i
I
4
rs.
lis.
1
Vrijdag 4 Februari 1898.
Twaalfde Jaargang No. 642.
Antirevo lutionair
rooi* lie Kuiil-llollaitilselae en 2
Orgaan
Eilanden,
(Eerste (Blad.
IN HOC SIGN O VINCES
FEUILLETON.
T BOEKHOVEN.
)RN-
Deze Courant verschijnt eiken "Vrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
uitgever:
Alle stiafekeii voor de Redactie besiensgl, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te seenden aan ilen Uitgever.
iee-
IUO-
A
I Ooer-
lak
ivijlen
wier
ik in
aeb-
iij van
)dc.
roetsluis.
igegfirej).
irgtati te
reede,
ing.
§,30 en
,30 uup.
30 uur.
Het.4»
lag, Don
na. 2 uur.
m. 2 uur.
fll
MB
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 cent per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en V3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur.
»It nam nier bestaat iaat
twee bladen
Ëie Hotterdamsche
Brerkiezisig.
Bij de herstemming van de vorige
week is de heer Mees in het distriet
Rotterdam IV weer tot lid der Twee
de Kamer gekozen. Het is een oud,
bekend en zeer bekwaam lid, en met-
buitengewone warmte heeft de N.
Botterdamsche voor hem gewerkt.
Nu dit is verklaarbaar. En reeds
gaven wij te kennen, dat wij altijd
gaarne de kundigste en scherpzinnig
ste leden van elke partij in de Kamer
zien. In doodzwijgen van den tegen
stander zit toch geen blijvende kracht.
En eerst als men de tegenpartij in
hare beste woordvoerders, na behoor
lijke toetsing van al hunne argumen
ten, overwint, kan men zeggen
werkelijk vooruit te zijn gekomen.
Maar er is over die Rotterdamsche
verkiezing nog heel wat meer op te
merken.
Vooreerst dat de liefde voor het
oud-liberalisme vrij snel afneemt.
Mees, ofschoon veel meer bekend,
kreeg bij de eindstemming 350 stem
men minder dan Hintzen in Juni.
En in de tweede plaats, dat het
vooral de christelijk historischen en
de vrij-antirevolutionairen waren, die
den heer Mees hielpen kiezen, oi
door op hem
thuis te blijven.
Het schijnt wel, dat die chr. his
torischen hij de stembus, als het staat
tusschen een echten chr. historischen
te stemmen, of door
candidaat zooals de heer van Asch
van Wijck en een niet sterk voor
uitstrevend liberaal, over geheel de
christelijke historie heenspringen en
liever een tegen-clar,--historisch man
kiezen dan een doortastend chr.-histo
risch candidaat. Dat riekt erg naar
het conservatisme.
De vrij-antirevolutionairen deden
ditmaal desgelijks. Dit werd verde
digd met een beroep op den afkeer
van Rome.
De Chr.-hist, en de vrij-antirev.
schijnen dus practisch en taktisck
niet ver meer van elkaar te staan.
Mi ijk# Weduwen- en
Weezenfdmts.
Volgens de eerste wetenschappe
lijke balans is er in dit fonds thans
een saldo van tusschen dellen 15
millioen. Deze som kan uit het fonds
genomen worden, zonder dat er storing
in den stroom der uitgaven zou ont
staan. Wanneer nu de tweede balans,
die in 1902 moet overgelegd worden
aantoont, dat er in het fonds een groo-
ter kapitaal wordt saamgebracht dan
noodig is voor het voldoen aan alle
gestelde verplichtingen, dan eischt de
wet, dat er hoogstens vier millioen uit
het fonds gelicht wordt en overgestort
in de staatskas.
Terecht is nu door den heer P. J.
Raaijmakers in de Tijd de vraag op
geworpen of dat billijk is, nl. die
overstorting, aangezien de ambtenaren
zeiven al dat geld met hunne bij
dragen hebben saamgebracht. Voor
heen betaalden zij te veel. Het wedu
wen- en weezenpensioen kost den
Staat niets. De ambtenaren geven
daarvoor 5 pCt van hun inkomen af.
Nu kunnen velen die bovenbedoelde
vier millioen wel gebruiken. De
openbare onderwijzers b.v. meenen,
dat de Staat daarmede te hunnen be
hoeve wel een weduwen- en weezen-
fonds kon gaan oprichten. En de heer
Veegens scheen het daarmede wel
eens te zijn volgens zijn spreken in de
Kamer. Zelfs de bijzondere onderwij
zers wilde hij er mede van laten ge
nieten. Dit zijn nu op zichzelf geno
men heel mooie dingen maar een
andere vraag is, of het moreel recht
toelaat daarvoor het geld te nemen, dat
behoort aan een ander fonds dan de
directe Staatsfondsen.
