Vrijdag 14 Juni 1901. Zestiende Jaarg. No. 817. Orgaan An tirevo lutionair voor tie ^eaMIttfllitiitl^elBe eis 2&eenw*eB&e Eilanden, IN HOC SIGN O VINCES Jhr, Mr. J. J. Pomps Yan Meerdervoort. T. BOEKHOVEN. SOMMWjBJ ®bb E J H Deze Courant verschijnt eiken Yrijöag. Abonnementsprijs per driemaanden franco per post 50 Cent. Amerika by vooruitbetaling f 8,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever: Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij besla",n Advei'l utiön worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. Alle stssfefceia voor «Se SSedaetSe bestemd, Advertenties» ess verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever. dit nummer behoort een BIJVOE&SEIz. A aar «Ie §tena!>sis. Als deze regelen het licht zien, is het zoo wat tijd om te gaan stemmen voor de Tweede Ka mer. De stemming voor de Prov. Staten is dan reeds achter den rug. Maar voor de Tweede Kamer is het nog tijd. Ga daarom een laatste opwek kend woord tot de kiezers uit. Wanneer wij ooit een gewichtig tijdsgewricht doorleefden, dan is het bij deze stembus. De strijd draagt thans een zeer eigenaardig karakter. Wij zijn in een toestand van socialen overgang. Van twee groote politieke par tijen, die elkaar den voorrang en de heerschappij betwisten, kan thans geen sprake zijn. Ten minste niet in den zin dien men vroeger daaraan hechtte Vele jaren geleden was er eene groote liberale partij, die op tal van voorname punten bezield was met vaste regeeringsgedachten. Er was toen een theoretisch, liberalis tisch drijven. Aan critiek stoorde men zich niet. De staat moesten zou het volk opvoeden, afgezien van de kosten, en voor de rest zou alles schier vanzelf terecht komen, dacht men. De verstande lijk ontwikkelde staatsburgers zou den gemakkelijk genoeg hun brood in de maatschappij vinden en zij zouden het de politie of de justitie niet lastig maken. Rusteloos hebben de antirevo lutionairen tegen deze illusie ge waarschuwd, en betoogd, dat ons volk meer, dat het ook deels wat anders noodig had. Het mocht niet baten. Men liet de belijders des Heeren nauwelijks aan het woordmen hielp hen veel minder aan gezag en invloed, en aan het roer mochten zij njet komen. Als onmondige kinderen konden zij toekijken en op zijn best mee varen in de liberalistische boot. Maar toen ook kwam de storm van een anderen kant opzetten. Het d o o rmarcheeren van een deel der eigen geesteskinderen, en het harde van den socialen nood dwongen de liberalen om water in hun wijn te doen, en om het breede partijverband, dat hun de opper heerschappij verzekerde, te laten glippen. Neen, zoo riepen de radicalen en schreeuwden de socialisten, in de verstands-ontwikkeling alleen is de toekomst van ons volk niet te verzekeren. Er zijn andere wet ten noodig. Het verstand kan niet werken als de maag geen voedsel krijgt. Help, o regeering des lands, ons volk direct aan stoffelijke welvaart. En de feiten in het maat schappelijk leven kwamen dat roe pen steunen. Het kon dus niet genegeerd worden. Er moest gezonnen op wetten die de sociale verhoudingen dragelijker zouden maken. Bij die praktijk nu werd het allengs meer openbaar dat, al was men het eens in atkeer van het godsdienstig element in de staat kunde, men het lang niet eens was in het oordeel over de maat regelen, die het eerst en het best zouden strekken tot herstel van de maatschappelijke orde, tot weg neming der bestaande ontevreden heid. Nu kwamen ook de antirevo lutionairen hieromtrent hunnen opmerkingen maken, en waar zij eenerzijds aandrongen op terug keer tot de christelijke volkstra- ditiën toonden zij anderzijds den mo ed om terdege naar de behoef ten van onzen tijd voor allerlei stoffelijke belangen in de bres te springen. De liberalen hebben hiervan in de laatste jaren treffende