Vrijdag 25 November 1898. Antirevo In tionair Dertiende Jaargang No. 684. Orgaan tooi* lie Zuid-lloUandiPlie en Zeeuwsche Eilanden. Eerste Blad, IN HOC sign O VINCES T BOEKHOVEN. Alle sttakkesi voor tie Medaetie bestemd, Advertentlén ess verdere Administratie franco tee te sseaidea aan den Uitgever. Familieberichten, Dienstboden Alle andere Annonces iBsirgemeesicrs- beisoemiiag*. Gevaarlijke gaui^t. FEU1LLET0N. Eene Spookgeschiedenis. Dit nummer bestaat uit twee Bladen. Deze Courant verschjnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. UITGEVER: SOJflMELSOiJK. Advertentie» 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 ceut per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en V3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. Voor alsmede aanvragen of aanbiedingen van en voorts die bestemd zijn voor een groot betrouw baar publiek, worden de advertentieko lommen van die blad,dat door het gansche land verspreid ia, ten zeerste aanbevolen. Men zie de uiterst billijke conditiën, aan 't hoofd vermeld. Tot Donderdagmorgen worden ad- vertentiën voor het eerstvolgend No. aangenomen. Reeds lang was bet onze wensch in dit blad de studie ter sprake te brengen, waarmede de heer H. W. Hovy zijne intrede deed in den kring der rechtsgeleerden. Thans is ons daartoe de gelegen heid gegund. Wij bedoelen zijn werk getiteld: Burgemeestersbenoeming", hetwelk voor den prijs van slechts f2,— te koop is by eiken boekhandelaar, en dat wij zeer ter lezing kunnen aanbevelen aan allen die grondig willen oordeelen over de inrichting van het gemeentelijk bestuur. De firma Böveker Wormser zorgde voor een netten vorm en een helderen druk. Gelyk de titel aanwijst handelt dit boek over de regeling der burgemees tersbenoeming eene zaak die niet slechts voor de groote steden, maar ook in de kleinere gemeenten van grooten invloed en vaak van ver reikende gevolgen is, ja die in de kleine plaatsen van te meer betee- kenis wordt, naarmate het hoofd der gemeente minder omringd is door mannen van kennis en ontwikkeling, die de belangen der gemeente kunnen bepleiten. Yoor ditmaal bepalen wij ons tot het geven van een kort overzicht van het geheel. Aanleiding tot deze studie gaf het feit, dat in ons land tegenwoordig het werk der burgemeestersbenoeming is geschoeid op revolutionaire leest. Het zijn namelijk de beginselen der Fransche wetten, sedert 1789 uitgevaardigd, die daarin eene hootd- rol spelen. Zulk eene regeling is hier te lande ingevoerd in 1848 door de conser vatieve liberalen, die de volle vrij heid voor de gemeenten niet aan durfden, en de geestesrichting der plaatselijke burgerij onder Slaatsop- zicht wilden stellen. Thorbecke e i eenige andere liberalen wilden de gemeenten wel invloed geven op de burgemeestersbenoeming, maar de conservatieve stroom sleepte ben in andere richting mede. Intusschen werkte sedert lang en werkt nog het arari-revolutionaire be ginsel tegen dezen stroom in. Daar door is de wetgeving op dit punt ook tweeslachtig van aard. Het doel der antirevolvtionairen is, de gemeenten zeiven haar burge meesters te laten kiezen. Dit doel beeft èn principiëele èn bureaucra tische tegenstanders. Het wordt lijde lijk tegengewerkt door de hoogere ambtenaren en de sleurvaste Staats lieden en meer werkdadig door de verbreiders van de leer der Staats- almacbt en de bestrijders van den goddelijken oorsprong van bet recht. Groen van Prinsterer en Dr. Kny- per hebben lang aangedrongen op meer zelfstandigheid voor de ge meenten. Volgens ben bezit eene ge meente eene eigen levenswet, een eigen afgebakend terrein, en mitsdien rechten en vrijheden, die onaantast baar zijn, wijl zij bij baar eigen levenswet behooren. Het spreekt vanzelf, dat in dit verband de burgemeester niet hoofd zakelijk da ondergeschikte van het Gouvernement en van den Minister mag zijn, maar in de eerste plaats moet passen bij den aard der burgerij. Thorbecke daarentegen wilde de gemeente vooral als onderdeel van den Staat beschouwd zien, en eerst daarna als een zelfstandig lichaam. De heer Sloet van Oldbuis, die eveneens nadruk legde op het heer- schen van denzelfden Staatsgeest in alle gemeenten, zeide ia 1864, dat onder de werking der gemeentewet als draaiorgel, de Minister de draaier is en de gemeentebesturen de dansers. In het eerste hoofdstuk van Mr. Hovy's boek wordt eene schets ge vonden van de wijzen van burge meestersbenoeming in ons land in deze eeuw. Eerst de geschiedenis van de bepaling van