Vrijdag 18 Februari 1898.
Twaalfde Jaargang No. 644.
Antirevolutionair
voor fie Kuiil
Eilanden.
Eerste Blad.
IN HOC SIGN O VINCES
T BOEKHOVEN.
FEUILLETON.
7A
Alle stiaklieii voor tie Meslactle t»e$te»BCl, Ativerieiiiiéii en venlere AdiMinI§lraiIe franco foe Ie ^eaiilega aan tlegg Uilgyever.
Uil nummer bestaat uil
twee bladen.
SSiddag.
Menigeen zal zich nog wel herin
neren, dat in de maanden die voor
algingen aan de geboorte onzer Ko
ningin, van Koning Willem III het
verzoek tot de Kerken uitging om
een zegen van God over die
geboorte af te smeeken.
En God heelt gehoord. Men kan
niet anders zeggen, of de jeugdige
Vorstin, in wie het leven van het
Oranjehuis nog verlengd werd, groei
de voorspoedig op.
Maar als er nu ooit aanleiding is
geweest om weder een gebed in de
Kerken te vragen, dan is het zeker
■wel bij de aanvaarding der regeering
door Koningin Wilhelmina.
Zulk eene uitnoodiging wordt dan
ook van Regeeringswege verwacht.
Want groot zal de drukte, uitbundig
de vreugde zijn waarmede de inhuldi
ging der Koningin zal plaatshebben.
Enorme schatten zullen daarvoor door
het land vloeien. Maar dat alles is toch
slechts voorbijgaand, en kan het ge
luk van Vorstenhuis ol Vaderland
niet uitmaken. Neen, alleen als het
Gode behaagt om de Vorstin een wijs
hart te geven, en de gevaren van haar
troon te weren, die vooral in een tijd
van alval en ongelool dreigen, kan
haar Regeering tot blijvend welzijn
van onze natie strekken.
Zoodra er echter van bidden sprake
is, dan komen er van ongeloovigezjde
tal van tegenbedenkingen. Men zegt
dan dat het gebed eene particuliere
zaak is, dat vele landgenooten daar
geen kennis aan hebben, dat de Over
heid er zich dus niet mede kan inla
ten, dat de kerken daar maar voorzor
gen moeten, en zoo meer.
Terecht heeft de Standaard hier
tegen opgemerkt, dat het gebed nog
officieel in onze Staatkunde erkend is,
want dat elk wetsontwerp vergezeld
gaat met eene aanbeveling in „Godes
heilige bescherming" dat de christe
nen in hunne kerken ook zonder Re-
geeringsuitnoodiging wel zullen bid
den voor Koningin Wilhelmina's be
stuur maar dat dit gebed eerst een
meer nationaal karakter krjgt wan
neer alle kerken daarvoor éénzelfden
dag^speciaal afzonderen (b.v. Zondag
4 September dat de overheid ook
niets meer heeft te doen dan uünoodi-
genen dat zj de regeling geheel aan
de kerken kan overlaten, maar dat die
uitDoodiging ook het best van haar kan
uitgaan, omdat zij met alle kerken in
verband staat, terwijl de kerken on
derling niet in correspondentie staan
dat wil zeggen, de verschillende ge
zindheden nieten dat dezulken die
van het gebed afkeerig zjn, daardoor
als vanzelf buiten de uitnoodiging der
Regeering vallen.
Toch is die tegenstand van ongeioo-
vige zijde wel zeer verklaarbaar.
Tegenover den godsdienst kan nie
mand neutraal bijven. Daartoe is hj
te veel in den aanleg van het mensche-
ljk wezen gegrond. Wie dus daarin
niet méégaan, gevoelen behoefte om
ook anderen er van af te trekken. Het
wordt dan wel anders ingekleed men
zegt dan wel, ieder persoonl jk vr j te
willen laten maar de toeleg is en
bl jft niettemin om het tmri'godsdien-
stige tot heerschappj te brengen.
Naar wj vermoeden zal de oude
traditie in deze wel de overhand be
houden, en zal de uitnoodiging der
Overheid wel afkomen.
Onverzettelijk.
