voor «Ie Zuid-Hollandsclie en Zeeuwwehe Eilanden.
Vrijdag 22 Juli 1898.
Antirevolutionair
Dertiende Jaargang No. 666.
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON.
De verkiezing te Beekhorst.
T BOEKHOVEN.
uitgever:
SOMMEm&lJMi.
Alle stukken voor «le Mesiacfie bestemd,
Adveiieiiiiëii en verdere Administratie franc© toe te zeiaden aan den Uitgever.
O eest van Uitsluiting.
Oneigenaardige uit-
breiding
Oe vrije Universiteit.
Deze Courant verschijnt eiken Yrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika by vooruitbetaling f 8,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 cent per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en */8 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur.
Het is eeD oude klacht, dat de
zoogenaamde „liberalen'' of vrijzin
nigen voor een groot deel, of zelfs
in hoofdmassa (eenige goede uitzon
deringen niet te na gesproken) alles
behalve een ruim hart en goed ver
trouwen hebben voor dezulken, die
niet denken en spreken als zijmaar
dat zij integendeel uit de hoogte
neerzien op andersdenkenden, en hen,
zoo bekrompen mogelijk, negeeren
dat wil zeggen, doen alsof die an
dersdenkenden er niet zijn, alsof er
niets goeds aan hen is, alsof ze ner
gens bruikbaar voor zijn. Reeds de
Gènestet in zijne dagen merkte dit
duidelijk op, en sloeg er in zijn be
kende puntdichten met het wapen
der satyre tegen aan.
Maar het is er sedert dien tijd
nog niet veel beter op geworden, en
inzonderheid vertoont zich die bekrom
pen geest vaD onderdrukking en
uitsluiting ten aanzien van de zoo
genaamde keikelijke partijen in de
politiek.
Wij zeggen „zoogenaamd" want
gelijk kortelings nog zeer naar waar
heid werd opgemerkt, zijn het juist
de literalen die telkens bij politie
ke verkiezingen de kerk te pas bren
gen, en wegens het kerkelijk stand
punt den een aanbevelen voor de
politieke colleges en den ander be
strijden terwijl de door hen kerkelijk
geheeten partijen naar geen kerkelijke
kleur zien, en vaak met even warmen
ijver voor een candidaat van eene
andere kerkgemeenschap opkomen
als voor een eigen kerkgenoot.
Dat doodverven van politieke
partijen met den naam van „ker
kelijk" is dus ook al zoo onwaar
mogelijk van de zijde der liberalen
en bevestigt het vermoeden, dat het
hun, als partij slechts te doen is om
lieden van andere richtingen op zijde
te dringen, onverschillig hoe.
Een treffend staal hiervan is ook
weer geleverd bij het kiezen van
leden der Gedeputeerde Staten in
Zuid-Holland.
Nettegenstaande de bevolking bij
de stembus duidelijk had getoond,
dat zij voor een aanzienlijk deel
andere dan „liberale" opvattingen
heeft, en er thans slechts tien anti
liberale leden minder zitting hebben
(in de Prov. Staten) dan „liberale"
leden werd toch niet één zetel der
Gedeputeerden, toegewezen aan de
minderheid, en nam de nog keer-
schende partij het dagelijksche pro
vinciaal bestuur geheel voor zich
alleen in beslag.
In andere provinciën, als Gelder
land, Utrecht en Zeeland hadden de
lieden van onze partij op die wijze
hunne macht niet gebruikt, en beter
voorbeeld gesteld.
Maar de „liberalen" in Zuid-
Holland gingen hun oude neiging
nog weer eens botvieren-
Onze persorganen hebben niet
nagelaten hierop te wijzen, en waar
lijk, dat was wel verdiend.
Dat de „liberalen" op vrij terrein,
met geestelijke wapenen en op voet
van gelijkheid andere partijen zoo
duchtig mogelijk bekampen, wie zou
dit afkeuren of wraken. Maar door
middel van het schoolwezen en de
benoemingen voor bestuursposten
allen invloed van beteekenis aan
zich te trekken en hot volk als het
ware te dwingen om in hun richting
mede te gaan, neen, dat is vlak het
tegendeel van liberaliteit.
