeuwigheid, vóór er nog een heme! en aarde in den beginne geschapen was, be paald. God heeft bepaald, en niet de mensch wat waar, wat leugen is. God is de Zijusbrou, de Bestaansbron van hetgeen waar is. God alleen weet,wat waar is God is de Waarheid. Daarom schrijft Paulus aan 'fitus van God, die niet liegen kan.» Daarom zegt de Christus Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Maar nu volgt hieruit aanstonds eene andere vraag. Namelijk deze: Dat God weet, wat waar is, staat vast;/ maar hoe weten wijmenschen dit n u. Dat God het weet ;'tiszoo! maar wij moeten 't toch ook weten. Of met andere woorden Wat is de ken- bron der Waarheid, Hier is maar èèn ant woord mogelijk, nl God heeft 't ons, ge openbaard. Waardoor? Iloe? Op wat wijze dan? En 't antwoord is op twee manieren. Wat waarheid en wat leugen is, heeft Hij ons geopenbaard in de Natuur en in den Bijbel. Wij zeggen, naar luid onzer Geloofs belijdenis, art. 2 Wij kennen God door twee middelenten eerste door de Schepping, Onderhouding en Regeering der gebeele wereld enz. enz. Ten tjveede geeft Hij zich zei ven nog klaarder en volkomen er.fe ken - nen door zijn Heilig en Goddelijk Woord te weten, zooveel ons noodig is in dit le ven, tot Zijn eer, en de zaligheid der Zijnen; Wij erkennen dus een Algemeene en eene Bijzondere openbaring. Maar de Bijzondere Openbaring dient (zie het maar in Art. 2.) om klaardere.n volkomener God te leeren kennen, dan dat we dit uit de Natuur leeren. Kunnen we dan God niet genoeg leeren uit de Natuur, uit de historie, uit de erva ring, uit 's menschen lotswisselingen, zoo van personen, als van volken. Kunnen we de waarheid niet van den leugen leeren onderscheiden door alle?, wat ons zelf overkomt en uit wat rondom ons geschiedt De Algemeene Openbaring geeft genoeg, m.aar en nog eens maaronze Rede .is ver duisterd en wij kunnen niet voor vast en zeker uitmaken uit die Algemeene Open baring wat waarwat leugen is. Adam en Eva konden dat. Zij hadden aan de Natuur genoeg om God te leeren kennen. Maar onze Rede is door de zonde ig

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1901 | | pagina 1