Vrijdag 2 November 1900.
Antirevolutionair
Vijftiende Jaarg. No. 785.
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
voor ile Kuidhollandsrlie en Zeeuwsclie Hilaiiileii.
T. BOEKHOVEN.
FEUILLETON.
Olim ie Vlag van Lori Roberts,
uitgever:
Alle stokken voor de Bledactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den 4* it ff ever.
BIJtOECSËL.
De Onffevallenwet.
Betrekkelijk spoedig is de ver
nieuwde behandeling van de Onge
vallenwet in de Tweede Kamer afgo-
loopen, en met 88 tegen 3 stemmen
werd zij aangenomen.
Ons dunkt, er is nu veel kans, dat
ook de Eerste Kamer er het zegel aan
hecht, en dat de wet in het Staatsblad
komt. Niet alleen, dewijl de Tweede
Kamer er zich bijna eenparig voor
verklaarde, maar ook omdat er ten
minste aan een deel der bezwaren is
tegemoet gekomen.
liet hootdbeginsel bleef staan, t. w.
dat de Staat optreedt als verzamelaar
der gelden van de werkgevers en als
uitdeeler der gelden aan de door een
oDgeval getroffen arbeiders.
Doch op één belangryk punt kwam
er wijziging.
Het eerste ontwerp stelde de werk
gevers geheel afhankelijk van de
ambtenaren aan de Rijksbank, doch
de nieuwe wet opende de mogelijk
heid voor de concurrentie tusschen die
Rijksbank eft andere verzekerings
banken. Als de werkgevers nu willen
samenspannen, zullen zij buiten de
Rijksbank om, hunne gelden voor ver
zekering der arbeiders kunnen storten.
Veel meer is er in de tegenwoordi
ge tijdsomstandigheden, dat wil zeg
gen te midden ,van zoovele staatkun
digen, die slechts weinig gevoelen
voor het handhaven van particuliere
rechten en vrijheden, niet te bereiken.
En aangezien tevens de overtuiging
algemeen is, dat de verongelukte ar
beiders en hunne betrekkingen drin
gend behoefte hebben aan regelmatige
hulp, moet het thans verkrijgbare wel
aangegrepen wordenen is er in zoo
verre reden tot blijdschap over den
afloop.
Ten deele gaf de Regeering toe aan
den aandrang tot vrijere beweging
voor de werkgevers. Dit zegt reeds
veel. Het kan ook het onderling over
leg der werkgevers bevorderen. En de
ongelukkig geworden arbeiders krij
gen inmiddels wat tot verzachting van
hun lot.
Voorbereiding-,
In verschillende bladen zien wij
gedurende de laatste weken er op
aangehouden, dat toch de wintermaan
den niet zullen voorbijgaan, zonder
dat er terdege voorlichting aan de
kiezers is gegeven.
Hoe zouden wij anders kunnen
dan dit pogen toejuichen en mede
een woord tot aanbeveling van on
derlinge opscberping schrijven.
Bij het naderen der verkiezingen
verliezen velen de noodige kalmte,
en worden somtijds de hoofzaken
voorbijgezien. Door leuzen, kleinig
heden en persoonlijke bijzaken worden
dan menigmaal de zinnen verward
en de genegenheden omgevoerd.
Doch thansnu ons nog verschei
dene maanden van voorbereiding res
ten, kan er nog eens met ernst over
de beginselen gesproken worden, en
kan het onderscheid tusschen schijn
en wezen in het oog worden gevat.
Want het is niet twijfelachtig,
wat de verschillende tegen-kerkelijke
partijen op den voorgrond zullen stel
len. Zij zullen natuurlijk wijzen op
de massa wetsvoorstellen, door de te
genwoordige bewindvoerders samen
gebracht en zij zullen vragen wat
er nog meer te bate van ons volk
zou kunnen gedaan worden. In allerlei
vormen zal worden betoogd, dat dus
de samenstelling der partijen vooral
niet in het voordeel der „kerkelijke"
lieden mogen veranderd worden, want
dat dan het zittend Kabinet moet
aftreden en veel goeds teloor gaat.
