Vrijdag 7 Juni 1901 Antirevo lutionair Zestiende Jaarg. No. 816. Orgaan voor ile ZuiiHiollaiMlseiie en ISeeuwéèhc Eilanden, IN HOC SIGN O VINCES T. BOEKHOVEN. ■asf Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever: Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal. Diensfaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. Alle stukfeeii voor de Mfcedactfe toestemd, AdvertessSIëa ess verdere Adoilolstratie frasae© toe te Kessdesi aan desa Uitgever. Bij dit nummer behoort een BIJWOEC1SEL. Aan de Hiexer» in het District Zierikxee. Door den Minister is volgens art, 130 der Kieswet een verkiezing uit geschreven voor de vacature „Van Kerkwijk," zoodat, in weerwil van de aftreding der geheele Kamer op 17 Sept. a.s. voor die enkele maan den nog een afgevaardigde moet ge kozen worden. Doordien de Tweede Kamer reeds op recès is, zoo zijn de leiders der twee verschillende staatkundige kiesvereenigingen in het district Zie- rikzee overeengekomen en hebben zij jl. Dinsdag voor die tusschentijdsche verkiezing geen candidaten gesteld. De minister moet nu binnen veertien dagen een nieuwe verkiezing daarvoor vaststellen. In dien tusschentijd is echter de beslissing van de periodieke verkie zing reeds gevallen. Nu heeft uit naam der liberale partij de heer Mr. A. J. F. Fokkes en uit naam der Antirevol. partij de heer D. Mulder schriftelijk de overeenkomst getee- kend, om alleen dien candidaat aan te wijzen, die a.s Vrijdag als afge vaardigde uit de stembus zal te voor schijn komen. Wij vestigen daarop ten zeerste de aandacht en hopen, dat alle kiezers, van welke richting ook, die afspraak zullen nakomen. De hooge waarde van den godsdienst in de politiek betwist. Terecht heett de Voorzitter der Antirev. Deputatenvergadering ge zegd, dat de groote vraag, waarover de kiezers bij de a.s. stembus zullen te beslissen hebben, déze is of d? Chr. Staatspartijen de overhand zullen krijgen in de Staten-Generaal. i Dit zeggen heeft indruk gemaakt, en houdt veler overleggingen gaande. Niet omdat het iets nieuws bevat. Och neen, maar omdat de tegenwoor dige omstandigheden er toe leiden, beter dan vroeger naar zulk een woord te luisteren. Reeds twintig jaar en langer ge leden is van antirev. zijde zeer na drukkelijk verkondigd het gaat in Nederland om den godsdienst. Maar destijds stond het vast bij al wat liberaal heette, dat de gods dienst slechts een verkeerden invloed in de politiek uitoefende, slechts on- noodige ballast in de regeeringskrin- gen was, slechts noodeloos de burgers van hetzelfde land van elkaar vervreemdde. Nu echter in de laatste jaren hel derder eu grover aan het licht kwam, waartoe het met voeten treden der godsdienstige beginselen heenvoert nu de sociaal-democraten de meer ouderwetsche liberalen willen brengen ter plaatse, waar zij volstrekt niet willen zijn nu het blijkt, dat tegen de leer van de socialisten al zeer weinig wapens zijn te halen in het tuighuis van „de rede" zonder meer nu gaan vele bedaarde liberalen, al is het maar voorshands alleen in stilte, zeggen jongen, jongen, er kan toch wel iets aan zijn van het be weren, dat het huldigen van gods dienstige beginselen in de politiek voor veel dwaasheid en ellende be waart. En daarbij komt dan, dat zij in enkele Kamerleden, den Voorzitter van het Centraal Comité, vooraan, be levendigste bewijzen hebben, hoe men godsdienstig-beginselvast en toch echt practisch, zeer handelbaar voor anderen kan zijn. Er is dan ook ontegenzeggelijk kentering in de verhoudingen. Ja, zoo sterk, dat het betoog van „Vooruit", dat de godsdienst slechts het bederf is voor de politiek, en dat men toch, als men aan het bestuur komt, den godsdienst buiten werking moet laten en in dien zin liberaal moet zijn, op de deskundigen slechts het vermoeden van verachterlijkheid verwekt. Ten minste, een blad als de Nieuwe Rott. Courantanders waarlijk geen kleurloos orgaan, waagt zich thans niet meer aan zulk eene stelling. Zij retireert voorzichtig natuurlijk. Zij looft nog niet de hooge waarde van het bederfwerend Evangcdiezout in de Staatkundige actiezij legt nog veel nadruk op het bebuidend verschil van inzicht, dat er ook onder de godsdienstig gezinden over menig