Vrijdag SO^April 1900, Antirevolutionair Vijftiende Üaarg. No. 757. Orgaan v®or de Zuidholland *chc en Zreuwsche Eilanden. IN HOC SIGN O VINCES BIJVOEGSEL. FEUILLETON. CONSTANCE DE BLAIHEYILLE, T. BOEKHOVEN. Bij dit nummer be hoort een Overeenkomst en tegen stelling. Scheuring- onder de roomschen. g-iiigen. Studen lenstraf Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 8,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. - -- - UITGEYER: HOmMEM.imi.IH Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 cent per regel. Roekaankondiging 5 Cent per reg6l en V3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die 29 beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 nar. Alle stukfeeii voor de Ked&etie toestemd, Adverteïitiën en verdere Administratie traiico toe te zenden aan den Uitgever. Het verdient opmerking, dat Prof. Fabius, onlangs in zijne te Rotterdam gehouden lezing over „den vrijzinni gen Staat" er nog eens &an herinnerd heeft, dat onze antirevolutionaire partij aanrakingspunten heelt met conservatieven en oud-liberalen zoo wel als met radicalen en socialisten, maar dat zij, wat haar beginselen aangaat, steeds staat en blijft staan tegenover al de schakeeringen, van de partijen, die uit de Fransche revo lutie van 1789 zijn voortgekomen. Dit verdient opmerking, zeiden wij, omdat, wanneer onze partij bij de stembus, bij herstemmingen, of bij het stellen van amendementen in de Ka mer, steun geeft aan andere partijen, en al gauw gezegd wordt door sommi gen hoe kan dat nu goed zijn, hoe is dat met beginsejtrouw te rijmen In zulk eene vraag ligt dan de veronder stelling opgesloten, dat geen enkel voorstel van liberale zijde goedkeuring verdient, of dat slechts eene enkele fractie, de radicalen b.v. iets goeds aan te bieden heeft. Toch is zulk eene meening sterk overdreven, want in het formeele is er met alle partijen wel wat uit te richten. Doch onze politieke strijd geldt steeds de hoofdrichting van het streven. Vandaar ook het verzet onzer partij tegen het allemanskies- recht, tegen de dienstvervanging in het leger, tegen den leerdwang, tegen de vaccinedwang, enz Maar dat neemt niet weg, dat wij het in onderdeelen van de wetgeving met andersoortige partijen best op een accoord kunnen gooien. In het maatschappelijk leven, in den handel enz. doen wij immers evenzoo Het stemmen van Dr. Schaep- man voor de leerplichtwet schijnt de gemoederen van vele zijner ge- loofsgenooten nogal in beweging te houden. De Hollander verzamelde hieromtrent hetgeen volgt. In de Maas- en Roerbode leest men „Een scheuring in onze Katholieke gelederen is in zich een betreurens waardig verschijnsel en wie erplichtig „aan is, draagi een zware verantwoor delijkheid. Maar zij schijnt nu eenmaal „niet te vermijden, wil men een totale „verwarring in den boezem onzer partij „voorkomen. Het zou ons daarom ten „hoogste verwonderen, indien niet spoe dig reeds de bestaande crisis tot een „nieuwo partijgroepeering aanleiding gaf. „Wat wjj dienaangaande van vertrouw bare zijde als een stellig plan boorden „aankondigen, zai dan ook binnen niet „al te langen tijd wel een feit zijn. Treu- „rig voorzeker, maar van twee kwaden „dient men het minste te kiezen." „En de Noord- Brabander voegt ei „iets bij dat een voorstel tot uitbanning „inhoudt „Wij zouden over deze z-ak nog „dere meededoelingen kuiin. (.02 „achten daartoe den tijd i.og niet gei „uien. Laten we de hoop uitspreken, dat „tieigeeu thuna iu den boezem onzer „partij wordt afgespeeld niet zij een „scheuring iu de gelederen, maar dat „het zich begrenze tot de uitsluiting van „een enkele die naar jarenlange onder binding getoond hoefi, jammer genoeg „niet te passen in het pirtij ver band noch „als leider nog als gew ion lid." „Die enkele zal wel. Dr. Schaepman »?ün- „Inmiddels is het Centrum bezig om „met zorg bijeen te garen wat in de „r.