A dver ten tien.
Huis
Zeilmaker,
P. J. Bsrk
Verstrekt geld
Haringvliet 69, Botterdam.
DE ZEGEN DER TUCHT,
A. LOKKER
0>e Oorlog.
Jjl ANTJE YAN GRONINGEN Jf?
4 °P Maan«Sa$ fft uli a.s. ff®
t|§ intn hp 40-jarige Echt- §j£
vereeniging te herdenken.
koop
H*. A. Ia. itUIJS,
15 CENT.
voorschotten,
In Zuid-Holland stond het 59 Libera
len tegenover 23 Antirevolutionairen en
Roomschen. Nu is het geworden 46 Li
beralen tegenover 36 tegenstanders.
Eti in Zeeland was het 23 Antirevo
lutionairen en Roomschen tegenover 19
Liberalen, en is het nu geworden 25
tegenover 17.
Zonder zweem van overdrijving mag
alzoo gezegd, dat in ons goede land nog
nimmer een verkiezing voor de Provin
ciale Staten heeit plaats gehad, die zóó
serieus-politieke beteekenis had, en dat
het allerwegen de Liberalen waren, en
zij alleen die het gelag betaalden.
Yan een zelfstandig optreden der voor-
uitstrevenden hoorde men ook nu zoo goed
als niets.
Of ook, waar ze, gelijk te Amsterdam,
even het hoofd opstaken, trokken zij dit,
bij de herstemming, aanstonds in do don
zige nekveeren terug.
DE STRIJD VOOR SANTIAGO.
Vrijdagmorgen is met den aanval op Santi
ago door de Amerikaansche troepen begonnen.
Ter sterkte van 17.000 man in zijn geheel, was
het leger in een lange linie anderhalf uur ten
Oosten van de stad opgesteld. Zoo stond het
Donderdag, volgens een telegram uit Playe
del Estemaar even later meldde een
depêche van generaal Shafter zelf, dat Vrij
dagmorgen vroeg de eigenlijke strijd een
aanvang heeft genomen. De vijandelijke legers
stonden toen op minder dan een halve
Engelsche mijl van elkaar afen binnen de
Amerikaansche liniën kon men, van de hooge
punten, de torens van Santiago met het bloote
oog zien.
Eerst hadden natuurlijk de voorposten-ge
vechten plaats, en toen begon de opmarsch
van generaal Lawtons divisie. Deze stond in
het Centrum en telde drie brigades. Maar ook
de divisie van generaal Kent, rechts, en de
linkervleugel der 4.000 Cubanen zullen zich
wel niet onbetuigd hebben gelaten. Althans, de
aanval was algemeen, zegt een nader bericht.
Ook de vloot deed meê, en vooral de «Vesu
vius" moet succes hebben gehad met haar dy-
namietkanonnen. Cervera's eskader vuurde op
de Amerikaansche soldaten, die de stad van
nabij genaderd waren, en de schepen der Yan
kees vernielden al de versterkingen aan den
ingang der baai.
De laatste dagen hebben tal van mannen,
vrouwen en kinderen Santiago verlaten, groo-
tendeels Cubanen. Zij schatten de Spaansche
strijdmacht binnen de stad op 8 tot 12,000
man, en zeggen dat er bijna geen voedsel meer
te krijgen is in Santiago.
5 Juli. Het is een strijd van meenens, een
moorddadige strijd zelfs, geweest, die Vrijdag
voor Santiago werd gestreden tusschen Ame
rikanen en Spanjaarden. En de uitslag
eigenlijk kan men nog niet van een resultaat
spreken is, dat de beide legers een remise
partij hebben gemaakt.
We zouden die uitdrukking liever niet ge
bruikt hebben, gelet op de zware offers, die de
gevechten aan beide partijen hebben gekost,
ware het niet, dat ze afkomstig is van den
Amerikaanschen opperbevelhebber zelf en den
toestand misschien het best teekent. Het doel,
dat de Amerikanen voorhadden met hun alge-
meenen inval, is niet door hen bereikt. Ze
liggen nog voor de stad, te zwak om een bestor
ming te wagen, zoodat er geen sprake van is,
dat heden, op Onafhankelijkheidsdag, de val
van Sontiago door de Amerikanen zal kunnen
gevierd worden.