En het verwonderd ons dan ook niet,
dat toen Dr. Geesink op de jongste
meeting van de Vrije Universiteit te
Zwolle de verwachting uitsprak, dat
de liberalen wel eenmaal aan het
chr. hooger onderwijs meer vrijheid
zouden gunnen, Mr. Th. Heemskerk
verklaarde niet zoo optimistisch
hierover te denken, daar de liberalen
tot dusver nog niet anders dan nood
gedrongen iets uit hun handen gaven
Vrijzinnig heeten en zijn is twee.
De Hollanderonlangs het voor
nemen mededeelende om de „Gere
formeerde Kerkbode" van Rotterdam
voortaan te voorzien van politieke
beschouwingen, teekende hierbij aan,
dat zij dit minder geschikt achtte,
en het beter vond, dat de kerkboden de
de politiek overlieten aan de daarvoor
bestemde organen.
Wij zijn dit met de redactie van de
Hollander geheel eens. Want wel
is er verband tusschen den strijd en
den arbeid der christenen op kerke
lijk en op staatkundig gebied, en
hebben de leden der Gereformeerde
Kerk wel noodig, dat zij ook in hun
eigen kerkelijken kring gewezen wor
den op bun burgerlijke plichten en
op de vijandelijke machten, die daar
bij storend en verlammend in den
weg treden, maar het maakt een
groot verschil of men daarvoor al-
gemeene wenken en aanleidingen
geeft, en de toepassing geheel aan
de lezers overlaat, dan of men in
de bijzonderheden der tegenwoordige
politiek afdaalt en dan in bepaalde
omstandigheden, vooral in tijden van
verkiezing en stemming, stuur en
richting wil helpen geven.
Wil nu een kerkbode kerkbode
blijven, dan moet hij, dunkt ons,
tot het laatsgenoemde zelf niet over
gaan, maar veel eerder zijn lezers
opwekken om de daarvoor circulee-
rende bladen te zoeken en nauwkeu
rig na te gaan, en er alzoo toe
medewerken dat de lieden ook in den
vorm de kerkelijke en de staatkundige
zaken behoorlijk uit elkaar houden.
De grootste bedenking evenwel
tegen het thuis brengen van de poli
tiek in onze kerkboden bestaat met het
oog op de schrijvers.
Gewoonlijk toch zijn dit predikan
ten, die, als zij zich waarlijk wijden
zullen aan het ambt, dat hun is opge
dragen, geen tijd of gelegenheid heb
ben om zich geregeld met den gang
der politieke zaken in die mate te
bemoeien, dat zij daaromtrent anderen
op goede gronden kunnen voorlichten.
O. we ontkennen niet dat een
enkel geniaal man mogelijk tweemaal
zooveel kerkelijk werk doet als zijne
ambtsbroeders, en toch nog tijd over
houdt voor allerlei andere bezigheid,
en dat dus voor zoo iemand het
afzonderen van een enkel politiek
schrijf-uurtje niet hindert.
Maar dit is uitzondering. Regel
is veeleer, dat de predikanten telkens
klagen, dat zij zoo druk aangeladen
zijn met bezigheden, en dat de leden
der kerk. vooral in de groote steden
het er telkens druk over hebben,
dat zij buiten den kansel zoo weinig
bemerken van de herderlijke zorg
van hunne voorgangers.
Komt hier nu bij, dat zulke ker-
kerkelijke leiders zich tot veel extra-
arbeid verbinden en redactiewerk
geeft altijd een band dan is er ge
vaar dat zij allengs aan zulk bijwerk
veel te veel tijd gaan besteden in ver
houding tot hetgeen hun hoofdtaak
vordert, en tevéns dat er ontevreden
heid ontstaat onder hen, die zulke
leiders voor eene bepaalde kerkelijke
taak aanwezen.
Men moet hierbij wel in het oog
houden, dat de roeping van de bedie
naren des Woords eene zeer speciale
is, en het waken voor het zieleheil der
gemeenteleden groote bevlijtiging
eischt. In burgerlijke werkzaamheden,
in ongewijde 3tudie of administratie
kan men ia zekeren zin nog rekenen
met het besteden van een aantal
uren „eraf" te zijn, maar bij geeste
lijken arbeid gaat dit al zeermoeielijk.