Menigmaal hoort men klagen, dat
ia de vergaderingen der Staten-Gene-
raai een veel te groote omhaal van
woorden plaats heeftdat men een
deel van den „nationalen" tjd door
brengt met onvruchtbare bespiegelin
gen dat men zoo weinig rechtstreeks
op het doel afgaatdat de partjbere-
king zulk een hoofdrol speelt, en
dat de wetgevende arbeid daardoor
zoo bedroefd weinig vordert.
Hieraan werden wij op nieuw her
innerd, toen wj lazen hetgeen de heer
Alberda van Ekenstein op 26 Janua
ri jl. in de Eerste Kamer sprak over
de quaestie van het lager onderwijs
Deze spreker verkondigde nog eens
weer de leer, dat de openbare school
voor allen zonder onderscheid bruik
baar is.
Alsof w j in Nederland niet reeds
sedert een halve eeuw een hoogst,
ei nstige schoolstrijd gevoerd hadden
En alsof niet reeds sedert lang tal
van onpartijdige of minder partjdige
tegenstanders volmondig hadden toe
gestemd dat op het standpunt der ge-
loovigen de openbare school m'ri voor
ieder te gebruiken is
Maar waar moet het nu toch heen
met de parlementaire discussion, als
men zulke reeds lang vernietigde
beweringen als die van den heer
Alberda maar steeds weer herhaalt
Is dit geen bljk van onverzetteljk-
heid
Hoe de heer Alberda daartoe
kwam
De heer Van Asch van Wjck had
den Minister nog eens de wensche-
ljkheid voorgehouden om toch vooral
niet te ver te gaan bj het regelen
van den leerplicht. Daartoe was
aanleiding, omdat in het programma
der Liberale Unie en in de Tweede
Kamer door den heer Kerdjk er
op was aangedrongen, dat de leer
plicht zich niet zou beperken tot
den 12 jarigen leeftjd, maar ook
het voortgezet onderwjs zou omvat
ten. En al had de Minister van
Binnenlandsche Zaken nu bj een
vorige gelegenheid gezegd, dat de
bedoeling der Regeering niet is om
den schoolstrijd te heropenen dit
laatste zou er toch gemakkei jk van
komen, zoo betoogde de heer Van
Asch van Wjck, als het voorstel tot
leerplicht niet enkel strekte om
slordigheid en opzettelijke verwaar-
loozing van de kinderen tegen te
gaan, en als zj, die gemoedsbezwa
ren hebben tegen het openbare on
derwjs oi tegen de vaccine, niet vrj
gelaten worden.
Een tweede aanleiding om waar
schuwend tegen het wetsontwerp
voor den leerplicht op te treden,
vond de heer Van Asch van Wjck
hierin, dat de Regeering in hare
Memorie van Antwoord had betuigd,
dat zj bezig was „ernstig te onderzoe
ken" of er hier te lande personen zjn,
die louter wegens gemoedsbezwaren
tegen vaccinatie of tegen de open
bare school hunne kinderen van alle
onderwjs verstoken laten, en zoo ja,
„in hoeverre het mogeljk is om b j
de invoering van den leerplicht met
deze bezwaren rekening te houden,"
Hoe vroeg de spreker moet dat
nog onderzocht worden Twjfelt men
daar nog aan Heeft de Minister Pier-
door
son dan de brochure in 1869
zjn broeder Dr. Allard uitgegeven,
vergeten Heeft Dr. Naber van die
brochure niet gezegd „Piersen komt
met warmte op voor het goed recht
der kerkeljke part jen, die van haar
standpunt te klagen hebben over de
tyrannie der liberalen, die haar een
moderne secteschool willen opdringen
onder de bedriegeljke leuze van
„met eerbiediging van ieders godsdien
stige begrippen." Heeft de heer Groen
van Prinsterer niet gezegd, dat hoe
bezwaarl jk het ook is, de kinderen
zonder onderwjs te laten, geen onder
wijs altijd beter is dan verkeerd
onderwjs Heeft niet de heer Fran
sen van de Putte in 1887 en 1889
als zjne overtuiging uitgesproken dat
duizenden en duizenden landgenooten
om andere dan politieke redenen niet
tevreden zjn met de openbare school"
Het natuurljk wederwoord van
liberale zjde zou nu geweest zjn
zeker, die str jd is lang uil gevochten
en bj gevolg is geen invoering van
leerplicht op billjke gronden mogeljk
tenzj die alleenstrekt om slordigheid,
sleur en slechte baatzucht tegen te
gaan.
