Vrijdag 23 September 1898.
Dertiende 'Jaargang No. 675.
Antirevo lu Hon air
voor de %ui<l-lIollan<l*«»!ie en
IN HOC SIGN O VINCES
T BOEKHOVEN.
^ebit,
rts.
uitgever:
SOMMEMjSMHJM.
Alle siukkcis voor «8e IfteöacSIe ®&esleEia«8, Adveitciiücii en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever.
VLOOTREVUE
op het Hollandsch Diep.
1 a
FEUILLETON.
De verkiszing te Beekhoret.
oraktijk.
rbeterd.
z.
MAM.
0 oefenen.
n Gebitten
r gevallen
overgaat,
zijn geen
jtenen, dat
ige dit aan
ten gedaan
tri ii vliet,',
;erdam.
Vrijdag- 6,15 u
aar nis,
7" rij dag nm. 8.30.
van daar l u. 30.
UJÉiUKij.
rdam.
s raorg, 4,30 uur.
lag, Vrijdag en
si»y in ph.
is, Hellevoetsluis
dam v. v.
April 1893.
re voorbehdljjlen
Rotterdafejff^
MaandagvvraL'ït
vm.
vm. 6,30, 8?3<F
Nieuwesluis^ü»-- -
ïaar Brielle.
en 6 uur.
V eerboot.
ar HelleYoetslius
Overige dagen.
6 uur.
n.tar Rot tergen
5 uur.
insd^gvm. (4.45)
dagen vm. 6,15
?ev. 45 m. later
isluis.
jtsluis naar Rot-
te Vlaa rdingen:
cin 8,10 vm.
9,28
10,08
3,45 nm.
Brielle en Helle-
vm. en van 1,45
reis van Brielle,
:arren of andere
ctten afgegeven
sluis.
aBiischappijj
en naar Helle
aatsen, vice
ngen 3 en 4,"
598.
iden.
Ilellevoetslufèv t
reenw. tijd.
5. nm. 3.15 uur
5. 6.30
M. 8.50?\
iting op--.de frëi-
7.50,9.08,2.04
4 en 11.11 uur.
eer 80 min. na
lin. na het vertrek
edam, Rotterdam,
•dam, Den Helder,
)ij de Conducteurs
airen alleen *oor
m en Den Holder.
L geldig.
ijk. Geen aan tee
ntenIT. P. v. d
NdeuwesluisB
e te VI aard i ngen
--- '""lm».
Sommeladijk,
A
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 cent per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing.
Groete letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur.
Ma het JeesS.
De Oranjefeesten zijn ongeveer
ten einde, en het gewone leven van
handel en bedrijf begint weer zijne
rechten te laten gelden. Maar on
willekeurig kijken wij nog eens achter
om naar het gebeurde sedert 31
Augustus jl.
Wat was er een opgewektheid,
wat was er een geestdrift onder ons
volk. Welk een stroom van eerbe
wijzen heeft men de jeugdige Ko
ningin zoeken toe te brengen. Welk
een blijde intocht hield de laatste
Oranjetelg in de hoofdstad des iands.
Hoe waren daags vóór de huldiging
alle straten en huizen, alle hoeken
en kanten waar men slechts iets
van den stoet zien kon, overvuld
met menschen die slechts op één
punt aan^taardpp, nl. de verschijning
van dé Koningip^En wat werden
zij door haar toegeknikt en toege
wuifd met eene. hartelijkheid en eene
inspanning, die de vrouwelijke kracht
schier te boven' gipjN Hoe is daarna
de hofstad gevolgd-,Welk een rijk
dom van versieringèji is ook daar
ten toon gespreidKil- hoe is men in
alle anderegitédgn feb dorpen mede-
gegaan en gèvj§ig.d.- Hoe was er als
het ware een. wedijver tusschen de
verschillende gemeenten om toch
maar niet achter tesfktaan in huide
bieding. Ja,-jqv was4h deze beweging
zulk eene algemeenheid en zulk eene
sterke zuiging, dat.1de kleine minder
heden, die er niet mede instemden,
als met schaamtejn het niet wegzon
ken, en wanklanken ziju er dan ook
zoo goed als niet vernomen. De vers
regels, die gewaagden van eene tegen
stelling tusschen het socialisme en
de koningsgezindheid, stierven spoe
dig uit, om de eenvoudige reden,
dat er van slechts èène gezindheid
in het openbaar bleek, en dat de
andere in de diepte schuil ging.
