voor de Zuidhollandsclie en
Keeuwiche Eilanden.
Vrijdag 25 Mei 1900.
Antirevo
Vijftiende Jaarg. No. 762.
Orgaan
BIJVOEGSEL.
T. BOEKHOVEN.
sommesjSHSJH.
uitgever:
Bij ciit nummer be
hoort een
Zoodra er wetten aan de orde
komen, die de rechtstreeksche be
moeiing van de overheid met het
persoonlijk, huiselijk of maatschap
pelijk leven betreffen, dan wordt het
klaar als de dag, dat er eene diepe
tegenstelling gaapt tusschen de levens
opvatting der vooruitstrevenden anti
revolutionairen en die der radicale
ongeloovigen.
Als wij in dit verband van onge
loovigen gewagen, willen wij niet
geacht worden hiermeê een oordeel
te vellen over den persoonlijken
staat van hen die tot de liberale of
de radicale partij behooren, maar
dan bedoelen wij daarmede toch al
dezulken, die bij hunne staatkun
dige plannen en overwegingen den
godsdienst terzijde laten, en die dus
in het politiek debat optreden als
verkeerende zonder God in de wereld.
Mair wij gewaagden, van eene
diepe tegenstelling tusschen deze
lieden en hen, die zich ook in de
politiek baseeren op de oude fun
damenten, door God gelegd.
En waarlijk, die tegenstelling is
niet te bedekken. Zij steekt, als
men een weinig doorredeneert, overal
door de plooien van onzen gemeen-
schappelijken burgerlijken mantel
heen.
Dat bleek bij de ongevallenwet
en de wet op den leerplicht. Het
wordt even duidelijk bij de behan
deling van het aanhangig wetsont
werp, strekkende tot nadere regeling
van de ouderlijke macht.
Over de aanleiding of de oorzaak
voor laatstgenoemde wet is men het
wel eens. Thans is het namelijk
zóó gesteld, dat al willen liefdadige
menschea zich ook het lot aantrek
ken van geheel verwaarloosde kin
deren, de ouders en speciaal de
vader dit beletten kan en alzoo de
werking der zoo noodige liefdadig
heid verijdelen.
Maar komt men nu op het middel
tot wegneming van dit kwaad, dan
ziet men dadelijk het verschil.
Zijnde antirevolutionairen dan soms
bang om de overheid te laten ingrij
pen in de ellende der huisgezinnen,
en de schuldigen te beteugelen, waar
onmiskenbaar de toestand ontreddend
is? Wel neen, want wij gaan uit
van het beginsel, dat de overheid
het zwaard niet tevergeefs draagt,
maar dat zwaard heeft te gebruiken
tot straf van degenen die kwaad
doen. Maar tegelijk houden wij vas
aan het beginsel dat God in he,
huisgezin een zelfstandigen, eigen
kring heeft daargesteld, en dat dus
alle tuchtiging van overheidswege er
op gericht moet zijn om het bestaan
der huisgezinnen te
bevestigen.
De radicalen daarentegen, als zij
deze stof aanpakken, houden geen
greiuen in het oog, en vervallen
daardoor vaak van het eene kwaad
in het ander. Uitgaande om te be
schermen, eindigen zij vaak met
kerven en binden.
Hiervan gaf het Kamerlid mr. Fok
ker ons dezer dagen ook weer een
sprekend staaltje te aanschouwen.
Naast het aanhangig wetsontwerp
heeft deze anders lang niet onsnug-
beveiiigen en te
de Trouw van den Hugenoot.
gere volksvertegenwoordiger voorge
steld, in de wet te bepalen, dat de
ouders bevoegd zullen zijn „omtrent
de uitoefening der ouderlijke macht
regelingen te treffen," en dat zij
mogen afspreken, aan welke der
ouders de kinderen zullen worden
toevertrouwd. Is hierover onder hen
een blijvend verschil, dan kunnen
beide partijen of kan eens. der par
tijen den kantonrechter inroepen, en
deze zal dan niet slechts zedelijken
drang uitoefenen zooals tot hiertoe
de bedienaar van den godsdienst
dedenneen, hij zal beslissen, en
ook voor het vervolg de uitoefening
der ouderlijke macht mogen regelen
hij zal mogen vaststellen, dat de
ouderlijke macht voortaan ten aanzien
van één of meer der kinderen of
op/.ichtens alle kinderen uitsluitend
door één der ouders zal worden uitge
oefend ook zal de kantonrechter
daarbij het kind of de kinderen kun
nen raadplegen.
