rooi' lie Knidh»ll.ind§ebe en Keeumehe Fiilandeii.
Vrijdag 8 Juni 1000.
Antirevolutionair
Vijftiende Jaarg. No. 764.
Orgaan
IN HOC SIGN O VINCES
FEUILLETON.
De Zoon des Dronkaards.
T. BOEKHOVEN.
BIJVOEGSEL.
Alle stukken voor de Hedactfe bestemd,
Adverteniiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever.
Bij dit nummer behoort
een
bevallen.
De ongevallenwet is in de Eerste
Kamer met 29 tegen 20 stemmen
verworpen.
Dit is eene daad van beteekenis
zooals de Eerste Kamer in geen
jaren heeft verricht.
Het feit komt niet geheel onver
wacht, want ernstige critiek in de
afdeelingen kon er op voorbereiden.
Maar toch zal het menigeen tref
fen. Men is er toch min of meer
aan gewoon geraakt, dat ons Hooger-
huis, ook bij veel bedenkingen, eene
niet 8ympathetische wet toch laat
passeeren.
Voor de werklieden is de uitslag
ditmaal wel eensdeels te betreuren,
maar ziet men op het centralisee-
rend, ja socialistisch karakter der
wet dan moet men de verwerping
wel toejuichen, althans niet afkeu
ren of bejammeren
Spoedig zal moeten blijken welke
politieke gevolgen de Regeering aan
de verwerping hecht.
De heer Pierson liet zich als
Eerste Minister daarover niet dade
lijk uit.
Evenredige vertegen
woordiging.
Ingevolge de in dit jaar aange
nomen nieuwe kieswet zal België
binnen kort eene proportioneele ver
tegenwoordiging krijgen.
Dit beteekent, dat er niet langer
iin afzonderlijke districten zal worden
:gekozen, maar dat alle stemmen over
het gekeele land voor dezelfde Can
dida ten zullen vereenigd worden.
Op deze wijze komen ook de min
derheden natuurlijk veel beter tot
hun recht, want zoodra er door heel
het land maar een eenigszins betee-
kenend aantal aanhangers zijn van
eene richting of schakeering, dan kan
er een woordvoerder voor optreden.
De verhouding der partijen in de
Kamer en onder het volk strooken
dan met elkander, terwijl bij het dis
trictenstelsel zooals wij dat in ons
land hebben vele stemmen versnip
perd en veronwaard worden,
Gelijk men weet drong daarom
onze partij ook meermalen aan op
het nu in Belgie ingevoerde stelstel
heel het land één groot kiesdistrict
en elk candidaat, die een matig aan
tal stemmen heeft, gekozen.
En zegt men: ja, maar „evenre
dige" vertegenwoordiging mag niet
alleen op het stemregister zien, maar
ook op de moreele kracht, op het
gehalte, op de historische beteeke
nis van partijen en kiezers, dan is
ook dit waar, maar dan is daaraan
tegemoet te komen door het meer
voudig kiesrecht, zöö nl. dat men
op grond van kennis en ontwikkeling
meer dan ééne stem mag uitbrengen.
He lieer vaa Houten er
bulten.
De stembusstrijd in Deventer liep
voor den heer van Houten ongun
stig af.
Met ambitie hal hij zich als op
volger van wijlen den heer de
Beaufort laten candideeren, en hij
verborg het niet, dat hij zich zeer
op zijn gemak zou gevoelen als hij
weer zitting had op het Binnen
hof. Trouwens zeer begrijpelijk van
iemand, die als hij, zich vele jaren
zoo in de politiek heeft verdiept en
die telkens gereed was met zijne
staatkundige brieven."
Maar toch zal het ieder christen
hart goed doen, dat van Houten
bet bij zijn tegencandidaat moest
afleggen, want een feller hater van
het christendom dan hij zich uitsprak,
laat zich schier niet denken.
Er zijn eerlijke liberale mannen,
die getuigen ten minste respect te
hebben voor het geloof en zijne
werken, ook al bezitten zij dat niet.
