Vrijdag 8 April 1898, Dertiende Jaargang No. 651. Antirevolutionair voor de %uid-IIollai!d*c*lie en Orgaan Eilanden. Eerste Blad. IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON. u. Alle stukken veer «Ie Heclactïe öesiemtl, Ailrericiiiicii eis verdere Administratie franco toe fe zeilden aan desa Uitgever. Oil iiiiitiiiiei' bestaat uit twee bladeu Hersen-overladiseg. Het aanhaugige -wetsontwerp op den leerplicht roept heel wat gedach ten wakker, en doet onder meer ook de vraag rijzen, of, waar de overheid op weg is om de kinderen in be scherming te nemen tegen verkeerde behandeling door de ouders, het ook Y/encmu^utuu gosenreven wordt)j,g zich opgemaakt een en andej^ „leerplicht" te schrijven. Nad»t(: 't kort den inhoud van het wets#" heeft medegedeeld, bespreekt het op tweede artikel „Het beginsel". Ijtet hel lui 1 aldus: in_ LVien TiVeit op 1 viraag Ti 01 ob g op de onpractische inrichting van het onderwijs, en op de overlading met leerstof. De kinderen, zoo is de al- gemeene bewering, worden te veel verschoold" als zij van de school voor goed thuis komen, dan hebben zij hun natuurlijke frischheid niet meerdan blijken hun hersenen niet versterkt, maar verzwaktdan is dus het doel voorbj gestreefd. Toen in het jaar 1875 Prof. Nico- laas Beets zijne inwijdingsrede hield over „karakter, karakterschaarschte en karaktervorming-', noemde b j als eene der hoofdoorzaken van het toene mend gebrek aan deugdeljke karak ters de schoolsche africhting, het overspannen der jeugdige krachten, waardoor geen tijd overbljft voor het vormen van een eigen smaak en het doen van een eigen keuze voor den arbeid. Thans, bijna een kwart-eeuw later Wat liej de vermag. wordt nog in gelijken geest geklaagd. In „van Dam van Isselt" Volks opvoeding en volksweerbaarheid las men dezer dagen de volgende rege len „ITet is merkwaardig hoe wij door onzen hartstocht naar kennis het doel niet bereikt, maar voorbij ge streefd hebben. Met feiten, met ge beurtenissen, met waarheden is het jeugdige brein overladen. Maar de scherpzinnigheid, de schranderheid is daardoor niet verhoogd het waar nemingsvermogen niet ontwikkeld de kostbare gave van opmerking niet toegenomen. Wij zien over het alge meen slordig en luisteren gebrekkig. Onze hand is onhandig geworden ons oog kijkt, maar ziet weinig en neemt nog minder waar. Velen onzer schilders, blijkbaar kortzichtig, ver liezen meer en meer den zin voor lijn, vorm en beeld. Wij leven van wazige nevelachtige impressiën. „De namen van vele rivieren, ka pen en bergen zijn in ons brein opge stapeld, maar tot voor korten tijd was zelfs ons polderland velen der NeJer- landsche geographen onbekend. Op de schoolkaart kennen wij niet zelden den weg beter dan op het terrein in onze naaste omgeving, en vaak weten wij niet in het open veld uit welken hoek de wind waait. „Meermalen ontmoet men rnen- schen, wier hartelijke belangstelling voor het gouden kalf grooter nog is dan voor het gulden vlies, maar die toch volkomen onbekwaam zijn een geldstuk te beschrijven, als zij dat niet voor oogen hebben, en minder nog het verschil tusschen een munt- en een bankbiljet weten aan te wijzen. „Niet zelden gebeurt het, dat kna- pen twintig en meer eigenschappen van een dier uit hun geheugen weten op te van een wezel, rogge van een zeemeeuw van een kievit bunzing tarwe. weten te onderscheiden „Het kan dan ook niet anders of de hoogere eigenschappen van den geest, de wil, het combinatievermogen, de