voor «Ie Zuiilliollaiiilsche en ^eenwNclie Eilanden. Vrijdag 12 Juli 1901 Antirevolutionair Zestiende Jaarg. No. 821. Orgaan IN HOC SIGN O VINCES FEUILLETON. T. BOEKHOVEN. Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever: Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en V3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advert ntiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. Alle sfssfefeen voor de iSedactie bestemd, Adverteaiêiëss en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever. Bij dit nummer behoort een ES JtOEGSEL. Verzoeningsgezind. Met genoegen zagen wij, dat de Nederlander dezer dagen vrij vrien delijk gestemd is. In een tweetal artikelen, „verleden en toekomst" wordt wel nog eens voor de zooveelste maal opgehaald, dat eenige antirevolutionairen uit het partijverband gingen, omdat er geene plaats was voor critiek op den leider," en omdat er bij de kieswet-Tak te sterk in democratische richting gestuurd werd ook wordt, nog wel gezegd dat die tijdelijke separatie ,.noodig" was om het ver- eisehte aantal hulptroepen bij de stembus te leveren doch volmondig wordt erkend, dat Dr. Kuyper de man is, die het groote kuustuk geleverd heeft, dat zijn persoonlijke eigenschappen gevoegd bij zijn theo- logischen invloed hem het nu ver kregen resultaat hebben doen berei ken dat het thans zaak is voor het generale welzijn veel te vergeven en vergeten, dat gepasseerd is, en dat thans alle groepen of partijen onder de anti-liberalen het eens moeten trachten te worden over een deugdelijk regeeringsprogram. Begrijpen wij deze artikelen goed, dan is de heer Lobman lang riet ongenegen met Dr. Kuyper in nau- weren kring de Staatszaken te gaan behandelen. Welnu, dit zou, bleek het moge lijk, on3 volk troosten over veel dat zij in de tijdelijke separatie betreurd hebben. Tegen Dr. Kuyper griefde de heer L. vaak onze geestverwanten. Met Dr. K. werkend, is hij ontegenzeg gelijk een groot man en een niet genoeg te waardeeren vriend. Dit wil niet zegger, dat de heer L. in alles ja en amen zou moeten roepen op hetgeen de heer K. voor stelt. Dit verlangt ook Dr. K. even min als eenig ander groot man. Doch het behoort te blijven bij opbouwen de critiek, wanneer men het ovei de hoofdbeginselen eens is. Kan de heer L. zich daarin schikken en wil hij de sociale wetten mee helpen tot stand brengen, dan zullen velen van de georganiseerde partij zich over zijne medebenoeming voor een portefeuille verblijden. Rooit voldaan. Naar wij uit een onzer andere bladen vernamen heeft de Haagsche correspondent van de „Zutphensche courant" er den nadruk op gelegd, dat de stukken, die uitgingen van het ministerie der rechterzijde in de jaren 1888 '91 steeds verdedigd zijn op gronden van algemeen of nationaal belang en met het oog op de billijkheid, terwijl geen schrift geboden als motief werden aangeduid. Ook wijst hij er op, dat antirev. en roomschen geholpen hebben aan „liberale" hervormingen, en dat een en ander zou dan volgens hem beduiden, dat een antiliberale regee ring niets bijzonders inhoudt. Hier is eenvoudig in het spel het geen men steeds en overal onder de menscheukinderen waarneemt. Dit namelijk, dat antipathieaf keertegen zin het hoogst moeielijk maken om iets in de tegenpartij te waardeeren. Heft onze partij een Bijbelsch vaandel omhoog; laat zij Gods Woord luide klinken in haar Regeerings- of Kamerbetoog gelijk wijlen de beer Keuchenius dit wel eens deed dan betitelen de liberalen dit als eenzijdig, hinderlijk voor anders denkenden, drijverig, onmogelijk, en zoo meer. Toont zij daarentegen ter dege te rekenen met de gemengdheid onzer natie, voert zij van hare han delingen slechts motieven aan, die ook door onbijbelsche lieden kunnen beoordeeld worden, doet zij uitkomen het redelijke van haar godsdienstige politiek, dan behaagt dit ook al niet en mompelt men „weinig1 bijzonders" Maar het is ook niet om opzien te baren, dat de antirevolutionairen invloed in regeeringszaken zoeken. Opzien baren is veeleer het kenmerk van hetgeen de socialisten willen. Deze toch stormen zonder respect voor het historisch gewordene, maar op de bestaande