politiek vraagstuk bestaatzij dringt nog op den voorgrond dat de Bijbel geen dadelijk licht geeft in speciale gevallen maar toch zet zij niet meer de eertijds zoo veel verbreide stelling op. dat het politiek ageer en van uit odsdienstige beginselen slechts oneer lijk spel en slechts hinderlijk voor den goeden gang van het werk zoude zijn. Diepere denkers van ongodsdien stige zijde zijn hierin voorgegaan en hebben reeds vroeger toegestemd, dat de kerkelijke partijen niet anders kunnen of mogen, dan te trachten hunne confessie ook geldig te maknn voor den politieken arbeid. Lees b.v. wat de heer Cort van der Linden daarover vroeger als hoegleeraar schreef in zijne leerboe ken. Lees wat de heer Mees bij de jong ste algem. beraadslagingen over de staatsbegrooting zeide:||| „De heer Troelstra kent het godsdienstig leven van het geloovig deel van ons volk weinig, als hij meent dat de terreinen vele zijn, die neutraal kunnen ver klaard worden." En de N. Rott. Crt schrijft thans „van een ostracisme der liberale re- geeriügen tegen de mannen des ge- loofs, geven, voor zoover ons bekend is, althans de laatste jaren geen be wijzen en aan het uitreiken van een getuigschrift van onbekwaamheid aan de antirevolutionairen of hun mede standers, is de gedachte niet bij ons opgekomen. Over zulk een kalm oordeel zou den de liberalen, die slechts terloops kennis nemen van de dagblad-lcctuur, eecige jaren geleden hunne verbazing niet meester hebben kunnen worden en thans vloeit het uit de pen als iets dat schier vanzelf spreekt. Die bijvoeging „in de laatste jaren" is ook wel typisch. Dat „ostracisme" is lang nog niet geheel overwonnen. Benoemingen van geloovige mannen voor invloedrijke posten is nog slechts eene uitzondering. Maar er is dan toch vooruitgang. Voor het onbe kwaam verklaren om des geloofs wil, begint men zich te schamen. En waarlijk, wij zouden wel verder komen, als de antirevolutionairen maar eens meer konden toonen hoe zeer zij de ware vrijheid voor alle landgenooten beminnen. In 1891 gaf Prof. Buijs omtrent de handelingen van het Kabmet- Mackay een zeer eervol getuigenis. Maar de mannen van christelijken huize moesten, toen zij zich nog slechts gedeeltelijk in den regee- ringsarbeid hadden ingezet, weer plaats ruimen van anders gezinden. Laat men nu nog maar eens een proef nemen. Gerust, het zal mee vallen. Er zal dan wel niet aan gestuurd worden op den gelukstaat, dien de socialisten phantaseeren maar al wat, van welke zijde ook, aanbevolen wordt, om voor alle maat schappelijke standen het leven dra gelijker te maken, en aller vrijheden te verzekeren, zal, behoudens den behoudens den plicht van nauwkeu rige toetsing, een dankbaar onthaal vinden. De godsdienst maakt niet eng, maar ruim. Onze hedendaagsche lectuur. Dezer dagen kwam ons een boeks- ke in handen geschreven door den heer P. Heering en bevattende eene rede te 's Gravenhage uitgesproken en aldaar ter perse gelegd bij den uitgever M. M. Couvée. De strek king van dit geschriftje is om nog eens voor de zooveelsle maal te waarschuwen tegen den heilloozen invloed van veel lectuur, die onder het opkomend geslacht de rondte doet. Wie durft zulk een woord over bodig noemen? De uitvinding der boekdrukkunst, het voortplanten der gedachten door middel van het geschreven woord, het snel vermenigvuldigen en ver spreiden van het geschrevene, het is alles|een groote zegen, mits niet msbruikt. Doch als mm nagaat, hoe inionzen tijd diezelfde krachten die_ nen om in boek en courantenfeuille ton, in woord en beeld, schandelijke tooneelen te kijk te leggen, het zin nelijke leven te prikkelen de harts tochten te ontketenen, en begeerig te maken naar de ontsluiering van in een waas van geheimzinnigheid gehulde dingen, die slechts nuchter en vroed als gewone verschijnselen behoorden aangemerkt te worden, dan moet men met zorg en angst denken aan het betreurenswaardig effect van dat alles. En dit effect vertoont zich dan ook gedurig in de loszinnige opvatting van de plichten des levens. Zulke dingen te weren is aller plicht. Als die verderfelijke producten geen koopers meer vonden zouden hun aantal weinig vermeerderd worden. POLITIËH ZOUT. EENE GOEDE VOLKSVERTEGEN