verbeelding, de vinding, de goddelij ke gave der scheppende kracht ver schimmelen in het leervertrek door het onverstand der ouders". En zie, zulk soort onderwijs wordt nu aan onze natie opgedragen. Daar- voorwordensedert vele jaren de kosten opgedreven. Dat soort onderwijs wil men nu verplichtend stellen voor kin deren van 6 tot 13 jaar. Maar is het dan wonder, dat althans vele christenouders tegen zulk eene wetgeving groote bezwaren gevoelen. Want waar komt al dat theore tisch drijven vandaan Is het niet hieruit, dat men het kind, den wor denden niensch, te eenzijdig als den kond" wezen beschouwt, en dat men Gods Woord veronachtzaamt, hetwelk zegt, dat uit het hart de uitgangen des levens zijn. Dr. Saoerk Henkomans te 's Gra- venhage gaf den raad om de kinderen in het belang hunner gezondheid eerst met het 7e jaar ter school te zenden. Het Nederlandsch Dagblad raadde om na elk tweetal uren onderwijs een uur met de kinderen te gaan spelen of wandelen. Anderen weer zoeken in gymnas tiek of sport herstel van evenwicht, of bevelen „huisvlijt" of „handenarbeid" aan als tegenhanger van het denk werk. Maar wat men ook beproeft, zoo- lang het kind niet geleerd wordt „naar den eisch van zijn weg"zoo lang het niet wordt aangezien voor wat het waarlijk is, en er aldoor over de zonde en de eindbestemming der kinderen wordt heengeredeneerd, zal het steeds sukkelen blijven. Het christelijk leerplan is in zijn a'trd anders. Daarom zou het instellen van vrije examens heel wat beter het onderwijsbelang gediend hebben dan het voorstellen van schooldwang. Thans zijn de christelijke scholen wel vrij wat betreft het noemen van Gods Naam en het lezen van Gods Woord en het vermanen in ehistelij- ken geestmaar niet wat aangaat de verdeeling en beperking der leerstof. Hierop oefent de Overheid vooreerst grooten invloed uit door de inrichting harer examens, en verder door het medezeggenschap der schoolopzieners over de werkverdeeling in de school. Eerst als hierin verandering komt, kan het leerplan meer doelmatig wor den daargesteld. Lezen, schrijven en rekenen moet natuurlijk elk kind leeren, maar overigens moeten de ouders vrij zijn om tot hoofdzaak in de opvoeding te maken hetgeen zij noo- dig achten, en ook om het aantal leeruren naar behoefte te beperken, vooral voor zwakkere kinderen. Het wetsontwerp op den „leerplicht" houdt hiermede geen rekening. Geen „verbami" mei Slome. Herhaaldelijk is reeds sedert ver leden jaar Juni gezegd of gefluisterd, dat, al weid er niet in het openbaar geaccordeerd, feitelijk toch het sa mengaan van de antirevolutionairen met de roomschkatholieken in 1897 vernieuwd is, zin ook wel en wat zal afgesproken zijn. Zij die hieraan geloof sloegen, hebben het in de Standaard van 2 April jl. anders kunnen lezen. Een der roomsche bladen sprak nl. uit, Sjdat het niet „roijaal" zou zijn, wanneer de antirevolutionairen den persoonlijken dienstplicht tegen den wensch der roomschen hielpen invoeren. Hierop- nu vroeg de Standaard waarom dit gezegd werd, en ver klaarde niets te weten van eenige bindende afspraak. Mocht deze in eenig district geschied zijn, dan wordt de schrijver gesommeerd om nadere aanwijzing te doen. Er werd bijgevoegd, dat het anti- rev. program van actie is opgesteld zonder voorkennis van of overleg met de roomsche partij, en dat deze in hare conclusie op de destijds in Utrecht gehouden algemeeue verga dering wel den eisch stelde dat in geval men samen als regeering