toestanden los, en achten geen enkel stuk fundament onveranderlijk. Dcch de antirevolu tionairen begeeren slechts geleidelijk, overennkomstig den aard van het volk, en tot hun duurzaam nut de wetgeving en het bestuur des lands te wijzigen. Om knal effect is het haar niet te doen, wel om diep— inwerkend medicijn voor onze kranke maatschappij. Doch laten onze hoofdmannen zich slechts helder bewust zijn, dat zij het in hun regeeringsmaatregelen de tegenpartij toch niet naar den zin kunnen maken. Laat dit hen niet ontmoedigen, en laat het wel geves tigd inzicht in de volksbelangen drijf veer voor moedige actie zijn. Jaarvergadering Vrije Universiteit. Deze werd Donderdag 4 Juli met gunstig weder en met een grooten toevloed van leden en donateurs ge houden. Ook de meeting en de ge meenschappelijke maaltijd waren goed bezet. Kennelijk was men onder den indruk van het stembus-resultaat van 14 en 27 Juni, en den daardoor verkregen keer in de politieke ge beurtenissen. Ook de president, Mr. Th. Heemskerk wees daarop in zijne openingsrede. Terecht zeide spreker, dat wij nog slechts het begin der actie hebben, dat ons volk zich in meerderheid nog slechts heeft ver klaard voor eene regeering, die in beginsel christelijk is, doch dat nu de moeilijkheid zit in de uitvoering, de toepassing van dat beginsel. Even wel geen onoverkomelijke moeielijk- heid, dewijl zooveel voor een doel matig regeerbeleid als voor ware wetenschap vaste beginselen een eerste vereischte zijn. Tuin- en Landbouw. Volkeren der Aarde ntrsz^Ljrn. Men kan zich van Rualands reusach tige groote eenig denkbeeld vormen uit het bericht dat het getal nieuw ingeschreven militieplichtigen dit jaar meer dan een milioen bedraagt. Daarbij komen dan nog bijna 100,000die voor een tweede dienst jaar zich nebben verbondeD. Onder de D/s millioen zijn 55,000 Joden 34,500 Mohammedanen en 1500 Heidenen. EEN KARAKTERSCHETS. Een verhaal uit den tijd der Hervorming. DE VERZAMELING DER VEREENIGING „Landbouwonderwijs" TE MIDDELHARNIS. Behalve do reoda genoemde zijn er in „de Brouwerij nog wol meer plaatwerken aanwezig waarvoor we onwillekeurig even stil staan. Waarom f Omdat ze door de nette uitvoering onze aan dacht trokken. En vele zij 11 die wel waard. Allereerst noemen we de zes platen met de oultuurgowassen van oas vaderland mot hunne vrienden en vijanden, afgebeeld door S.Sohlits- bergen en voor Nederland bewerkt door Dr. A. J. C. Snijders. Bij een goed gebruik kunnen deze ontegenzeggeljk veel bjdragen tot de kennis van schadelijke insecten niet alleen maar ook tot het nauwkeurig onderscheiden van deze van de nuttige. Ook het nut van een aantal vogel- ties wordt ons bij de beschouwing goed duide lijk. Nog wensohen we wat deze platen betreft te wijzen op de vergroote afbeeldingen van som mige dieren aan do kanten. Deze vergrootingen maken misebien het geheel niet mooier, do waar de der platen stijgt er onzesinziens in niet ge ringe mate door. Van veel grootere afmetingen zijn een tweetal Duitsebe kaarten, waarop een menigte inland- sche vogels staan afgebeeld. Hoewel deze niet minder dan de straks genoemde in 't oog vallen hebben ze voor de verzameling niet zoo'n groote waarde dunkt ons. Took bewezen ze, bij het op naam brengen van verscheidene opgezette vogels, uitstekende diensten. Over de door den heer Deijemans geteekendo platen spraken we reeds met een enkel woord. Toch aohten we ons verplioht ook nog melding te maken van die, waa rop het exterieur van het paard te zien is. Andore zooals de plaat met het spierstelsel van 't paard en die met de afzonderlijke ledematen mogen evenmin vergeten worden. Mede op 't gebied der dierkunde behoort thuis de af beelding van de ligging van 't kalf. En ook tal van andere platen en plaatjes ontleend aan allerlei land en tuinbouwkundige tijdsohrif- ten zijn voor den bezoeker even zoo veel stille getuigen, dat hij zich bevindt in de zaal der Vereeniging „Landbouwonderwijs." De afbeeldingen van verschillende meikon roomers zijn hier ook al goed op haar plaats De Alva- en de Balanscentrifuge zijn iD beeld te zien. Maar de plaatwerken, die wel't vaakst door den Consulent