tx. SIT14 m Vrijdag 9 Augustus 1901 Antirevolutionair Zestiende Jaarg. No. 825. Orgaan voor «I© Zuldluillaiidsclie ©11 Zeeuwsclie Eilanden. ifdsteeg NT- IN HOC SIGN O VINCES T. BOEKHOVEN. FEUILLETON. Steeds hooger. el :te ten. [en irkt. uitgever: &OMM&ÈL&MP iJ Mi Alle §1 iiSikcis voor «le MtediieSOe teeslemd, Aslverteisilëis en verdere Administratie franco toe te Kenden aasi den er. Het Ministerie-Kiiyper. BPe Chrêstelljk-MMis- Sorischen. invoerrechten. •y'T.-.r."T--" :S aerk verkrij Sosteren. an öurp. pin. losteabrugge pe„ as door bet of door ramp, dfcebben, gen reeds evondene 13-organen list storin- orzakende !est reeds a. Symp- aken, die ge malen uwdheid, aambeien ra top ping >ruikbare g en een ofdpijnen JN wek oidert de geprik- T! in Som- eken van Delfts- cie Zujd- dijk 3 en derland. QWIJHj ■ij n 45^,0 I terser <ap anwortel. aai- 5 sag. E. ne prima rerkrijg- ct. per en Van naam en es beslist A Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel. Roekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. Bil dit nummer behoort een BIJVOEGSEL Als met profetischen blik schreef Dr. Auyper vijftien jaren geleden in één zijner brochuresHet Con flict gekomen" van zichzelf aldus: „De omzichtige manieren van onze Portefeuille-bejagers waren wel de zijnen niet, maar het eenig vereischte, door de Grondwet gesteld, om Eerste Minister te kunnen worden, bezat hij dan toch hij was Nederlander." Hetgeen deslijds in geenendeele als proietie bedoeld werd, maaralleen strekte om eenigermate te verklaren, waarom men zich juist tegenover hem zoo in de weer stelde, en hem telkens zoo smadelijk bejegende, is thans vervuldDr. Kuyper is Eerste Minister. Voorzitter van den Raad der Kroon, Samensteller van dien Raad geworden. Niet doordat hij het gezocht heelt. Trouwens, zoeken baat hier niet. Neen, de neiging tot zoeken bestond bij hem zoo weinig, cat hij in 1886 schreef „Persoonlijk ben ik van het politieke tooneel voorgoed afgetreden, en o, ik verheug er mij zoo van heeler harte in, dat ik aan het Kamer leven ontkwam. Maar het geschiedde als vanzelf, door den natnurlijken drang der om standigheden het geschiedde onder het voorzienig bestel Gods, door den machtigen arm des Heeren. God rustte in Zijne genade onzen medemensch Dr. Kuyper met zulke gaven toe, dat hij ten slotte en dit zegt wat schier niet meer konde gepasseerd worden voor de hoogste Staatsbetrekkingen. Na zijne korte verschijning in de Tweede Kamer in 1874. bleet Dr. K. de groote politieke woordvoerder, en leider onder het volk. Hij waardeerde zeer den arbeid van zijne naaste medestanders, maar spaarde hun ook geen opbouwende kritiek. Dit had ten gevolge, dat èèn vau deze groote helpers hem bij herha ling toeriepals gij het dan beter weet, keer dan terug in het Parle ment, en kom zelf voor het heetste vuur staanwaarom zou Gladstone in Engeland wèl officieel meê op treden, en een staatsman als Dr. K. in Nederland niet? De gegrondheid van dit terug roepen naar het Parlement kon moeielijb ontkend worden, en niet tegenstaande Dr. K. veel anderen arbeid voor zijne rekening had, gaf hij toch gehoor aan den wensch zijner kiezers, en in '94 begon hij zich weer direct met de Kamerzaken in te laten. En hierbij blonken zijne talenten in die mate uit, dat hij ook in 1897 de aangewezen Kabinetsformeerder zou geweest zyn, ah destijds het anticlericalistisch en antiprotectiouis- tisch geschreeuw niet vele kiezers verleid bad om eene meerderheid te helpen benoemen, die niet naar hun hart kon zijn. Inmiddels bleef Dr. K. toenemen in de parlementaire practijk. By de ongevallenwet bv. kwam dit zoo onmiskenbaar uit, een drietal Ministers als om strijd zijn wet gevende bekwaamheid roemden. En toen in Juni jl. reeds bij eerste stem ming de balans naar den kant der christelijke partijen doorzwikte, heb ben wij het ons geen oogenblik anders kunnen voorstellen ot Dr. K. zou door H. M. in consult geroepen worden