De heer van Houten echter ver
toonde zich sedert jaren als de
„overtuigde" bestrijder van alle
religie, brak er stuitend hooghartig
den staf over en beeldde zich sterk
van als anticlericale doctor een
bijzonderen dienst aan Nederland te
bewijzen.
Die haat tegen den godsdienst
scheen alles te kunnen goed maken
ook zijn overloopen van de radicalen
naar de conservatieven.
Zie dat nu de invloed van zulk
een man, al is hij overigens ook
nog zoo geleerd en handig, beperkt
blijft, wien zou dit niet verheugen,
die nog hecht aan hoogere moreele
grondslagen
Uit de Pers.
Tuin- en Landbouw.
wt - V
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 5,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
UITGEVER:
SOMMMZSjmtSJH.
Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 cent per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
1 Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte dia zij beslaan
1 Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur.
De aanleiding tot de door de Tweede
Kamer aangenomen nieuwe boterwet
schetste de „Hollander" als volgt
lo. Het toezicht op de uitvoering der
Boterwet is veel te zwak, daar het is
opgedragen aan gewone ambtenaren van
politie; en wel is in 1894 daarin eenige
verbetering aangebracht door de aanstel
ling van enkele speciale rijksveldwach
ters voor het toezicht, gevolg waarvan
het aantal vervolgingen, dat in 1893
ongeveer 300 bedroeg, in 1894 was ge
stegen tot 648 maar afdoende was de
ze verbetering geenszins.
2o. De Boterwet laat toe, dat te lichte
straffen op de overtredingen worden toe
gepast. Hechtenis als hoofdstrat is nim
mer toegepast en openbaarmaking der
uitspraak, waarvoor de rechtbank bevoegd
heid heeft, werd slechts een enkelen
keer gelast.
3o. De zoogenaamde potjes-boeren, die
langs de huizen in de steden hun „boter"
venten, loopen geheel vrij. Bij dezen han
del geschiedt de levering binnenshuis bij
de afnemers, en de politie is hierdoor
machteloos om deze overtredingen £e
constateeren.
4o. De ernstigste grief tegen de Boter
wet is zeker wel, dat zij zich niet uitstrekt
over den uitvoerhandelmaar alleen be
trekking heeft op den binnenlandschen
handel. Bij de behandeling van de Boter
wet in 1889 word op die leemte gewezen,
maar men legde zich er bij neder, omdat
gevreesd werd, dat het toezicht op den
uitvoerhandel in het nadeel van den
margarine-uitvoer zou zijn, en ook omdat
in de andere landen, waar strenge controle
bestaat, onze boter toch werd onderzocht.
Dit laatste was al een zeer zwak argu
ment, daarjuist door de controle in Enge
land en elders onze boter gevaar liep
haar goeden naam te verliezen.
Aan al die grieven tracht de Regee
ring een eind te maken.
De gewijzigde boterwet, tracht alle
geknoei te ondervangen op de volgende
manier.
1. Alle kunstboter moet gemerkt, niet
alleen bij vervoerbij uitstalling, en bij
uitvoer, maar ook bij invoer.
2. Élke verpakking, niet alleen de
buitenste, moet aanduiden, welke waar
zij bevat; zoodat de potjesboeren de pot
jes zoowel als de doeken en papieren, waar
in zij de boter wikkelen, zullen moeten
merken.
3. Winkels zullen op pui en deur het
woord „margarine" moeten laten schildw-
ren.
4. Natuur- en kunstboter mogen niet
in hetzelfde winkelvertrek voorkomen
een schot zal ze scheiden.
5. De rondbrengers, de venters, zullen
in dezelfde kar of mand de zusters bij
elkaar mogen hebben, mits de kunstboter
duidelijk gemerkt, en als dan de venter
blijkt te knoeien, kan hij het recht van
gelijktijdig rondventen van natuur- en
kunstboter verliezen.
6. Het toezicht zal aan boter-inspecteurs
en boler-visiteurs worden opgedragen
een nieuw stel dwarskijkers.