Volgens dezen voorslag zal dus
iemand buiten den huiselijken kring,
met slaatsiüacht bekleed, in het huis
de wet stellen, en zal een vreemde,
die niet de gevolgen heeft te dragen,
het systeem der opvoeding aanwijzen.
Daargelaten nu het onmogelijke
der uitvoering van zulke wetsbepa
lingen, moet de nuchtere denker zich
wel verbazen over zooveel aanma
tiging.
Zie, dat is nu niet de losliggende
teugels opnemen, die eer- en plicht
vergelen ouders uit hun handen
werpen, maar het is zich zetten aan
den huiselijken disch, tegen wil en
dank, evenals in kiem bij de leer
plichtwet voorkwam.
Zulk een dwang is dan ook in
een onzer christelijke bladen reeds
het vertoon van den staatsclerus, en
den kantonrechter in dit stelsel een
„nieuwerwetsche pastoor" genoemd.
Evenwel zijn wij nog niet zoover,
dat dergelijke voorstellen veel kans
van slagen hebben.
Wel scheen de Minister van Justitie
eerst denzelfden kant uit te marchee-
ren, en ook den kantonrechter veel
op te willen dragen ten behoeve der
huisgezinnen, doch invloedrijke Ka
merleden, liberalen en niet-liberalen,
hebben het onprachtische en onhoud
bare er van op zulk eene stellige
wijze betoogd, dat het ergste is
losgelaten.
Zoo b. v. is het voorstel, dat b
verschil der ouders over het bewil
ligen in het huwelijk van een minder
jarig kind, de kantonrechter de zaak
mag uitmaken, gewijzigd in Me be
paling dat voor minderjarigen de
toestemming van beide ouders ve -
eischt wordt
Na zeer uitvoerige discussie is op
17 dezer de wet, houdende nieuwe
regelen tot voorkoming van bedrog
in den boterhandel aangenomen, met
bijna algemeene stemmen.
Zulk eene wet was hoog noodig
onze landbouwers hebben daar groot
belang bij, want niets brengt een
bedrijf meer achteruit dan bet inmen
gen van valsche praktijken en ook
voor de gebruikers was zij zeer noodig
omdat de tot hiertoe bestaande be
palingen lang niet genoeg steun
boden bij het zoeken naar zuivere
natuurboter.
Volgens deze wet nu zal er eene
meer in het oog loopende afschei
ding komen tusschen de uitstalling
van echte boter en namaaksels.
Ook zullen er botervisiteurs wor
den aangesteld.
In een onzer volgende nummers
hopen wij er meer van te melden.
IN HOC SIGN O VINCES
Deze Courant verschijnt eiken Trijdag.
Abonnementsprijs per driemaanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 cent per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die aij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 nar.
Alle staikkesi voor de Mtedaclie bestemd, Advertemtiësa eia verdere Administratie fragaeo toe Ie zenden aan den Uitgever.
Ouderlijke eaacSit.
FEUILLETON.
KTAEE BE BLAIHEÏULE,
6)
Hoe lang zij daar zoo gelegen had, kon de
gravin niet zeggen. Toen zij weder bij haar
bewustzijn kwam, voelde zij allereerst dat zij
op een vochtigen, inuii'en grond lagen nu
kwam al spoedig de herinnering aan datgene
wat aan hare onmacht voorafgegaan was aan
de zonderlinge, vreeselijke gedaante, die zij
gezien had. Weder dreigde haar bij deze ge
dachte de moed 'e ontzinken maar de heilzame
gewoonte, die zij aangenomen had, zich ieder
oogenblik te herinneren, dat God de Heere
in hare nabijheid was, kwam haar te hulp.