Maar neen, daar komt de hOAr
Alberda van Ekenstein aan het
woord, en zegt onder meer het vol
gende
„De heer van Asch van Wjck
heeft b j het bespreken van den leer
plicht te pas gebracht de wet op het
lager onderwijsHj heeft het
openbaar lager onderwjs genoemd
bestaande onder eene bedriegeljke
leuze en zjnde ol vormende eene
secteschool De openbare lagere
3chool is niet een secteschool, juist
omdat zj hen, tot wie de geachte spre-
iVat tèejde ver mug
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgeyek:
Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 cent per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur.
HOOFDSTUK XXII.
LAATSTE STRIJD.
38
„Ik rusten, mjn kind P Mjne rust
zal ik hier Boven vinden zeer spoe
dig dat voel ik wel, zal ik rusten in
vrede, in bljdschap, in heerljkheid. O,
zéér spoedig!"
En haar blik straalde van verrukking.
Maar plotseling was het of er een
schaduw over hare vermagerde gelaats
trekken gleed zj vouwde hare handen
saam, en met koortsachtige gejaagdheid
stiet zj deze woorden uit;
„Eén ding ontbreekt er nu nog slechts
aan mjn geluk! Ik zou gaarne willen
weten, dat mjn man gewroken was!"
„Nog altijd weer datzelfde! Zeg mj
toch eens, hoe komt het toch dat gj
u zoo voortdurend met die gedachte
bezighoudt
„Het is onmogelijk, mj die gedachte
uit hethoofd te zetten! O, ais gj het
eens wist Geertje
Ik weet het. Gj hebt gruweljk ge
leden, gj en hj. Maar waarom zoudt
gj geen vergiffenis schenken
„Vergiffenis schenken?!" En de zie
ke begon hoe langer hoe onrustiger en
opgewondener te worden. „Veigiffenis
schenken Dat roept gj allen mj tel
kens en telkens weer toeIk zon hun
vergiffenis schenken O neen Gj schijnt
dus niet te gevoelen dat ik niet kan,
dat ik dat niet mag doen Neen, dat
kan God niet van mj eischen 1"
Geertje voelde haar hart ineenkrimpen.
Zj nam de hand der zieke vrouw in
de hare, en toen fluisterde zj zachtkens,
zoodra de ljderes weer wat kalmar was
geworden
„Vergeef ons onze schulden, geljk
ook wj vergeven onzen schuldenaren
Indien gj den menschen hunne mis
daden vergeeft, zoo zal uw Heinelsche
Vader ook vergeven; maar indien gj
den menschen hunne misdaden niet ver
geeft, zoo zal ook uw Vader uwe mis
daden niet vergeven
„Wie heeft dat gezegd P" vroeg de
weduwe haastig.
„Jezus, lieve vriendin."
„Jezus Weet gj dat wel zeker? Hj
zou mj dus niet vergeven, als ik
En wat dan
Zj durfde de woorden niet uitspreken,
die haar op de lippen brandden. Groote
tranen parelden er in in hare oogeu.
„En dus, o "mjn God! wilt Gj en
eischt G j ook dat laatste offerO, kon
ik het maar brengen O, mjn Heer en
mjn God, ontferm U tech over mj
Zj zweeg. Met ten hemel geslagen
oogen scheen zj vurig en uit de vol
heid haars harten te bidden. Geertje
sloeg met angstige spanning de geringste
beweging in de uitdrukking barer ge
laatstrekken gade, en zeide met zachte,
maar duideljk verstaanbare stem
„Gj hebt gehoord, dat er gezegd is
Gj zult uwen naasten liefhebben, en u-
wen vjand zult gij haten. Maar ik zeg
u hebt uwe vjanden liefzegent ze, die
u vervloeken; doet wel dengenen u ha
ten; en bidt voor degenen, die u geweld
doen, en die u vervolgen, opdat gj moogt
kinderen zjn uws Vaders, die in de He
melen is; want Hj doet Zjne zon op
gaan over boozen en goeden, en regent
over rechtvaardigen en oureohtvaardigen.
