voor de Znid»3IolflatMlsci!e ©n Kemwschc Eilanden. Vrijdag 1 Juli 1898. Antirevolu tionair Dertiende Jaargang No. 663. Orgaan FEUILLETON. IN HOC SIGNO VINCES T BOEKHOVEN. SOM.MWXjS&WH. De verkiezing te Beekhorst. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f $,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever: Advertentiën 10 cent per regel en 3/a maal. Reclames 20 cent per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en k/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever. Met souverein gezag. Niets schijnt in deze dagen de liberale partij onaangenamer te stem men, dan het beweren, dat zij afbreuk doet aan het souverein gezag van den Vorst of de Vorsten, die over ons land regeert. Dit bleek niet alleen uit de vin nigheid, waarmede de Nieuwe Rot terdamsche Courant optrok tegen Dr. Kuyper, omdat deze bij de jong ste Begrootingsdebatten aan den Voorzitter van het Ministerie de vraag had gedaan: „hoe verstaat gij de huldiging onzer Koningin" maar het kwam opnieuw aan het licht, nu de Nederlander schreet, dat het rtcht van gratie niet best past in het stelsel der liberalen, omdat deze de Kroon liever naast dan boven de rechterlijke macht zie. Hoe is het mogelijk, zoo klaagt nu de N. Rotterdamschedat men van de opvatting van het recht van gra tie ook al eene partij-quaeste gaat maken. Het is toch wel alsof de liberale partij de bok is, die met al de ongerechtigheden des volks bela den, naar de woestijn moet gezon den worden. Waar is ooit, zoo vraagt zij, de leer verkondigd, dat de Kroon slechts naast de rechterlijke macht moet staan, en wat bedoelen de anti revolutionairen dan toch als zij de Kroon daar boven willeü plaatsen Zegt de Ofrond-wet niet duidelijk, dat de rechtspraak geschiedt in naam des Ko- nings en wil ook niet art. 13 van het antirevolutionair program eene onaf hankelijke rechtspraak? Zeker de Kroon heeft het recht van gratie en de liberalen zijn daar volkstrekt niet tegen. Mr. Modderman wilde het zelfs zeer uitbreiden, en meende dat juist in verband met de gelegenheid om door middel van gratie van een geslagen vonnis af te komen, de weg van herziening (door beroep op verschillende rechterlijke colleges) deels kon bekort worden. Wani wel is het verleenen van gratie een gunst, maar geen daad van willekeur immers Zij kan veeleer strekken om de rechters te hulp te komen, en hoogere rechtvaardigheid te betrachten, door bijzondere om standigheden in aanmerking te ne men, die de wetgever met zijne algemeene voorschriften niet kan bereiken. De N. Rotterdamsche kan het dan ook niet goed hebben, dat de Nederlander het recht van gratie slechts wilde aanmerken als een middel om aan de veroordeelde per sonen een koninklijk gunstbetoon te schenken, en wil er liever een rechts- middel in zien, hetwelk het vonnis niet aantast, maar verbetert ot aan vult. En in dezen zin is ook zij voor het recht van gratie. Ons dunkt, als het liberale orgaan geen redenen kon aanvoeren, die be ter hout snijden, dan had de redac tie wijzer gedaan met te zwijgen op de betichting van de Nederlander en zich daarover niet geraakt te toonen. En waarom Terwijl de liberale redactie wil betoogen, dat er tusschen hare en de antirevolutionaire beschouwing van het recht van gratie inderdaad geen verschil bestaat, verraadt zij zichzelve door tot voorwaarde te stellen bij een mild gebruik van het recht van gratie dat het dienen zal om aan de algemeene wetsbepa lingen gebonden rechters in bijzon dere gevallen te hulp te komen, en dus eigenlijk iets te doen, dat de rechters wel wilden maar door wette lijke gebondenheid niet konden, en