worden gadegeslagen en ook geraadpleegd, zijn de tabelen van Lierke en die van Jürgensen. Deze toch geven in beeld wat oogst van tal van planten aan den bodem ont trekt en wat de verschillende meststoffen er weer in terug kunnen brengen. Juist daarom zijn ze voor den heer Bijlevelt voor groot ge mak. En hoewel ze niet veel bedragen tot ver siering van de wanden, toch zouden ze er noö- de gomist worden. Wij zouden nog andere toekeningen kunnen noemen, maar we willen 'thierbij maar laten om eon volgenden keer onze reeks van opstalle tjes betreffende „de- Verzameling" te besluiten met iets over de boekerij. M. .1 JE JS IK A Het is goed om den eersten warmen zomerdag, nu er al dadelijk klagende men- schen zijn, te lezen van overgroote hitte elders. InNew-Yorkishetecht Amerikaansch warm. De straten blijven uitgestorven en uit dien hoofde maakt de kleinhandel dagelijks een verlies van vijf millioen dollar. Te Brooklijn constateerde men op één dag op de warm ste uren van den dag 6 2 sterfgevallen Fa brieken en winkels zijn gesloten en leeg en de gasthuizen vol. 's Nachts slapen de men- schen 't liefst buiten in Battry-Pa rk kan men geregeld 5000 liefhebbers vinden, die onder den blooten hemel slapen, en 15000 slapen onder het sterrendak op het strand van Coney Island. Vijfhonderd agenten zijn niet in staat, hun dienst waar te nemen. Het aantal doodvallende paarden is ontel baar. De postbestellingen zijn vervroegd om de warme uren te ontgaan. In Philadelphia en Baltimore is het nog ergerook daar veel sterfgevallen en men- schen, die gek worden van de warmte. Donderdag heeft het wat geregend na een onweersbui en dat heeft nieuwe krach ten gebracht, doch Zaterdag en Zondag was het er weer schroeiend heet. 3) Vrij naar het Hoogduitseh. (/Dat hebt ge goed gedaan, Heer Abt,// sprak Geertruida. //In de kunst van drinken hebt ge het ver gebracht, en veel te karig is uwe ver dienste voor de Kerk.// //Houd nu uw mond, Geertruida//sprak de Bisschop, //en zing ons liever een lied voor.// Geertruida was daartoe echter niet te bewe gen, 11 Gij, geleerde heereu, placht te zeggen, dat men met een vollen buik niet goed kan studeerenmaar ik zeg u dat men nog veel moeielijker met een gevulde maag kan zingen.// De Bisehop berustte in de weigering en de gasten gingen over tot het vijfde gerecht, uit gebakken visch bestaande. De Graaf was verbaasd over de eetlust van de geestelijke heeren en nog meer over hun drinken. Had hij slechts half zooveel gedronken, als zij, hij zou reeds beschonken geweest zijn, maar op hen scheen de wijn slechts deze uit werking te hebben, dat hun gesprekken hoe langer hoe levendiger werden. Eindelijk vroeg de Graaf den Bisschop voor zich en zijn metgezel verlof, zich ter ruste te begeven. De Bisschop wenkte daarop een dienaar, die den gasten hun legerstede zou aanwijzen. Nadat beiden den dischgenooten goeden nacht gewenscht en de zaal verlaten hadden, barstten de overgeblevene in een luid gelach uit en de Abt sprak op spottenden toon //Een goede man, die Graaf! Als een kind gelooft hij ook nog aan het sprookje van de zonde. Dat het domme volk nog zoo iets gelooft, is te begrijpen, maar een man als Graaf Erbach moest wijzer zijn en de zonde beschouwen als eene ziekte, waartegen de mensch toch niets doen kan.// De Bisschop schudde met het hoofd, nam een teug uit zijn beker en scheen iets te willen antwoorden, doch kwam er niet toe. In de stilte, die nu intrad, nam nu Geer truida het woord en zeide op bitsen toon //Spreek ge nu uit u zelve, Heer Abt, of hebt ge die wijsheid van anderen Want niet van uwe eigen schepzinnigheid verwacht ik zulke verlichte gedachten.// De Abt kneep zijn oogen toe en eene bui ging makend sprak hij //Ootmoedig beken ik, dat gij mijne leermeesteres zijt, maar zoover als gij heb ik het in de verplichting nog niet gebracht, dat ge zelfs den paus en God met Zijne heilige engelen van den troon wilt stooten om er de goden der heidenen voorin de plaats te stellen.# //Ik moet zeggen, dat ge mij bewondering afdwingt,// sprak èèn der Domheeren tot Geer truida, //ik ben het wel niet in alle deelen met u eens maar kan u toch niet weerspreken.