staaltjes gezien. Er zijn onder hen dan ook niet zoo heel weinigen die geheel of gedeeltelijk hun antirevolutionairen vrees verloren. Hun roepen wij toeals gij het gevaar van het toenemen van den invloed van het socialisme inziet, wedersta dan ook niet langer, en kel uit oude partijzucht, de anti revolutionairen, die op vaste grondslagen voor aller be lang willen werkzaam zijn. Die vaste grondslagen willen de socialisten meer en meer opbreken. De vier Kamerleden van die kleur kunnen in dit opzicht nog niet zooveel uitrichten, maar hun in vloed is toch reeds onevenredig groot, omdat de liberalen geen voldoende verweermiddelen tegen hen hebben. De liberalen kunnen slechts gevoelen tegen gevoelen, rede tegen rede stellen. De anti revolutionairen daarentegen hebben de welbeproefde basis van Gods ordonnantiën onder zich: Maar wat de gematigd liberalen ook doen, uit onze eigen gelede ren mag niemand zijn mede arbeid ontzeggen. Tot hen allen klinkt de bood schap: rust niet eer gij het moge lijke gedaan hebt in den kring uwer bekenden om hen tot getrou we plichtsvervulling op te wekken. Hier geldt bid en werkt. Ja, ook bidden. Zoowel de strijd bij de stembus als de strijd op het slagveld moet geheiligd worden door het gebed. Alleen God be paald de uitkomst, en wie biddend begint, zal bewaard worden voor onedele tactiek. Maar nd het gebed dan ook ter dege werken. Want als de stem bus gesloten is, dan is het te laat. Reeds, uit gehoorzaamheid aan de overheid verschuldigt, reeds uit vaderlandsch eerbesef is het gaan naar de stembus plicht. Maar daar bij komt dan nog het groote be lang dat ditmaal op het spel staat. Immers, het gaat om de vraag of er sociale wetten zullen komen die ons volk weer in evenwicht zullen brengen, dan wel wetten, die het „het nationaal bestaan meer en meer zullen verwo esten. Kiezers, wat wilt, wat beoogt gij dan? Overweegt dit wel, en brengt tot den laatsten man in het vuur voor uwen candidaat den Heer: Nog altijd doet in liberale kringen de term „clericaal" opgeld. Geen wonder. Men kan eene staatspartij toch moeielijk bestrijden met een eerenaam of een naam die een dikke schaduw werpt op de bestrijdende tegenpartij. Toch zou dit van liberale zijde moeten gebeuren, wanneer men de waarheid huldigen wilde. De antirevolutionairen weten noch in hun kerkelijk, noch in hun overig leven van een „clerus." Priesterheerschappij is hun steeds en overal verklaarde contrabande. Alleen, zij hechten aan de kerk, zij zoeken den godsdienst. Niemand durft dit in het open baar afkeuren, of het tegendeel als een werk van aanbeveling doen doorgaan. Dus moest er iets anders op gevonden worden. De naam ..Cleri- caal" werd er bij gesleept. Zeker, er zijn onder de domine's evenzeer als onder andere burgers, heerschzuchtige menschen. Dit kan een schijntje van clelica- lisme (priesterheerschappij) geven in kerkelijken kring. Maar met de politiek heeft dat niets te maken. De liberalen weten dit zoo goed als wij. Nochtbans wordt telkens die schrik aanjagende term van „clericalen" gebezigd. Ook het beroep op den roomschen clerus baat hier nietwant zonder medewerking van andere partijen vermogen de roomschen in onze staatskringen niets. Neen, men wil dien term gaarne aanhouden. Daarom kan het zijn nut hebben, er eens aan te herinneren, dat de heer Mees, een bezadigd liberaal, de vorige week in een lezing te Rotterdam eerlijk erkend heeft, dat zijne partij van zulk eene onjuiste terminologie moest afzien. Mr. Cort van der Linden, de tegenwoordige minister van Justitie, schreef iu zijn boek „Richting en beleid der liberale partij," met cleri- calen bedoel ik allen die bij de be oordeeling in het publiek belang zich beroepen op deu geopenbaarden wil van God." Ja, dit kan nu wel de bedoeling zijn ook van andere liberalen, maar waarom dan niet het kind bij zijn naam genoemd en gesproken van bijbelsche en staatkundige. Waarom zulk een averechtsche beteekenis ondergeschoven aan een woord, dat een gehate zaak uitdrukt. Met den heer Mees zeggen wij daarvan moesten de liberalen afzien. PO LI TIG K ZOUT. Aangezict velen onzer lezers er prijs op zullen stellen om te weten hoe de uitslag der In ons land ge- houdenc verkiezingen wezen zal, zoo zullen wij a.s. Maandag een EXTRA NUMMER van ons blad laten verschijnen, waarin die uit slag gemeld. De Administratie. 