Vrijdag 18 Januari 1901.
Vijftiende Jaarg. No. 796.
voor de iKuidliollaiidsclic ©ii Zeeuwsclie Eilanden.
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGN O VINCES
uitgever:
T. BOEKHOVEN.
Alle stukken voor de Mtedactie S»estensd, Aflverteiatiën en verdere Administratie franco toe te zentien aan tien Uitgever.
Omgang der gedachten
Aa>m het werk.
MMe leerplicht.
Tuin- est ftitiiMlbouw
Deze Courant verschijnt eiken Yrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en maal.
IMenstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij besla",
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur.
Bij dit nummer behoort een
„Hetgeen er geweest is, dat zal
er zijn'' zoo getuigt de Prediker
en belgeen e? gedaan is, dat zal er
gedaan worden, zoodat er niets nieuws
is onder de zon."
Onwillekeurig worden wy aan dit
Schriftwoord herinnerd wanneer wij
even stil staan bij de levensbeschou
wingen die in den loop der nu ver
vlogen negentiende eeuw beurtelings
werden gehuldigd.
Al die beschouwingen, hoe goed
vaak bedoeld, bleken toch telkens
op de proel ijdel en onhoudbaar,
voor zoover zij niet geworteld waren
in het Woord Gods. De eene be
schouwing moest plaats maken voor
de andere, ec hetgeen eerst geminacht
was, werd later weer opgezocht en
aangeprezen alsof het wat nieuws
ware
De negentiende eeuw is duizend
maal genoemd de „verlichte" eeuw,
de eeuw van bijzondere beschaving
en het is waar enorme schatten ge:db
zijn er uitgegeven om die beschaving
te bewerkstelligen. En vraagt men
nu, hoe het het met mensehdom
gesteld is bij het begin der 20e eeuw,
na zooveel bearbeiding, dan zijn de
gevoelens der denkende mannen zeer
gemengd en verdeeld, en heeft men
bij veel reden tot roemen en danken
ook veel te Magen.
Ongetwijfeld, er is veei gewonnen
in de negentiende eeuw. Op natuur
kundig gebied is er heel wat gedaan,
dat de gemeenschap onder de men-
schen vergemakkelijkt, cn hun leven
verrijkt. Maar in plaats van dat rij
kere leven aan Hem toe te wijden,
die er alleen recht op heeft, omdat
Hij er de gever en onderhouder van
was, scheen maar al te vaak de toe
nemende verstandskennis een prikkel
te zijn tot verachting van het chris
tendom, tot verzaking van de chris
telijke zeden en gebruiken.
In het begin der negentiende eeuw
was het 's menschen rede, die ten
troon verheven werd. In plaats van
die rede ais werktuig te erkennen
voor het recht gebruik van het ons
door God geschonkene, ging men die
rede zelve vei goden als bron van
geluk en wijsheid. Uit die rede wilde
men alles halen wat staat en maat
schappij heerlijk reformeeren zou.
Wie veel wistmoest ook veel kunnen
tot stand breDgen, dacht men, en
dus kwam het er maar op aan het
volk met meer kennis te bedeelen,
dan werd het vanzelf beiergelukkiger.
Men vergat echter, dat veel kun
nen en veel willen twee zijn, en dat
nr achter het dravend paard van de
kennis een goede stuurman op den
kok van het voertuig des levens
moet zitten. De lagere standen on
dervonden hiervan de harde werke
lijkheid. Dat gaf reactie, dat gaf tegen-
geroep.
Een vol hoofd en een leege maag,
neen dat was toch ook geen mensch-
waardig bestaan.
Zoo kwam het realisme
op, en
ging men zich bijna uitsluitend aan
het stoffelijke hechten, uit de stof
alles verklaren, op de stoffelijke winst
alle plannen richten. Yan de bewer
king der hersenen had men zoo wei
nig goede vrucht gezien, daarom
ging men het nu eens met de hand
probeeren en niet alleen de hand,
neen het geheele lichaam met bijbe-
hoorende kleeding, woning enz. moes
ten in beteren, meer ontwikkelden
toestand gebracht worden, zoo dach
ten vele volksleiders en dan zou het
levensgeluk meer algemeen worden.