aangaande de landsbelangen. Nu moest Mr. Groen van Prin- sterer, de groote beginselvaste „veld heer zonder leger" nog eens kunnen opk ,ken hij. de hooldman. die Di. K. aanwees als zijn providentieel beschikten opvolger. Hoe zou hij dien opvolger gelukwenschen met de be haalde overwinning, en zeggen dal heeft God gedaan. Ja, het was Gods werk. Ook lichamelijk heeft Hij ons Dr. K. bij zonder gespaard en herhaaldelijk eene dreigende krankheid van hem afge wend. Daarom past dan ook op de lippen onzer jmedestanders wel allereerst een levendige danktoon, om lof en eere te brengen aan Jehovah, die het aldus heeft beschikt, dat bij den aan vang der twintigste eeuw het chris telijk karakter onzer natie nog weer van achter de Regeeringstafel mag worden vertolkt, en vertolkt door een voorganger en leider, wiens geestkracht ons door alle andere par tijen wordt benijd. Maar voorts blijve ook vooral het gebed niet achterwege. Want in de tegenwoordige phase van omkeer staan wij niet aan het einde, manr aan het begin. Het komt het er nu op aan, en wie zich meê aangordt beroeme zich niet als wie zich los maakt. Zie, een heirleger, eene uitgebreide macht van tegenstanders, met de „groote pers" het gros der openbare ambtenaren en onderwijzers op zijn hand, staat gereed om met scherpen blik acht te geven op elke fout, elke vergissing, elk teeken van ongeoefend heid, dat zou kunnen genoemd wor den. En toch, als God werkt, wie zal het dan keeren. Zoo zij er dan moed en volharding bij den verderen poli tieleen arbeid, en ieder doe in eigen kring wat jzijne hand vindt om te doen, ten einde het nieuwe Ministerie te steunen. Men beseffe ook wèl, dat de nieuwe Regeering niet als met een tooverslag ons nationaal bestaan kan wijzigen. Haal de beste doctoren bij het ziekbed, dat is uw plicht. Maar daar- meé is de zieke zelf nog niet dadelijk genezen. Daarvoor is in het gunstigste geval overleg, en daarvoor is tijd noodig. En ons volk is krankhet lijdt in socialen zin aan allerlei ziekelijk heden en het is overal lijdende, uit een hooger moreel oogpunt be schouwd. Eene christelijke wetgeving kan slechts langzaam, geleidelijk verbe terend daarop inv>erken. Men verwachte dus vrij wat nieuws en wat goeds van de opgetreden Mi nisters, doch men zij hierin niet te haastig, en bedenke, dat volk en overheid éénc lijn moeten trekken, en dat bij eene christelijk gezinde Regeering behoorteen christelijk werkzame natie. Het waardig optreden van Dr. De Visser, die toen Rotterdam hem vallen liet, gelukkig in een Amsterdamsch district weer boven het politieke water kwam, verdient allen lof. Hij heeftin het Ned. Dagblad eens flink zijn standpunt beschreven, en glashelder aangetoond, dat al woont hij niet precies in hetzelfde huis als andere, meer Calvinistisch gezinde antirevolutionairen, hij zich geenszins schaamt, in dezelfde straat te wonen en hun antirevolutionairen broeder genaamd te worden. Ook heeft hij onverbloemd aange zegd, dat men op hem niet behoeft te rekenen, als het gaat om persoon lijke antipathieën eenerzijds en om kerkelijke of andere [lievelingsdenk beelden anderzijds, want hiervoor zoo merkt hij snedig op is geen politieke partij noodig haten, laken en lofzingen kan men ook zonder partijverband wel maar een politieke Bond heeft het algemeen belang en alle voorname politieke vraagstukken meê te behartigen. Wij danken uit den grond onzes harten Dr. De Visser voor dit kloeke woord. Hij zal er vrede van inoogsten voor zijn eigen hart, en als hij op deze wijze voortgaat nog tot veel zegen voor ons land kunnen zijn. Dat hij een groot vriend is van de Herv. Kerk, hindert hierbij vol strekt niet. Die vriendschap zij hem, in politieken zin gesproken, gaarne gegund, en wij voor ons ontkennen ook volstrekt niet, dat er in het Herv. Synodaal verband, wat de leden der kerken aangaat, nog veel goeds ge vonden wordt, d. w, z. veel dat"de vrucht is van de werking des