Voorzoover uit de berichten valt wijs te
worden, kan geconstateerd, dat Vrijdagochtend
om 7 uur de strijd een aanvang nam. Toen
opende kapitein Capron het vuur op El Caney,
ten noordoosten van Santiago, en kort daarna
werd San Juan, op eenigen afstand ten oosten
van de Guama-rivier, waar het Amerikaansche
centrum gekampeerd lag beschoten. Generaal
Wheeler, met de Gubanen onder Carcia rukte
vervolgens noordwaarts op El Caney aan, en
generaal Kent zond een gedeelte van zijn troe
pen naar het zuidwesten, om Aguadores te
veroveren.
Ru werd, hoewel na een zeer heftigen en
bloedigen strijd, El Caney i ingenomen. Doch
in het zuiden werden de Yankees teruggeslagen,
zoodat zij tot bij Juragua moesten terugtrekken.
Dit, en de zware verliezen, bij El Caney ge
leden, noodzaakten generaal Shafter deze laatste
positie weer prijs te geven, zoodat? de Ameri
kanen feitelijk geen vordering van belang heb
ben gemaakt.
Zeker telegram spreekt van een «blunder"
door Shafter begaan, die zijn infanterie achter
zijn batterijen plaatste. De Spanjaarden scho
ten met rookzwak kruit, waardoor zij de stelling
van hun geschut verborgen konden houden,
terwijl de Amerikanen, in wolken van kruit
damp gehuld, dadelijk hun plaatsen verraad
den. Maar ze hebben anders dapper gevochten,
«als razenden" een lof, die volgens de depê-
chei uit New-York ook aan de Spanjaarden
toekomt. Ze hebben, ondanks hun zware ver
liezen, elke duim gronds aan de aanvallers
betwist.
De berichten zeggen over het verloop van
den strijd nog het volgende
«Het eenige punt waar de Amerikanen niet
slaagden, was de uiterste linkerzijde, waar de
divisie van generaal Dufheid een riviertje niet
kon oversteken om zich meester te maken van
Aguadorus, omdat de brug over het water
vernield was. De divisie zag zich genoodzaakt
naar Juaragua terug te keeren.
«De Amerikanen maakten 2000 gevangenen.
Volgens de Herald verloren zij Vrijdag en Za
terdag 1200 man. De Spanjaarden hadden op zijn
minst 1000 dooden.
«Een ander bericht zegt, dat de Spaansche
divisie, die aan generaal Lawton's aanval op
Caney weerstand bood, 2000 man aan dooden,
gekwetsten en gevangenen verloorhet cen
trum en de linkervleugel der Spanjaarden lie
ten ongeveer 4000 man in den slag. Een
paar Amerikaansche colonnes verloren alle
officieren. Er werden verscheidene kolonels en
luitenant-kolonels gedood."
Hierin lezen we dan, dat de Amerikanen op
één punt niet slaagden, waaruit men zou op
maken, dat ze bijna hun doel bereikt hebben.
Maar de vergelijking van Miles zelf«partij
remise" zal wel nauwkeuriger zijn en laat ons
heel iets anders vermoeden. Het officieel tele
gram van generaal Shafter luidt als volgt
«Santiago is aan de Noord- en Westzijde ge
heel ingesloten, maar het cordon om de stad
is zeer zwak. Bij het naderen van de stad
bleek mij, dat de versterkingen zoo krachtig
zijn, dat het mij onmogelijk zal wezen de stad door
een stormaanval te nemen met de strijdmacht,
waarover ik op het oogenblik, beschik."
En verder
«Onze verliezen bedragen duizend man, doch
de lijst is nog niet opgemaakt, Er zijn weinig
zieken, maar de troepen zijn afgemat door de
hitte en de inspanning gedurende den slag van
Vrijdag, die bestond in een bijkans onafgebro
ken geweervuur tegen de loopgraven der Span
jaarden.
«Wij onderhouden met eenige moeite een be
rijdbaren weg naar achteren, door een terrein
dat door den regen doorweekt is.
«Generaal Wheeler is ernstig ziek en zal waar
schijnlijk heden naar de achterhoede vervoerd
moeten worden. Generaal Young is eveneens
zwaar ziek hij moet het bed houden.
«Bij een uitval, gisteravond door de Span
jaarden ondernomen, is generaal Hawkins licht
aan den voet gewond. De uitval werd schitte
rend afgeslagen.
De eerste dépéche men weet het sprak
van 500 dooden en gewonden maar Shafter
seinde al dadelijk daarop, dat hij tot zijn diep
leedwezen grooter verliezen had geleden.