7. De straffen op overtredingen zullen
zwaarder zijn, terwijl de openbaarmaking
van het vonnis op kosten van den veroor
deelde verplichtend wordt gesteld.
Wij meenden onzen boeren in deze
streken, waar heel wat boter geproduceerd
wordt, met bovenstaande mededeelingen
een dienst te doen.
Wie zuivere natuurboter ter markt
brengt, ondervindt van deze wot geen
last, maar bescherming.
PROEFVELDEN DER VEREENIGING
L AN DBOU W-ONDERWIJS".
Op een veld van den heel C. Koert te Mid-
delhainis werd een cultuurproef met tarwo ge
nomen.
Reeds in 1890/97 waren door denzelfden land
bouwer een achttal variëteiten vergeleken en
was gebleken, dat inzonderheid de Duivendaal-
aohe en de tarwe van Rousselaere aanbeveling
verdienden.
Beide variëteiten werden dan ook in 1898 in
het groot verbouwd en leverden een goeden oogst.
Toch wilde de hoer Koert nevens de tarwe
van Rousselaere nog eens gaarn een paar an
dere variëteiten zien groeien en zoo kwam het
dan ook, dat de heer van Bijlevelt nu weer een
oultuurproef met tarwo van Koert had te be-
schrij ven.
Naast Rousselaere werden uitgezaaid Dattel
en Stand op. Van elke variëteit 75 Voornsohe
roeden. De opbrengsten, berekend per Voornsoh
geniet (0,4592 H.A.) bedroegen achtereenvolgens
13,07 H.L., 16 H.L. en 15,35 ILL. zaad en
1560 K.G., 1878 K.G. en 1480 K.G. stroo, ter
wijl het gewicht per H.L. beliep 79 K.G. 78,5
K.G. e.i 78 K.G.
Met hot oog op de opbrengst zou dus aan
Dattel de voorkeur gegeven moeten worden.
De roodheid van het kaf was in het oog van
den proefnemer geen aanbeveling. Hij achtte
Stand op de beste variëteit
lint- en Cultnnrproet met
leguminosen.
Misschien zijn er onder onze lezers velen,
die weten, wat met een entproef bedoeld wordt
en wat men door leguminosen verstaat, dooh
waarschijnlijk zullen er ook wel wezen, van
wie zulks niet gezegd kan worden. "Wij achten
het daarom niet overbodig van een en ander
vooraf iets mede te deelen.
Leguminosen is een andere naam voor
peulvruchten. In de zaden dezer planten komt
eon groote hoeveelheid zoogenaamde planten-
kaasstot voor en deze stol heet in de weten
schap legumme. En de planten, wier zaden veel
legumine bevatten, noemt men juist daarom le
guminosen. Tal van algemeen bekende gewassen
behooren tot de legumiuo en. Erwten, boonen,
klaversoorten, wikken kent immers ieder. Lu
pinen, esparcette en brem, serradella zijn enkele
minder gewone.