Weest dan gjlieden volmaakt, geljk uw
Vader, die in de Hemelen is, volmaakt
is!"
Een oogenblik later ging zj voort:
„Ener werden ook twee anderen, zjn
de kwaaddoeners, geleid, om met Jezus
gedood te worden. En toen zj kwamen
op de plaats, genaamd Hoofdschedolplaats,
kruisigden zj Hem aldaar, en de kwaad
doeners, den eenen ter rechter, en den
anderen ter linkerzjde. En Jezus zeide:
„Vadervergeef het hun, want zj weten
niet wat zj doen
„Zj weten niet, wat zj doen P Gelooft
gj dat werkeljk, Geertje
Het meisje gaf geen rechtstreeksch
autwoord op deze vraag, maar vervolgde
„Het hart dezes volks is vet geworden,
en hunne ooren zjn zwaar gemaakt, en
hunue oogen zjn gesloten, zoodat het
niet ziet met hunne oogen, noch met
hunne ooren hoort, noch met hun hart
verstaat, noch zich bekeerd, en de Heer
het geneest. Maar wat u betreit, gj zjt
gelukkig, dat gj oogen hebt die zien, en
ooren die hooren
„Geertje, gj hebt geljk. Ik geloof, dat
ik het zal kunnen."
„God helpe u en sta u bj
„Herhaal die woorden nog eens voor
m j, al die woorden Ik heb er behoefte
aan. Nog nooit heb ik zoo goed begrepen,
als in 't licht van die woorden, wat God
van mj eischt en verwacht."
„Zoo is het goed," hernam zj, nadat
Geertje aan haar verzoek voldaan
had. „Kom nu hier, en laat ons daD
samen bidden. Vraag aan den Heer,
Geertje, of Hj mj vergiffenis wil
schenken, mj, omdat ik niet wist..,,
omdat ik niet wilde Maar, lieve
vriendin, ik wist niet wat ik deed, en ook
voor mj, nietwaar heeft Jezus gebeden."
Geertje knielde neder, en op een
eeuvondigen, ernstigen toon stortte zj
haar hart in een vurig smeekgebed uit.
De zieke volgde haar in ademloozo span
ning, en herhaalde nu en dan met diepe
ontroering een paar woorden.
„Ik geloof, dat het gedaan is Ja, het
is gedaan. Nu kan ik heengaan. O, mjn
God, wat zjt Gj toch goed, dat Gj mjne
oogeu geopend hebt, alvorens mj tot U
te roepen voor Uwen rechterstoel!
Ik dank UEn wat u betreft, Geer
tje, God zegens uO, welk een vrede,
welk een bljdschap
De beide vrouwen lagen schreiend in
elkanders armen.
„Ik had niet gedacht, dat het zóó ge
makkei jk zou gaan snikte de stervende.
Zj gaf nu haar verlangen te kennen
om wat te rusten. De worsteling had
haar uitgeput. Zj had nog pas een half
uurtje schjnbaar liggen sluimeren, toen
zj Geertje tot zieh riep.
„De Heer komt mj halen, Geertje!
Ja, Hj is het, dat gevoel ik wel. Alvorens
Hem te volgen, zou ik zoo gaarne nog
eens allen willen zien, die mj hier in Zjn
Naam zooveel goeds bewezen hebbenuwe
tante, juffrouw Maria, haar broeder, allen.
Spoed u toch, want het zal nu weldra
Juffrouw Maria kwam haastig toe
snellen. De priester ging dadel jk tante
Grietje halen. Deze kwam bjna oogen-
blikkelijk, men weet waarom. Allen
schaarden zich om het bed der stervende
heen. Er viel niet langer aan te twijfelen
haar laatste uur had geslagen. Zj ademde
ternauwernood meer, ep^rioe moeiljk
dan nog
(Wordt vervolgd.)