Ik vrees, zoo heette het in zijn tweede tele
gram geen hoog genoeg cijfer van de'geleden
verliezen opgegeven te hebben. Er moet dadelijk
een groot, volmaakt uitgerust hospitaalschip
gezonden worden. De hoofdchirurg zegt, dat
hij werk heeft voor veertig dokters meer dan
hier zijn.
Natuurlijk krijgt Shafter onmiddellijk wat
hij verlangt. Vijftig dokters, met de noodige
medische hulp, gaan zoo spoedig mogelijk
naar Cubaen het tot de marine behoorende
ambulance-schip «Solace", dat zich thans in
de buurt van Santiago bevindt, zal in gebruik
gesteld worden. Voorts is het hospitaalschip
«Relief" reeds van New-York naar Santiago
vertrokken het moet bewonderenswaardig in
gericht zijn voor de behandeling van 500 zieken
en gewonden.
NADERE BIJZONDERHEDEN.
Vrijdagavond moet Generaal Schafter, na
den slag, zich als volgt hebben uitgelaten
«Wij hebben Caney en den geheelen rand van
het plateau nu in ons bezit en een tweedui
zendtal gevangenen aan deze zijde van Santi
ago. Generaal Lawton rukt naar den linker
vleugel op, om zich met generaal Wheeler bij
de linie aan te sluiten. De Spanjaarden zijn
teruggedreven in de stad, die wij morgen ne
men en binnentrekken."
Dat klinkt vreemd, omdat er bij staat na
den slag. Als Shafter zoo gesnoefd had vóór de
strijd begon, zouden we het kunnen begrijpen,
maar nu is het raadselachtig. Heeft een nader
onderzoek van Santiago's versterkingen den
generaal tot andere gedachten gebracht, of is
hij bevreesd geworden voor nog grooter echéc
nu, naar het gerucht wil, generaal Pando met
6000 man de stad is binnengerukt om Linares,
te helpen De mogelijkheid bestaat natuurlijk
ook, dat Shafter heelemaal niet heeft gezegd
wat hem hier in den mond wordt gelegd. In
ieder geval, van een bestorming is geen sprake
meer, laat staan van een inneming van Santiago.
Generaal Wheeler men las het hierbo
ven is ernstig ziek. Kras is wat omtrent
hem in een telegram uit New-York wordt'ge-
seindBij het gevecht van Vrijdag reed de
generaal in een ambulance-wagen naar het
front, toen hij een aantal gewonden op weg
naar de achterhoede ontmoette. Wheeler stond
onmiddelijk op, hielp een gewonde in den
wagen, en besteeg toen, tegen den raad van
den geneesheer in, een paard om het bevel over
de ruiterij op zich te nemen
De volgende depêche, Zaterdagmiddag uit
Playa del Este aan de Herald verzonden, meldt
ons nog een en ander over den moorddadigen
strijd Bij het aanbreken van den dag begon
generaal Shaffers leger een verwoeden aanval
op Santiago, met het voornemen de stad bin
nen te rukken vóór het vallen van den avond.
Terwijl een deel der Amerikaansche troepen
uit het noordoosten tusschen Caney en Santiago
oprukte, kwamen andere divisiën uit het zuiden
opzetten. Weer anderen trokken tegen het oosten
en het centrum van de stad op. Ondertusschen be
schoot de geheele vloot zonder ophouden de
batterijen aan de haven.
«Een gemaskeerde Spaansche battarij opende
het vuur op een regiment vrijwilligers, dat
langs een voetpad oprukte en richtte verschrik
kelijke verwoestingen in de gelederen aan
maar het regiment hield zich goed en ver
dreef de Spanjaarden, hun daarbij zware
verliezen toebrengend.
«Ook de ongeregelde cavalerie was in den
morg n blootgesteld aan een uiterst hevig vuur.
«Om San Juan werd twee uur lang heftig
gestreden, totdat de verjaagde Spanjaarden op
Santiago terugtrokken. Vijf regementen cava
lerie, gesteund door twee regimenten infanterie
namen San Juan bij stormloop in, maar leden
gevoelige verliezen.
«Een ballon die in het gevecht van gisteren
werd gebruikt, heeft groote diensten bewezen
doch de Spanjaarden slaagden er ten slótte in,
hem stuk te schieten.