-k. partij in mindere of meerdere mate „hulde brengt aan de houding van den „man, die in zijn goede politieke dagen „werd genoemd de dichter-staatsman. „tiet blad schrijft: „Wij merkon hier op, dat in zake „leerplicht aan de zijde van het Centrum „staan, minstens drie organen in het „Aardsbisdom: de Katholieke Groninger „de Over-Betuwe en het Weekblad voor Oldenzaal „Voegt men hierbij den oud-hoofdre- „dacteur van de Nieuwe IJselbode, pa- „stoor Braam, mgr. dr. Andereas Jansen xbeiden lid van het hoofdbestuur der „Sint-Lebuinusvereeniging, de groote „meerderheid der katholieke onderwij zers, die zich allen min of meer ten „gunste van leerplicht hebben uitgespro- „ken, alsmede buiten het Aardsbisdom „den Nieuwen Koerier, met den oud gediende, ook voormalig hoofdredacteur „vaneen katholiek blad, dan zal men toch „moeilijk kunnen volhouden, dat het „Centrum in de leerplichtkwestie alleen „staat. „Wat trouwens niet minder uitkwam „door de stem van 2 invloedrijke afge- vaardigden, als Dr. Schaepman en „Mr. Kolkman. „Waar wij ons in zulk goed gezelschap „bevinden gevoelen we bij lange na zelis „geen lust om den treurzang aan te hef fen Einsam bin ich, nicht alleine „Vergissen we ons niet, dan had het „Centrum in 1891, bij de Legerwet-Ber- „gausius noch een grooter lijstje en ook „bij de kieswet-Tak in 1894. Toch bleek „bij de stembus, dat de overgroote meer derheid der roomsch-katholieken zich „tegenover Dr. Sclmepman stelde." «9oiige§Issg*§vereeaiiI- >p <le a.s. Bondsdag der Gerefor- i-- Jongelingsvereenigingen zal r.t gt discüréieerd worden over de ver houding van deze vereenigingen tot de kerk, en ter inleiding van zulk een debat heeft men den heer Do cent Biesterveld te Kampen verzocht om er eens eene brochure over te schr ;ven. Aan dit verzoek is voldaan. Na eene historische uiteenzetting van het bestain der Jongelingsvereeni gingen handelt de heer B. over de taak der kerk en die der Jongelings- vereenigmg en over hare onderlinge verhouding. Gelijk voor Gereformeerde lieden wel bijna vanzelf spreekt, is die ver houding geen andere, dan dat de vereeniging harerzijds zooveel moge lijk bijdraagt tot de vorming en ver heffing van het leven derJongelin gen dat zij de door God gewilde machten en instellingen, dus ook de kerk erkenten het toezicht der kerk op prijs stelt, en dat ander zijds de kerk het aan de vereeniging niet moeielijk make en haar toezicht alleen late gaan over het consessi- oneel karakter van de vereeniging. Uit den aard der zaak is dit be scheid helder en onwedersprekelijk. Dat aanhangers van dezelfde belij denis elkaar opzoeken, aan elkan ders welzijn arbeiden en zich, soort bij soort, alzoo ook jongelingen met jongelingen, zooveel doenlijk voor nuttige doeleinden vereenigen, is noodig en goed, en geheel in den geest der H. Schrift. De kerk kan niet anders dan dit toejuichen. Want het is eene der vele wenschelijk te achten hulpmiddelen voor het otga> nisch leven der kerk. En gelijk de kerk belang behoort te stellen in het leven van elk lid afzonderlrjK, zoo heelt zij ook acht to slaan op elke groep of vereeniging van leden. Met de iustituaire zijde der kerk heeft zulk eene groep echter niet verder te maken dan dat de leden der vereeniging aan tucht onder worpen zijn, ook voor hunne han delingen in de vereeniging, eene hulpinrichting voor het instituut der kerk is de vereeniging niet. Onze lezers zullen zich nog wel iets herinneren van de schandalen, die er bij de jongste „ontgroening" van stu denten te Utrecht voorvielen. Een paar nieuwelingen werden zoo deerlijk mishandeld, dat de Burgemeester er bij gelegenheid zijne ernstige afkeuring over uitsprak en dat de rechter er aan te pas kwam. De officier van Justitie vroeg enkel beboeting voor den slimsten boosdoe ner f 150 |en voor den tweeden 50, Dit eischen van enkel boete zonder gevangenisstraf wekte hier en daar een onbevredigd gevoel, en deed de N. Prov. Gron. Crt. de vraag opperen of er soms een apart strafwetboek is voor studenten en voor metf-studenten daarbij herinnerend aan