voor ile Zuid-llollandsclie en %eeuwsche Eilanden. Vrijdag 7 October 1898. Dertiende Jaargang No. 677. Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO VINCES Flacon met Zilveren slpt FEUILLETON. T BOEKHOVEN. Se verkiezing te Beekhorst. Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever: Joh. HE WIT, te bomme En nu No. 2Sgen Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 cent per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en k/3 maal. Bienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. Alle steikfeesa voor «5e Redactie Destemd, Advertenties es? ventere Administratie franc» toe Ie Kenden aan «Sen Uitgever. dniafiieüi of ^roatizuiil. Yaak is er reeds op gewezen in den laatsten tijd, dat, hoeveel ver schil van standpunt en richting er ook onder ons volk moge zijn, er althans éénheid is in het aankleven van ons Oranjehuis. En zeker dit is ook een verblijdend verschijnsel. Behoudens enkele uit zonderingen kan men naar waarheid spreken van eene algemeene Oranje liefde bij onze landgenooten. Maar dat neemt niet weg, dat de antirevolutionairen het koningschap als zoodanig geheel anders beschou wen dan de liberalen en de aan hen geparenteerde partyen. Dit verschil ligt uitgedrukt in de woorden „ornament en grondzuil''. De heer Van Mouten sprak een Ziet men een winkel die rijk is Aan goud en zilver, elk van pas, 't Is bij heer Hartogs Elias. Hij repareert zoo als 't behoort Elk ga er heen, en zegt het voort. Sommelsdijk. Johs.de Wit. Elias Hartogs, Marcuszoon. Spreid goud en zilver rijk ten toon: Ja, lepels, vorkens, krullen, spelden, En veel meer, als 'k hier kan melden. Ook reparatie, spoedig, net, Solied, goedkoop, waar elk op let, Vraagt gij, waar deze winkel is De Westdijk, Middelliarnis. Sommelsdijk. J* U. Kooij Elias Hartog, Mzoon, Spant hier in Flakkee de kroon, leimeu ^^„J^eLziin lage prijzen.^ practijk zich doet gelden, namelijk in zooverre de antirevolutionairen de koninklijke souvereiniteit liefst zelf standig met een eigen wil en een eigen oordeel zien optreden, ver ver heven boven en onafhankelijk van partijenterwijl de liberalen de ko ninklijke macht altijd meer gebonden rekenen aan den wil der meerderheid van het volk en van zijne vertegen woordiging. Deze tegenstelling kwam bv. ook vt eer uit toen ergens werd uitge sproken dat met het optreden van onze jeugdige Koningin een nieuw tijdperk in onze geschiedenis is aan gevangen, en het Sociaal Weekblad daarop antwoorddewat belieft u, een nieuw tijdperk Dit zal van het volk zelf en van zijn vertegenwoor digers afhangen. Wie dit verschil eenmaal goed in het oog heeft gevat, laat zich door den schijn niet misleiden, en kan ïJto/JjV. iTl 1 ,-f! Poëzie Album. Tevens kunnen we mededeel] heer E. Hartogs Mz. in verban- venstaand prijsraadsel ons een voorzien van het portret van H. M. d toezond dat ten deel viel aan De prijswinners worden verzo prijzen af te halen bij den boel W. Boekhoven, Sommelsdijk die 2 30r aflevering heeft willen bslaeten. j k- Dr. Bronsveld'o. s. J Ten minste zoo zou men, opper vlakkig oordeelende en lettende op de felle antipapistische ontboezemin er- te die van gen van de Vaderlander en aanver wante bladen, zoo veronderstellen. En toch kent, wie dit wanen mocht, onze inconsequente landstoe- standen niet. Al het geschetter tegen Rome heeft niet ten doel om het Roomsche ge loof als zoodanig tegen te staan en de onkundigen daarvoor te waar schuwen. Immers wie dat beoogt, streeft naar eene deugdelijke protestantsche kerkinrichting en naar eene heldere verbreiding van die leer welke Luther en Calvijn eenmaal zoo sterk maakte tegenover Rome, Maar die gaat niet met verzaking van eigen kerkbouw en confessioneele fundeering de ge reformeerden beschimpen en