«Het hospitaal te Siboney is overvol met
gewonden. Ook het hospitaalschip Texas is
propvol".
Men lette er wel op al deze berichten zijn
uit Amerikaansche bron en zullen dus den
toestand voor de Yankees zeker niet somberder
kleuren dan hij is. De Spaansche regeering
heeft nog geen officieel telegram ontvangen,
althans nog niet gepubliceerd. Men spreekt er
wel van, dat ee n depêche in cijferschrift is inge
komen.
Particuliere berichten houden in, dat Santi
ago nog altijd in de macht is der Spanjaar
den, die vastbesloten zijn tot het uiterste vol
te houden. Generaal Varavarey, de bevelheb
ber der troepen te Caney, streed met helden
moed aan het hoofd van zijn soldaten. De
generaals voegden zich bij de voorhoede, om
een voorbeeld te geven aan de manschappen.
Onder zulke omstandigheden werd generaal
Linares gewond, wiens toestand ernstig is.
Dat dezelfde berichten ook spreken van een
echec der Amerikanen kan ons niet verwonde
ren. We zijn er op voorbereid, dat de Spanjaar
den straks luid zullen jubelen over een be
haalde victorie. Van het behoud van Santia
go hangt, zoo seinde de correspondent der
Indép, te Madrid Zaterdag, het leven der regee
ring af. En wie weet, wat er nog meer op het
spel stond (Zie verv. Tweede Blad)
Varia.
EEN GEVECHT MET EEN TIJGER.
Op zekeren avond zat ik in de waranda van
mijn huis in Indië, toen mijn bediende ram
singh binnenkwam en mij verlof vroeg den nacht
in een der naburige dorpen door te brengen,
waar zijn bejaarde moeder ziek lag
Met veel omhaal vertelde hij mij, dat het hem
vreeselijk: speet mij dien nacht alleen te moe
ten laten want anders sliep hij in de waranda
om in geval van nood dadelijK bij de hand te
zijn maar dat hij liefst zoo spoedig mogelijk
naar zijn moeder zou vertrekken, daar men aan
haar herstel wanhoopte.
Zoo'n verzoek kon ik hem natuurlijk niet
weigeren, ofsohoon ik zeer goed wist dat ik dan
den nacht alleen moest doorbrengen, verschei-
done mijlen van de naaste buren verwijderd.
Mijn woning stond midden in een door de dor
pelingen bebouwd veld, en uan de uiterste grens
was een bamboeschbosoh, waarvoor de inboor
lingen groote vrees schenen te koesteren.
Ramsingh verzooht mij de kamerdeur vooral
dien nacht niet open te houden, al maakte de
buitengewone hitte het slapen met open deur
haast noodzakelijk. Hij verhaalde dat de dor
pelingen dien avond den gevreesden kreet van
de „fau" hadden gehoord, een kreet die de in
boorlingen van angst daad sidderen. De „fau"
(spreek uit fay-oo) is een klein dier, ongeveer
van de groote eener kat, dat zoo genoemd is
naar het geschreeuw dat het uitstoot.
In Indië wordt algemeen geloofd dat dit beest
van nabij gevolgd wordt door den tijger; van
daar de ontsteltenis, door zijn dof, somber gehuil
veroorzaakt.
Ik weet niet of het beest den roover verge
zelt om van het overschot van den buit te ge
nieten, of wel als een voor den tijger onmisbaar
metgezelals hot verhaal tenminsten waar is.
De inboorlingen beschouwen het als eene zorg
van de Voorzienigheid, die lien waarschuwt dat
hun vijand nadert. Ik hecht echter niet veel
aan zulke voorteekenen, en zeide Ramsingh
dus dat hij volkomen gerust vertrekken kon en
voor mij zich niet bevreesd behoefde te maken,
want een goed gericht geweerschot zou den tij
ger wel van een nachtelijk bezoek doen afzien.
Ik beval hem mijn geweer gereed te maken en
plaatste het geladen dicht bij mijn bed.
Ofschoon ik nu al niet bang was, vond ik
het toch beter de deur goed té sluiten.
Nu zal ik u eerst een korte beschrijving ge
ven van mijn slaipkamer, die zoo'n groote rol
zou spelen in mjjn levensgeschiedenis.