H. Gees- tes doch een verschil van kerkelijk inzicht behoeft ons als christenen en antirevolutionair gezinden niet te ver wijderen van elkaar laat staan, dat wij bij groote belangen tegen elkaar zouden inwerken. IV. Wij zagen het in onzen Tabel, ook in Engeland is een vrije invoer voor tarwe en andere granen. Maar hoe lang nog Slaan we eens een blik in 't verleden en beginnen we bij de eerste helft dezer eeuw. Pas was Sir Robert Peel als hoofd van bet Torijministerie 1841-46 opgetreden, de nieuwe inkomsten belasting ingevoerd, of de eisch van afschaffing der graanrechten, werd weer luid gehoord. Richard Cobden en John. Bright, hadden in 1838 eene Ver- eeniging gesticht om de graanrechten af geschaft te krijgen. Peels vrienden, de Tories, verzetten er zich tegen met alle macht, omdat ze meenden, dat hun landerijen minder op zouden brengen, maar Peel liet zijn vrien den in den steek en ging tot groote ver ontwaardiging van de Tories tot de partij van Cobden over nl. afschaffing der graanrechten, en in Mei '46 werd ze een voldongen feit. En wel hebben mannen als George Bentink tot 1848 en Benjamin Disraeli tot 1881 het bescher mend stelsel verdedigd, maar vruchteloos langzaam is Engeland voortgegaan op den weg van vrijen handel, en werd in 1849 onder het Wigh rainisterie-Russel ook de 200 jaren oude Acte van Navigatie inge trokken, waarbij was bepaald dat in En geland geen goederen mochten ingevoerd worden of het moest in schepen zijn uit 31 .let begon Betje te schemeren onder deze onthullingen. Zij vergeleek, wat zij hoorde vertellen van dit huisgezin, dat oogensehijn- lijk zoo benijdenswaardig was, met wat zijzelf gezien en ondervonden had in de nederige woning der weduwe, waarin overvloed en weelde wel onbekend waren, maar waar to -h zooveel waar geluk en vreugde woonde. Toen Betje weer op straat was, begon zij spijt te gevoelen over wat zij gedaan had, en zichzelf af te vragen, of zij met deze verandering wel in waarheid gelukkiger zou zijn. Had zij niet dwaas gehandeld, door zoo zonder tegen stand de raadgevingen van vreemden op te volgen, en de vrouw te verlaten, die als een moeder voor haar welzijn gezorgd had Ja, een beschuldigende stem deed zich in haar hart hooren, dat zij ontrouw en ondankbaar was, en dat zij zich in deze zaak niet door den Heere, maar door haar eigen verkeerden wil liet besturen, ofschoon mevrouw Huibers dat nog niet eens van naai'scheen te denken. Anders zou zij haar bij haar vertrek toeh niet zoo vriendelijk toegewenscht hebben //Ik hoep dat de lleere je weg moge besturen." Trotschheid bracht al die opkomende stem men tot zwijgen, en deed haar voortgaan op den eenmaal ingeslagen weg. Trotschheid is een zonde, die niet uitsluitend in de harten vau rijken en aanzienlijken woont, maar evenzeer hoewel in een anderen vorm - zetelt in het hart van den geringsten onzer. Zij is een der hoofdzonden, die groote scheiding maakt tusschen God en onze ziel, omdat zij ons niet wil laten bekennen, dat onze daden boos zijn; omdat zij ons belet terug te keeren tot den God der ontferming en genade, tot de paden van recht en vrede. //Den nederige schenkt Got: genade; maar den hoogmoedige kent Hij van verre." Gaat Betje heusch weg, Moeder vroeg Louise, mevrouw Huibers tienjarig dochtertje, weinige dagen later op een Zondagavond. Enkele uitdrukkingen, die zij uit Betje's mond vernomen had, hadden dit vermoeden bij baai- doen ontstaan. //Gaat ze heusch weg Ik kan het niet begrijpen.