Ging het niet goedschiks van de zijde
der geldbezitters wilden deze niet
genoeg afschuiven, dan moesr de wet
er hen slechts toe noodzaken, eu vrees
voor erger verliezen de gieiige bezit
ters bekeeren.
Veel is er reeds in dien geest
gedaan, en althans genoeg om te doen
zien dat alleen op dezen weg het
heil ook al niet te verkrijgen is Dat
gaf teleurstelling en waarom Een
voudig omdat men Gods Woord ver
geten heeft, dat ons leert dat de li-
chamelyko oefening slechts tot iceinig
nut is en dat veel bezit van stoffe
lijk goud eer een hindernis dan een
bevorderingsmiddel voor 's menschen
tevredenheid moet heeten, maar dat
daarentegen de toewijding van het
leven aan God tot alle dingen nuttig
is, hebbende de beloften voor het
tijdelijk eu eeuwig bestaan.
Ook duizenden bij duizenden die
het ongenoegzame van toenemende
stoffelijke welvaart ondervonden, en
zich daardoor niet bekeerden tot den
levenden God, hebben toch hun stof-
vergoding laten varen merkend dat
er tenminste ook onstoffelijke geheim
zinnige geestelijke factoren in het
leven zijn, waarmede terdege moet
gerekend woiden.
De opwaking in verschillende ker
ken heeft het wakker worden van
dit besef in de breedere wereldsche
kringen bevorderd en verhaast. De
harde werkelijkheid beeft bovendien
velen doen zien, dat de godsdienst,
hoe ook versmaad, nochthans onont
beerlijk is om orüe en regelmaat in
staat en maatschappij te handhaven.
De belijders van den Christus worden
dientengevolge dan ook veel meer
geëerd en vrijgelaten dan een eeuw
geleden.
En hoe zal het nu verder gaan
Dit is kort te zeggen. Alleen voor
zoover de christelijke normaal weer
veld wint, zal er bestendigheid in de
levensbeschouwingen der menschen
komen. Doch anders blijft het een
wenden en keeren, een sloven en
draven, een vastgrijpen en loslaten
zonder blijvenden vooruitgang.
Reeds in onderscheidene organen
onzer pers zijn de kiesvereenigingen
en verdere belangstellenden in onze
Staats- en Maatschappelijke zaken
aangespoord om in dit over veel beslis
send verkiezingsjaar de eerste maan
den ijverig te gebruiken tot voorlich
ting der kiezers.
Laat ook onze lezers toch vooral
zich dien wenk ten nutte maken.
Om a.s. zomer de meest geschikte
mannen naar het HaagscheB nnenhof
af le vaardigen en ook voor gewest en
gemeente de rechte mannen te kiezen,
moet er kennis verspreid worden van
den toestand onzer politieke en plaat
selijke zaken, van het verschil der
richtingen en van het standpunt der
waarschijnlijke candidaten.
Het is met de politiek zooals met
alle ander werk van beteekenis. De
vraag is wat moet er gedaan en wie
is daarvoor het meest bekwaam.
Deze vraagt lijkt eenvoudiger dan
zij is en kan maar zoo niet op den tast
uitgemaakt worden. Daarom moeter
klare wijn geschonken worden. De
kiezers moeten weten wat zij willen
en de candidaten evenzeer. Er moet
niet om de dingen heengepraat. Alleen
om naam of gezag, om geldbezit of
familie-invloed moet niemand op het
schild geheven worden Dat zijn mooie
dingen, als ze er bij kunnen komen.