Inderdaad, het was een traditio
neel feest. Wat ook in de vormen
anders moge geweest zijn, het was
toch de oude Oranjeliefde die nog
eens weer met groote kracht op
vlamde, Ook de buitenlandsche pers
heeft duidelijk dien indruk gekregen
en onder de andere natiën overge
bracht.
Over dit resultaat, over dezen loop
der feestviering mogen wij ons op
nieuw verheugen.
En nu hebben wij slechts éen
wensch hierbij te voegen. Wij ho
pen namelijk dat het gepasseerde
feest eenige blijvende vrucht zal ach
terlaten, dat niet slechts de band
tusschen Oranje en Nederland er door
versterkt is, maar ook de band tus
schen de verschillende deeien van
Nederland onderling.
Wij bedoelen niet dat alle pro
vincialisme, alle gewestelijke aard
zal uitslijten. Maar dit is onze
wensch, dat er uit de feestviering
wat ware verdraagzaamheid zal voort
vloeien, dat de neiging tot verdruk
king en miskenning van de eene
partij ot gezindheid door de andere
er wat door getemperd mag wezen,
en de ware liberaliteit voortaan meer
moge gezien worden.
Er is nu eenmaal een ingrijpend
verschil van levensovertuigingen en
inzichten en opvattingen onder onze
landgenooten. Dit verschil doet zich
natuurlijk kennen bij allen arbeid
van beteekenis, bij alle bemoeiingen
die de regeling van het leven be
treffen dus ook vooral in de Staats-
aangelegenheden.
Dit verschil behoeft ook niet be
manteld of verbloemd te worden. Het
is zelfs zeer schadelijk en het wreekt
zich altijd als men het tracht weg
te doezelen. Eerst door tot het be-
ginselverschil telkens terug te gaan
kan het verschil van handelen en
spreken in den regel verklaard wor
den en kan men beoordeelen of bij
legging van dat verschil voor be
paalde practische maatregelen tijdelijk
mogelijk is.
Maar waar wij nadruk op willen
leggen is, dat er wederzijdsche er
kenning moet zijn, dat men niet moet
doen alsof slechts éene richting recht
van bestaan heeft, en alsof de andere
er niet waren, dat men onbevangen
en ernstig eikaars motieven moet
overwegen, dat men het persoonlijke
moet laten wijken voor het zakelijke
en bij alles hoog in het oog moet
houden het gemeenschappelijk vader-
landsch belang.
Mag dht de vrucht zijn van onze
feestviering, dan was zij dubbel
schoon, en kunnen wij daarop te
meer met dankbaarheid terugzien.
M&mnkiijke melda,**
liigheid.
Indien er ooit een bewijs van
koninklijke mildheid en weldadigheid
is gegeven, dan was het zeker wel
de beschikking, door de Koningin-
Moeder genomen omtrent het haar
aangeboden nationaal geschenk.
Om een eenigszins tastbaar blijk
te geven van waardeering van de
uitnemende viijze waarop deze Vorstin
hare Koninklijke Dóchter heeft zoe
ken voor te r ereiden tot hare ernstige
taak, was er eene som van bijna
driemaal honderdduizend gulden bij
eengezameld.
Doch toen deze som met een
prachtig album werd overgedragen,
bracht Hare Majesteit het aanzien
lijk geschenk terstond weer aan de
natie terug door het geld te bestem
men voor een daar te stellen ver-
plegingsoord voor longlijders. En
daarbij voegde zij nog eene tweede
groote gift, doordat zij haar zomer-
varblijf Oranje-Nassauoord bij Wa-
geningen aanwees als de plek waar
de bedoelde inrichting zou kunnen
verrijzen.
Onder het vele dat de dagbladen
in den laatsten tijd gerapporteerd
hebben van de huldigingsfeesten en
hetgeen daarop betrekking had, ver
dient zeker deze daad van de alge-
treden Regentes wel onze bijzondere
opmerkzaamheid.
Hier past de vraag: Wat ter we
reld zou deze Yorstin nog meer
hunnen doen om zich de liefde van
ons volk te verzèkeren.