Het was een klein vertrek met twee deuren
waarvan de eene in de waranda uitkwam en de
andere toegang gaf tot de eetkamer. Mijn bed
stond in een hoek en do achterkant ongeveer
een voet van do muren veiwijdert; tegen het
voeteneinde stond mijn waschtafel, vandaar dat
er juist ruimte genoeg was om met eenige moei
te om het bed heen te loopen, behalve natuur
lijk aan de voorzijde. Tegenover dien kant en
ongeveer vier voet daarvandaan stond mijn la
tafel; in de laagste lade had mijn kneoht het
geweer gelegd. Daarnaast was de warandadeur
en in den aangrenzenden muur de deur der
eetkamer. Mijn bed was een zwaar houten meu
bel, gelijk die meest in ludië gebruikt worden.
De opstaande stijlen waren zes duim in door-
suede, en de vier andere balken van ongeveer
dezelfde afmeting. Als men nu in het oog houdtdat
het bed zevon voet in het vierkant wa« zal het dui
delijk zijn dat het geheel aardig zwaar was. Verder
was het laag bij den grond, zoo, dat iemand er net
onder door zou kunnen kruipen.
Boven aan do stijlen waren de vierhoeken
van het muskietennet vastgemaakt.
Na eenige uren tevergeefs beproefd te hebben
in sla.:p te vallen, werdt de hitte zöb groot, dat
ik genoodzaakt was de deur van de waranda
open te zetten om wat versche lucht binnen te
laten. Meenende dat er wel geen gevaar zou
zijn of dat het althans wel geweken zou zijn,
zette ik de deur wijd open eu ging weer te bed.
De koelte liet haar weldadige uitwerking
gevoelen, en weldra was ik ingeslapen.
Hoelang ik gaalapen had weet ik niet, maar
ik ontwaakte met <,ehvik en vreeselijk voorge
voel van naderend gevaar een drukkend ge
voel scheen mij te verstikken, de lucht was
heet en het kwam mij voor alsof ik niet de
eenige bewoner van het huis was. Eenige minu
ten bleef ik in dien dommeligen toestand, met
mijn half geopende oogen naar boven starende
ik wilde opspringen en zien wat er in de kamer
niet in orde was, maar het onbekende gevaar
schoen mij terug te houden.
Plotseling hoorde ik diep, zwaar, lang adem
halen vlak voor hot bed.
Wat was er Ik durfde mij niet omkeoren
om het te onderzoekeu, en het gesnuif werd
ieder oogenblik dieper en luider.
Het kwam mij voor dat het in mijn toestand
beter was onbeweeglijk te blijven liggen, wat
do oorzaak van het vreemde gesnuif dan ook
mocht zijn. Toch keerde ik onhoorbaar het
hoofd naar de zijde van waar het gesnuif kwam.
Mjju lichaam bleef onbeweeglijk liggen; na
oenigc minuten opende ik de oogen halt, opdat
het sohijuen zou dat ik nog sliep. Wat zag
ik
Een zwaar lichaam lag op den grond, even
wijdig met mijn bed, tus-chen mij en de latafel.
De kop was half opgericht en naar mij gekeerd
twee vurige oogen verslonden mij reeds?
Bij het matte schijnsel van de maan, die nu
op was, ondersehoide ik da flauwe omtrekken
van een reusachtige tijger. Eenige oogenblikken
was ik verstijfd van schrik. Al had ik durven
roepen, op geen twee mijl afstand was eenig.
menschelijk wezen, dat mijn geroep had kun
nen hooren. Ik dacht aan mijn geweer doch dat
lag in de latafel, en het vreeselijk monstar ver-
.perde den weg. Ik was op genade en ongenade
aan den tijger overgeloverd. Maar waarom had
het roofdier mij nog niet aangevallen Wat was
de oorzaak van dit vreemde gedrag, een tijger
onwaardig? Ik begon er over na te denkenik
kon niets anders doen of die reden mij mis
schien eenige kans op outkoming zou bieden.
Wat kon het toch zijn
Daar viel mijn aandacht op het muskietennet
Ja, dat was de oorzaak. Het monstar had het
heel zeker voor een tijgerval aangezien, met mij
daarin als lokaas. Als dat zoo was, bèston l er
eenige kans op redding, als ik den tijger in
dien waan kon laten door onbeweeglijk te blij
ven liggen en geen kreet te uiten. Daar lag ik
hulpeloos, als een stuk hout; de seconden sche
nen uren, de minuten jaien.