WOORDIGING. In vroegere tijden werden, als er algemeene belangen moesten worden besproken, groote volksvergaderingen gehouden. In deze breede vergaderingen, waarbij alle man te hoop liep, gaf het volk dan in de zaak, die aan de orde was, te kennen, wat het dacht en begeerde. Op deze wijze kan nu echter de stem des volks niet meer worden gehoord. De natie als een heid is te wijd verspreid en te groot, om in dezen zelf op te treden. Thans worden verte genwoordigers verkqzen, die namens het volk in de Staten-Generaal samenkomen. Het Natio nale leven is nu uit den eersten eenvoud in meer ingewikkelden staat overgegaan. «Staten" zijn oorspronkelijk groepen uit het volk, die zich door daartoe gekozen personen laten vertegenwoordigen. Later is deze bena ming van de standen zelf overgegaan op de vertegenwoordigende personen. Er zijn in een land verschillende staten. Zoo spreekt men niet alleen van Staten-Generaal, maar ook van Provinciale-Staten. Deze laatste zijn de gewestelijke staten, welke de belangen van een gewest of provincie hebben te behar tigen. Doch boven deze gewestelijke belangen zijn er ook belangen, die heel het land gemeen zijn. De bezorging dezer algemeene belangen is de taak van de Staten-Generaal, welke zoo genoemd werden omdat men vroeger de een heid der vereenigde gewesten aanduidde met den naam van »de Generaliteit." De Staten-Generaal, d.w.z. de Eerste en de Tweede Kamer zijn dus de natie, in een klein bestek, in een beperkien kring samengetrok ken. Zij hebben de roeping, pleitbezorgsters te zijn van de rechten des volks De verhouding van de overheid en de Staten-Generaal kunt ge vergelijken van de verhouding van vader en moeder in den kring van het huisgezin. De overheid is de vaderlijke macht, die gerech tigheid oefentde vergadering der Staten- Generaal is de moederlijke invloed, die optreedt voor de vrijheid en de rechten des volks. Wan neer de overheid het haar van God verleende gezag misbruikt, en wil handelen in strijd met den volksaard en het volksbesef, treden de Staten-Gene.-aal op, om de belangen van het volk tegen onderdrukking of onrecht te hand haven. Het Parlement is dus de mond des volks bij i de oveiheid, om haar bekend te maken wat de natie in het stuk der algemeene belangen denkt en raadzaam houdt. Zal dit nu naar eisch van Gods recht en tot het welzijn des volks geschieden dan, zoo spreekt Dr. Kuiper in Ons Program, «dient de Staten-Generaal ten eerste zóó te worden saamgesteld, dat ze metterdaad de gewaar wordingen der natie getrouwelijk kan weerge ven en ten andere steeds in zulk een positie tegenover de overheid te staan, dat én de eer bied, dien het volk den Koning toedraagt, én de tukheid van dat volk op vrije levensbewe ging, spreken door haar mond. Het Parlement moet dus, als 't goed is, zui vere uitdrukking zijn van heel het nationale leven. Het levensbloed moet den Staten-Gene raal toevloeien uit al de aderen van het volks leven. Zoo alleen kunnen zij een nationaal karak ter vertoonen en waarlijk optreden in naam van heel het volk, dat achter haar staat. Alleen voor zulk een Parlement heeft het volk achting. Slechts in de hand van zulk een Volksverte genwoordiging acht het de behartiging van zijn rechten en belangen vertrouwd. De vergadering der Staten-Generaal, zal zij werkelijk beantwoorden aan haar naam, moet een getrouwe afspiegeling zijn der gansche natie in hare verschillende schakeeringen. De meening, dat de leden dier staten bij voorkeur uit den adelstand moeten worden gekozen, behoort in onze eeuw niet tehuis. Dit was wel het meest in het belang des lands, toen het volk nog onmondig, de burgerij pas aan het opkomen en de vorst oppermachtig was. Maar zoo is het nu in lange niet meer, wijl het volk ontwaakt en tot politiek bewust zijn gekomen is. Als de geneesheer komt bij uw kind, dat ernstig krank in het wiegje neer ligt, zal hij dat kind zelf niets vragen. En al deed hij het, hij zou geen antwoord krijgen. De patient is daar nog te klein toe. Hij moet dus raadp egen met de ouders, en voortsnaar eigen inzicht handelen. Doch staat de genees-, heer tegenover uw bijha volwassen zoon, dan wordt dit heel" anders. De arts zal hem zelf ondervragen en hij zal