verdacht- maken, om fat deze de roomschen als burgers in het land eene betamelijke mate van vrijheid willen gunnen, ge lijk op met alle andere burgers, en hen alleen met zedelijke wapenen, met Gods Woord willen overwinnen. liet is dan ook zeer ter snede als Ds. J„ N. L in „De Roeper'' schrijftDe antipapistische ielheid van Dr. Bronsveld en de zijnen is voor de vierschaar van Gods Woord niet te verdedigen. Wie met onge- loovigen samenspant om de gerefor meerden te bestrijden en hun invloed op kerkelijk en staatkundig gebied tegen te gaan, heeft per se het recht verbeurd anderen hard te vallen wanneer zij met Rome samenwerken. Dit ongoddelijk bedrijf zal ter be stemder tijd zijn wrange vruchten afwerpen." Helaas, het antipapisme is in som mige onzer landskringen de dekman tel om het ongeloof te sterken en het geloof te bemoeilijken. WMLIUEIKEiN DER AARDJE. DUITSCHLAND EN BRITTANJE. „Zaken voor alles" is de leus, waar- meê een groot deel der Duitsche bladen de bedenkingen beantwoordt, die worden ingebracht tegen bet saamgaan van En geland en Duitschland in Zuid-Afrika. Wat het verdrag inhoudt, weet men officieel nog nietmaar volgens meer dan één courant komt het hierop neer, „dat Duitschland en Engeland hun ge dragslijn bepalen tegenover den derden Europeesehen Staat in Zuid-Afrika, Por tugal, wiens opgeblazenheid niet minder groot is dan zijn onvermogen om zijn schulden te betalen." Het is dies waar schijnlijk, dat Duitschland zich verbindt niet te protesteeren tegen het recht van annexatie door Engeland van de Delagoa- baai, waartegenover Duitschland dan eveneens eenige voordeelen krijgt. De bespreking van de kansen der rivisie in Frankt'Ok duurt voort. De Matin heeft zich gehaast haar lezers in het volgend nummmer gerust te stellen met het jntervieuw van een anderen raadsheer, die overtuigd is dat het Hof zich beslist voor de rivisie zal verklaren. Hij schrijft dat, ook blijkens de recht spraak van het Hof van Cassatie, dit niet onbetwistbaar de onschuld van den veroordeelde behoeft aan te toonen, maar alleen toelaten die te veronderstellen wat hij met een voorbeeld staaft. Het moge niet direct bewezen zijn, dat Henry in 1894 een valsch getuigenis heett afgelegd, zijne bekentenis dat hij in 1896 eene valscheid heeft gepleegd tegen den persoon, dien hij heeft helpen veroordeelen, ontneemt alle gezag aan zijn vroeger getuigenis. Intusschen wordt de perscampagne van de generale-staf-bladen, die eerst, na do bekentenis van Henry, wat uit het veld geslagen waren, met succes hervat. Men- schen, die al aan het wankelen geraakt waren, schelden nu weer even hard op de „verraders" en het „Joden-syndicaat" als vroeger. Onder^deze omstandigheden is het dubbel jammer, dat de zaak voor het Hot van Cassatie nog zoolang moet duren. Het ultimatum der „Vier" moet reeds aan den Sultan ter hand zijn gesteld. Het is echter niet zóó kras-als de eerste berichten deden vermoeden. De „Vier" hebben alleen voor den zooveelsten keer de Porte een in stellige cn krachtige bewoordingen vervatte nota gezonden, en de Porte gaat daar nu over beraad slagen. Met de maatregelen om 'JTbip- kiïe te dwingen, zal het dus zoo'n vaart niet loopen vooreerst. 800 gewapende Engelsche matrozen hebben Candia met slaande trom en ontplooide vaandels doorkruisd. Dit staat in verband met het feit, dat de plaatse lijke autoriteiten beweren dat de ontwa pening geheel en al beeft plaats gehad, terwijl de Engelschen dit niet gelooven en huiszoeking willen gaan doen. Dievad Paeha heeft goedgekeurd, dat de Turksche troepen de stad Candia verlaten zullen en buiten hun bivak op slaan, terwijl de Engelschen de stad in bezit nemen en bezet houden. De Mohamedaansche bevolking zal zich dus onderwerpen, 't Is nu te hopen, dat niet de Christenen zich schuldig gaan EEN VERHAAL DOOR HILBRANDT S. BOSCHMA. 