art. 143 lid 5 der Grondwet 1), volgens welke sedert 1848 de voorzitter van den gemeenteraad door den Koning be noemd wordt en ontslageneene bepaling, die niet was opgenomen in de grond wetten van 1814 en 1815, en waarin de Staatscommissie van 1883 eu de hh. Van Kerkwijk, Van Houten M. Mackay en Schaepman te vergeefs poogden bij de herziening in 188 7 verandering te brengen. Vervolgens bespreekt de schrijver de bepalingen, die onder de grond wet van 1813 tot 1848 (1851) golden. In de bepalingen der ge meentewet, die op de burgemeesters benoeming betrekking hebben, be nevens het voorstel-Van KerKwijk. in 1879/80 behandeld, strekkende om den Koning te doen benoemen uit een door don gemeenteraad op gemaakt drietal. In de twee volgende hoofdstukken zet de heer Hovy uiteen, hoe in ons land vóör 1795 en in de buiten- landscbe wetgevingen de zaak werd geregeld. Daarna is een slothoofdstuk gewijd aan eene schets van de wijze waarop de tegenwoordige wetsbepalingen kunnen gezuiverd worden van de revolutiebeginselen. De schrijver ontveinst zich niet, dat zijn wensch nog lang onvervuld zal blyven. Daaraan staat ook de publieke opinie te veel in den weg. Men heeft geen oog voor bet orga nisch karakter der gemeente. Toch wanhoopt bij niet aan voor uitgang op den door hem aanbevolen weg. Ook met het oog op de prac- tijk in Daitschland raadt bij aan in deze zaak te blijven volharden. Nadere bijzondstheden uit het hier geciteerde boekwerk hopen wij later ter sprake te brengen. In den Amsterdamsehen gemeen teraad is onlangs het plan geopperd om de schoolbaden ook ter beschikking te stellen van de bijzondere scholen, en om aan deze scholen ook desver- langd geld uit te keeren voor „beloo ningen en eereblijken". Op zichzelf beschouwd heel aardig, zou men zeggen. Een bewijs, dat ten minste bij een deel der liberalen het geval van recht en billijkheid gaat meespreken, öf dat sommigen beginnen in te zien, d it zij alleen door Verbetering van hun houding tegenover andersden kenden nog wat op bet kussen kun nen blijven. En toch heeft het aannemen van zulke school baden en gelden voor school prijzen zyn bedenkelijke zijde. Het eerstgenoemde omdat bet geheel tegen de beginselen der anti revolutionairen ingaat van de Over- beid te laten zorgen voor het geven van baden of wasschingen aan de schooljeugd. Natuurlijk behoort dit met tal van andere opvoedingsmiddelen tot bet werk der ouders. En de uitdeeiing van schoolprijzen is een soort franje, die voor de openbare kassen te hoog in kosten kan loopen, en die daarom eer be perking dan uitbreiding behoeft. Waakzaamheid in dit opzicht is dus zeer aan te bevelen. Ook in andere gemeenten kan men er zich aan spiegelen. Onder eene gemengle burgerij is met gelijke verdeeling van ge'd alleen geen rechtsgelijkheid te verkrijgen. Onafscheidelijk behoort hierbij be perking van Overheidszorg en Over- heidsbekostiging, waar het de toe passing van tegenstrijdige beginselen betreft. W olkeren der /Marde. FK S,ATïiISS.5M. DE DREYFUS - ZAAK. Zaterdag stond in enkele Fransche bladen het bericht, dat een viertal mi nisters zouden confereeren over hetgeen terzake van Dreyfus moest gedaan wor den. Dat klonk erg vaagmaar als het waar was, dan zoo mocht men ver- EEN DORPSVERHAAL. 5) „Wat is dat! o, watisdat?"fluisterdezjj. Zelfs Ferdinand, die toch van nature niet schrikachtig was, werd een weinig bleek. Hij gaf geen antwoord, maar luis terde scherp toe. Buiten, vlak 1-aDgs de heining, boorden zij duidelijk voetstappen. Van wie konden die zijn Wie kon in zulk een middernachtelijk uur nog iets op zulk een afgelegen plaats te doen hebben Alle mensehen sliepen immers Of be drogen zij zich P Neen,* zij hoorden zelfs daarbuiten eeiiige lieden op gedempten toon met elkander spreken en zelfs nog eenig ander geluid, dat van het rammelen met iets dat als metaal klonk, drong tot hunne ooren door. „Iubrekers I" ..stameIdeBetEy,opden- zelfden angstigen, fluisterenden toon, en zelfs haar lippen werden Bpierwit. Het geluid van stemmen, van voetstap pen, van het rammelen van sleutels of van een ketting, of van iels dat daarop geleek het was zoo verdacht mogelijk. Kon het misschien een grap zijn van den een of ander, die hen aan het schrikken wilde maken Maar dat kon niet, want een ieder moest denken dat het gezin van den predikant op zulk een laat uur reeds ter ruste was. En geen van de eenvoudige, trouwhartige landbe woners zou het in het hoofd krijgen, om zulk eeoe lage grap uit te