En nu is wel het gebruik van den tijd
voor predikanten allereerst eene eigen
gewetenszaak, maar er is toch ook in
objectiven zin wel iets over te zeggen,
en een bij-werk te ontraden, dat hen
dreigt af te houden van hunne roeping
te meer, omdat er wel anderekrachten
voor zulk bij-werk te vinden zijn.
De Jaarvergadering der Yereeni-
ging voor Hooger Onderwijs, op 7 Juli
jl. te Zwolle gehouden was, ondanks
het nogal regenachtige en minder uit
lokkende weer, zeer druk bezocht,
vooral door de vrienden uit het noor
den.
Allerbelangrijkst waren de toespra
ken, bij deze gelegenheid ten gehoore
gebracht.
EEN VERHAAL DOOR
HILBRANDT S. BOSCHMA.
11) (Auteursrecht verzekerd.)
HOOFDSTUK IV.
Hij kwam 's morgens bij zijn oom in
den winkel en praatte met de knechts,
met oom en met de klanten, die er kwa
men. In huis was hij de vroolijkheid en
gezelligheid in persoon. Kort na zijn aan
komst had hij zijn oom reeds ingelicht
aangaande den dienst, dien hij voor zijn
.vriend zou verrichten. Oom bad er niets
op geantwoord dan „Nu Theo, je weet
dat wij uit een ander beginsel wenschen
te lever, maar dat neemt niet weg, dat
je hier natuurlijk volkomen vrij bentin
je doen en laten. En daar je nu eenmaal
die zaak op je hebt genomen, dien je
ze ook te volbrengen, ten minste, in
dien het niet strijdig is met je geweten."
Theo was getroffen door den hartelijken,
vriendelijken toon van diL.antwoord. Zoo
veel liberaliteit had hij niet verwaaht
bij een plattelandschen kruidenier te vin
den. Van zijn kant deed hij nu ook zijn
best om zijn oom niets toe te geven. Eén
ding was er echter waarin hij onmoge
lijk liberaal kou zijn. De huisel'jke gods
dienstoefeningen hadden en behielden
iets onuitsprekelijk ergerlijks voor hem.
Niet, omdat zij een zinledig vertoon of
een uiting van gehuichelde vroomheid
waren. Evenmin leden zij aan die breed
sprakige lang wij ligheid, waardoor vele
goedmeenende Christenen hunne kinderen
vroeg afkeerig maken van alles wat
godsdienst heet. Hartelijker toon werd
nooit gehoord dan in het korte gebed
en de dankzegging van den heer Ouwer-
kerkde gedeelten der Schrift, die hij
voor de hniselijke godsdienstoeiening be
stemde, getuigden van nadenkend onder
zoek en verstandige schifting. Was de
dankzegging na den maaltijd atgeloopen,
dan zong men een lied, liefst op een
vroolijke wijs en van wat methodistische
strekking. De ergenis, die Theo uit dit
alles nam, lag dus niet in den aard der
godsdienstoefeningen, maar hierin, dat zijn
hart tegen deze dingen in opstand kwam,
Theo was, zooals gezegd is, opgevoed in
eene richïiug waarin hij zijn eigen God
werd en het ergerde hem, nu voor een
ander, voor eeu Onbekende, de handen
te moeten vouwen als een slaaf ot als
een gevangene. Het ergerde hem, dat
deze menschen en nu ook hij voor dien
Onbekende hun onmacht beledenhet
ergerde hem vooral, indien in het gebed
of in een lied den naam genoemd werd
van Jezus. Hij vond in dien naam iets
hatelijks het was dwaas hij wist het
maar de naam van dezen bloedenden krui-
seling met de vele mythen, die hem om-
bulden, met den lichtglans van heilig
heid die hem omscheen, stond Theo zóó
tegen, dat bij een kleur kreeg, wanneer
hij hem door anderen hoorde noemen.
Menigmaal werd hij, aan het orgel staande,
om het blad om te slaan, bekoord door
Dora's lieflijk gezang, maar indien daaria
den naam van Jezus voorkwam, werd de
bekoring verbroken en een uitdrukking
van wrevel ontsierde zijn gelaat. Theo
schaamde zich er over, en hij streed er
tegen, maar het baatte hem weinig. Al
tijd opnieuw kwam die oude vijandschap
Daar boven. De leer, dat de mensch van
nature geneigd is, God te haten wordt
door velen als een den menschelijken
geestesadel onwaardige leugen verwor
pen. Theo ondervond de waarheid er
van, op dikwijls beschaamde wijze.