Ja, Hij was bij haar, of zij in den helderen
zonneschijn zat midden onder hare vrienden,
of dat zij een geheimzinnig wezen tegenover
zich zag in de duisternis Hij was haar Heere
lil die dagen, toen de Evangelische leer bij
vernieuwing onder de volkeren doorgedrongen
was, werkte het geloof als een brandende,
levende macht op de harten en geesten der
geloovigen, gelijk een levensdrank, die de
martelaars op den brandstapel en de doode-
lijk gewonde soldaten op het slagveld ver
kwikte. Deze levensdrank had reeds menige
schuchtere vrouw tot een heldin gemaakt
hij deed zijne wonderbare werking thans ook
bij Constance de Blaneheville. Zij had zich
immers vrijwillig, ter wille van de heilige
zaak des Heeren, op dezen gevaarlijken weg
begeven, en ook om de wille van haren man
Deze gedachten richtten haar wonderbaar op,
zoodat zij tot het besluit kwam, moedig voor -
De rakkei moest zonder twijfel in de
nabijheid liggen zij zocht op den tast al om
zich heen en had haar spoedig gevonden. Aan
middelen om haar weder aan te steken, ont
brak het haar ook niet, en weldra was zij
weder op de been, terwijl zij de fakkel hoog
boven haar hoofd hield. Nergens was iets van
de schrikwekkende gedachte te zien, en daar
door werd zij moediger en ging zij met vaste
schreden voorwaarts, terwijl zij zeide //Mijn
God, die God, die mijn goeden ouden vader
op zoo menig slagveld behoed en mij op al
de wegen mijns levens begeleid heeft, zal mij
ook thans beschermen!// Een poos liep zij zoo
voorwaarts, zonder dat zij iets bijzonders
opmerkte toen zij aan de plaats kwam, waar de
gang zich in tweeën splitste. Daar haar geest
deels door de vooralgegane onmacht, deels
door haar angst en vrees een weinig verward
was, sloeg zij den verkeerden weg in en ging
zij rechts in plaats van links. Nadat zij een
poos voortgeloopen was, kwam het haar
plotseling voor, dat zij niet op den rechten
weg was en juist wilde zij omkeeren, toen
zij vlak voor zich een lichtschemering bemerkte.
Vol verwondering en vreugde vroeg zij zich
af, of zij wellicht reeds een deel der vesting
bereikt had, en liep zij in die hoop goeds
moeds nog eenige schreden voorwaarts. Plot
seling verbreedde zich de gang en stond zij
in een tamelijk groot, overwelfd vertrek. Het
scheen een soort van voorraadskamer te zijn,
want zij zag er wijnvaten en meelzakken en
vele andere provisiën. Eer zij echter tijd had
om alles nauwkeurig te bezien, werd haar
aandacht afgeleid door een licht gedruisch
in hare nabijheiden toen zij zich snel om
keerde, stond daar voor haar, met een licht
in de hand, welks schemering zij een oogen
blik geleden gezien had, de lange gedaante
met den witten baard.
Hare eersle gedachte was aan de vlucht
maar onmiddelijk daarop besloot zij tot een
edeier wijze. Zij vatte het kleine Testament
aan, dat op haar hart rustte, zooals een sol
daat zijne wapens ter hand neemt, en verzocht
den man vriendelijk en deemoedig om zijne
bescherming. Plij staarde haar in 't eerst drei
gend aanmaar de dappere vrouw bleef stand
vastig voor hem staan en herhaalde haar
verzoek, waarbij hare heldere, zuivere stem
als een engelenharp door de gewijde ruimte
weerklonk. Toen sprak de man met zware,
bijna holle stem //Trouw waarom zijt gij
hier gekomen Als het uw voornemen is, mij
te verraden, is uw leven niets meer waard,
dan dat wegbrandende licht in uwe hand
Do morgenschemering van een stormach-
tigen dag baande zich een weg door de ven
sters der vesting, die door den graaf de
Blaneheville en zijne kleine, dappere schaar
tot dusver bezet was. De gewone soldaten dei-
bezetting hadden zich, behalve diegenen welke
als schildwachten dienst deden, ter rust be
geven, afgemat dooi de inspanning en door
het gebrek aan voldoende voedsel. Eugéne de
Blaneheville echter had zijne officieren tot een
korten krijgsraad in een grooter vertrek der
vesting bijeengeroepen, meerendeels oude
veteranen en snorrebaarden, bejaard genoeg
om de vaders van hnn jongen aanvoerder te
kunnen zijn, en die reeds in menigen strijd
voor het geloof hadden medegevochten.
De toestand der kleine bezetting was wan
hopig zij was ingesloten door een belegerde
macht, die veel talrijker was dan zij zelve
De nieaiwe boterwet.
De Doriogr.
De eene droevige tijding volgt op de
andere. Mafekingontzet, een commandant
Botha gevangen genomen, een ander com
mandant De Wet in onderhandeling met
Roberts om zioh over te geven, generaal
Snijman met zijn troepen zich overgegeven
aan de Engelschen, Buffer op het punt
staande in Transvaal te vallen, Roberts
van daag of morgen de Vaal over trek
kende.
Kan het erger Intusschen, al mag het
ernstige van den toestand niet verheeld,
zoo kan toch op enkele omstandigheden
gewezen worden, die in staat zijn om den
toestand als nog niet volstrekt hopeloos te
beschouwen.
Het telegram van Daily News, dat de
gansche strijdmacht der Boeren bij Ma
feking, met kanonnen en al, door de Rooi-
neks zou zijn overmeesterd, is gelukkig
niet bevestigd.