11 y Ctericaai. STEMRECHT EN LEERPLICHT. De antirevolutionaire partij doet met kracht haar stem in den lande uitgaan tot vermeer dering van den reehtmatigen volksinvloed. Ten einde daartoe te geraken, riep ook zij om her ziening van de kieswet en uitbreid nigjvan het kiezerspersoneel. Ofschoon zij uitbreiding van het stemrecht voorstaat op groote schaal, ver zet zij zich echter tegen hel algemeen stemrecht. Dit laatste hebben wij altijd beslist en met alle kracht bestreden De eisch om algemeen stem recht toch komt op uit het beginsel der volk- souvereiniteit in haar slechtste opvatting. Zij, die dit voorstaan, verklaren den Staat opper machtig en loochenen God. Recht tot mede werking bij het samenstellen van het Parlement wordt door hen niet afgeleid uit 's Heeren ordinantiën, maar geheel uit eigen vvilskeuze. Het stelsel van het algemeen stemrecht is dus door en door revolutionair en baant slechts den weg tot den triumf der stoutste goddeloos heid. Het is niet alleen in strijd met Gods Woorcl maar ook het karakter van een volk. Een volk toch is niet een menigte van eenlingen los van en naast elkaar, een hoop zandkorrels gelijk. Een volk is een natie. Eén geheel, bestaande uit verschillende geledingen. Een schepping Gods, evenals een boom uit èèn wortel opgroeiend en naar alle zijden zijne takken uitspreidend, die alle aan denzelfden stam innerlijk verbonden zijn. Een volksgeheel dus, waarin niet de Staat in zichzelf genoegzaam is, maar waarvan God de Heere alleen de volstrekte souvereiniteit heeft. Is het wonder, dat wij tegen het stelsel, 't welk in het algemeen stemrecht zijn uitdruk king vindt, het met hand en tand verzetten Elk Christen, die onder dit vaandel zich schaart, maakt zich diep schuldig. Hij verloo chent zijn belijdenis en loochent zijn God. Is de antirevolutionaire partij tegen het al gemeen stemrecht, evenzeer bestrijdt zij het beperkte stemrechtwaarbij de macht gelegd wordt in de handen van enkelen. Zoo was het in ons land van 1815—1887. De politieke in vloed berustte toen bij een klein deel, terwijl de groote massa des volks van alle staatkun dige rechten ontbloot was. Onder deze enge beperking van het stemreht heeft onze partij geleden, jaren lang. Zoo zelfs dat heel haar politiek bestaan er onder kwijnde. Slechts een klein aantal mannen van tamelijk goede positie mocht stemmen. Aan den breeden zoom des volks was het zwijgen opgelegd. Het onrecht, dat daarin stak diep gvoelend, heb ben wij steeds uitbreiding van den reehtmatigen volksinvloed verlangd. Wij wilden dat heel het volk in al zijn rangen en standen zou kunnen opkomen, om mede te werken tot het saamstellen van het parlement. Eerst ook toch kan dit een zuivere volksvertegenwoordiging zijn. Door de goedheid Gods over ons volk zijn wij gelukkig ten dezen eindelijk van een keer» punt gekomen. Zijn eerste uitbreiding onderging het stemrecht in 1887. Uit gaf ons aanvanke lijk eenige opleving. Tien jaar later, in 1897, trad de tweede uitbreiding van het kiezersper soneel in. E11 al bracht de nieuwe kieswet van Mr. Van Houten nog niet, wat wij wenschen zij baande toch den weg tot een gezonde de mocratische ontwikkeling, die niet zal uitblijven. Inzake het stemrecht is de wensch onzer partij dat het worde