// Ook Louise's beide broertje Jakob en Jan, mengden zich thans in het gesprek. Zij zagen zeer verwonderd van dat nieuws op, want de kinderen beschouwden Betje als geheel tot het huisgezin behoorende. Zij zou den bet bijna even vreemd en ongeloofelijk gevonden hebben, wanneer iemand hun gezegd had, dat hun moeder van plan was om van hen weg te gaan. //Maar dat kan immers nietriep Jan uit. //Als Betje weg is, wie zal dan ons eten koken, laarzen poetsen, en //Waarom stuurt u Betje weg, Moeder// vroeg Jacob, die altijd gaarne het naadje van de kous wilde weten. //Ik stuur haar niet weg, Jacobant woordde zijn moeder. //Zij wil gaan dienen bij menschen, die veel rijker zijn dan wij, nietwaar, Moeder her nam Louise. Hare ooren hadden meer opge vangen dan die van hare broeders en reeds lang had zij lust gevoeld, om met hare moeder over deze zaak te spreken. De kinderen hiel den allen veel van Betje. //Bent u boos op haar, Moeder vro g Jacob. //Neen. Jacob! Maar het valt mij van Ir ar tegen. Ik had niet gedacht dat zij ons zoo spoedig en zoo gemakkelijk kon verlaten, zelfs niet al gaat zij nu ook //steeds hooger //Wat is dat, Moeder!// //steeds hooger?// vroeg Jacob weder. Mevrouw Huibers glimlachte. Dat woord had immers zoo velerlei beteekenis en was toch zoo moeilijk te omschrijven. //De meeste menschen,// Antwoordde zij, //verstaan onder //steeds hooger gaan// alleen meer geld ver dienen.// //Is dat zonde?// vroeg de kleine vraagal Verder. //Op zichzelf is dat geen zonde. Het is ieders plicht om te trachten ook in de wereld vooruit te komen niet alleen opdat men daardoor een ruimer en meer onafhankelijk bestaan verkvijge, maar ook opdat men in staat zij, om met hetgeen men meer verdient dan men voor zichzelf behoeft, anderen te helpen en zoo doende veel goeds en veel zogen rondom zich te kunnen verspreiden.// //En wil Betje dat nu ook doen?// //Dat weet ik niet,// antwoordde mevrouw Huibers ontwijkend. Zij vond het niet goed 0111 een afkeurend oordeel over Betje's gedrag te vellen ten aanhoore van de kinderen. //Wij zullen Betje laten rusten,// vervolgde zij, //hoewel ik over dit onderwerp nog wel wat spreken wil. Bij alle dingen, ook wanneer wij onze omstandigheden wenschen te verbe ren, behooren wij, voordat wij iets \loen, volkomen zekerheid te hebben, dat wij Gods wil doen en niet op eigen gekozen wegen wandelen. Gij kent bet versje wel Hij, die zijn eigen weg wil gaan, Zi;t dwaallicht vaak voor starren aan; En gaat hij op dat schijnsel door, Dan dwaalt hij licht van 't rechte spoor. God kent alleen het rechte pad. Dat uitloopt op de Hemelstud Hij weet, wanneer in ons gemoed Of smart, of blijdschap voordeel doet.// Het is zoo veilig en gelukkig om door den Heer onzen weg te laten besturen, en ons niet te laten leiden door de zucht naar aarsch gewin. O, hoe menigeen is door die zucht in gevaren en moeilijkheden gekomen, die hen deden afdwalen van het rechte pad, dat uitloopt op de Hemelstad. Verlieten zij om een weinig meer geld den werkkring, waarin Hij hen had geplaatst en waarin wij toch niet over gebrek te klagen hadden, dan heeft de (uitkomst dikwijls geleerd, dat zij niet //steeds hooger// zijn gegaan, maar //aan lager wal// zijn geraakt.// //Zou dat met Betje ook gebeuren vroeg Louise, dat zou ik heel naar vinden.// //Ik hoop het niet, Louise antwoordde mevrouw Huibers. //Als ik een paar jaar ouder ben, Moeder 1 zult u geen dienstmeisje meer noodig hebben want dan kunt u mij alles leeren. Ik zal nooit van u weg gaan, want ik verlang niet //steeds hooger// te gaan. Nooit zal ik ergens zoo gelukkig zijn als bij u //Wij moeten allen trachten //steeds hooger// te gaan, //steeds hooger//,// zeide mevrouw Huibers, haar dochtertje een kus gevende. //Gods Heilige Geest moet ons dat leeren en ons eindelijk op dat hoogepunt brenger, waarnaar ieder Christen uitzietop dat hoogtepunt, waarop de Koning des Hemels ons met eere en heerlijkheid zal kronen en ons, armé onwaardige zondaars, de wonder volle woorden zal doen hooren//Wel, gij goede en getrouwe dienstknechtover weinig zijt gij getrouw geweest; over veel zal Ik u zetten, ga in de vreugde uws Heeren i/O, wat moet het heerlijk zijn, om die woorden te hooren riep Jan uit. //Ik wil mijn best doen, opdat de Heer ze ook tot mij. moge spreken.// Wordt vervolgd. II "'bH

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1901 | | pagina 1