Eindelijk wist ik niet meer wat ik deed. Wel-
lioht zuchtte ik, of misschien bewoog ïkmij,
het verlangen om dat te doen was mij waarschijn
lijk onweerstaanbaar althans de tijger stond
op en gluurde mij aan met vonkelende oogen.
Had hij gemerkt dat het geeu val was, of be
haalde de honger do overhand op zijn waar
schuwend instinct?
Zijn •afsohuwehjke kop drukt# tegen het net,
alsof hij mij van meer nabij wilde opnemen. Hij
kwam al dichterbij. Ik vojlde zijn vreeselijkon
adem, en toch durfde ik mij niet verroeren.
Daar brak het bovenste koord, waaraan het net
bevestigd was, en het net viel naar bene
den op mij. Het was met het bedrog gedaan.
Ik aarzelde niet langer; mijn voordeel doende
met dat korte oogenblik van verwarring, liet
ik me aan den tegenovergesteldon kant uit
het bed glijden en kroop daaronder.
Met een woest gehuil wierp zich het ondier
op het bed, meenende dat ik nog onder het
doek verborgen was. en begon het net metzyn
klauwen te verscheuren. Toen hij mij daar niet
vond, sprong hij naar de latafel, in woede met
den staart de zijden zwepende, terwijl zijn vu
rige oogen mij overal zochten.
Het was een kort oogenblik van verademing,
maar al te spoedig ontdekte hij mij onder het
bed.
Met een zegekreet sprong hij op mij toe en
stak den kop onder het bed, doch het bed
was te laag. Zijn kin op den vloer, zijn voor
hoofd tegen don onderkant van het bed zijn
enorme kop kon er niet onder.
Weder een poging, nog een, met denzelfden
uitslag. Bij iederen aanval schudde het bed he
vig, en werdt eenige duimen van den vloer
gelicht.
Afgemat en woedend, viel hy nog eens mot
alle kracht op het bed aanhet week, en zijn
kop lag er onder, uit een groote wond bloedend,
daar de huid tegen den scherpen balk was af-
'7
geschaafd. Met meer zelfvertrouwen trachtte hij
nu hot geheele lichaam onder het bed te wer
ken maar neen In de nauwe ruimte tusschen
het bed en de latafel was zijn lichaam gekromd
en hij kon het niet onder het bed krijgen. Daar
lagen we, elkaar aanziende.
Ik traohtte achteruit te kruipen om aan die
vreesolijke blikken te ontkomen. Zijn ontzaglijke
kaken kaarsten over elkaar, op een wijs alsof
ze reeds bezig waren mijn beenderen tot stof en
mijn vleesch tot meel te vermorzelen. Ik ver
lamde betooverd door zulke oogenEen
huivering voer me door de leden, alsof ik een
muis was en de tijger een groote kat, dip bet
leven uit mijn lichaam schudde; mijn oogen
werden dof.
Zoo lagen we eenige minuten het waren
voor mij eeuwen van kwelling.
Hij liet een kort scherp gebrul hooren niet
minder van pijn dan van woede; want het groote
lichaam schudde door de wond op h0t voorhoofd
en de scherpe rand sneed hom nog voortdurend
in den uek.
Eindelek scheen zijn pijn grooter te worden
dan zijn woede, althans hij trachtte teru°* te krui
pen. Hij worstelde achteruit maar o een straal
van hoop verlichtte mijn doffe oogen, zijn kop
was onder het bed gekneld, en de scherpe rand
scheen al dieper in zijn nek te dringen telkens
als hij achteruit week.
De tijger was als in een val gevangen. Nog
verwoeder door de pijn, worstelde hij als ra
zend. Het bed werd hevig geschud; zou het
niet voor zijn kracht bezwijken Als het bed
eens overeind gezet werd Dan was het in wei
nige seconden met mij gedaan.
Ik klampte mij aan het bed vast om het
zwaarder te maken door mijn gewicht. Het was
een zwakke poging voor de wanhopige positie
waarin ik was. Het bed ging op ea neer als
eene zee, ieder oogenblik heviger, hoe meer de
tijger worstelde. Terwijl ik ieder oogenblik ver
wachtte dat het bed overeind zou worden'gezet,
viel mij plotseling iets in, zou ik het gevaar
trotseeren Ja, het was mijn eenige middel om
te belettend dat het bed overeind word gezet,
mijn eenige kans op redding. Ik kroop onder
het bed uit, sprong er op en vrel met mijn gansche
gewicht op den kop van den tijger.