met de medeelingen van den patient ernstig rekening houden. En treft het nu zóó, dat uw zoon zelf student in de medicijnen is, dan wordt dit nog van meer belang. Dan zal hij hem niet alleen onder vragen, maar zelfs met hem overleggen, wat in de gegeven omstandigheden het beste is. Zoo staat het nu ook met de verhouding van het volk tot de overheid. Het staatkundig besef, het politieke bewustzijn is bij het volk, ofschoon nog lang niet krachtig genoeg, ont waakt. En daarom heeft het recht van mee spreken in de zaken van het regeeringsbeleid. Wie daaraan twijfelt is zieude blind. Hoe langer hoe meer toch loopt de stroom van het nationale leven in democratische bedding. De kern der natie wordt door den burgerstand gevormdhandel en nijverheid, kunsten en wetenschappen worden door het volk beoefend. Tegenover deze krachtige opleving des volks staat het feit, dat de adel, voor een goed deel teert op den roem zijner voorgeslachten. Inplaats van vroegere toestanden weer in het leven te willen roepen, hebben wij een volksvertegen woordiging noodig, die bij den veranderden toestand past. Een goede volksvertegenwoor diging nu is alleen zulk eene, die uit de ver schillende bestanddeelen der natie, naargelang harer onderlinge verhoudingen, is samengesteld. Niet alleen adellijkenook mannen uit het volk niet slechts geleerdenook mannen van de prac- tijk moeten daarin een plaats hebben. Zulk een parlement zal een gezonde levensuiting dei- natie kunnen zijn. Wij verlangen een Staten-Generaalwaarin volk en edelen samen strijden voor de stoffelijke en geestelijke belangen der natie. Als wij man nen uit het volk een zetel in de kamer wenschen te bezorgen, bedoelen wij daarmede volstrekt niet, dat dezen, tegen de mannen van hoogeren rang in 't krijt zullen treden. Dit ware geheel in strijd met onze historie. God zelf heeft in onzen worstelstrijd tegen Spanje het volk en de edelen samengevoegd. In het begin dezer eeuw zijn deze beide door het. Réveil weer tot elkaar gebracht en het is de bede onzes har ten, dat zij ook in de toekomst zullen samen gaan. Moge daartoe het misverstand over en weer opgehelderd worden, opdat het spoedig kome tot;j verzoening en samenwerking. Het democratisch karakter van het Calvinisme sluit de hoogere standen volstrekt niet uit. Integen deel, hel brengt hulde aan de aristocratie als de bloem des volks. De edelste uiting van ons nationale lezen. Wat wij wenschen is, dat de edelen beantwoordden aan hun aard eu roeping. Wij kennen hun den voorrang toe in den strijd. Alleen begeeren wij, dat zij niet los van en nog minder tegen, maar aan de spits van het volk zullen strijden voor onze nationale rechten en vrijheden. Dan zal de aristocratie kunnen rekenen op de liefde en trouw en vooral ook op het gebed van ons volk. Ons ideaal is dus een Parlement, waarin de mannen uit het volk met de aristocratie saam de belangen der natie kunnen voorstaan. Bij zulk een Staten-Generaal zal de rechtmatige volksinvloed op het bestuur des lands, billijker dan thans plaats vindt, worden geregeld. Wij hebben noodig mannen met politieken tact, die onze beginselen kennen en liefheb ben, en den moed hebben ze krachtig te ver dedigen. Geen candidatendie het lidmaatschap der Kamer beschouwen als een een «erepost maar candidatendie het als een wachtpost be zetten, om te waken en te strijden voor het waarachtig belang des volks. Mannen hebben wij noodig, die met de wezenlijke behoeften des volks vertrouwd zijn, die het volk in zijn verschillende levensuitingen van nabij hebben gadegeslagen, dielonder hetVolkgeleefd hebben, die uit het volk zelf zijn opgekomen endaar- door ten volle bekwame pleitbezorgers zijn Ten opzichte onzer volksvertegenwoordigers moeten wij echter ook bij de ingetreden demo cratische strooming stipt vasthouden aan wat Mr. Groen van Prinsterer ten dezen als alge meen beginsel stelde «Mannen van kunde en vooral van zelfstandig karakter en Christelijke nauwgezetheid hebben wij noodig, van wie men zeker is dat zij, waar het belang van Kerk en School en Nationaliteit en gewetensvrijheid op het spel is, voor geenerlei consideratie (over-

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1901 | | pagina 1