hetgeen aan Mr. Troelstra, aan een driftigen on derwijzer, aan Scheper en aan vech tende werkstakers overkwam. De rechtbank zelve heeft echter de zaak harder aangepakt, en een der baldadigen, nog wel een adellijk jong- mensch, tot zes dagen gevangenisstraf veroordeeld. BESPOTTELIJK GEMAAKT. Vanwege de afdeeling Onderwijs te 's Gravenhage is aan de ouders, die hun kin deren niet op zesjarigen leeftijd naar school hadden gezonden, een oproeping gezonden om voor die afdeeling le verschijnen. Een van de, vaders, die een dergelijke oproeping ontvingen, zond aan Burgemees ter en Wethouders het volgende schrijven, dat bedoelt de voeding en kleeding der kinderen vanwege de gemeente (art. 36 der Leerplichtwet) bespottelijk te maken. Om der curiositeits-wille nemen we het hier woordelijk op 's Grarenhage, 30 Maart 1900. Ds reden waarom mijn zoontje Johannes Antonius Alphones nog niet ter school gaat, is ik eerst zekerheid wilde hebben de kinderen al dan niet gevoed en gekleed zouden worden door den //Staat" en daar nu door de stemming in de Tweede Kamer de mogelijkheid daarvoor is opengesteld, zal ik, zoodra de Gemeenteraad alhier het initiatief neemt tot bovenbedoeld mijn zoon tje ter school zenden, niet twijfelend of de intellectueel zoo hoog ontwikkelde vroedschap zal zeker een desbetreffend voor stel bij acclamatie aannemen. Echter verzoek ik beleefd bij inwerking treden der kindervoeding en kleeding, mij een menu te zenden der te verstrekken voeding, opdat ik u kan mededeelen van welke spijzen hij 'tmeeste houdt. (Hij eet bv. liever soep, getrokken van kalfsvleesch en balletjes gehakt, dan van Bovril extract). Ook verzoek ik beleefd mij dan tevens een colletie stalen te zenden opdat mijn vrouw en ik kunnen kiezen van welke stof wij een costuum willen hebben, mijn vrouw vindt »cheviot zeer mooi, (liefst donker blauw) doch ik geef de voorkeur aan fijne Diagonaalenfin doe er van beide genre 's maar verschillende stalen bij echter moet ik u namens mijn vrouw be leefd verzoeken bij eventueele voeding nauwlettend toe te zien dat de kleine Jo hannes Antonius Alphones zich niet ver slikt, want hij is inderdaad een beetje gulzig, en indegestie zou er het gevolg van kunnen zijn, daarom is oppassen de boodschap, ook heeft hij de gewoonte na den maaltijd, ter overtuiging hij zich te de Trouw van den Hugenoot. 2) Een prachtige maneschijn bestraalde de schoo- ne omstreken van Pau, en wijd en zijd schitter den in dat zilverwitte licht de besneeuwde top pen der Pyreneën. En in de wisselende scha duwen der hoornen, welke op den straatweg stonden, die naar het gebergte leidde, reed op een klein, roodbruin paard eene eenzame vrouw voort, met een breedgeranden grijzen hoed op 't hoofd, gekleed als de burgervrou wen uit dien tijd. Niets aan haar deed bespeu ren dat zij eene vrouw van hoogen rang wasde gravin Constance de Blancheville. Toen zij weinige uren te voren van de Koningin de mare vernomen had, in welk een groot gevaar haar man verkeerde, was er een onuitsprekelijke angst over haar hart gekomen, maar tevens ook de gedachte //Zou ik hem dan niet kunnen redden, en tegelij kertijd die voor het volk des Heeren zoo kostbare vesting?// En deze gedachte was bij haar krachtig, doortastend karakter al spoe dig een onwrikbaar besluit geworden. Was er voor eene liefhebbende en geloovige vrouw wel iets grooters en heerlijkers denk baar, dan haar leven voor haren man en ha ren God te wagen? En welke grootere blijd schap liet zioh denken, dan het gelukken van dit waagstuk? En waartoe zou God de Heere haar dit denkbeeld in het hart hebben gegeven, als Hij niet wilde dat zij het ten uitvoer zou brengen? Gewisselijk zou Hij, voor wiens aangezicht zij van der jeugd af gewandeld had, haar wel behouden door alle gevaren heenleiden. Dat alles was haar als een lichtstraal uit den hooge door de ziel gegaan terwijl zij voor de koningin stond, en zij was juist van plan geweest hare gedachten onder