Het klonk ook al te dwaas. Maar we
willen niet verhelen, dat het echec der
Boeren aan de Westgrens ons overigens
ernstig genoeg dunkt. Mafeking ontzet,
en voorts Eloff met meer dan 100 man
door de Engelschen gevaügen genomen
na een zwaren strijd, het is een tgding,
die teleurstelling bij alle Boerenvrienden
wekken zal.
Naar men thans uit Kaapstad meldt,
bestond de ontzettingacolonne uit 2300
man der Zuid-Afrikaansche „Light Hor-
se" der »Imperley Yeomanry" en der
»KimberIey Horse" onder bevel van ko
lonel Mahon, die zich in Soedan onder
lord Kitchener onderscheidde.
De colonne verliet Kimberley den 4den
Mei en nam haren weg ten westen van
de spoorlijn. Zij was vergezeld van vier
kanonnen der rijdende artillerie, twee
pom-poms" en twee Maxims, Voorts van
55 wagens met levensmiddelen en am-
hare voorraad levensmiddelen was nagenoeg
uitgeputzij hielden het er voor, dat de
Koningin en hunne vrienden te Pau niets van
hun benarden toestand wisten en zioh derhalve
ook niet haasten zouden om hun hulp te
zenden. Uit dien hoofde sprak de graaf met
den kalmen, vasten blik van een Christelijk
soldaat tot zijne officieren//Hedenavond
zullen wij bij zonsondergang een uitval doen
en ons of een weg door den vijand heen banen,
of als ware strijders voor de zaak des Heereu
met liet zwaard in de hand en met den oor
logskreet Zijner heirscliaren op onze lippen
sterven
//De vesting zal een kostbaar stuk voor de
papisten worden, waarvoor zij hunne heiligen
danken zullen sprak een der oude mannen
op somberen toon. //Dan hebben zij den berg
pas naar Spanje veilig en wel in hun bezit,
en. kunnen zij met den Spaanschen koning
en zijne Jezuieten ons onheil genoeg berok
kenen en rustig en wel uit- en intrekken O,
dat wij de middelen konden vinden om hen
tegen te houden.!//
//Waren wij maar met provisiën voor een
langduriger belegering voorzien zeide een
ander der helden, //dan konden wij de sterkte
tot Kerstmis even veilig bewaren als de eere
dames van koningin Johanna hare juweelen
//Wij moeten den vijand met een minder
heid van één tegen vijf tegemoet gaan//, zeide
een derde der veteranen, die naast den graaf
zat en op dezen zijne blikken richtte, welke
eene bijna vaderlijke liefde verrieden.
//Hoe 1 wilt ge onze vijanden tellen,Bourgon,
mijn oude vrieud vroeg de graaf, terwijl
hij zich naar zijnen kant keerde. //Dat was
toch uwe gewoonte niet in vroeger dagen,
toen ik nog op uw schoot zat en gij tot mij
placht te zeggen, dat een echt soldaat even
vroolijk den slag tegemoet gaat als een meisje
den dans
//Neen, graafik dacht bij die woorden ook
niet aan mijn oud, met iitteekenen overdekt
lichaam, maar// voegde hij er zachter bij
//aan uwe jeugdige mannenkracht, die nog zoo
veel voor God en menschen zou kunnen doen,
en aan uwe beminnelijke gemalin en uwen
kleinen knaap!//
//Wat er ook van komen moge, Constance zal
het als eene dappere discipelin des Heeren en
als de vrouw van een soldaat dragen!//
antwoorde Eugène, schoon niet zonder een
lichte trilling zijner lippen toen hij den naam
zijner vrouw uitsprak. //Wanneer ik val, zal
zij onzen jongen de geschiedenis van zijnen
vader verhalen en hem leeren, zijn voorbeeld
te volgen.
//Inderdaad//, riep de oude Bourgon, men
kan haar waarlijk geen kruidje roer mij niet
noemen zij is niet zooals onze zwierige dames
halfkant, half suiker. Ik herinner mij nog zeer
goed den dag, waarop men den baron de
tijding bracht, dat hem een dochter was ge"
boren, toen wij in de tent zaten en des anderen
daags een veldslag verwachtten. Toen zeide hij,
dat men haar zoo moest opvoeden, dat zij
de bruid van een soldaat en de hulpe van
een Christen zou kunnen worden.//
//Zie eens, hoe de wind die tapijten daar bo
weegtsprak de graaf, terwijl hij naar een
plek van den wand tegenover hem wees.
//Ja, het is een stormachtige ochtend//zeide
een der officieren //het is of de berggeesten er
weer een nacht van willen maken.//
//En nu, mijne heeren riep de graaf, op
staande, ieder opzijn postWij zullen heden
(Slot volgtj