22) (Auteursrecht verzekerd.) HOOFDSTUKVIII. Ondertusschen was het buiten reeds donker geworden en werd in huis de lamp aangestoken. „Zal U nog wat voor me lezen, juf frouw bedelde Anna. „O, zeker lieve!" was het antwoord. „Wat zal ik je voorlezen Ben je nog bevreesd „Ja ik ben wel bevreesd. Ziet u, ik ben niet bang omdat ik sterven moet, want ik weet dat ik dan naar den hemel ga. Maar ik ben bevreesd voor den dood, voor dat oogenblik Ik weet zoo heelemaal niet, wat dat is. Zou u denken, dat ik hot merken zal, als ik sterf, juffrouw? Zou ik dan een boel pijn hebbenen zou ik erg benauwd wezen „Dat weet ik niet, liefste! Dat moet je maar aan den Heer overlaten. Zooals Hij het doet, zoo is het wel, nietwaar? Het sterven, lieve Anna is voor ons, die Gods kinderen zijn, alsof men de Beek tegenover den Speeltuin door moet. Aan deze zijde van de Beek is het lang zoo mooi niet als aan gene zijde, We weten zeker, dat daar aan den overkant ons een heerlijk land wacht. Maar vóór wij in dat land komen, moeten wij eerst de rivier door, en dat is altijd niet prettig." „Ja, maar", bracht Annain, het beeld van Dora vasthoudende, „als er nu eens iemand is, een vriendelijke man, die je met een bootje over wou zetten, juffrouw Of, wanneer er du eens een engel kwam, die me heel, heel voorzichtigjes overdroeg, zoodat ik er niets van merkte „Och juffrouw, ik wou er toch zoo graag niets van merken." Dora glimlachte droevig. Zij was een meisje, dat heel haar hart aan den Heere begeerde te geven en dat in alles toonde, hoezeer het haar ernst was, voor Hem te leven. Maar voor den dood was ook zij bevreesd. Welke christen zal het haar euvel duiden Zij was jong ze beminde ze gevoelde zich nog aan het leven ge bonden door „tooversnoeren, als door engelen geweven." En het zou al zeer vreemd en onnatuurlijk geweest zijn, in dien zij voor dat alles maar onverschillig geweest ware, en den dood niet anders beschouwd had, dan als een uitstapje, waarover het nauwelijks de moeite waard was te spreken, laat staan er voor te vreezen. „In elk geval Anna," zeide zij „je weet, dat de Heere je altijd nabij is, en dat Hij zich altijd aan je gelegen laat liggen, öök, waar je soms zelf haast zoudt deoken, dat Hij je veriaten had." En Dora las voor haar de schoone en aandoenlijke gesohiedenis van „Destorp op zee." Hoe de discipelen van Jezus tobden en hoe bevreesd ze waren dat ze vergaan zouden. En hoe ze meenden dat Jezus daar onder in het schip zich niets van hen aantrok, en vroegen Meester, bekommert het U niet, dat wij vergaan En eindelijk hoe de Heere bewees, dat het hem wel degelijk bekommerde, door dat Hjj opstond en voor Zijn vreesachtige jongeren de zee kalm maakte, zoodat er groote stilte werd. Daarna vertelde Dora die andere ge schiedenis van het tarwegraan, dat, evenals de lichamen van Gods kinderen, iD de aarde gelegd wordt. Maar het tarwegraan blijft daar niet in, o, neen Aanstaande zomer zullen we het wel zien. Dan is het leelijke onaanzienlijke tarwegraantje uitgekiemd tot een heer lijke plant, met een rjjksbeladen aar. Met een glimlach op de lippen hoorde de kleine lijderes dat alles aan. Het was haar aan te zien, dat zij het begreep niet alleen, maar ook dat zij bjjzichzel- ve verwerkte en overdacht, wat zij ge hoord had. „Wat zal het tooh wonderlijk wezen, hé moeder?" zeide zij na eenig stilzwijgen uit haar gepeins ontwakende. Wat zal het toch wonderlijk zijn, daar te komen. Ik ben blij dat grootmoe en het kleine zusje van juffrouw Dora er ook zijn. Dan ben ik er tenminste niet zoo heelemaal vreemd, als ik daar aankom." „Neen lieve, dat zal niet zijn. Daarbij, de Heere zelf is toch ook geen vreemde voor je, nietwaar? Maarlieve