uitgebreid tot alle hoofden van gezinnen. Deze toch zijn de natuurlijke woordvoerders dier kleine kringen, waaruit heel een natie opkomt. In de huisgezinnen worden de levensgedachten gekweekt, die op geestelijk terrein den volksgeest beheerschen. Het huisgezin is de wortel, waaruit volgens de bestelling des Heeren, heel de staat opwast. Maar al zijn wij zoover nog niet, wij aan vaarden met dankbaarheid de goede gunst Gods, ons als vrucht op een jarenlange worsteling verleend, dat nu toch een deel des volks op den gang van zaken invloed verkreeg. Wat ten koste van veel moeite en strijd is verkregen, moet hoogelijk worden gewaardeerd. Wij behooren dankbaar te zijn aan den Heere, dat Hij ons de macht en het reoht schonk, om onze eigene overheden te verkiezen. Dit toch is de meest begeerlijke toestand voor een volk. Onze dankbaarheid nu moeten wij in dezen betoenen, door steeds getrouw op te gaan naar de stembus. B i de stembus past ons dan tegelijk stipt- heid en nauwgezetheid. De Christenbelijder, die zijn stemrecht misbruikt door de mannen des ongeloofs te stemmen, verloochent zijn beging- sel. Hij pleegt verraad aan de partij. Het stemrecht moetdoor al wie het verkreeg als een ernstige plicht getrouw en stipt worden waargenomen. En dit ter wille van de welvaart onzes lands en onzes Volks. Nu hot stemrecht is uitgebreid kan menschelijker wijze met nadruk worden gezegd: Onze volsbelangen liggen in de stem bus. Daarom behoort de uitoefening van het stemrecht tot de Christelijke plichtsbetrachting. Gelijk de apoitel P.uilus toen hij het om de eere Gods en de eere der door hem vertegen woordigde beginselen noodig keurde, zich op zijn Romeinrch burgerrecht beriep, zoo be hoort ook elk belijder van Christus gebruik te maken van zijn stemrecht, om daardoor zijn belangen voor te staan en te bevorderen. »Nu de meerderheid der Tweede Kamer regeert", zoo schreef, eenmaal Mr. Groen van Prinsterer, »en over de hoogste volksbelangen beschikt, mag de Christen, die Vaderland en Kerk liefheeft, niet lijdelijk zijn,« Integendeel, 't Is de roeping van al wie buigt voor Gods Woord, uit plichtbesef zich te bedienen van alle geoorloofde middelen. De middelen zijn persoonlijk stipt zijn stemplicht te betrachten, en voorts een goede organisatie te vormen, waardoor zwakken en tragen worden opge wekt, om hun roeping te verstaan en te ver vullen. Dit alles behoort te geschieden met onverdroten ijver en taaie volharding, bezield door het groote doelde stoffelijke en gees telijke welvaart van ons volk. Wie nu dun plicht verzuimt, maakt zich schul dig ten opzichte van den Heere. Hij laat een talent ongebruikt, dat God hem gaf. Schuldig ook ten opzichte van zijn volk, wijl hij de ge legenheid veronachtzaamt, om mode te arbei den tot verandering van zooveel, wat om verbetering roept. Na de uitbreiding van het stemrecht kan een der oorzaken onzer zwak heid worden, dat wij geen of tenminste geen trouw gebruik maken van onze kracht. En deze jj zwakheid is dubbel betreurenswaard, omdat wij haar ons zelf hebben te wijten. Maar mischien zegt gij »Dat alles laad ik gelden en aanvaard ik van harte voor di stricten, waar men bij trouwe plichtbetrach ting er kan komen.Doch er zijn districten, die zoo zijn gevormd, dat men het, ook met inspanning van alle krachten, toch niet halen kan. Wij stemmen toe, hier vooral dreigt het gevaar, om lijdelijk neer te zitten. De kans van slagen prikkelt en bezielt; geen kans te hebben, doet kwijnen en verlamt. Toch mag lijdelijkheid nooit woiden gebillijkt. Altijd moet zij ernstig worden gelaakt. Ook in onge lukkig geknipte districten moet het stemrecht als een ernstige plicht blijven gelden. En dit terwille onzer beginselen. Al brengt het waar-

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1901 | | pagina 1