zou optreden, de militaire quaestie in de eerste vier jaren moest blijven rusten en aan dat verlangen hadden, ware het noodig geweest de antirevolutio nairen wel kunnen voldoen omdat er genoeg ander dringend werk was en omdat de militairen verdeeld zijn in voorstanders van verschillende stel sels van landsverdediging maar dat op die vergadering de antirev. geheel vrij zijn gelaten voor zoover de per soonlijke dienstplicht van andere zijde mocht voorgesteld worden. Uit de M*ers. Deze Courant verschjnt eiken "Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgeyer: T BOEKHOVEN. Advertentiën 10 cent per regel en maal. Reclames 20 cent per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zj beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. f.v. t T HOOFD'STÜK XXVI. DE MARTELARES. 43 Wat er gebeurd was, kan men gemak kelijk vermoeden. De Hertog van Alva, schier berstend van woede, nu dit meisje, dit kind, hem zjjn looze spel had doen verliezen, en vooral verwoed bij de gedachte dat de rnaunen, die hij nu weldra in handen dacht te kr jgen, hem nu toch weer zon den ontsnappen, had Alvarez, zijn boozen geest naar de torenkamer gezonden, om daar een kogel door het hoofd te jagen van baar, die zich met zooveel edelen heldenmoed had opgeofferd. Twee soldaten stonden hem op de to rentrap te wachten. Do beul riep hen boven. Zj tradon binnen, namen het Ijk van Geertje op en droegen het naar de markt, alwaar de Hertog van Alva, ten prooi aan den felsten toorn, al de vloeken en verwensckingen van zjn gods lasterlijken woordenschat uitbraakte. Zoo dra lij den stoet zag aankomen, spoedde hj er zich jlings heen. De soldaten legden het nog bloedende Ijk in de sneeuw neer. „Dood riep Don Alvatandekuersend, terwijl lij het Ijk een schop gat. „Nu, des te beter! Vuile Geuzendeern „Noem haar liever een heilige, Mod- seigneur Een priester met gr jze haren was hem ongemerkt genaderd. „Ja, eene heilige Gj kunt mj op mjn woord gelooven. Ik heb haar gekend, dat kind, van den dag af die haar heeft zien geboren worden, en ik heb haar liefgehad als weinig anderen. En zie nu op wat wjze gj te werk gaat, o mijne meesters met het beste, met het reinste,, met het heiligste dat wj hebben O, beeren Span- jaaiden, hoe goed kan ik begrijpen dat het u haat, dit arme volk Waarljk, als het u uit dit land verjaagd zal hebben, behoeft gj er niet op te hopen, dat ik uw vertrek betreuren zal. En de dag zal eenmaal komen, waarop de lieden van dit land u over de grenzen zullen drijven Wat mj betreft, ik zal dien dag niet be leven. Ik ben er te oud toe, en ik zal u ongetw jfeld moeten bij ven ontzien. Maar komen zal h j eenmaal, die dagWant Gods gerechtigheid laat zich niet wegcj- teren Zj zal zich op haren tjd doen gelden, en het is alsof ik hare nadering reeds hoor aankondigen G j vermoordt kinderen, ja, dat doet gj, Monseigneur Arme man ik beklaag u De Hertog van Alva trad een schrede naar voren, met een van toorn fonkelen den en onheilspellend dreigenden blik. „Sla toe, monseigneur! of liever.... heb eerbied voor mjne grijze haren totdat ik deze Engei Gods in gew jde aarde heb begravenDaarna kunt gj naar verkie zing over mj beschikken Nauweljks had hj deze woorden uit gesproken, of aan den anderen kant van het marktplein ontstond plotseling eene rumoerige opschudding. Er werd geroepen, geschreeuwd, men droog van alle kanten saam, en een man, met den blanken degen in de vuist, kwam buiten adem aanloopen. Die man was Van