derhalve overlieten aan de Kroon. Geheel anders is de beschouwing van het verleenen van Koninklijke gratie op antirevolutionair standpunt Want alsdan valt al de nadruk hier- o, dat de rechters organen zijn van de eene. ondeelbare koninklijke sou- vereiniteit, en dat dus het koninklijk gezag van nature het recht medebrengt om de stral van een schuldig ver klaard persoon op te heffen. Nu begrijpen wij wel, dat een li berale redactie dit haarkloverij noemt, en zegt wat maakt dit nu uitwij beiden willen toch onafhankelijke rechters en gelegenheid tot het ver leenen van gratie. Maar de zaak is heusch niet zoo onbeduidend en practiseh maakt het een groot ver schil of men de vorstelijke soeverei niteit vooropstelt, dan wel de rech terlijke onafhankelijkheid. In het eerste geval toch zal men ofschoon veronderstellende dat geen gratie naar luim ot gril maar met wijs beleid verleend wordt, zich gene gen gevoelen om stil te berusten in hetgeen vanwege de Kroon op dit ter rein wordt besloten. Doch in het tweede geval zal men aan de koninklijke vrijheid perken willen stellen, en schier geene gratie goedkeuren, tenzij die heeren rechters die verklaarbaar achten en in zekeren zin kunnen goedkeuren. En hier hebt ge het fijne puntje. De N. Rotterdamsche wil altijd liefst redeneeren over hetgeen de koninklijke macht thans is, en over hetgeen zij worden zou voor de anti- rev. wenschen. Zij komt daarbij dan tot de slotsom, dat er geen of weinig onderscheid is. Wij antirevolutionairen echter ijve ren niet alleen voor de koninklijke hoogheid in het heden maar ook voor de verre toekomst. Daarom is voor ons de grondslag waarop het souverein ge zag wordt toegekend, het voorname. Is die grondslag hecht, dan is het souverein gezag sterk zoo niet, dan kan het spoedig omvergehaald worden. De antirevolutionairen laten het koninklijk gezag niet rusten op die vergankelijke meening van de meeste staatslieden en rechtsgeleerden, dat het nuttig is iu den vorm en in de mate zooals dat gez ig thans bestaat. Neen, zij achten het onaantastbaar omdat het door God op den Yorst of de Vorstin is gelegd. Wie van huis uit antirevolutionair is, beseft dit verschil terstond. Dat de liberalen het zoo weinig be seffen, komt doordat hun leeringen nog te weinig tot haar consequentiën kwamen. Mr. Troelstra die de lijnen op zijn manier wil doortrekken, ziet dit ook wel in. Hij verweet de liberale partij dan ook onverbloemd, dat zij het ko ninklijk gezag zeer verzwakt heeft. Stukwerk. Een van de grootste bedenkingen tegen het ingediende wetsontwerp, betreffende de verzekering der ar beiders tegen ongevalschade is, dat deze zaak geheel afzonderlijk wordt geregeld, zonder dat eerst duidelijke gedachten zijn ontwikkeld over alle Regeeringsberaoeiing met het sociale leven van den arbeider als zoodanig, en dus zonder dat in hoofdzaak iets bekend is van de gedragslijn bij het daarstellen van krankenverzekering pensioen verzekering, weduwen verze kering enr verzekering tegen werke loosheid. Natuurlijk staan al die takken van verzekering met elkaar in verband, want als iemand die een ongeval in zijn werk bekomt, door een doelmatige regeling als zieke ondersteuning krijgt, zal vaak de reden van schadeloos stelling geheel of gedeeltelijk ver vallen. En evenzoo wanneer een gekwetste arbeider uit hoofde van zijn leeftijd tevens voor pensioen in aan merking komt. Terwijl ook het ver moeden, dat iemand uit vrees voor werkeloosheid zichzelf in gevaar van. ongeval zou begeven, vervalt wanneer er ook verzekering bestaat tegen werkeloosheid. Al deze soorten van verzekering hangen samen, en had nu