Doch hoofdzaak is dat de candidaten
met helder inzicht en eerlijke, warme
overtuiging weten te zeggen wat zij in
de komende Kamerperiode zouden
kunnen nastreven. Dat geeft een zede
lijken band, en als die keuze gelukt,
ook hoop voor de toekomst
Men vergete niet, dat wij in een
tijdperk van overgang naar nieuwe
maatschappelijke verhoudingen ver-
keeren. De ongevallenwet gaf daarvan
een voorproefje. Voortzetting van een
dergelijke regeling van de belangen
der oeconomisch zwakkeren is niet te
ontwijken. Maar hot groote verschil
loopt over de quaestie of de Staat hier
bij opleidend of als het werk overne
mende zal optreden de quaestie of de
natie tot verdere ontwikkeling zal ge
bracht worden dan wel of het zedelijk
overschot des volks onder Staatshoede
zal opgeborgen worden om nu voortaan
alles met wet en reglement te dwingen.
Ook in de verdere oplossing dei'
school- en kiesrechtquaestie en ten
aanzien van den handel en de industrie
loopen de gevoelens ver uiteen, en
dient onderzocht wie onze tolken mo
gen zijn.
Bij eerste stemming gaat het
onzerzijds als altijd op een eigen
candidaat aan.
Bij herstemming zal óf de meer be
houdende liberaal óf de radicaal voor
keur verdienen al naar gelang Aeper
soon zich het minst tegenstandig heeft
uitgelaten.
Om hem eenigermatete leeren ken
nen, daarvoor is het nu de tijd daar
voor dienen meetings en lezingen.
Hevig wordt er door vele onderwijzers
geklaagd en waarlijk niet zonder re
den dat de uitvoering van de leer
plichtwet hun zooveel extra-werk geeft,
en dat het eigenlijke schoolwerk er on
der lijdt.
Nu overschatten wij deze klacht niet.
Administratie i3 niet het fort van onder
wijzers, en natuurlijk eisebt zulk een
nieuwe maatregel als het officieel con-
troleeren van het schoolverzuim, wegens
het aanleggen van verschillende lijsten
in den beginne nog het meeste werk.
Er komt bij, dat vele ouders moeten
voorgelicht worden aangaande hetgeen
de wet van hen vordert, omdat het aan
tal bepalingen van die wet zoo groot is,
en minder ontwikkelde lieden maar niet
dadelijk het gedeelte waarmede zij te
maken hebben, er uit weten te halen.
Als de wet een tijdje gewerkt heeft, loopt
alles veel geleidelijker.
Maar toch, als men indenkt, hoe wei
nig land er met de leerplichtwet bezield
wordt, dan zegt men met de klagende
onderwijzers hoe jammer dat voor zulk
een klein doel zóóveel drukte gemaakt
moet worden, en dat er zóóveel tijd mee
heengaat.
Een weinig meer belangstelling in de
kinderen hier en daar zou, practisch opge
vat, zonder wet en zonder een berg pa
perassen, hetzelfde effect hebben doen
bereiken.
DE VERZAMELING DER VEREENIGING
„Landliouwondertiijs"
TE MIDDELHARNIS.
VIII
DE OPGEZETTE VOGELS.
Dat de spreeuw zou ontbreken waar de musch
gevonden wordt is haast niet denkbaar. Ook hij
wordt dus aangetroffen in de kast met opgezette
vogels. En wanneer men daar de nuttige van
de schadelijke luchtbewoners scheidde zou de
spreeuw stellig oen plaatsje mogen innemen te
midden van de eerste. We gelooven dat de meeste
onzer lezers dit onmiddelijk met ons eens zul
len zijn. Alleen zij, die menigmaal mat leede
oogen moesten aanschouwen, hoe de spreewen
in grooten getale hunne kersen kwameD weg
stelen zullen misschien geneigd wezen, dezen vo
gel onder de „sohadelijke" te brengen. Ook de
huismoeders, wier bleekveld nabij enkele vlier
struiken ligt houden gewoonlijk niet veel van
de spieeuw. Want als hij, vooral als't een schrale
tjjd begint te worden, op de rijpe vlierbessen
lostrekt, gebeurt het niet zelden dat hij met
zijn zwartgekleurde uitwerpselen het schoone
linnengoed leelijk bevuilt. Maar ieder, die den
spreeuw in zijn handel en wandel een weinig
nauwkourig gadeslaat, zal al heel gauw inzien
dat hij beslist nuttig is. Zoo hij zich uitsluitend
met wormen voedde, wat enkelen meeneD, dan
zou 't nut nog niet zoo heel groot zijn. Inte
gendeel, want wormen zijn bij lange na niet
schadelijk. Maar de spreeuw nuttigt groote hoe
veelheden schadelijke dieren. Zoo worden de
veldslakken, die 'tjonge graangewas zoo kunnen
toetakelen, door hen bij menigte weggepikt. Op
pas geploogde akkers zocht hij tal van inseotentr
larven op en op versch gemaaide weiden snapt
hij zeer veel schadelijko rupsen.