De h.h. Rutgers van Rozenburg,
Clescs, van Delden en Godin de
Beaufort hebben indertijd verklaard
van oordeel te zijn, dat de nu verkre
gen buitengewone baten van het pen
sioenfonds aan de ambtenaren zelf
toebehooren.
Menigeen zal met belangstelling
den verderen loop dezer zaak gade
slaan.
8JU ëe Pers.
Drankbestrijding bij het Indische Leger.
Bij de jongste discussie orer Koloniën is met
ernst gewezen op het misbruik van Sterken drank,
dat nog steeds bij ons Indisoh Leger voorkwam,
en de Minister van Koloniën heeft op zeer keu
rige wijze die klachten beantwoord.
Hij zou paal en perk aan dit misbruik stei-
len.
Thans echter kwam opnieuw iets aan het
licht dat niet onopgemerkt mag voorbijgegaan.
De sergeant 110. 43898 14e Bat. Ie Comp. Van
Wanrooy schrijft onder dagteekening van 14 Oot
uit het Bivouac van Segli, dat door so man van
zijn Compagnie is ge eekend het navolgende,
adres
„Verzoek van Kader «n manschappen
der 1ste Compagnie 14e Bataljon Infanterie.
De navolgende manschappen verzoeken
UWelEJ.Gestr. beleefd
Don Tap in het bivouac voor den jenever
verkoop te laten sluitenen
Slechts Gouvernementsjenever in het bivouao
toe te laten.
Zjj zijn tot dat vorzoek gekomen door do
ondervinding, dat de verleiding, die de aan
wezigheid van sen jenevertap oplevert, voor
velen to groot is om er weerstand aan te bie
den. Als, bewijs voeren zij aan, dat «iemand
dio inrichting bezocht met het doel; zich dron
ken te drinken en toch velen die inrichting
dronken verlieten.
Dat, zonder dat zij zich dronken drinken,
de meerdere jenever, die boven de Gouverne
mentsjenever te bekomen is, een woelachtigen
geest onder hen brengt, waaruit vechterij en
twist meermalen voortkomen.
Dat het zien der feiten gedurende den kor
ten tijd, dien de Tab geopend is, hen er tos
dringt, dit verzoek te Uwer kennis ta brengen,
waarbij zij met gepasten eerbied hun meening
uitspreken, dat do straffen, welke op een zeer
klein gedeelte zijn toegepast en nog toegepast
zullen moeten worden, deze straffen niet het
gowenschte gevolg zullen hebban, zoolang de
Tap voor jeneverkoop gaopsnd blijft, waardoor
het grootsto gedeelte dor manschappen steeds
ouder de gevolgen dier straffen gebukt zullen
blijven.
Redenen, waarom zij verzoeken hun ver
zoek wel in overweging te w llen nemen."
Voorts, dat Van Wanrooy mot allo voorzich
tigheid onderzocht, ot zulk een verzoek bij den
Bataljons-Commandant zou mogen ingediend wor
den.
Maar eindelijk, dat hem officieel door den Ka
pitein dor Companie, namens den Majoor, werd
aangezegd dat
„Als ilc met dat verzoek durfde te Tco-
men, hij mij een geduch te charge zoude geven
dat de cantinezoolang als er één mail bestond
die vóór het openblijven was, ook geopend
zoude blijven
Dit nu gunt ons een teleurstellenden blik in
de bestaande toestanden.
Tachtig inan uit één Compagnie die aan het
schandaal een eind willen maken, en de majoor
het hun kwalijk nemend, dat ze met zoo iots
komen durven, en het opnemend voor den drank.
We hopen zeer, dat de minister ook hiervan
goede nota zal nemen. (Stand.)
VOLKEREN PE111.4BDB.
S»liï heelt nog een lijstje van per
sonen, die hij in zjjn proces wenscht te
laten getuigen, den procureur-generaal
gezonden. Daaronder kernen voor de ze
ven officieren die Dreyfes veroordeeld
hebben, en de zeven officieren die den
krijgsraad voor de zaak-Esterhazy vorm
den.
De meeste getuigen van Zola's eerste
lijst hebben, volgens de Gaulois, te ken
nen gegeven, dat zij niet voor het assi
senhof zullen verschijnen.
Roehetort's blad, de Intransigeant, zegt
te kunnen mededeelen, dat al de door Zola
als getuigen in zijn geding gedaagde
officieren door de militaire overheid zijn
„uitgenoodigd" om daaraan geen gevolg
te geven. Met name majoor Esterhazy,
verzekert het blad, is op het ministerie
van Oorlog geroepen, waar hem verboden
werd in welke hoedanigheid ook voor
het Hot te verschijnen. Naar het schijnt,
vervolgt de Intransigeantzal alleen de
minister van Oorlog, het belasterde corps
officieren vertegenwoordigende verklarin
gen komen afleggen.