Hiertegenover dient nu de richting
van de voorgedragen wetsontwerpen
in het licht gesteld te worden-
En dan zal men zien, dat als de
christelijke partgen zich niet veree
nigen, wij hoe langer hoe meer ver
zeilen in de Socialistische wateren.
Het liberalisme komt allengs meer
tot zijn consequentie en tot zijn reactie
onder de ongeloovigen-
De vroegere tegenstelling liberaal
of clericaal is nu geworden sociaal
democratisch of christelijk-democra
tisch.
Onze kiesvereenigingen hebben dit
onderwerp onder de kiezers uiteen te
zetten.
Verwarriitff in «1e ffe-
8e«ieren.
Nooit is er sterker uitgekomen dat
de eenheid der anti-kerkelijken (of
anti-godsdieiistigen) bij de stembus
van 1897 slechts schijn was dan
onder de bespreking der kieswet-
wijzigingen, door minister Goeman
Borgesius voorgedragen.
Menschelijker wijze gesproken vol
maakt" had Mr. van Houten van
zijne kieswet gezegd.
Doch de heer Borgesius dacht reeds
als Kamerlid daar geheel anders
over. Als vooruitstrevend liberaal
was de wet volgens het ontwerp-Tak
hem nog maar amper kras genoeg
en voerde hij fel oppositie tegen het
halfslachtige van van Houten's
plannen.
Zelf minister geworden bekroop
hem natuurlijk de lustom het werk
van zijn voorganger eens behoorlijk
te verbeteren, on te meer na zijne
belofte, van ministerieel standpunt
gedaan, hoopten zijne geestverwan
ten op heel wat pikants.
Maar jawel, eene lange reeks
technische wijzigingen, meer dan vijf
tig in getal, maar van weinig be-
teekenis bood de minister hun aan.
Dat was te zwaar om zwijgend
te dragen voor mannen als Yeegens,
Kerdijk en Troelstra, en de minister
moest er dan ook eene geduchte af
straffing over hooren. Niet alleen
verklaarden zij bij de voorgestelde
wijzigingen „lau w-werken" of „ijs»
koud" te blijven, maar wegens het
gekoppeld houden van kiesrecht en
belasting verweten zij den minister
het prijsgeven van eigen beginselen.
De minister sprak dit, zoo goed
hij konde, tegen, maar gaf toch ook
te verstaan, dat er onder zijne
mede-ministers zijn, die hem tegen
hielden op zijn pad.
En zie, dat is juist het bezwaar.
Als de wagen tegelijk voor- en
achteruit getrokken wordt, dan kan
de beweging niet bevredigend zijn.
Met een half-vooruitstrevend en
half-conservatief bewind, bijgestaan
door eene Kamermeerderheid (of
liever Kamer combinatie) van gelijk
allooi, moet er wel vertraging zijn
in den wetgevenden arbeid.
Tuin- en ILaiidbouw.
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika by vooruitbetaling 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 cent per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en k/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur.
Bij dit Nummer behoort een
LANDBOUWBRIEVEN OVER BEMESTING.
XIII.
Daar de tijd voor de wintergranen nu on
geveer daar is, zal het mijn lezers, meen ik,
niet onaangenaam zijn het een en ander te
vernemen aangaande de wijze van behandeling,
bemesting enz. dezer vruchten. Tot dat doel
begin ik heden met het zeker niet minst be
langrijke graangewas, de Tarwe. De tarwe
is, niettegenstaande de prijs ervan inde laatste
jaren zeer gedaald is, toch voor zeer veel stre
ken een voornaam landbouwgewas. Wel wil
men bij de tegenwoordige markt heel graag
zonder of met weinig tarwebouw het bedrijf
voeren, doch in den regel is dat niet wel mo
gelijk en bij een goede behandeling en niet
al te ongunstig weer oojr niet noodig. Ik be
doel, dat, met tarwe bij goede bewerking van
den grond en een rijke en doelmatige bemes
ting de verbouw zeer wel loonend is. Daaren
boven, wanneer men in aanmerking neemt,
dat er nog altijd voor een 25 h 30 millioen
guldens tarwe moet ingevoerd worden en het
natuurlijk heel wel mogelijk is, dat de oogst
in het buitenland door onvoorziene omstan
digheden mislukt of tegenvalt, en de prijzen
daardoor hier te lande stijgen, zoo is het voor
elk flink bedrijf raadzaam den tarwebouw niet
te verwaarloozen. Gewoonlijk wordt de tarwe
op kleigrond verbouwd en inderdaad, omdat
deze bodem vaster en stijver is on langer
water houdt, is dit dan ook de aangewezen
bodem voor de tarweteelt. Doch in zekeren
zin kan de tarwe op allerlei gronden groeien,
wanneer deze slechts goed gemest worden.