Voort is hij, volgens prof. Eitsoma Bos, verzot
op bladluizen, zelfs in zoo hooge mate, dat hij
er de kersen voor laat Btaan.
Nog veel zouden we aan de hand van ge
noemden geloerde, over de spreeuw kunnen ver
tellen, doch wo aohtcn het bovenstaande voor
ons doel voldoende. Ieder zal inzien, dat we het
uithalen van spreeuwennesten dom vinden. Wat
de wreedheid van dit „bedrijf" aangaat, verwij
zen wo naar wat we verleden week omtrent de
musch gezegd hebben. Alleen willen pre nog dit
opmerken, dat het ons steeds heelt geërgerd
to moeten zien hoe sommigen toelaten, dat do
spreeuw onder de pannen van hun dak nestelt,
om dan later, als_het beestjo eenmaal jongen
heeft, die nesten te verstoren en de hulpbehoe
vende jongen, schijnbaar zonder eeDig mensehe-
lijk gevoel een prooi doen worden van de poes.
Van de spraeuvvvogels, welk geslacht in ons
land en dus ook in de „Bibliotheek" alleen ver
tegenwoordigd wordt door de spreeuw, stappen
we over op de andere geslachten van de Raaf
achtige. Want tot deze orde behooron ook do
bonte kraaido roekde kauw, de eksttr on do
vlaamsche gaai, waarvan er exemplaren in „de
Verzameling" te zien zijn. Bonte Kraai, Roek eu
Kauw zijn alle drie leden van het geslaoht
kraai. Ze gelijken tamelijk veel op elkander, zoo
dat ook voor de niet dierkundige de verwant
schap lioht vermoed kan worden. Bovendien
komen ze zbb algemeen voor, dat ze stellig voor
geen buitenman vreemdelingen zijn. Zelfs de
meeste stadmenschen kennen ze evengoed. Vooral
de kleinste van 't drietal de Kauwook toren-
kauw geheeton komt zoowel in steden als op
dorpen voor. Zij iseenzeergezeliigevoge],dieo^za
streken nimmer verlaat om zich tijdelijk in an
dere oordente vestigen. Zomer en winter, voor
jaar en herfst, elk jaargetijde ontmoet men deze
zwartgerokte vriend. De Kauw is wat men noemt,
een standvogel. Gedurende den winter en 't voor
jaar valt zij echter 't meest in 't oog. Waar
schijnlijk is dat een gevolg van de afwezigheid
van vele andere vogels in die tijden. Bovendien
schijnt zij dan .'„t meest van gezelligheid te hou
den, want nooit ziet men ze in grootere scharen
bijeen dan in 't najaar on winter. De Kauw is
dan echter 't minst lastig en sohadelijk. Want
in 'tvooijaar plaagt ze ons niet zelden door
hot bouwen van hare woning, uit hoopeu tak-
ies bestaande, in onzen schoorsteen en in den
zomer kaD ze in onze tuinon vrij ruw optreden.
Pas gozaaido of reeds ontkiemde zaden ontziet
ze volstrek niot en de peulen van erwten en
boonen weet ze behendig na te pluizen. Nuttig
is de kauw evenwel ook. Want een groot aanta
schadelijke aardbewoners worden door haar uit
den weg geru-md. Ritnaalden bij ons ook ko
perwormen of kiemeters geheeten grauwe
wormen en engerlingen lust ze graag. Maar nu
genoeg over deze zwartrok. De roek en de bonte
kraai vragen ook nog een oogenblik onze aan
dacht. Nochtans behoeven we er na 't voorgaande
niet lang meer bij stil te staan. Want wat hunne
leefwijze betreft, komen deze twee vogels zeeg
veel met de Kauw overeen. Inzonderheid is dit
het geval met den roek. We zouden haast geneigd
zijn te zeggen deze vogel verschilt alleen in
grootte van de Kauw. Dooh dan maakten we
ons toch een weinig aan overdrijving schuldig.