De Aurore heeft een verklaring open
baar gemaakt van een mevrouw C., wier
echtgenoot, volgens het blad een groot
vriend was van kapitien Lebrun-Renault.
Mevrouw C. zeide„Na het proces en
de veroordeeling van Alfred Dreyfus heb
ik, niet ééns, maar honderd maal, kapi
tein Lebrun-Renault aan menschen in
zijn omgeving hooren zeggen dat hij
geen enkele belangrijke mededceling van
den ex-kapitien ontvangen had. Zeer
lang nadat Dreyfus naar Cayenne gezon
den was, is het gesprek telkens op dit
onderwerp teruggekomen. Kapitein Le
brun-Renault heeft zich nooit in anderen
geest uitgelaten."
Mevrouw C, zou, volgens sommige
bladen, mevrouw Chaplon zijn, een van
de personen, die Zola in zijn proces wil
laten gotuigen.
Zal met dit alles het vonnis over Drey
fus geveld, herzien worden Beweerd
wordt, dat dit onvermijdelijk is;
en inderdaad - het zou verstandig zijn
van de Fransche regeering, indien zij
die herziening op de een of andere wijze
bevorderde.
Dit te meer, nu de staatssecretaris van
Duitschland, Von Bülow, heeft verklaard
dat de Duitsche regeering nooit iets
gemeens had met Dreytus, dat deze zelfs
bij de Regeering geheel onbekend was.
Wat Uejde ver snag
HOOFDSTUK XXI
ALWEER JANUS,
36
Toen het bepaalde uur geslagen had,
vertrok hij, steeds zoo langzaam mogelijk
loopende, want het arme oudje zou na
tuurlijk niet veel haast kunnen maken,
en Janus wilde in geen geval het eerst
ter bestemder plaatse wezen. Het was
verscbrikkeiijkkoud,en er was een scherpe
en doordringende wind opgestoken. Of
schoon volharding anders niet zijn schit
terendste deugd was, stoorde Janus zich
ditmaal niet aan die felle koude, zóó
veel drukte had hij thans aan 't hoofd 1
Het sloeg negen uur op den kerktoren,
toen hij eindlijk den drempel van de
woning zijner moeder overschreed. Moeder
Grietje maakte, zoodra zij hem zag ver
schijnen, een gebaar van verrassing en
blijdschap.
„Wel! bon jij daar, mijn jongen Wat
heb ik je in geen tijd gezien En wat
heb je toch wel uitgevoerd al dien tijd
Je laat je in 't geheel niet meer zien.
Maar dat is nu tot daar aan tos. Einde
lijk ben-je er dan toch weer. 't Is een
dag met een gaatje! 'c Lijk ten minste
wel, of vandaag al do buitenkansjes
tegelijk moeten komen."
Het doet me pleizier, moederlief, dat
jk u mijne terugkomst op zóó hoogen
prijs hoor stellen Al de buitenkansjes
tegelijk 1 Dat gebeurt zóó zelden, dat ik
er u nu waarlijk wel geluk meê mag
wenschen. En dat ook mijne terugkomst
door u als een buitenkansje en dus als
een bijdrage tot mw geluk beschouwd
wordt, dat is nog het merkwaardigste
van alles 1 en
„Maak nn geen gekheid, Janus, en
bederf mijn genoegen niet door je spot
ternijen. Ik vind het een groot geluk, dat
ik je hier mag weerzien, vooral vandaag,
want wij hebben tijding van Yan Heken
ontvangen. Die brave man Daar ligt zijn
brief," od moeder Grietje wees naar
een plekje tusschen de beeldjes en vaasjes
op den schoorsteenrand. „Christiaan is
hem een oogenblikje geleden komen bren
gen. Hij heett mij terdege op het hart
gedrukt, cr vooral tegen niemand ieti
van te zeggen, want het is een groot
geheim, geloof ik, alsof dat nog noodig
was 1 En Geertje, wat groote oogen
zal zij opzetten als zij thuiskomt't Is
of ik haar al zie, het lieve kindIk brand
van ongeduld en verlangen naar het
oogenblik, dat ze terugkeert
„Is zij dan nu al uit? Zóó vroeg?"
„Ja zeker! Zij is. een zieke vrouw gaan
bezoeken, die onze goede pastoor bij zich
in huis genomen heeft."
