Vrijdag 23 November 1900. Antirevo lu tionair Vijftiende Jaarg. No. 188. Orgaan voor «Ie %uiilfaoIlaii<I*c*!ie en Zeeuwsclie Eilanden. IN HOC SIGN O VINCES Eerste Blad. FEUILLETON. T. BOEKHOVEN. uitgever; AlBe stukken voor de Kedactie bestemd, Ad verte isfiën en verdere Administratie franco toe fe zenden aan sleei Uitgever. Staatsloterij. Algemeen Stemrecht. T is In- en ILaiHl&oaiw. de VERZAMELING DER VEREENIGING Landlittawondernjjs Arme Mietje. Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika by vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. SOMMELSDIJtH. Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. -Reclames 20 cent per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en l/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groot© letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. De heer de Waal Malefijt deed ean goed werk met aan te dringen op afschaffing der Staatsloterij, of schoon hij wel vooruit weten kon dat hij bij dit pleidooi de meerder heid der Kamer niet op zijn hand zoude hebben. Het hoofdmotief waarmede men de Staatsloterij verdedigt is, dat de menschen door particuliere loterij-on dernemers vaak beetgenomen worden. Maar hoe ter wereld kan dat nu eene geldige reden zijn om van Staats wege eene loterij op te lichten. Op die wijze kan men wel alle overheidsbemoeiing goedpraten. Het zou wat anderszijn, wanneer het vast stond dat loten als zoodanig een goede zaak was. Hierover bestaat niet slechts ver schil van gevoelen, maar vele land- genooten houden zich vast overtuigd, dat loten zonde is, omdat daardoor zonder billijke oorzaak het geld van den een wordt weggetrokken door den ander, en ijdele speculatie in de plaats treedt vau arbeiden voor het dagelijksch brood. Voorts zegt men dat de staat het geld niet missen kan, dat hij op de loterij verdient. Dit verklaart wel waarom zoovelen die loterij nog vast willen houden. Als de Staatsbemoeiing geld kost, zooals bij de arbeiderspensioenen dan maken de meesten bezwaar. Doch a^s de Staat bij zijn bemoeiing wint, dan hebben diezelfde lieden er niet op tegen. Toch is dit een gansch verkeerde maa'staf. Niet het winnen of geld beleggen mag beslissen over de grens van het werk der Overheid. Maar telkens behoort de vraag gesteld of zekere bemoeiing naar goede beginselen van Staatsbeleid tot de natuurlijke taak der Overheid behoort. Van de Staatsloterij kan dit laatste niet gezegd worden. Daarom dient de winst op die loterij prijsgegeven. Het conservatieve Haagsche Dag blad zou willen dat bij de stembus van 1901 de kiezers voor de keuze gesteld werden of zij het algemeen stemrecht nu eigenlijk zouden willen zien inge voerd, ja of neen. Natuurlijk komt deze wensch van het Dagblad op uit de meening, dat eene verpletterende meerderheid" er zich tegen zoude verklaren. En omdat de quaestie toch blijft broeien en men blijft azen op meer voorstanders van uitbreiding van het kiesrecht, wil de redactie de zaak maar zoo spoedig mogelijk van de baan helpen. Mr, Troelstra diende eene motie in, omdat hij meent, dat het beperkte kiesrecht de sociale wetgeving belem mert. De Liberale Unie verklaarde zich voor Grondwetsherziening, ten be hoeve eener betere regeling van het kiesrecht, en Mr. Kerdijk sprak daar zijne blijdschap over uit, De Werkmansbode, het ut gaan van den heer Heldt sprak in gelijken geest. Maar nu bouwt het Dagblad zijne hoop op de antiliberalen, op uitspra ken van de standaard en Mr. Kolk man en ook op twijfelaars aan het succes, zooals deProv. GroningerCrt., die zegt, dat als bij de Grondwetsher ziening niet èn de opheffing der tegen woordige Eerste Kamer, én het alge meen stemrecht gewonnen wordt, het de moeite niet waard is om al den anderen arbeid er om te vertragen. Naar het ons wil voorkomen, oor- delt die Prov. Groninger Courant nog