Dat dan ook die liefde blij veDal
ons volk steeds indachtig zij het vele,
dat Koningin Emma voor ons volk
heeft gedaan, en dat, al trad zij ook
als Regentesse af, haar Naam nh
en naast dien van Koningin Wil-
helmina steeds in hooge eere worde
gehouden.
J.l. Donderdag had de Vlootrevue op
het Hollandsch Diep plaats.
Reeds vroeg in den morgen, niettegen
staande de dikke mist, wemelde het letter
lijk van booten, bootjes, schuiten enz., de
een al prachtiger versierd dan de andere.
Alle voeren toen langs de schepen, welke
in linie van lengte van West naar Oost
waren opgesteld. De »Koètei« lag geankerd
aan de Westzijde, vervolgens de »Kroko-
dil,« »Cerberus,« »Piet Hein,« »Evertsen,«
»Zeeland,« Holland,Friesland,daar
achter de Kanonneer- en Torpedobooten,
en bij de Moerdijk de »Nautilus,« Alk
maar-s, »Castor,« »Frans Naerebout«,
»Pijl,« »Buiskes» enz.
Toen ongeveer 10 uur de mist opklaar
de, was het een eenig gezicht, die vloot
schepen waarop (ons kleine Nederland in
aanmerking genomen,) elk zeemanshart
trotsch kan zijn; geflankeerd aan beide
zijden door honderden versierden vaardi
gen, en noch altijd groeide die massa aan.
Te ongeveer 12 uur kwam er een weinig
orde in die gaos. Elk had toen bezijde de
linie zijn ankerplaats opgezocht.
Ongeveer 1 */2 uur kondigde het donde
ren van het geschut van Hr. Ms. »Nau-
tilus« de komst van Hr. Ms. aan. Alles
was toen in spanning. Lang, zeer lang duurde
het echter, eer het jacht in het gezicht was.
Eindelijk, daar barst het geschut van de
vloot los, en komt het jacht, ter weerszij
den geflankeerd door twee groot-model
Torpedobooten en gevolgd door Hr. Ms.
»Bellona« waarop de Indische Vorsten en
daarachter, een stoomer van de Maatschappij
»Zeeland« waarop de leden der beide Ka
mers met genoodigden, in 't gezicht.
Het jacht volgde de zuidzijde van de
linie, terwijl de «Bellona» en de andere boo
ten de noordzijde volgden. Deze laatsten
kwamen ter hoogte van «de Holland» ten
anker, terwijl het jacht zijn tocht onder
oorverdoovend gejuich voortzette. Voorbij
de «Koetei» ggkomen zijnde, wendde zij haar
steven en voer langs de noordzijde de linie
in tot bij de «Zeeland» waar het jacht het
anker liet vallen. Onderwijl wemelt het
letterlijk van vaartuigen, welke de com-
mandeerende officier van de verschillende
oorlogsbodems naar Hr. Ms «Zeehond»
brengen.
Een sloep, gesleept door een stoomsloep,
begeeft zich nu naar het jacht en brengt
H. M. aan boord van het commandoschip
«Zeeland». Op dit moment schijnt aan htt
gejoel geen einde te komen.
Aan boord gekomen, werden eerst aan
H. M. verschillende officieren voorgesteld,
waarna H. M. de equipage en het schip
bezichtigde.
Daar verschijnt H. M., nadat er op be-
vel van H. M. aan de «Koetei» geseind
was om het anker te lichten, op de com-
pagne der «Zeeland».
Weder barst een oorverdoovend'gejubel
als zoovele echo's langs de gansche linie
herhaald los, en opeens, alsof het afge
sproken was, beginnen alle stoomfluiten te
werken.
Uw verslaggever heeft tot heden te ver
geefs naar sterke vrouwen gezocht, en he
laas niet gevonden, maar hij meende echter
in onze geëerbiedigde Koningin geslaagd
te zijn, want waarlijk, het geluid door hon
derden stoomfluiten teweeggebracht, is wel
in staat om. andere menschen van streek
EEN VERHAAL DOOR
HILBRANDT S. BOSCHMA.
20) (Auteursrecht verzekerd.)
HOOFDSTUK VIII.
Treeske stond aan de deur met de tranen
in de oogen.
„Kom er maar in Treeske zei Dora, „Wat
scheelt er aan
„O, juffrouw, ons Anneke stotter
de het kind.