de Regee ring voor dat geheele samenstel dadelijk een gemeenschappelijken grondslag gelegd, dan zou zij ook wellicht hebben ingezien hoe ge~ wenscht, ja hoe noodig het is hierbij de arbeiderswereld zelve te laten spreken en handelen, hilbrandt s. boschma. hoofdstuk" ïii. Deze Courant verschijnt eiken Yrijdag. Gtroote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. EEN VERHAAL DOOR 8) (Auteursrecht verzekerd.) Reeds in de weinige merkwaardighe den, die men er den vreemdeling wijst, blijkt van welken geest deze stad bezield is. Als zoodanig komt vooral in aanmer king het „Monument". Men vindt dit gedenkteeken op het ruimste plein van de stad, ongeveer in het centrum. Aan de eene zijde van dit plein staat een oude verwaai loosde kerk. Zoolang als de stad bestaan heeft, heeft dit plein om voor de hand liggende reden den naam gedragen van KerkpleinOp voor stel van den vorigen burgemeester heeft men echter, ter verheerlijking van de groote Fransche Omwenteling van 1789, dezen naam veranderd in dien van „Het Revolutieplein." In het midden nu van dit Revolutieplein staat het Thorbecke- monument. Het is een groote logge, gegoten-ijzeren pomp, met vier lange, dikgeknopte zwengels in het midden van elke zijde, en een geopenden leeuwen bek tot uitlozing van het water op eiken hoek. Heel dit monument is symbolisch op te vatten. Het naar alle vier zijden uitstroomendo water beteekent volgens De Beekhorster Bode uit die dagen „de frische, jonge idéé van het Liberalisme, dat, (in tegenstelling met het conservatisme, (dat de voordeelen der samenleving slechts aan ééne zijde wenscht te zien toegekend, n.l. aan de aristo cratie zegen en levenskracht uitstort naar alle kanten. Boven op de pomp prijkt de bronzen buste van den vader van het Nederlandsche Liberalisme, die met den rug naar de kerk en met het gezicht naar de Hoogere Burgerschool, genaamd de Kappyne van de Coppello- school, staat gekeerd, hetgeen indertijd den meergenoemden Bode eene vergelij king tusschen deze twee stichtingen in de pen gat, tevens een verklaring, waar om Thorbecke zieh door het eene gebouw voren en door het andere van achteren liet bekijken. „Aan de eene zijde" zoo schreet het blad, de „stramme ouderdom aan de an dere zijde de frissche jeugd. „Bdar het overblijfsel van een dom „bijgeloof; hier het gedenkteeken van „de zuivere geluk aanbrengende weten schap. Ginds een kweekplaats van be krompenheid en geloofshaat; hier de „tuin waar vrijzinnigheid en humaniteit „groeien", enz. enz. Intusschen heeft het Monument veel van zijne heerlijkheid verloren. Het voor naamste deel er van, de pomp, is on bruikbaar geworden. De gezondheids commissie toch had spoedig ontdekt, dat het water vele schadelijke bestanddeelen bevatte, en nam in overdreven zorg voor hare medeburgers den dubbelen maat regel, ten eerste, om de zwengels aan de ketting te leggen, en vervolgens, om op de pomp eene verklaring van deze han delwijze te laten schilderen. Doordien men deze verklaring vlak onder den naam van den grooten staatsman heeft geplaatst, beweren sommige spotvogels, dat het „Monument" eerst nu recht zin rijk is geworden, omdat men er thans op leest JOHAN RUDOLPH THORBECKE. Dit water is schadelijk voor de Volksgezondheid De tegenstelling tusschen oud- en nieuw Beekhorst is niet beter onder woorden te brengen dan onder het beeld van twee vrouwen. De eene is een vrouwtje, als Rembrand er vereeuwigd heeft op zijne schilderijeneen oud-Hollandsch besje, ja bejaard en gerimpeld, maar dich terlijk, dichterlijk ondanks de plooien in haar bruin gezichtneen, dichterlijk juist door die plooien. Een