Het ontzaglijke lichaam kromde zich en het
bed scheen vaster na het vermeerderde gewicht.
Hoe kon ik het oudier dooden? Als ik mijn
geweer maar kon krijgen, maar de rug van den
tijger drukte de latafel, ik kon het geweer er
met geen mogelijkheid uitkrijgen.
Ik spitste mij er op iets te bedenken waar
mee ik den tijger kon dooden, en het moest
spoedig zijn, want de gespannen toestand mijnor
zenuwen was onhoudbaar; de tijger had mijn
ontsnapping bemerkt, en steeds verwoeder wer
den zijn pogingen.
Ha! daar wist ik iets. Ik dacht, in mijneet-
kamer daar waren messen.
Maar zou de tijger myn afwezigheid niet be
merken en meteen laatste poging het bed overeind
zetten
Het was de eenige wijs om mijn vreeseiijken
vijand te dooden, on ik besloot het te wagen.
Ik liet mij over het hoofdeinde van het bed af
glijden, ea zonder eenig gedrmsch te maken sloop
ik in de eetkamer. Ja, ik vond een groot scherp
mes. Ik sloop even naar mijn plaats terug. Ik
aarzelde een oogenblik. Slechts éénmaal kon ik
steken, ik wist üet, en die steek moest doodelijk
zijn een wond alleen, hoe gevaarlijk ook, zou
zijne woede slechts des te meer opwekkeu en
nog éen krachtige poging on hij was vry.
Ik wachtte de geiegonüeid af; hoe kon ik
het kwetsbaarste deel bereiken
Slechts éene plaats was er, het hart. Met
beide handen hield ik het mes omklemd, de punt
raakte den tijger bijna tusschen de schouderbla
den. In ademlooze spanning wachtte ikde tijger
bewoog zich, de schouderbladen weksu van el
kander het mes daalde, myn geheele zwaarte
drukte het terneer, diep in het hart van den
tijger. Een vreeselijk gebrul een ufschuwelijk
gekraak, alsof eene aardbeving mijn huis schud
den deed, on bewusteloos Btortte ik achter
over.
Den volgenden morgen vond Ramsingh, toen
hij terugkeerde, den tyger, „nog verschrikkelijk
in zijn dood", 111 een plas Dloed onder het op
gelichte bed. Alom bloed, maar waar was zijn
meester? Eiudelyk, na angstig zoeken, vond hij
mij nog bewusteloos naast het bed liggen, om
geven van stukken doek.
In zijn doodstryd had de tijger het bed op
gelicht, myn hoofd was met kracht tegen den
muur geslagen, en ik was uit het bed gevallen
onder een stapel kleeden. Etnige dagen lag ik
tusschen dood en leven in een hevige koorts,
doch myn ijzen turk gestel werkte meê tot
mijne herstelling, en nu, nu ik deze geschiedenis
neerschrijf hangt de prachtige huid aan den
wand als een getuigenis dat die vreeselijko nacht
geen droom i:i geweest, doch koude werkelijk
heid. Uit Excelsior.
lugexoiitlen
Buiten verantwoordelijkheid van Redactie en Uitgever*
Mijnheer de Bedacteur!
AAN DE KIEZER8 VAN GÜEREE EN
OVERFLAK.KEE!
Het zij mij vergund U oprecht geluk te wen-
schen met don uitslag der herstemmingmaar
tevens U mijn hulde te brengen voor de kloeke
wyze waarop gij zaken van personen wist te
scheiden.
Het ging tegen het uitsluitings-stelsel der li
beralen, die alles voor zich opeischen maar,
tevens wildet gij door deze verkiezing toenen
dat men u van het lijf moest blijven met een
wet op den leerplicht, die een onheil voor ons
volk zou blijken te ziju.
De overgroote meerderheid der kiezers heeft
zich zoo kras mogelijk tegeu dien leerplicht
verklaarden bekend is het ook, dat vele libe
ralen met „een beklemd hart" zioh noode buk
ken voor dergelijke wetten, die op de Studeer
kamer uitgebroed geen rekening houden met
de werkelijkheid en met de eischen van het
volksleven.
Het is te verwachten, dat de Regeering door
Uwe houding, kiezers van Middelharnis 1 de kan
sen van haar leerplichtswet niet zal zien ver
hoogd en dit te meer waar de heer Goekoop
bekend staat als één der vurigste voorstanders
yan dien verfoeielykeu leerdwang, gelijk deze
in de gewraakte wet is geregeld.