Wat de bemesting van de tarwe aangaat,
het is bij de tegenwoordige kolo ssale toename
van den bietenbouw algemeen gewoonte ge
worden, de tarwe zonder stalmest na bieten te
zaaien. En dat is zeer goed. Tarwe alleen met
stalmest verbouwd in een phosphorarmen grond
zal bij eenigszins zwa ren regen of he vigen wind
zeer gemakkelijk legeren. De tarwe, die het
gemakkelijkst legert, is juist die, welke bij een
overvloedige stikstolbemesting weinig of geen
phosphorus en Kali heeft gehad. Het is daar
om raadzaam de tarwe zonder stalmest te
zetten en op lichte, zandige en humushoudende
gronden voor het uitzaaien 400 a 600 KG.
Thomasslakkenmeel en 4oo h 600 KG. Kainiet
te geven. Deze bemesting moet zoo vroeg mo
gelijk worden gegeven. Bij het uitzaaien of
liever nog zoodra het graan is opgekomen, geve
men 5o a iOO KG. Chilisalpeter alles per H. A.
Wanneer in het voorjaar het groen erg geil
staat, geve men geen Chilisalpeter meer, doch
anders geve men nog evenveel bij het her
vatten van*den groei en ook nog een gelijke
hoeveelheid na het uitstoelen, dus als er mat
ten gevormd zijn. Door de bemesting aldus te
geven, zal men flink, lang en krachtig stroo
krijgen, dat tegen een stootje bestand is en
zal de tarwe een groot aantal mudden opleveren.
Men gebruike verder voor de tarwe op zwaré
kleigronden geen Kainiet, daar de bodem daar
van korstig wordt. In plaats van Kainiet neme
men Chloorkalium. Van deze stof neme men
slechts 100 a 2oo KG. per H. A. Elke land
bouwer zij daarenboven bij het uitkiezen van
zijn tarweland geraden, het schoonste land te
nemen, waarin het minste onkruid voorkomt.
Vuil land zou ten minste door herhaald ploe
gen en eggen eerst moeten gezuiverd worden.
Ook met het oog op het legeren is het raad
zaam de tarwe niet te dicht opeen te zetten;
op rijen zaaien is daarom aanbevelenswaardig.
In de beste landbouwstreken wordt dat dan
ook reeds lang gedaan. Voor den zaai kieze
men natuurlijk het zwaarste zaaizaad. De be
kende Hallets tarwe is verkregen door jaarlijks
de zwaarste korrels uit het midden der aren
bijeen te verzamelen. Overjaarsoh zaad mag
men gerust als zaaizaad gebruikensoms is
dit nog beter, daar hiervan de mogelijke ziekte
kiemen gestorven zijn.
EEN WAARSCHUWING EN F,EN
RAAD.
Het is van algemeene bekendheid dat
de zoogenaamde „jammen" dit jaar op
verre na niet zoo voordeeling voor de
landbouwers zijn geweest als de „Eigen
heimers." Vooral door hunne opbrengst
muntten deze laatste verre uit boven tal
van andere variëteiten.
En wat zien we nu gebeuren P
In tal van bladen en blaadjes, waarvan
vermoed wordt, dat ze door landbonwers
gelezen worden, verschijnen aanbiedingen
van zetgoed of poters van Eigenheimers.