Dora schrok.
Gister met dat oproer was ze er niet geweest
en zou de kleine Anna nu
„Moeder vraagt, of u nog even kan komen."
,,'t Is met Anneke toch zoo ergvoegde ze
er met een zucht als van een groot mensch bij.
O, gelukkig, ze leefde dus nog. „Zeker kind
antwoorde Dora. Ik was toch van plan te gaan,
maar nu ga ik maar met je mee."
Zou je dat wel doen, heelemaal naar de
Weversstraat Dora 't Is zoo'n eindEn 't is
nu weliswaar weer rustig in de stad, maar je
kunt toch nooit weten wat de avond brengen
zal", zeide Dora's moeder die de laatste woorden
gehoord had en nu door de gang ook naar
voren kwam.
„ja, moe, maar ik kan Anna nu toch niet zoo
laten liggen. Wie weet, welk een behoefte zij
nu aan mij heeft. Wie weet of zij
Om Treeske's wil voltooide zij den zin niet.
Haar moeder begreep haar toch wel.
„Ja, kind, dat is ook zoo" gaf zij met een
zucht toe. „Maar alleen met Treeske mag je
niet gaan.
"En vader kan niet om zijn wonde aan't ge
zicht en Willem is niet thuis. Dan zal ik dus
thuis moeten blijven," antwoordde Dora mis
troostig.
„Als je eens aan neef Theo -Vroeg, om er
je te brengen en te halen."
„O neen, moezeide Dora haastig, terwijl
een blos haar gelaat kleurde.
„Dat nietDaarbij, neef Theo zal het ook
wef te druk hebben. Morgenavond moet hij
immers in die vergadering spreken.
„Kom, kom zeide de moeder zoo'n oogen
blikje zal hij wel van zijn studie kunnen mis
sen. Ik zal het hem wel eens voor je vragen,
en dan kan Treeske wel naar huis gaan om
te zeggen dat je komt."
Treeske ging naar huis.
„Raad eens, wat Theo zat te doen zeide
juffrouw Ouwerkerk toen zij weer beneden bij
Dora terug kwam. „In den Bijbel te lezen
„En" zeide Dora.
„Hij komt dadelijk."
„Ik geloof dat hij in den laatsten tijd niet
zoo opgeruimd is als in het eerst. En ik ver
beeld me, dat hij daareven had geschreid."
Dora keek met afgewend gelaat door het
venster, en spoedde zich vervolgens met haast
de kamer uit, om zich voor haar wandeling
te kleeden.
Toen zij beneden kwam, Vond zij Theo reeds
op haar wachtende. Op zijn gelaat lag echter
nu een trek van ongekunstelde vroolijkheid.
Doch aan de bleeke kleur van dat gelaat, en
aan den smartelijken plooi om den mond, die
zelfs voor den lach der blijheid niet wijken
wilde, zag Dora wel dat hem iets hinderde,
hoewel hij het haar niet wilde laten merken.
,,'t Is de schuld van de werkstakers dat je
nu van je werk moet, neef" zeide Dora.
„Ik ben den werkstakers heel dankbaar,"
gaf Theo ten antwoord, op een toon, die ver
ried, dat hij meer dan een gewone hoffelijkheid
bedoelde.
En toen zij buiten waren gekomen vervolgde
hij met iets ernstigs in zijne stem
„Maar 't zou niet vereerend voor mij zijn,
indien ik moest denken dat je alleen, omdat
er gevaar van de werkstakers dreigt, mijn ge
leide voor lief neemt. Zeg, Dora, dat is immers
niet zoo
Zij geraakte dus bij zijne vraag in verwarring
en keek den anderen kant uit. Nog een oogenblik
en ze wist waar dit op uit zou loopen. Wie in
Dora's hartje had kunnen lezen, zou gezien
hebben, dat zij zelf begeerig was, om de vraag
van zijne lippen te vernemen, die over hun
beider aardsch bestaan beslissen zou. Neen, zijn
gezelschap was al lang aan Dora liever geweest
dan dat van iemand anders. De oorzaak daar
van was haar duister gebleven tot op den dag
van gister. De angst, dien zij had uitgestaan
gedurende zijn afwezigheid had het haar dui
delijk gemaakthet was haar hart, dat zich door
een teederen band aan hem verbonden gevoelde.