zoo verkeerd niet, en onderschat het Dagblad wel wat de schaduwzijde, die er aan eene dadelijke beslissing „door de kiezers van 1901" verbonden is. Alleen wanneer er kans zoude zijn om tegelijk voor allo hoofdzaken eene doelmatige Grondwetshierziening te krijgen, en de onderhandelingen tus- schen de verschillende partijen kon den het waarschijnlijk maken, dat de meerderheid der kiezers er voor te winnen ware, dan zou zij op het stem busprogram te brengen zijn. Maar anders zou men het moeten bejammeren wanneer door eene onpractische leuze opnieuw de stem busstrijd vervalscht, en de gang van zaken voor de vierjarige periode van 1901 tot 1905 werd bedorven. EEN BETOOGVELD TE WINTERSWIJK. Om proefondervindelijk de nuttige werking van kalizouten, thomasphospbaat en Chilisal- peter aan te toonen, is te Winterswijk onder leiding van den Landbouwkundige Tj. v. d. Ploeg te Utrecht, een betoog veld aangelegd, uitgaande, voor zooverre de bemesting betreft, van de producenten van de bovengenoemde drie stoffen, n.l. van I. Verkaupcyndieat der Kaliwerke te Leo- poldshall bij Stassfurt. II. Verein, Deutsch-Osterr. Thomasphosphat- fabriken, te Berlin. III. Déligation des Producteurs de Nitrate de Soude du Chili pour la Belgique et la Hollande te Antwerpen. De proeven zijn als volgt genomen (de cijfers zijn per H. A. berekend). Op een stuk heidegrond (groot 2 H.A.) dat in 1899 was omgezet ter diepte van 25 cM. werd in 't najaar van 1899 gebracht 3000 KG. gebluschte kalk (een klein hoekje ontving in plaats hiervan kalkmergel), 1200 K.G. kaïnit en 1200 K.G. Thomasphosphaat. Alles werd zoo goed mogelijk ingeëgd. In 't midden van April werd op bijna de helft van 't stuk gezaaid een gras- en klaver zaadmengsel (een 5-tal klaverzaden, waaron der moeras-rolklaver en hopperupsklaver en een 6-tal graszaden) onder haver als dekvrucht, deze laatste zeer dun gezaaid, terwijl de rest van 't veld werd bezaaid met hetzelfde gras- en klaverzaadmengsel, doch zonder dekvrucht. In de eerste helft van Mei werd 75 K.G, 5 weken later nog eens 75 KG, Chilisalpeter ge geven. In den loop van den zomer hebben zich de granen en klavers zeer goed ontwikkeld, zoo wel onder de haver als op 't vrije gedeelte. Daar er op een er naast gelegen stuk koeien liepen, die midden in den zomer niet te veel hadden en vooral Raaijgras op de nieuwe ont ginning nog al in 't zaad schoot, zijn de koeien op de helft der ontginning ter beweiding toe gelaten, terwijl een gedeelte van 't gras en al de haver is blijven doorgroeien ter bepaling van de opbrengst. De haver maakte het niet te best, volgens 't oordeel van deskundigen, vooral tengevolge van 't natte en koude weder. De haver werd gemaaid op 13 Augustus en bracht op (per HA.) 968 KG. korrels en 1300 KG. stroo, wat evenwel bij den zeer dunnen stand (er was l| HL. zaaizaad per HA. ge bruikt) nog redelijk mag heeten. Het gras werd ook gemaaid op 13 Augustus en bracht aan hooi op 2300 KG. Het gedeelte met kalkmergel bemest, was iets minder dan dat met gebluschte kalk. De totale kosten van bemesting bedroegen per HA. f 76.De opbrengst aan haver be droeg per HA. plm. 90 gld (gras en klaver, die na 13 Augustus groeide niet meegerekend), die aan gras per HA. 46,gld, dus gemiddeld f 61. Rekent men nu verder, dat nu van onbe- mest land, ontgonnen heide, een nieuwe weide is verkregen, die met geringere bemestingen (in de eerstvolgende jaren is U, k Va voldoende, mits geweid wordt) jaar op jaar hoogere op brengsten zal geven, dan is er niet veel be toogkracht meer noodig om iedereen duidelijk te maken, dat de kunstmeststoffen, met name Thomasphosphaat, Chilisalpeter en Kalizouten, en ook kunstmeststoffen alléén den mensch in staat stellen om met voordeel van de onafzien bare heiden, in vele deelen onzes vaderlands vruchtbare weilanden te