Want in schoorsteeuen zal de roek nooit zijn
nest bouwen, llij geeft de voorkeur aan boomen
en dan liefst aan hooge hoornen. Bij voorkeur
kiest hij dezulke, welke aan den zoom van eei
bosch staan. Maar ook in die welke de pleinen
in de steden vooral omgeven nestelt de roek
niet ongaarne. Hij is zooals de lezer al zal
hebben begrepen, een standvogel. Van de bonte
kraai kan dit niet gezegd,worden. Die broed-
nimmer in ons land. Zij is alleon in den win
ter hier en verschilt dus in dat opzicht van de
meeste andere trekvogels, die voor verreweg het
meerendeel hier komen broeden ononsin't»»-
jaar verlaten. Dat de bonte kraai eigenlijk in
koudere oorden thuis zou behooren is een mee
ning die stellig gelogenstraft wordt door 't feit,
dat zij een standvogel ig in Italië Egypte en
Klein-Azie.
Hot voédsel van Roek en Bonte kraai is al
weer haast hetzelfde aD dat van den Kauw.
Dat van den Roek komt daarmee evenwel meer
overeen dan dat van de Bonte kraai. De laatste
is nog meer „alleseter". Beide zijn ook nuttig
en schedel! k. Of het nut tigen de sohade op
weegt is niet gemakkelijk te zeggen. Veelal
hangt dit af van de streek waar men de vogels
aantreft. Bij ons kunDen de Raafachtigen nog
al eens duchtig huishouden op de akkers met
pas gezaaide of nauwelijks ootkiemde tarwe.
Alleen de ekster en de vlaamsche gaai komen in
te gering aantal voor, om in dit opzioht veel kwaad
te kunnen doen. Maar over deze twee de vol
gende week. M.
LANDBOUWBRIEVEN OVER BEMESTING.
XIX.
,Aan de suikerbiet is de voederbiet of metn-
gelwortel nauw verwant. Beide stammen zij
oorspronkelijk af van dezelfde plant De man-
gelwortel, die alleen geteeld wordt als voeder
gewas behoeft natuurlijk niet zulk een nauw
lettende zorg aïfr de- "spikerbiet. Toch is het
van belang^-daV ook voor dit gewas, dat bij
een gppde, bemesting en een degelijke bewer
king vaii den bodem een uitstekend veevoer
kan zijiV-jde bodem met eenige zorg voorbe
reid wordt. De dikke, lange wortel dezer planten
dringt soms tot een aanzienlijke diepte in den
ondergrond door, om voedsel en water op te
nemen. Voor het grootste deel echter wordt
het voedsel opgenomen door de menigte bij
wortels, die zich zijdelings in twee rijen, die
met den diktegroei des wortels breeder worden
uit den wortel ontwikkelen. Het kleinste deel
dezer zijwortels verspreidt zich loodrecht, het
grootste deel horizontaal in den bodem. Daar
uit volgt, dat niet slechts een vruchtbare on
dergrond, maar ook een goed bewerkte en
van gemakkelijk opneembaar voedsel voorziene
bovengrond noodig is, voor de goede ontwik
keling van dit gewas Zware kleigronden, maar
evenmin arme en droge zandgronden zijn weinig,
daarentegen humushoudende zavel en mergel-
gronden het meest voor deze gewassen gepast.
"Wanneer een landbouwer mangelwortels ver
bouwt, moet hij wel bedenken, dat hoe beter
de bodem voorzien is van alle voedingsstoffen,
hoe meer de bieten ook aan voedingsstoffen
zullen bevatten. Vooreerst krijgt het vee daar-