Heken. HOOFDSTUK XXVII. DE BITTERSTE SMART. Van Heken kreeg een afschuweljk schouwspel te zien daar lag zjne Geertje, zjn éénig kind, zjne zielsgeliefde dochter, roerloos en onbeweegljk, met een gat ter zjde van het voorhoofd, waaruit een smalle bloedstreep vloeide, daarnaast de priester, met uitgestrekte handen, als oia haar te zegenen, en daar achter de dreigende soldeniers. II j slaakte een woest huilenden kreet van smart on wanhoop. „O mjne dochter mjne dochter mj ne Geertje mj toch eens hoeWelk een ramp Eerwaarde vader, zeg Welk een slag Maar gj, gj weet wat er met haar gebeurd is Verbaal het m j verhaal het m j Hj drukte de handen van den ongeluk- kigen abt in de zjne, en schreide als een kindhuiverend knielde hij bij Geertje neder, hief met hartroerende omzichtig heid haar hoofd op, en bedekte haar ge laat met de teederste kussen en liefkoo- zingen. „Zj is niet dood, wel Ik geloof stellig dat ik droom. O barmhartige God wat is zj koud. Hoort ge mj, dierbare Geertje Ik ben het, Van Heken,ik,uwvader!Maar ik zal er nog krankzinnig van worden Laat men toch gezwind hulp halen Zj is niet dood Dat zou God niet willen Och mjne dierbare Geertje Gauw geef mij eens een doek om baar voorhoofd af te vegen en de wonde te verbinden. Waarom verzet ge geen van allen een voet en steekt gj geen hand uit Hebt gj' dan een steeuen hart in het Ijt O gevleesch- de duivelen gj hebt baar vermoord Hj was opgestaan, en nu zag hj' er verschrikkeljk uit, als een wreker, wiens arm door God met bovenaardsche kracht bezield is, en zjn degen boven zjn hootd zwaaiend, vloog hj op den kriDg af, die zich voor hem opende, dewj'l ieder instinctmatig terugdeinsde voor het drei gende staal. „Lafaards die ge zjt, gaat gj achter uit Moordenaars moordenaars wantgj hebt haar vermoord, gj, zwierig gekieede edellieden Bah t is me een mooi soort adeldom een adeldom die bezoedeld is met bloed en met sl jkeen adeldom des Satans, een adeldom der hel Spuwen zal ik op uw vervloekte wapenschild Wj' zjn Geu zen, wj zjn niets beduidende bedelaars, die men ophangt, die men verbrandt, die men doodslaatGeuzen, zoons van Geu zen, vaders van Geuzen daar beroem ik m j op dat zjn w j Ik zal n bestr jden, ja ik, met mjne eigene hand Ja, met mjne eigene hand Verstaat ge dat, Mon- DE STATEN-VERKIEZINGEN. De algemeene verkiezing voorde Pro vinciale Staten begint te naderen. Nog seigneur? Bah! een hoogheid dieweerloo- ze vrouwen van kant maaktKomaan verdedigt u dan ten minste toch Ik ver moord niemand De Hertog van Alva kruiste minachtend de armen over de borst. „Geus ik geloof dat gj' zelf niet meer weet wat gj zegtSoldaten, grjpt dien man „Ja, neemt mj gevangen, dat zal het beste zjn Maar dit zult gij ten minste niet hebben En na de punt van zjn degen vlak voor zich in den grond te hebben gestoken, liet hij de punt van het wapen tot ver buiten den kring springen, en slingerde toen het overbljvende stuk, dat hj in de hand hield, over de hoofden der Spanjaar den heen. „En nu, vervloekte moordenaar laat ik u nu ten minste met deze schandvlek teekenen En voor m6n er op verdacht kon zjn, had h j zich even gebukt en een handvol bloedende sneeuw opgeraapt, en wierp h j' die den Hertog van Alva in bet gezicht, terwjl hij hem met tranen in de stem toeriep „Met die vlek op uw voorhoofd zult gj' voor Gods rechterstoel verschjnen „Amen liet de priester er dadeljk op volgen. Slot volgt.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1898 | | pagina 1