maken. VEREENIGING VAN LANDBOUWERS DIE BIETEN VERBOUWEN. Met veel ingenomenheid namen we kennis van het feit, dat in de laatst gehouden Ver gadering van het Centraal bestuur van Flakk. Landbouwvereenigingen de vraag is besproken zullen we ons aansluiten bij de te Goes opge richte Vereeniging Wij zijn er van overtuigd dat het in 't belang onzer landbouwers zal zijn, dat deze vraag met een volmondig ja wordt beantwoord. Intusschen zijn we 't geheel eens met den heer Van Schouwen, waar hij er op wees, dat het wellicht beter zou zijn met den Bond van suikerfabrikanten te on derhandelen en op die wijze na gemeen over leg tot een goed resultaat te komen, dan op te treden, alsof men aan heeren fabrikanten nu eens de wet zou willen stellen. Wel bewe ren de optimisten onder de bietentelers, dat de fabrikanten direct moeten voldoen aan te stellen billijke eischen, {omdat, het kapitaal (de fabriek) te groot is, om renteloos te blijven zie N. R. C. eerste bl. B van 13 Nov.) doch de heer Van der Linden te Rhoon is ook van oordeel, dat het veel beter is, niet te veel eischend op te treden. Ook hij verwacht veel meer Van een overleg tusschen den bond der fabrikanten en het bestuur der Zeeuwsche Vereeniging. Intusschen is het raadzaam, zich zooveel mogelijk aan een te sluiten. M. NASCHRIFT. In de laatst gehouden vergade ring der Vereeniging werd zoo deelde men ons mee besloten, om voor de volgende campagne den prijs der bieten te stellen op f10,50 per 1000 KG., terwijl [de verhooging voor vervroegde levering f 1,50 zal bedragen. to MIDDELHARNIS. Reeds sedert lang koesterden we het plan eens eene beschrijving te geven van bovenge noemde Verzameling. Tot do uitvoering er van kwam het eohter niet. ."Waarom niet?" vraagt ge? „Was de Ver zameling" tot heden de moeite nog niet waard ?u In geenen deele, geaohte vrager, al gedurende geruiinen tijd was zij zoo uitgebreid, dat zij wel een korte bespreking van ons over waard mocht heeten. Voor wie 't nog niet wisten, herinueren we sleehts even aan de bekroningen op de ten toonstellingen in den Haag en Middelhui-nis. Deze bewijzen zeker voldoende de belangrijkheid der „Verzameling" voor enkele jaren. En ze is sinds dien tijd nog heel wat in omvang toege nomen. En tooh we zeiden 't reeds 't bleef met onze besohrijving bij een plan. Eerlijk gezegd zagen we een weinig tegen de uitvoering er ian op. Wel hadden we de meeste der aanwezige zaken zoo voor en na gezien en in handen ge had, doch hun aantal was zoo groot en ze ston den hier en daar zoo dicht opeengehoopt, dat het hoe langer, hoe moeilijker werd, een be hoorlijk overzicht te krijgen laat nog staan te geven van alles wat erindo „Brouwerij" te Sommelsdijk te zien was en nog is. Want hoe veel daar ook moge zijn, iets ontbreekt er nog. En dat is voldoende ruimte om een en ander weg te bergen, terwijl het toeh flink zichtbaar blijft. Met genoegen vernamen we dan ook van den Consulent, den heer Van Bijlovelt, dat er eerlang nog een „glazen* kast bijkomt. Boven dien deed het ons plezier van hem te hooren, dat hij al mooi opschoot met den catalogus. Ja, gaarne gelooven we den heer Van B., waar hij er ons op wees, welk een verbazend moeilijk en tijdroovend werk het maken van zoo'n cata logus is. Daar mag Datuurlijk geen font in voor komen, voor: 1 niet in den naam, en het zoeken en vinden daarvan is vaak uitterst lastig. Vooral geldt dit voor het determineeren (dit is op naam brengen) van de opgezette vogels. Voor die leden van „Landbouwonderwijs," welke al sedert eeni- gen tijd reikhalzend naar den bewusteu catalo gus uitzagen, zal dit, hopen wo, een voldoeudo verklaring zijn van 't uitblijven, terwijl het tevens tot geruststelling kan strekken. Want de catalogus komt. Tot heden ontbrak hij. En plaats dit feit zou den we in de tweede plaats tot onze veront schuldiging