woorden te brengen, toen zij ze plotseling terughield. Zij wist dat Johanna eene vrouw van kalmen en omzichtigen aard was, die zulk een waagstuk zeer beslist afraden en misschien ook wel verbieden zou. Daarom had zij gezwegen en schielijk afscheid genomen; zij wilde haar plan nog biddend overleggen, eer zij met de uitvoering een aanvang maakte. Dit deed zij dan ook in hare woning, nadat zij haar kind aan zijne verzorgster had toevertrouwd. En nu -begon haar plan haar hoe langer hoe min der gewaagd of onmogelijk voor te komen. Zij had van haren krijgshaftigen vader grooten moed, een buitengewone wilskracht en kloeke vastberadenheid geërfd meer dan anders wel bij vrouwen het geval pleegt te zijn. Zij had bovendien een groot deel harer jeugd daar in de gebergten, in de nabijheid der bedreig de vesting doorgebracht en kende er ieder voeipad, iederen afgrond. En dit haar ver blijf in de vrije natuur had hare aangeboren onversaagdheid nog vermeerderd. Bovendien woonde hare oude voedster Marie in een buisje dichter bij den voet van den berg dan de bedreigde vesting, en binnen den tijd van een paar uur zou zij daar te paard wel kun nen komen. Ja, hare oude voedster, met kaar helder verstand en haar gezond oordeel, die zooveel van het Christelijk bewustzijn in haar eigen hart geplant had, toen zij in hare jeugd aan hare zorgen was toevertrouwd, en haar zoogbroeder Peter, Maria's zoon, zouden haar wellicht bijstand kunnen verleenen. En zoo rijpte haar plan schielijk, onder een vu rig en hartgrondig gebeden Constance was er de vrouw niet naar, dat zij een eenmaal opgevat denkbeeld zoo gemakkelijk weder had losgelaten, wanneer er zich moeielijkhe. den voordeden. Na kort maar rijp beraad wilde zij zich reeds dienzelfden nacht op reis begeven, eer de Koningin tijd zou hebben om haar de reis te beletten, en ook omdat kaar rit des nachts, als er geen menschen op de wegen waren, minder in 'loog viel. Toen iedereen in hare woning zich ter ruste begeven had, kleedde zij zich ijling» aan, stak ook nog een klein Nienw Testament in den zak, dat zij altijd bij zich had, en voor geval van nood een korten, scherp geslepen dolk, een erfstuk van haren vader, en daarna sloop zij zachtkens de trappen af. Nog één moeilijk oogenblik: het afscheidde van haar dierdaar kind, dat zij nog een j vluchtige kus op het voorhoofd drukte en het in een hartelijk gebed den Heere over gaf. Daar stond zij nu in den door het maan licht bestraalden tuin, alles om haar heen was stil, geen dienaar bevond zich in de na bijheid om haar de behulpzame hand te bieden. Maar zij had in hare jeugd zelf haar rijpaard leeren zadelen en toen zij den stal binnentrad, wendden al de paarden, verwonderd over zulk een laat bezoek, hunne koppen naar haren kant, en haar telganger Bayard hinnik- e haar zachtkens het welkom toe. Spoedig f was alles in gereedheid gebracht, en de wei nige voetgangers, die haar in de straten te genkwam, zagen haar verbaasd na, zonder haar echter lastig te vallen. Ook de wacht aan de poort liet haar ongehinded doorgaan, daar zij het wachtwoord wisttoch keek de soldaat eens even met verwondering onder den bree den rand van haren grijzen hoed. Maar nu nu zij daar op den stillen, eenzamen straatweg voortreed, scheen er zich toch van tijd tot tijd in haar binnenste een zeker gevoel van angst te verheffen. Kon zij zich niet bij liet maanlicht in den weg naar hut harer Marie vergissen, en dan in een der diepe afgronden vallen, waarvan er hier in den omtrek zoovele waren? Doch al deze angsten verdwenen onder een vurig en kinder lijk gebed, en zij was te moede alsof met de heerlijke stralen der maan de belofte tot haar afdaalde: //Ik zal u niet verlaten of begeven.// En al joeg ook nu en dan het plotseling geschreeuw van een uil haar wel eens schrik aan, toch reed zij onbevreesd verder, totdat de bergen haar in hunne diepe schaduwen hulden. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1900 | | pagina 1