Anna, we moeten naar huis. Zullen we weer evenals altijd, eerst met eikaarden Heere een zegen vragen P" En Dora knielde neer aan de sponde van de kleine kranke en bad met al de huisgenooten in een voudige taal voor haar een rustigen nacht af. Het was Theo wonderlijk te moede toen Dora en hij weer buiten kwamen en door den stillen avond huiswaarts schreden. Hij had het nu gezien, dat wonderlijke geheim van het geluk van den Christen, het geloof. En hij had het gezien bij een kind Was het iets anders, dan hij zich had voorgesteld Eigenlijk niet. Geloof is geloof, en dat woord is verstaanbare taal in het dagelijksch leven. Ieder weet, wat het beteekend. Heel onze maatschap pij is op het wederzij dsch geloof, dat de menschen in elkaar stellen, gebazeerd en zonder dat zou de wereld weldra te niet gaan. Maar het geloof in God, als de weg tot geluk, daarvan had hij wel hooren spreken, maar het was voor hem slechts een leege klank gebleven, die zijn hart koud had gelaten. Thans, in dit kind, zag hij, wat ge loof is. Nu begreep hij het. Nu begreep hij ook Dora's gezegde, „dat hij het bouwen van een nieuw huis aan God moest overlaten, die de eenza men in eene woning zet". De bovenzinnelijke wereld, die met al hare abstracties, als GodEeuwigheid en Hemel steeds onbereikbaar en onbe- grijpbaar voor hem was geweest, was hem nu verschenen als in stoffelijk ge daante van vleesch en bloed levend, krachtig, werkelijk O, die wondere, sprookjesachtige ver halen, die klanken uit een andere we reld ze waren dan toeh waar geweest Zwijgend liep hij verder, tevreden glim lachend, als iemand, die zijn moeder had weergevonden. Ze waren nu in het plantsoen ge komen. Hoog door het geboomte wierp het maanlicht kalkachtige stralen door de zilver-omloofde hoornen op het een zame pad en duizenden lichten fon kelden aan den hemel. Theo zag om hoog. Nooit waren de sterren hem zoo diep en beteekenisvol voorgekomen als nu. Hij herinnerde zich een vers van Hélène Swarth over het getuigenis der Eeuwigheid, dat uitgaat van „de heil'ge onsterflijke sterren, hoog boven mijn ster felijk hoofd". Maar meer licht dan het licht van een helderen sterrenhemel scheen er in zijn hart. En Theo wist, hoe hij dat Licht noe men moest. Met den ouden naam, die hem vroeger zooveel weerzin gebaard had, maar die hem nu liefelijk scheen, ver boven alle naam, die genoemd wordt in hemel en op aarde. Voor dit licht verdween de laatste schemering van de donkerheid, waarin hij van zijner jeugd af had rondgetast; het land der vreemdelingschap zonk weg aan de kimmen in flauwe nevelen en onder zijne voeten voelde hij den golf slag kabbelen, die zijn scheepje naar een nieuwe haven zou brengen. Zwijgend liepen Dora en hij een tijd onder het geboomte naast elkander voort. „Dora,"zei hij eindelijk, in zijne be hoefte om aan iemand iets te openbaren van wat er in hem omging. „Dora, dat meisje was wel gelukkig nietwaar Weet je nog wel, dat ik je van avond zei, dat ik niet gelukkig was? Nu, dat was ook zoo. Ik wist niet, dat het geluk voor mjj zóó voor de hand lag. Ik moest het allereerste begin nog leeren van wat het is Christen te zijn." „En...." vroeg Dora vol blijde ver rassing. „Ik geloof dat ik het geleerd heb", zeide hij ernstig. Verrast bleef zij een wijle staan, en keek in den maneschijn met haar ern stige en trouwhartige oogen in zijn oogen, die glansden van een nieuw geluk. Nooit hadden zij elkaar zoo aangezien als uu; zóó open, zöö een van ziel. Zij gevoelden beiden met zekere ontzetting, dat zij elkaar nooit meer op andere wijze zouden kvnnen aanzien, als zij nu deden. En zwijgend, in zoete berusting daar over, drukten zij elkander de hand. {Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1898 | | pagina 1