willen opgeven, wanneer men 't ons kwalijk wilde nemen, dat we niet als vroeger met onze beschouwing over de „Verzameling" gekomen zijn. We hopen niet, waarde lezer, dat ge na deze ietwat uitvoerige inleiding reeds ongeduldig zijt geworden. Want ofschoon we niet te graag te veel van iemands geduld vergen, willen we in dit geval toch niet te vlug van stapel loopen. Om dat we aan een bloot opsommen van wat er zoo al is, weinig waarde hechten en dit ook tame lijk dor zou wezen, stellen we ons voor, onze beschrijving, overal waar ons zulks wenschelijb voorkomt af te breken door deze of geene mede- deelingen betreffende de zaak of het dier, waar- De stad waarin ik u, lieve lezers, wil binnenleiden, behoort niet tot onze groote koopstedenliet is een middelmatige, leven dige plaats, waar vrij veel handel en vertier te vinden is, waar zeer veel voor de armen gedaan wordthet ziet er zindelijk en wel varend uit, en men zou zoo zeggen dat er niet veel armoede kan heersehen, want als men zoo langs de straten gaat ziet men geen van die ellendige huisjes, of liever gezegdga ten en holen, die het oog zpo onaangenaam aandoen. Dit oordeel zou echter zeer opper vlakkig te noemen zijn, want mijne stad be zit vele voorsteden en buitenwijken, waar het op verre na niet zoo mooi schijnt; ook zijn er, zelfs op hare beste gedeelten, gangetjes en sloppen te vinden, die zoo ellendig zijn, dat men zich nauwelijks kan voorstellen dat daar menschen kunnen wonen, en nog veel minder dat zij er gezond kunnen blijven. Toch leven zij er in voort. En hoe? Ja, wie zulks niet van nabij gezien heeft, kan zich daarvan geen denkbeeld vormen. Sommigen zijn inderdaad christenheidenen te noemen, want zij zijn even onwetend, even liehzinnig en dikwijls zelf nog veel onmatiger dan de wezenlijke heidenen, die nooit van ietshoogers gehoord hebben. En hoe kan het ook anders Die arme menschen worden opgevoed zonder Godsdienst, zonder eenig denkbeeld van Chris telijke en maatschappelijke plichten zij spreken met niemand dan met hun gelijken, want als zij niet bepaald om onderstand vragen, neemt niemand de moeite om onderzoek naar hen te doen. Het vroegere wijkbezoek der predi kanten wordt meer en meer op den achter grond geschoven en zij die dit bezoek be paald als nuttig en noodig beschouwenzijn dikwerf zoozeer overkropt met bezigheden, dat, het hun letterlijk onmogelijk is om ook dien plicht met getrouwheid te volbrengen. Worden de armen niet door de Diaconie bedeeld, welnu dan behoeven zij ook de armen-kerk niet te bezoeken. En de andere kerken Wel hunne ouders gingen er nooit heen, wat zou den z ij er dan doen En zoo löven zij voort in hun slopje of gangetje, in hun keïder of bovenkamertje, verhuizen soms. ja dikwijls van het eene naar bet andere ellendige huisje want ach zij hebben zoo weinig mede te nemen het verhuizen valt niet moeilijk. In een dier gangetjes wil ik u nu eens binnenleiden ik hoop, dat gij mij zult willen volgen, waarschijnlijk mot minder tegenzin, dan gij wel in de werkelijkheid zoudt gevoelen. Het is Zondagmorgen. Eene eigenaardige rust ligt er over de anders zoo levendige stad uitgespreid. Is het niet iets opmerkelijks dat, indien men eens niet wist welke dag der week jjet was, men toch onmiddellijk zou bemer ken dat het Zondag was? Alles heeft, om het zoo te noemen, ejn Sabbatskleed aan. Hierin verschilt ons land toch gelukkig nog van het naburige F r a n k r ij k, waarvan wij helaas reeds al te veel hebben overgenomen. Bij ons kan men ten minste nog zien dat het Zondag is, hetgeen in Parijs eene bepaalde onmo gelijkheid is, wel is waar zijn ook niet bij ons alle winkels gesloten, hetgeen in E nge lan d bijna zonder uitzondering 't geval is, maar toch ligt er een waas van rust over onze steden die het hart goed doet. Het is nog vroeg, wel niet zoo