Overigens was er niets dat zijn ge
noegen stoorde. Hij ondernam lange wan
delingen door het Beukebosch en naar
naburige dorpen. Soms werd hij hierbij
vergezeld door Willem, meestal door
oom Jan en voor een kort tochtje af en
toe eens door Dora, wier gezelschap hem
bij enkele wandeling liever en wier ge
sprek hem telkens belangwekkender toe
scheen. De hartelijkheid en ongekunstel
de vroolijkheid, die haar bezielde, oefen
de eene weldadige werking op hem uit.
Onwillekeurig maakte hij menigmaal
vergelijkingen tusschen Dora en de jon
ge dames, die hij in den Haag had lee-
ren kennen, en deze vergelijkingen vielen
altijd in het voordeel van eerstgenoem
de uit. In bekoorlijkheid deed Dora voor
geen van haar allen onder maar hoeveel
rijker aan gemoed en geest was zij dan
al die fransche-romannetjes verslindende,
fietsrijdende Hoogere Burgerschool-of
kostschooldametjes, niettegenstaande zij
veel ruinder onderwijs had genoten dan
deze Hij vond deze meisjes, bij Dora
vergeleken, onuitstaanbaar. Vroeger had
het hem wel gehinderd, maar thans wist
hij wat het was, dat hem, zoo jong zoo
gezond als hij was, menigmaal den naam
van vrouwenhater bezorgd had. Wat die
mondaine dames ontbrak, dat was zede
lijk beginsel. En dit was juist wat Do-
ra sierde. Zij hadden geleerd lief te con
verseeren, zich met smaak te kleeden,
zich aangenaam voor te doen doch dit
alles was niets dan nadoen wat haar
eenmaal geleerd was een opzeggen van
het lesje wat haar eenmaal voorgepraat
was. Dora echter bezat in zichzelf een
vasten maatstaf van goed of kwaad van
schoon of onschoonzij had een eigen
oordeelze bezat oorspronkelijkheid. Die
andere dames loerden geleefd Dora leef
de. Zij schenen hem geen levende men
sehen toe, maar photografieën van men
schen poppen, geknipt uit een modeplaat,
of, zoo zij al leven bezaten, waren zij
hoogstens exemplaren van een fraai soort
dieren. Dora was een individu een mensch
van vleesch en bloedeen mensch met
een levensdoel in het oog en een smal-
afgebakend levenspad onder den voet.
Zelfs in haar uiterlijk schoon droeg zij
een geheel anderen stempel dan de da
mes van Theo's kennis. De moderne vrouw
met hare materialistische opvoeding gaat
in hare uiterlijke verschijning een van
twee wegen uitOf hare natuurlijke
vrouwelijke bekoorlijkheid en gaat ten
onder in grove vormen, in mannelijke
kleederdracht, in mannelijke sport en in
mannelijke ruwheid, öf zij wordt op
weelderige wijze zoodanig verfijnt en
verzinlijkt, dat het voor een man in
plaats van een weldaad te zijn, een ge
vaar oplevert, met haar in aanraking te
komen. Dora's geheele verschijning werd
geadeld door dat wonderlijke geheim dat
haar leven, glans en gloed verleende, en
haar omhulde met een waas van poëzie.
Wat was dat geheim Hij dacht er
over, veel en lang, tot het hem verklaard
werd door een ouderwetsche „trouwplaat"
in eikenhouten lijst, die als een familie
ertstuk nog altijd in de huiskamer hing
en het huwelijk vermeldde van Dora's
grootouders. Onder den naam der bruid
las hij in kleine gothische letters een
der Spreuken Salomo's Bevalligheid is
bedrog en schoonheid is ijdelheid maar eene
vrouw die den Heere vreestdie zal ge
prezen worden.'". Theo bewonderde den
dergelijken ernst en de vrij moedigheid^
die dit woord eenmaal aan een jonge
en schoone bruid op hare levensreis hadden
mee durven geven. Het helderde met een
zijn geheim opdat was het, wat aan
Dora's leven waarde en wijding gaf
Eene vrovwdie den Heere vreest.
(Wordt vervolgd).