Bijna had zij aan deze begeerte toegegeven en
door een woord of een blik hem de vrijmoedigheid
geschonken, deze vraag uit te spreken. Maar zij
herinnerde zich er ging iets in Theo om. Daar
waren vragen die zijn hart bestormden, van
nog oneindig grooter belang, dan een dierba
re aardsche zielsbetrekking. Zij vermoedde met
dat fijne geestelijke instinct, dat aan de kinde
ren Gods op den duur eigen wordt, dat, werd
die ééne vraag gedaan en beantwoord, al die
andere vragen zouden worden teruggedrongen,
wie weet voor eeuwigZou zij dit hart voor
zichzelf in bezit nemen of zou zij het afstaan
aan haar Heer Deze vraag had geen strijd
moeten veroorzaken in de ziel van een meisje,
dat eenmaal een besluit genomen had, haar
„alles op het altaar" te leggen, en tóch, Dora,
had dien strijd te strijden. Lang tijd tot be
raad was er niet. De blos op haar gelaat ver
anderde in doodelijke bleekheid. Maar met
eene stem waarin niet de minste aandoening
viel op te merken, waarin alleen de „innerlij
ke ontferming eener Christin sprak, wees zij
hem terug naar die groote Vraag, wier aan
wezigheid in zijn hart zij meer met den scher
pen blik der liefde vermoed, dan door feiten
geconstateerd had.
„Theo, ben je wel gelukkig vroeg zij
ernstig.
Hij schrok bij die onverwachte vraag en wist
wat zij beteekende.
„Dat kan ik niet zijn". „En nu vooral niet,"
voegde hij er bij, op een toon van somber
heid, die verried, hoe hij haar vraag begre
pen had, en ze als eene afwijzing van de zijne
beschouwde.
'„Je kunt nog gelukkig worden" antwoordde
zij met voorzichtigheid en op zachten toon,
„even goed als „als ik" had zij er bij
willen voegen, maar het woord wilde haar nu
niet over de lippen komen.
„Evengoed ais een ander," zeide zij,
„Ik gevoel mij als een man, wiens oude
huis is afgebroken en die geen kans ziet een
nieuw te bouwen", zeide hij, door luchtigheid
van den toon het verdrietige, dat in deze woor
den lag, pogende te temperen.
„Zou ie de zorg voor een huis niet over
laten aan Hem, „die de eenzamen in eene wo
ning zet antwoordde zij zacht.
Theo zweeg.
Hij verstond het niet, wat zij zeide.
O, dat was wel iets om wanhopig te wor
den, dat deze menschen, die zooveel gelukki
ger waren dan hij, den weg tot dat geluk
nooit anders beschreven, dan met woorden
die hij niet verstaan kon, wier beteekenis voor
hem even duister bleef, als de formules en
bezweringen van een too venaar Geloof in
God", „vertrouw op God", dat waren de woor
den die in hun vocabulaire telkens wederkeer
den Maar wat was dat Theo wist het niet.
Hij kon niet op God vertrouwen: tenminste
niet zooals zij op Hem vertrouwde. En al
kon hij het, hoe zou men toch gelukkig kun
nen worden, enkel door te vertrouwen op een
of andere Persoon, dien men zelfs in 't geheel
niet zag
Theo vond het eene dwaasheid.
Zij waren aan hunne bestemming gekomen
en Dora wilde afscheid nemen bij de deur.
Doch Theo wilde graag mee in huis gaan
als hij mocht.
Eerlijk gezegd, had Dora er wel wat op te-
gnn. Zij vreesde dat ze in zijn bijzijn niet zoo
onbevangen met de kleine Anna zou kunnen
spreken als anders. Maar ze durfde dit natuur
lijk niet zeggen. En toen vrouw Meier, die al
in de deur naar haar had uitgekeken, vroeg,
„of m'nheer ook eens naar de kleine kwam
kijken, toen kon het ook niet anders of Theo
moest mee naar binnen.
„Hoe is het vroeg Dora zachtjes.
„O, 'tis nu weer wat beter. Maar vanmid
dag was zij zoo naar, dat ik dacht, dat zij
sterven zou.
Dat gaat toch zoo op en neer m'nheer. Maar
ze wordt toch telkens en telkens minder.
Maar komt binnen {Wordt vervolgd.),
V
-