vroeg, of de ware geloovigen en ook zij die het woord van den apostel Paulus nog in eere houden, die gezegd heeft: //Laat ons onzs onderlinge bij eenkomsten niet nalaten," zijn reeds naar de verschillende Godshuizen opgegaan, maar h.et is toch nog voor het middaguur. Het is een sombere gure dag, wel regent het niet. maai de grijze lucht is te dik om aan de zon te ver: oorloven hare weldadige stralen over de aarde te verspreiden en de natuur daardoor zoo oneindig schooner te maken, een dier kou de voorjaarsdagen, waaraan ons land zoo heel rijk is. Het gangetje dat wij binnentreden is zeer nauw, zoodat het maai- gelukkig is dat er geen regen valt, want wij zouden er ons regenacherm onmogelijk kunnen ophouden, zonder al de knopjes van de punten er af te schaven. Aan de eene zijde zien wij een rij kleine huisjes of liever hokjes, want zij bestaan slechts uit een enkel klein kamertje met een klein, dof raampje en een zoldertje onder de pannen, aan de andere zijde zien wij een hooien muur, gevormd door twee huizen, die uit #vee verschillende straten, elkander daar ontmoeten. Het huisje, dat wij willen binnen treden, staat geheel aan bet einde van bet morsige gangetje, vuil niet alleen dewijl de grond, waarschijnlijk door pas gevallen regen, vrij modderig is, maar bovenal wijl de straat- sleenen er nooit geschrobd worden, en ieder der tien. of twaalf bewoners er behagen in scheppen om alles wat niet meer dienen kan, zooals gebroken potten en pannen, lorren en ander afval, maar eenvoudig daar neder te werpen, in plaats van het buiten het slopje te brengen, waar het dagelijks door den vuil nisman kan worden meegenomen. Dit schijnt echter te veel moeite, ten minste het ligt daar, en maakt de buitendien niet zeer frissche lucht, die er heerscht, nog minder aangenaam. Het is zeer donker in het huisje dat wij nu zul len binnengaan, niet alleen veroorzaakt door de nauwheid van het gangetje zelf, waard ooi- de zonnestralen slechts gedurende enkele oogenblikken van den dag den hoogen muur der huizen kunnen beschijnen, maar ook door eenige kleedingstukken, die op touwen, welke van het huisje tot aan den muur gespannen zijn, hangen te drogen; en bovenal, wijl bet eenige raam bijna aan geen enkele lichtstraal meer toegang verleent, vooreerst door de bui tengewone morsigheid der weinige ruiten die nog zijn overgebleven, en ten andere door dij papieren, waarmede de gebroken ruiten zijn toegeplakt, of door de lompen die, in de gaten gestoken, er alle licht aan ontnemen. Wij hebben eenige oogenblikken noodig eer oisoog 'aan die duisternis gewend raakt. De lucht binnen in het kamertje is dof eu onzuiver zoodra wij eenigszins kunnen opmerken wat wij om ons heen hebben, zien wij een slordig boeltje: de Zaterdag schijnt daar geen schoon- maakdag geweest te zijn, ten minste alles ziet er even onooglijk uit. In den hoek zien we een betstede, waaruit het stroo vrij wanorde lijk nederhangt. Er ligt nog iemand in, het geen duidelijk kan opgemaakt worden uit de zware ademhaling, of liever het harde ronken dat ons oor treft. Eene vrouw, nog in de kracht haars levens, maar met een vermagerd en ontevreden uitzicht en zeer slordig gekleed is bezig in een aarden pot te roeren, die op het vuur staatweldra ecliter haalt zij uit een hoek een mandje met aardappelen fe voorschijn en begint die nu zoo dun mogelijk te schillen en de zieke plekken, die op de meeste daar van zichtbaar zijn, af te snijden. Een klein meisje, met een bleek, ouwelijk gezichtje, zit op een voetbankje op eenigen afstand, een paar krukken liggen naast haarde magere handjes rusten in haar schoot niet een gedeelte van een korst roggebrood, die haar niet schijnt te smaken. Om kort te gaan: het is een too- neel van de diepste ellende. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1900 | | pagina 1