„Zeker dezelfde vrouw, die Wat
een heilige man Neen, maar op mijn
woord van eer, dat is toch eigenlijk al te
gek
„Houd je toch stil, JanusJe doet
me zoo'n verdriet
„Wezenlijk ?Nu dan zullen wij dezaken
ernstig bespreken. Ik verbeeld me, -
Geertje daarheen is gegaan, om
weet wel, zij er zeker nogal héél
nu
u
lang
zal blijven. Alle eer aan haar voortreffe
lijk hart 1 Als wij haar vóór den avond
weer thuis zien, mogen wij van geluk
spreken. En om haar nu zóó lang de lezing
van dezen vaderlijken epistel te onthou
den, komt mij bedenkelijk, om niet te
zeggen wreed voor. Zij moet er van ver
wittigd worden, dat Yan Heken geschreven
heeft. Ik zou het zelf wel even gaan
zeggen, maar zooals gij weet, wij zijn
niet de beste maatjes, zij en ik. Ja,
waarom Ik geloot eigelijk, dat ik
met hart en ziel verfoeid wordOf
gij al praat of niet praat, het is de waar
heid. En overigens, tusschen ons gezegd
en gebleven, ik heb in dezen oprecht mijn
besluit genomen. Maar nu weet gij hoe
de vork in den steel zit, en dat ik
tegenwoordig zoo dikwijls en zoo lang van
huis blijf, dat moet u niet aan mij wijten,
maar aan mijne lieve nicht."
„Loop heen,Janus!"
„Ja zeker, moedertje, wat ik u gezegd
heb, is de zuivere waarheid. Denkt u dat
ik lust heb om iemand, wie ook, mijne te
genwoordigheid op te dringen
En terwijl hij dat zeide, trok Janus
een erg meewarig gezicht. Maar zijne
moeder antwoordde dadelijk
„Hoor eens, mijn jongen, je moet geen
kwaad van Geertje sprekenzij is
een beste, brave meid! Ik heb haar met
hart en ziel lief. En je moet de dingen
ook zoo zwart niet inzien. Want zie je,
Geertje is toch
„Laat ons er asjeblieft niet meer over
spreken
„Goed. Maar ik zal haar tóch zeggen,
dat jij op den goeden inval bent gekomen,
om haar den brief van haren vader te
laten brengen, en ik zelf ga hem maar
dadelijk aan haar bezorgen
„Wel neen dat zou wat moois wezen
Den brief van Yan Heken daarheen te
brengenHoe komt het u in 't hoofd,
moeder En Christiaan heett u nog al
nadrukkelijk geheimhouding aanbevo
len
„Inderdaud, wat zou ik daar verkeerd
aan gedaan hebben Waarlijk, je hebt
gelijk. Ik zal haar doodeenvoudig gaan
zeggen, dat de brief hier op haar ligt te
wachten. Ik ga al, ik ga al 1 Maar, wacht
eens neem 't me niet kwalijk, Janus,
zie je, al die drukte, op zoo'n oogenblik,
maakt mij een beetje van streek, wil
je ook het een of ander hebben
„Neen, ga nu maar Ik zal wel wachten.
Een kwartiertje op zijn hoogst, langer
behoeft u niét weg te blijven. En zoo
lang kan ik het nog wel uithouden."
En reeds had tante Grieije een mantel
„Als ik uit ben, houd dan goed de deur
gesloten en laat niemand binnenkomen.
Verbeeld je eens, dat
„U kunt op mij rekenen."
„Tot straks dan
„Neen, ik zal geen rnensch binnen laten,
daar kunt ge staat op maken bromde
Janus, terwijl hij den grendel op de
huisdeur schoof. „Nu heb ik ten minste
den tijd!"
En dadelijk naar den schoorsteen stap
pend, nam hij den brief op, die hem reeds
zooveel inspanning en bemoeienis had
veroorzaakt, keerde hem om en om, en
bekeek hem zorgvuldig van voren en van
achteren.
Drommelswat kan dat cachet te
beteekenen hebben Het schrift is wel
degelijk de hand van Yan Heken. Maar
nooit of nimmer heeft iemand in de familie
zulk een wapenschild gehad. Wel, wel
Als ik het eens probeerde wie niet
waagt, wie niet wintLukt het mij niet,
dan is er óók nog geen kwaad bij. Ik
maak mij met den brief uit de voeten, en
alles in ordeMaar het kan meêloopen,
zoodat het mij lukt. Zachtjes aan maar,
en voorzichtig
Janus was naar het vuur gegaan, na
uit zijn gordel een dolk te hebben ge-
trok ken met een breed en buigzaam lem
met, waarvan hij het puntige uiteinde
zorgvuldig verwarmde. Toen hij meende
dat het staal den vereisehten warmtegraad
verkregen had, stak hij de punt van den
dolk langzaam tusschen het lak en het
vel papier, om ze op die wijze voorzichtig
van elkaar te scheiden. En ....weldra
ging de brief los. Janus legde hem open
gevouwen voor zich op de tafel neer,
steunde het hoofd met de handen, en ging
aandachtig zitten lezen.
(Wordt vervolgd.)
-huw-