Vin bevoegde zijde werden we uitge-
noodigd, hierop te wijzen niet alleen,
doch er zelfs tegen te waarschuwen. Want
vele stellers van advertentiën als de bo
venbedoelde, ontzien zich niet, afnemers,
die ze wellicht nooit gezien hebben of
nimmer zullen zien, te bedriegen. Deland-
bouwconsulent de heer Van Bijlevelt,
deelde ons een paar staaltjes van bedrog
mede. In plaats van „Eigenheimers'/ ont-
door L. PENNING.
Ontleend aan het Chr. Weekblad
1) Timotheus
In de Kaapkolonie, daar was het.
Over een uur zouden ze marcheeren. De-zon
was reeds opgegaan in het Oosten en kleurde
de wolken, die hoog aan den hemel voorbij
dreven,
Een zestal soldaten, die voorpostendierst
hadden gedaan, stonden in een groep bij el
kander, bij een hoogen, zwaren klipsteen,
luisterend naar een kameraad, die met eerbei-
dig ontbloot hoofd en een Nieuw Testament
in de hand, hun toesprak. Hij sprak hartelijk,
innig, dringend; over dat jong en edel gelaat
ging een straal van die heilige geestdrift, die
zijn hart sneller deed kloppen.
Zijn naam was John Burley, hij was een
wees. De soldaten luisterden met aandacht
naar hem. Zij wisten, dat hij een «vrome"
was, maar zij vergaven het hem, want zij voel
den dat hij hen liefhad. En de liefde is immers
sterkin alle talen is hare wondere kracht bezon
gen zij is de sleutel, die het hardste hart ontsluit.
Zoo luisterden zij dan. De Australische
Vrijwilliger, met de struisvogelveer op den
hoed, sloeg de gespierde armen nadenkend
over elkander; een Veteraan, die de heldhaf
tige bestorming van den Daraiheuvel in En-
gelsch-Indië had medegemaakt, vlijde zich
neder bij den klipsteen, en niets werd gehoord
dan de heldere, welluidende stem van den
jongen soldaat en de frissche morgenwind, die
het roode zand deed stuiven en de bladeren
der blauw-groen struiken bewoog.
Hij sprak over Zijn grooten Meester, den
Heiland der wereld over wien zou hij ook
anders spreken in dezen verschrikkelijken
oorlog, die het leven van Engelands jonge
soldaten wegmaaide als rijp graan
Hij prees zijn Meester aan hij beleed Hem.
Hij zeide dat Jezus in de wereld was gekomen,
om zondaren zalig te maken, en dat deze
waarheid vaster stond dan de onbeweeglijke
klipsteen, waartegon zij leunden.
Hij geloofde, wat hij zeide ja, zijn
kameraden twijfelden er niet aan. De waar
heid, die zijn ziel bewoog, deed zijn oogen
tintelen, en kleurde een blos op zijn edel gelaat.
Hij sprak niet lang geen vijftien minuten.
Toen sloeg hij zijn bijbeltje dicht, en borg
het in zijn leeren raadsel, terwijl uithetkamp
de korte stooten klonken van den krijgs-
hoorn.
De groep soldalen verwijderde zich nu snel,
en sloot zich aan bij twee compagnieën infan
terie, die met een paar kanonnen een ver
kenningstocht zouden maken in het opgestane
gebied.
De kolonel, die den troep zou aanvoeren,
keek oatrvreden en gemelijk Mat een stren
gen blik monsterde hij de aangetreden man
schappen. Hij maakte allerlei kleingeestige
aanmerkingen, en vooral tegenover John
Burley scheen hij prikkelbaar, ja zelfs onrecht
vaardig.
Maar John kende zijn christenplicht, zweeg
en marcheerde op met den troep.
De tocht ging langs den slecht onderhouden
transportweg, en de eentonigheid van den
omtrek werd slechts eens verbroken door het
gezicht der puinhoopen van een groote boeren
hoeve vlak langs den transportweg gebouwd.