// Daarna vatte ook de andere domheer, die tot nu toe gezwegen had, het woord //Zwijgt// sprak hij, gij weet niet -vat gij zegt. We^ gelooven nog weinig Kerkvorsten en lede11 der hoogere geestelijkheid, wat de kerk leert, seder het weder opleven der klassieke weten schap, en in Rome is wel het minste geloof. Het is toch een publiek geheim, dat de paus heeft durven zeggen //Die fabel van Christus heeft ons al heel wat opgebracht Doch het is onvoorzichtig, het volk er mede bekend te maken. Zoo iets moet onder den dekmantel blijven, anders valt het trotsche gebouw der lloomsche hiërarchie spoedig ineen. Het is reeds genoeg bekend, welken invloed de Hu manisten op het volk uitgeoefend hebben, doch wij moeten daaraan niet mede doen, anders delven we ons eigen graf.// Na deze woorden stond de Abt van zijn stoel op en wilde zich verwijderen. Hij tui melde echter en viel op den grond. Nadat hij onder den spot zijner medegasten met moeite was opgestaan, en zich overtuigd had, dat hij zich niet bezeerd had, stamelde hij //Zoo iemand iets ten nadeele van den heiligen Na der zegt, die zij vervloekt.// En daarna nam hij weder een flinken teug uitzijn beker, waarbij echter de helft van het druivennat op zijn pij terecht kwam. //Natuurlijk,// sprak Geertruida spottend, //wat zou er ook van den Abt Bernhardus komen, als het morgen met het Regiment van den Pau3 gedaan was. Hij zou met den on recht vaardigen rentmeester zeggen kunnen: //Graven kan ik niette bedelen schaam ik mij. En gij hebt gelijk, hoeren houdt u maar aan den Paus en zijne fabel, want wie u voedt en een gemakkelijk leven bezorgt, is de Paus.// //Geertruida,// riep de Bisschop, rood van toorn de hand opheffend. Maar Geertruida weerstond den blik van den Bisschop zij wist, wie in huis de baas was. De Bisschop stiet den stoel achter zich en gaf zijn gasten een wenk, dat de tafel was afgeloopen, waarop hij zich met een vriende lijk goeden nacht door een zijdeur verwijderde. De achtergeblevenen zagen elkander getrof fen aan //Wat scheelt de Bisschop sprak de Abt, en wierp een verwijtenden blik op de dame.// Dat is uw werk, Geertruida, uwe woor-i den hebben zijn wrevel opgewekt.// Met een grijnslach op het gelaat keek Geer truida den Abt aan en vertrok zonder eenig antwoord te geven, waarna ook de anderen weldra het bisschoppelijk paleis verlieten. Hoofdstuk III. Bij den aflaatliandelaar. //Zie daar aan den horizon de blauwe torens riep aan den avond van den vijfden dag de slotvoogd, die daardoor het lange zwijgen plotseling afbrak. //Dat moet Halle zijn Graaf Eberhard von Erbach richtte zich moede in zijn zadel op en spande zijn oogen in. //Ik hoop, dat ge gelijk hebt, sprak hij. //want ik zou het niet lang meer kunnen uit houden//. Toen de ridders echter een half uur daarna de stadspoort binnenreden, vernamen zij dat de stad niet Halle, maar Merseburg heette. Toch strekte het hun tot troost te hooren, dat eerstgenoemde plaats slechts anderhalfmijl noordwaarts gelegen was. Zij stapten aan het logement //Ridder George// af, en troffen in de gelagkamer een groot aantal vreemdelingen aan, die zich het Merseburger bier wel lieten smaken. Aan de tafel, waaraan de Graaf met zijn reismakker had plaatsgenomen, 2.dte zich weldra een man wien men hel kon aanzien, dat hij een reizend koopman was. Men wisselde de gewone vragen van waar en waarheen en spoedig kwam ook het gesprek op Tetzel, van wien de Graaf meende, dat hij in Halle was. //Maar dan verkeert ge toch heuscli in dwaling zeide de koopman. Yan morgen heb ik de pauselijke vaan van den Domini- kaner nog op de markt te Schkeuditz zien wapperen. Toch behoeft ge niet lang op hem te wachten, want naar ik vernomen heb, zou hij nog hedenmiddag naar Halle vertrekken. Morgen zult ge hem daar dus vinden. Kent ge hem, Heer graaf?// De aangesproke schudde met het hoofd, en zeide//Ik weet alleen, dat hij een opdracht heelt van den aartsbisschop Albrecht.// De koopman glimlachte. //Het is bepaald interressant, wat men van hem vertelt. Vroeger moet hij een zeer raar leven geleid hebben. Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1901 | | pagina 1