Over bijzonderheden betreffende den bouw
der bloemen van de leguminosen zullen we hier
ter plaatse niet uitweiden, dooh wel wensohen
we er op te wijzen, hoe aan de wortels der le
guminosen meestal voor een ieder iets bijzonders
valt waar te nemen. We bedoelen grootere of
kleinere knolletjes, die soms in grooten getale
aan de wortolvezels te vinden zijn. Ofschoon dit
feit reeds in 1828 door den Duitsohen onder
zoeker Won "Wulffen was waargenomen, is men
dc beteekenis der bedoelde knolletjes eerst voor
korten tijd gewaar geworden. "We hopen hier
over later nog wel eens een en ander te zeggen
en willea nu alleen nog vermelden dat de meer
of minder welige groei der leguminosen in nauw
verband staat met het grooter of kleiner aantal
knolletjes aan hare wortels. En dit grooter of
kleiner aantal hangt at van de aanwezigheid
het gasthuis moest brengen (vier sterke man
nen hadden den razenden dronkaard nauwe
lijks meester kunnen worden), en van daar
was hij nooit weder huiswaarts gekeerd. Toen
had de knaap met eigen oogen gezien, hoezeer
zijne moeder gelijk had, als zij den borrel
//het gif der hel// noemde. Nooit zou dat
vergif zijne lippen aanraken, dat stond bij
Frits paalvast, nooit
Frits Veldman wilde meubelmaker worden,
«en hart //zoo zacht als was// zei zijn oude en weldra stond hij met zijn blauwe schootsvel
meester, en dat was u aar ook. Daarom ro Idenvoor in de werkplaats van 'baas Veit, wischte
1)
Frits was de eenige zoon eener godvreezende
■weduwe. Hij was //een pracht// van een jongen,
imet dikke roode wangen en een paar glin
sterende blauwe kinderoogen. Daarbij had hij
hem dan ook de tranen letterlijk in stroomen
over de wangen, toen hij daar zoo tegenover
zijne moeder stond, om afscheid van haar te
nemen, en zij in diepe ontroering des harten
hare goede hand op zijn hoofd legde. //God
zegene u, mijn zoon Blijf op Hem hopen en
vertrouwen, houd u dapper en denk altijd
aan uwe belofte 1//
//Ja, ja!// snikte de knaap, //gij kunt mij
vertrouwen, moeder. Ik zal stellig nooit een
droppel jenever of brandewijn drinken.//
//Ach, hij begreep maar al te goed, waarom
zijne moeder hem zoo anstig smeekend aan
gezien en de jenever //een gift der hel// ge
noemd hadWant hij zal ze nooit kunnen
vergeten, de donkere tatreelen zijner kinds
heid! Wal was hij dikwijls bevend in een
hoek gevlucht, wanneer hij den zwaren, on-
vasten voetstap zijns vaders op de trap hoorde
hoe dikwijls had zijn kinderhart gebeefd onder
hetgeen hij hooren moest, totdat die vree-
selijke dag kwam, toen men zijn vader naar
dapper de afscheidstranen weg, en zette zich
met onhandigen ijver aan het werk, dat de
lange knecht met zijn ernstig gezicht hem
toegeschoven had. //Ge zult met Gods hulp
wel terecht komen,// sprak de knecht vriende
lijk,
//'t Is een fijne fluisterde Gijsde leerjongen
aan den anderen kant van Frits hem toe,
nadat de knecht een ander stuk werk ter hand
genomen had.
Frits gaf er geen antwoord op maar met
een uitdrukking van vreugde keek hij nog
eens naar den knecht, zonder acht te slaan
op den spottenden glimlach om de lippen
van Gijs.
Frits gedroeg zich vlijtig en handig bij zijn
werk, vriendelijk en bescheiden en dienst
vaardig in alles wat hij deed. Hij las veel in
de boeken, die de lange knecht hem leende,
altemaal mooie en godsdienstige boeken,
's Zondags ging hij met den knecht naar de
kerk, en ,s avonds naar de //Yereeniging//,
zonder zich ooit aan de spotternijen van Gijs
of zijnsgelijken te storen. Zoo kwam het dat
Maarten, de lange knecht, de jongen ook
spoedig als een broeder liefhad, en Frits zag
tot Maarten op, zooals hij tot zijn moeder had
opgezien want hij was even vroom als zij.
Jaren waren verloopen. In de blauwe uniform
des konings zag Frits Veldman er voortref
felijk uit, wanneer hij op zijn snuivend ros
met het regiment huzaren door de straten
der residentie trok. Zijn dikke kinderwangen
waren wel smaller geworden, maar wat zijn
blauwe oogen betreft, die glinsterden nog
even stralend, vriendelijk en kinderlijk trouw
hartig als eertijds, toen hij met het blauwe
schootsvel voor, bij baas Veit aan de schaaf
bank stond.
In hetzelfde regiment, ja zelfs bij hetzelfde
bataillon als Frits, diende ook Gijs de spotter.