Dat was het werk geweest van dezen kolo
nel. De bewoner van het afgebrande huis had
zich aangesloten bij het leger van comman
dant Olivier, en daarom moest zijn woning
worden verwoest.
Het was midden in den nacht gebeurd
John Burley had deel uitgemaakt van de
strafexpeditie. De gruwelen van dien nacht
komen hem weer levendig voor den geest, nu
hij de verkoolde balken en de neergestorte
muren ziet. De menschen lagen gerust te
slapen een moeder met zes wurmen van
kinderen, waarvan het jongste nog geen jaar
was. Er werd dien ongelukkigen geen tijd
gegund, om zich aan te kleedenin hun
nachtgewaad moesten zij hun huis verlaten.
Hoe het huis brandde«Heerlijk, pracht
tiggilden de soldaten, »een lekker vuurtje,
om zich te warmen! De vlammen sloegen
hoog uit, en de rossige weerschijn verlichtte
de gezichten der soldaten, die op dit oogen-
blik op duivels geleken
Er waren nog eenige koeien in het achter
huis, in den stal. John hoorde hun geloei, en
snelde naar de staldeur. Maar het was hem
onmogelijk om den stal te bereiken. Tien,
twintig vuisten grepen hem vast. «Laat branden
kerel, laat brandenbrulden ze en boven
het geknetter der vlammen klonk het angstig
geloei der tot den vuurdood gedoemde bees
ten.
Hoe levendig staat hem alles nog voor oogen
Doch 't is ook geen wonder, want het is pas
veertien dagen geleden. Daar onder dien
breedgetakten perzikenboom, rechts van het
huis, daar had de arme moeder zich neergezet
met haar kleine kinderen, terwijl zij met
stommen, strakken blik in dien vreese-
lijken vuurgloed had getuurd. John had het
huisgezin opgemerkt, en was er heen gegaan.
Hij had dat kleinste kind, dat wurm van
nauwelijks een jaar, op zijn arm genomen, en
hij had het gestreeld en gekoesterd, want in
zijn hart kwam een groot christelijk medelij
den op. Hij had de groote jas, die hij opgerold
bij zich droeg, genomenen er dat rebellen-
kind ingerold, want het was koud, nijpend
koud, en de kleine rilde in haar nachtjurk.
En toen was hij naar de moeder gegaan, om
haar te troosten in haar ellende, terwijl juist
twee stroopende soldaten echte galgentro
nies hem ontdekten. «Wat wil je doen?" had
den ze gevraagd, maar hij had er niet eens
op geantwoord en had zijn geldbeurs genomen,
en ze uitgestort in den schoot van de onge
lukkige vrouw.
't Was niet zoo heel veelvijf shilling en
eenige pennies maar hij gaf toch alles wat
hij had, evenals die arme weduwe, die door
den Heiland werd bespied, terwijl zij haar
- laatste penningske in de offerkist wierp.
Die galgentronies echter waren brutaal, en
deden een vermetele poging, om dat geld te
nemen. Maar zie, dat was John Burley toch
te machtig geworden. Hij had wel gelezen in de
Schrift, dat wij de linkerwang zullen bieden
aan hen, die ons op de rechter wang slaan,
maar hij had er niet in gelezen, dat wij lij
delijk de berooving van een arme vrouw moe
ten toelaten. Zoo was hij dan toegeschoten,
terwijl de edele toorn zijn oogen deed vlam
men, en» hij had het geld voor die armen vrouw
gered, en in dien duisteren nacht, die door de
rossige vlammen van het rebellenhuis werd
verlicht, gevochten met die twee galgentronies.
Hij is er zijn straf niet voor ontloopen hij kreeg
zijn volle acht dagen eenzame opsluiting op
water en brood, omdat hij tegen de militaire
wetten had gezondigd maar dat had hij er
voor over. Want in dezen JohnBunley brandt
de adel van Cromwell's historische Rondkoppen
en evenals het huzarenpaard den kop opsteekt
en de ooren spitst en de pooten uitslaat, als
het den trompetstoot hoort, zoo luistert John
Burley naar de klanken van vrijheid en recht
(Slot volgt.)