voereD. Neen, inbrekers moesten het zijn Hadden zij niet eenige weken te voren in de Prov. courant gelezen, dat in de naburige stad eene bende inbrekers aan het werk was geweest Het waren wellicht dezelfden. Nu, zij hadden geen woning, beter ge schikt voor hun doel, kunnen uitkiezen dan de afgelegen pastorie, En, o wee zij waren slechts met hun drieën in huis één man en twee bevreesde vrouwen, op wie in tijd van nood niets te reke nen vielAan bijstand van buren was ook niet te denkengeen angstge schreeuw, geen hulpgeroep zou kunnen b itenten eerste omdat de dorpelingen &1 te ver weg woonden, en ten tweede omdat deze ongetwijfeld veel te vast sliepen. En wie kon het zeggen, hoe groot het aantal dieven was Er konden in den tuin nog wel kameraden verscholen zijn, die zich gereed hielden om hulp te verleenen, indien er tegenstand ge boden werd. En dieven zouden er ook niet tegen op zien .om een moord te be drijven, indien dat in hunne oogen moest geschieden tot eigen veiligheid of tot het wegvoeren van het geroofde. De vreeseljkste tooneeleu zag Betsy in dat ééne oogenblik voor het oog van haren geest verrijzen. Gelukkig dat Ferdinand kalm bleef en haar een weinig gerust wist te stellen. Indien hij dat niet gedaan had, dan ware zij schier van schrik bezweken. Nog altijd stonden de echtgenooten, hunne ooren spitsend^, elkander aan te st iren, totdat Ferdinand besloot eenige meerdere hoogte van de duistere zaak te gaan nemen, ten minste voor zooveel hem dat mogelijk was. Maar op datzelfde oogenblik stoof Janna, de dienstbode, die anders gewoon was beleefd aan te tikken voordat zij binnenkwam, de kamer in. Evenals hare meesteres, was ook zij ten zeerste ontsteld. In de eerste minuut kon zij geen geluid geven; het scheen dat de schrik haar spreekorganen tijdelijk verlamd had. Eindelijk verbrak een plechtig en re gelmatig geluid de angstige stilte. De kerkklok, die zich niet bekommerde om lief of leed, om rust of onrust van eenig sterveling in de verte of dichtbij, noch om dieven of voor dieven bevreesde men sehen, liet in dat oogenblik langzaam en plechtig hare twaalf heldereslagen hooren, Ademloos luisterden allen naar die laatste stem en prediking van het verloo- pen jaar. Hoe geheel anders had men zich voorgesteld het oade jaar in het nieuwe te zullen vieren 1 Hoe was in weinige minuten de gemoedsstemming veranderd Toch bracht het geluid der klokslagen in ieders hart een heilzamen ommekeer te weeg. „Kom riep Ferdinand uit, „hoe kunt gij zoo bevreesd zijn Is onze Hemelscbe Vader geen wachter, die niet sluimert noch slaapt; die onzen uitgang en ingang bewaard in alle eeuwigheid P Laat ons vertrouwen op dien almachtigen God, in Wiens hoede en liefderijke be scherming wj onze gemeente en ons buisgezin vóór eenige uren in de avond godsdienstoefening hebben aanbevolen en in Wiens Naam wij ook het nieuwe jaar willen intredeD. Zoo Gtod ons heil en schild wil wezen, "Wat zal een nietig mensch ons doen? Zonder Zijnen wil kan niemand ons een haar van het hoofd krenken. Betsy begon een weinig meer moed te krijgen zulk een woord had zj juist van noode. Daar z j van nature zeer practisch was, begon zij zelfs plannen te beramen voor de algemeene veiligheid. De vast beraden houding van haren echtgenoot vuurde ook haar aan. Janna kreeg, al snakkende naar adem eindelijk haar spraakvermogen terug en begon nu baar wedervaren te verbalen, waardoor zj de onrust ia het hart van hare mevrouw opnieuw deed terugkeeren. „Een spook!" hijgde zij, terwijl zij nog altijd beefde en rilde als een juffershondje: „een spook „Janna, zeg niet zulk een onzin sprak mevrouw Van der Bijl, eenigszins ver stoord. Zj vond de zaak veel tee.nstig, om haar in verband te brengen met het domme bijgeloof, dat bj de bewoners van Vossenburg en omstreken nog maar al te veel gehoor vond„Wij moesten liever met elkander beraadslagen, wat wij moe ten doen." „Wat wij moeten doen, och heden zoudt u iets willen doen riep Janna uit, op een ietwat beschermenden toon. Zj gevoelde toch een diep medeljden met de jammerljke onwetendheid barer me vrouw, „lieve zielWat zullen wj doen tegen spoken of tegen geesten Loop er liever vandaan, zoover als ge kunt. Wel, wel," en Janna schudde op bedenkeljke wjze met het hoofd, „wel, lieve deugd, tegen spokentegen spoken iets doen, wie heeft dat ooit gehoord P* Met de grootste verbazing en ontzetting staarde zj daarbj hare mevrouw aan, (Hord# vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1898 | | pagina 1