Ook mag hier een woord van hulde niet ont
breken aan de voortreffelijks wijze, waarop het
Bestuur van de Centrale a.r. kiesvereeniging
zioh van zijn uiterst moeielijke taak heeft ge
kweten. De heereu de Goeij, Buitenhuis, Korvink,
Yan der Waal en met name Ds. Bossheb
ben gedaan wat zij konden.
God de Heero heelt zijn zegen op de midde
len niet onthouden.
Hem alleen de eere 1
H. DE WILDE.
's Gravenhage, 29 Juni 1898.
,Denk om je landheer,Goekoop
nep een liberale boer, die in zijn deur
stond, den man toe.
„Mijn landheer?" antwoordde de man
eenvoudig, en wees tegelijkertijd naar den
hemel, „mijn Landheer woont Boren!"
En hij stemdeKnijpers.
Ach, waren er meer, die den moed
hadden, die er spreekt uit dit verheven
antwoord van dezen eenvoudigen man.
Lezer! Waar woont Uw landheer?
Gij z ij t duur gekocht; wordt
dan geen
menschen.
dienstknechten
(1 Cor. 7 23.)
der
Waarschuwing tegen Kwakzalverij-
In den laatsten tijd wordt een buitenlandsch
middel, „De Pink Pillen van Dr. Willi
ams" genaamd, op zeer opzienwekkende en
kwakzalverachtige wijze in de dagbladen aan
het Nederlandsche publiek met allerlei over
dreven en onware voorstellingen opgedrongen.
Wie omtrent deze Pink Pillen wil inge
licht worden, leze het Maandblad van de Ver-
eeniging tegen de Kwakzalverij.
Op schriftelijke aanvraag bij den tweeden
ondergeteekende wordt het No. van dit blad,
waarin deze pillen worden besproken, gratis
toegezonden.
Het Bestuur der Vereeniging tegen de
Kwakzalverij
C. GULDENSTEEDEN EGELING, Voorz.
G. B. SCHMIDT, Secr.
Juni 1898.
Zoo de Heere wil en zij leven
hopen onze geliefde Ouders |j>
FRANS KOOTE lp
Hunne dankbare Kinderen (|f-®
2| en Behuwdkinderen.
VÊ Middel Harris Juli 1898. IE
Aan allen, die medege
werkt hebben aan mijne
verkiezing tot Lid der Provinciale Staten
van Zuid-Holland, en aan allen, die
daarbij hunne belangstelling toonden, be
tuig ik mijnen Eiartelyk.cn dank.
W. KUYPERS.
Dirhsland, 6 Juli 1898.
Er biedt zich aan een
bekend met zee- en binnenwerk, tuigen
van schepen enz.
Adres W. J. H. v. d. GRAAF, Veer-
hoofd Maassluis
GEVRAAGD tegen
ongehuwd
1 Augs. a.s. een
die met den ploeg kan omgaan, tegen
kost en inwoning en loon naar bekwaam-'
heid.
Adres letter W. aan M. BREUR, Boek
handel te ooltgensplaat.
Uit de
liecht
hand te
sterk
een ruim,
WAAR WOONT UW LANDHEER?
Op een der dorpen van ons eiland
ging een arbeider bij de jongste her
stemming tusschen Mr. Goekoop en W.
Kuijpers ter stembus.
met anex pakhuis, staande op de
Kaai, hoek Voorstraat, te Ooitgensplaat,
geschikt voar elke winkelnering, alszijnde
de beste stand van het dorp.
Te bevragen bij den eigenaar H. VAN
GENT Jr. te Ooltgensplaat.
EXPEDITEUR,
Biveelt zicb beleefd aan voorde
verzending van Garnalen naar En
gelsche Markten.
Heden verscheen bij den Uitgever L.
DONKERSLOOT te Ooltgensplaat:
Rede gehouden te Ooltgensplaat voor de
Vereeniging tot stichting eener School
met den Bijbel, door
Pred. der Geref. Kerk
en ten voordeele der op te richten School.
Verkrijgbaar bij alle Boekhandelaars.
Slaaskade IV.'£. 37. Rotterdam
onder le hypothecair verband op huizen
ne landerijen en geeft
onder borgtocht, op korten of langen
termijn, tegen billijke rente.