Die twee pasten echter bij elkaar als vuur
en water Gijs zat gaarne en veel bij den
kastelein van het koffiehuis in de Hoogstraat,
waar naast het bier en den brandewijn ook
kaartspel en allerlei andere dingen te vinden
waren, wat de gestrenge heer ritmeester beslist
verboden had. Frits ging er nooit heen, en
nog nooit was er een druppel drank over
zijne lippen gekomen. Wat Gijs ook vleide
en smeekte, of schimpte en spotte, het was
alles tevergeefs. //Neen nooit een druppel
zeide Frits Veldman.
Weder waren jaren verloopen. Frits Veld
man was onderoffieier geworden een
prachtige onderoffieier. Zijne blauwe oogen
schitterden van blijdschap en dankbaarheid.
Zoo even had hij den brief naar de post
gebracht die zijn geluk moest melden aan
zijne moeder. //Lieve vrome oude moeder
Hoe zult gij U verheugen!// dacht hij, terwijl
hij met de hand over zijn zwaren vollen
baard streek en //Mijn blond Liesje
Ja, die besloeg' een groote plaats in zijn hart
en haar vader zal wel niet //neen// zeggen,
wanneer de flinke onderoffieier van het re
giment huzaren om zijn dochter aanzoek doet.
En Liesje zelf. O, dier oogen hebben reeds
zoolang //Ja// gezegd.
Frits was een gelukkig man
//Wel gefeliciteerd meneer de onderoffi
cier klonk de stem die hem uit zijn zoete
droomerijen kwam wekken. Het was zijn
oude makker Gijs. Deze droeg niet meer 's
Konings blauwe uniform maar zat als koetsier
op den bok van een alledaagsch huurrijtuig.
//Gij zult toch zeker wel tracteeren op zoo'n
feestelijken dag als de/.e, oude Frits? Ik zal
er ook bij wezen! Ik heb juist tijd van avond
en veel dorst. Waar zal het wezen In het
koffiehuis in de Hoogstraat Goed Tot weer
ziens
Frits keek hem verdrietig na. Hij mocht
dien onverschilligen, spotzieken Gijs niet lij
den en kon toch niet van hem alkomen.
//De kerel blijft me als een klit aan 't lijf
hangen mompelde hij hoofdschuddend.
Zij waren met hun achtten, toen zij aan
den avond van dien dag bij elkander zaten
in het bovengenoemde welbekende koffiehuis.
De vader van blonde Liesje, de bakkersbaas
Ruiger, was er ook bij. Frits liet duchtig op-
disschen de bakkersbaas moest toch zien dat
hij iets h a d. Het was een vroolijk gezel
schap. Alleen Gijs Meuvers scheen ontevreden
achter zijn glas bier. Eindelijk schoof hij het
ter zijde. //Dat geeft geen warmte die schrale
kostmeesmuilde hij //hebt gij niet wat
pittigers, meneer de onderofficier
//Laten we ons nu maar met bier tevreden
stellenGij weet dat ik geen vriend van
sterken drank ben,// antwoorde Frits kalm,
Doch Gijs gaf den kastelein een wenk en
liet brandewijn brengen. Hij wilde ook voor
Frits inschenken maar deze bedankte kortaf.
//Gij kent mij toch nog wel van ouds
zeide hij op ernstigen toon.
//Kom, kom, vriend Veldman,// mengde de
bakker zich nu in het gesprek, //waarom zoo
streng Mij zal toch wel niemand kunnen
nageven dat ik een dronkenlap ben dus
zoo'n glaasje met eere wie zou dat hier weren
Het is goed voor de maag en versterkt het
lichaam.//
Ik drink geen drank,//zeide Frits schuchter,
Maar waarom dan niet riep de bakker.
Daarop schonk hij zich een glas vol en een
tweede voor Frits. //Op uw welzijn meneer
de onderofficier Proef er maar eens van
Tergelijkertijd boog Gijs zich naar het oor
van den bakker, en Frits kon hem dezen
duidelijk hooren influisteren //Vader dele-
rium gestorven bang (Wordt verv.)