oud moedertje, over welks grijze hoofd stormen en verzoe kingen heneDgevaren zijn, maar die dat hoofd niet hebben bunnen doen buigen, tenzij dan voor God En uit al die stormen heeft zij toch altijd overgehou den een vergenoegden trek om den in gevallen mond, een levenslustigen glans in het donkere oog, die menig onzer huidige vrouwen van eenen leeftijd als haar dochters toen waren, haar zou be nijden. Mag zij oud zijn geworden, zij is het met eere en haar hart is jong gebleven. Wat haar bewaard en gesterkt heeft, is die lichtglans van een krachtig geloof in God, die hare gegroefde trek ken in heerlijker aureool stelt, dan er schittert op een fijn besneden Madonna van Rafaël. Reinheid, dat spreekt u toe uit haar oog, reinheid en levenslust, daar van getuigt nog het eenvoudig, onberis pelijk geplooide jak en het sneeuwwitte mutsje om hare grijzende slapen. Zoo is het oude, nu bijna verdwenen Beekhorst. Het nieuwere deel van Beekhorst is een jonge schoone, schitterend van wat oogenschijnlijk edelsteenen zijn, edelstee- nen in kwestige tooi in hare lobken, op haren boezem gehangen. Nochtans, er is iets in dezen tooi, dat ons niet voldoet. Hoe weelderig ook die gestalte moge zijn, het kleed dat haar poogt te omhnl- len is te verlept om er behagen in te krijgen. Verlept zijn ook de oogen, en indien daarin nog eene glans is, het is niet de koesterende glans der godsvrucht en des vredes, het is de schittering der ondeugd. De schoonheid dezer vrouw is slechts schoonheid-in-de-verte zij kan al leen bekoring uitoefenen op de dommen,of op de slechten. Wie bedeeld is met een eenvoudig hart en een helder hoofd, keert zich bij nadere beschouwing met walging af van den glans dezer valsche diamauten, van deze ruischende zijde, waarop de wijnvlekken der bachana- liën hun schandelijk merk zett'en van dit blanketsel, dat eer verraadt dan ver bergt, welk een vieze, gore del er achter verscholen zit. Zooals gezegd is, dateert de uitbreiding der stad van den aanbouw van het spoor wegstation. Vóór dien tijd was Beekhorst zonder politieke kleur en leefde in ver geten eenzaamheid. Blechts enkele van de meestgegoede en deftige inwoners hadden eenig begrip van partijversehil. Het liberalisme was toen nog in zijn goede dagen. Was het in beginsel ook afkeerig van alles wat godsdienst is, (gods dienst ten minste, naar de leer der Heilige Schriftdeze afkeerigheid had zich nog niet zoo schril geopenbaard als thans. De partij, die zich grondde op het geloof aan den levenden God, lag nog zoo goed als in den sluimer. De romantiek bloeide, en men droomde van niets anders dan van „braafheid" en „deugd" bezongen door dichters als Tollens. Het liberalis me kwam tegen zoodanige braafheids godsdienst niet in het krijtintegendeel Het was toen nog deugdzaam. Men zag er toen nog maar alleen het engelenge waad van eerst later zou men de boks- pooten onder dit kleed te voorschijn zien komen. En niet alleen dat het toen een godsdienstigen tint droeg, maar ook beroemde het er zich op, de partij te wezen van de ware volksverlichting Liberaal te zijn, dat was in die dagen mode het was niet fatsoenlijk het niet te zijn. Men begrijpt dus dat de notabelen van Beekhorst liberaal waren, evenals thans nog ten plattelande de menschen van geld en van stand liberaal zijn. De liberalen waren immers het „denkend deel der natie", en allen, die zich niet bij die partij aansloten, golden voor dom koppen. En de notabelen met het acht baar bestuur wilden niet door de min dere stervelingen voor domkoppen wor den aangezien (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1898 | | pagina 1