tuiden. Vrijdag 14 Januari 1898. Twaalfde Jaargang No. 689. Antirevolutionair voor tie ZiiiiI-lloIiancSMeiif en Xeeuwsclie Orgaan (Eerstè(Blad. IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON. T BOEKHOVEN. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgeyer: SOMMELSIBIJH. Alle stukken voor «le Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den lit sever. 8>lt nummer bestaat uit twee BSSaden. MPure waar. Dat de Tweede Kamer aan den nu afgetreden Minister Jansen de gevraagde 36 tonnen gouds weigerde voor het laten bouwen van een vierde schip, terwijl de deskundigen het oneens zijn over de vraag of zulk soort pantserschepen wel aan het doel beantwoord, is waarlijk wel verklaarbaar, wanneer men ziet op de enorme sommen, die toch reeds voor oorlog en marine gevergd wor den. Deze twee Departementen heb ben hun budget nu reeds tot ruim 38 millioen, dat is tot meer dan een vierde deel van de geheele Be grooting opgevoerd. Met al de direc te belastingen, die er tegenwoordig zijn, haalt men die som van 38 mil lioen nog niet bijeen. Eerst als men den wijnaccijns en de belasting op het geslacht en op het zout er hij voegt, is men er zoo wat. En kon men nu nog maar zeggen, dat voor zulk een hooge som ons land in een voldoend weerbaren staat was. Maar helaas, ook dat niet. Zoowel bij „Oorlog'' als bij „Mari ne" is men in twijfel over de beste inrichting onzer defensie. Reeds sedert een kwart eeuw wordt er geroepen om een vast krijgsplan en nog is het zelfs niet vari verre te zien. Met millioenen sehats zijn in het zuiden en oosten van Zuid Hol land vestingen aangelegd en than3 keurt men ze voor onze landsverde diging van weinig waarde. Anderen raden nu weer om liever de stelling Amsterdam in orde te brengen, om daarmede den vijand al te keeren. Het socialistisch Kamerlid van der Zwaag gaf den raad om liever elk jaar 3 a 4 millioen van Oorlog en Marine te schrappen. De antirevo lutionairen stemden hiermede niet in maar was het niet verklaarbaar, dat de heer van der Zwaag zoo sprak Schooltoezicht. Onder de punten, die de heer Ke telaar bij de behandeling van- hoofd stuk V der Staatsbegrooting ter sprake bracht, behoort o.m. dat hij bezoldig de arrondissements-Schoolopzieners zoude willen zien aangesteld, opdat ook menschen van het vak zullen kunnen benoemd worden. Voor het opmaken van het leerplan, de indee- ling van de scholen en de benoeming der onderwijzers, achtte|hij dit laatste zeer noodig. Een ander Kamerlid echter, de heer Tydeman, bestreed deze meening Hij vondt het meer doelmatig, dat de betrekking van arrondissements schoolopziener een eerepost blijft, omdat men daarvoor personen moet vinden, die boven de onderwijzers wereld en boven de onderwijzersstaan, die een ruimen blik hebben op het verband tusschen school en maat schappij, en veel humaniteit weten te betoenen. Naar het ons voorkomt, hebben deze twee heeren het geen van beide bij het rechte eind. Het hebben van onbezoldigde School-opzieners dunkt ons evenmin verkeerd als het behou den van laag bezoldigde Burgemees ters, Het is toch het ideaal van alle ambten, dat zij belangeloos worden waargenomen. De bezoldiging is slechs een nood middel om de waar neming door onbemiddelde moge lijk te maken. Maar zoolang er nu eenerzijds nog zooveel nooden met Staatsgeld te lenigen zijn, en ander zijds nog vele mannen, die aan geld geen behoelte hebben, genegenheid toonen om ten algemeenen nutte zich wat in te spannen, moet men naar ons inzien op dezen toestand geen inbreuk maken, tenzij het wegens bijzondere redenen strikt noodig blijkt. Het is noodig, beweert de heer Ketelaar maar wij zien dat nog niet in. Verstandige schoolopzieners zullen toch bij gewichtige regelingen wel de vakmannen raadplegen. De bezwaren tegen het benoemen van de kundigste onderwijzers tot schoolopziener, door den heer Tydeman genoemd, deelan wij niet. Of iemand een ruimen blik heeft, en met humane gevoelens be zield is, hangt niet altijd alleen af van zijn maatschappelijken stand. Ook ligt er in de benoeming zelve eene stands verheffing. Doch wel weegt voor ons het bezwaar, dat men zonder bezoldi ging bijna geen vakmannen zal kun nen benoemen of het zouden gepensi oneerden moeten zijn. Maar daarom pleit er o.i. veel voor bestendiging van den tegenwoordigen toestand. Nieuwe hoofdredac teuren. De bekende schrijver der hoofdar tikelen in de Arnhemsche Courantde heer O. Keiler is vervangen door den heer Mr. J. A. van Gilse, en aan het Haagsche Dagblad is als hoofdredac teur opgetreden Mr. P. H. P. van Mar ie, ter vervanging van Dr, W. C. A. baron van Vredenburch, die nog niet zoo heel lang geleden den heer J. Visser opvolgde. De heer van Marle verzekert even als de heer van Gilse. dat hun optre den geen belangrijke wijziging in de richting hunner respectieve bladen zal brengen. In het Dagbladzegt eerstgenoemde, „zal men steeds vinden een voorstander van verstandigen vooruitgang, onder voorbehoud echter van niet elk vooruit hollen in den blinde voor vooruitgang aan te zien." Aldus hebben meer conservatieven geredeneerd. Natuurlijk. Ziekelijk be houdzucht is nog geen bewuste vast houdendheid, en wie zal openlijk verklaren tegen eenigen vooruitgang te zijn. Maar de forschen tred heet dan „hollen", evenals in de schertsen de conversatie op den wandelweg. En wat de sociale quaestie aangaat, zegt de nieuwe Dagblad-redacteur wél maatschappelijke nooden te willen helpen lenigen, doch geen belastingen te zullen voorstaan die doen denken aan den boer in de fabel bezig met het slachten van de kip met gouden eieren. Het Vaderland vermoedt, ondanks deze verklaringen, dat het Dagblad in den laatsten tijd wel wat van richting veranderd is ook opzichtens de socia le politiek. BPe Postdienst ten ptaften tarnde. Ofschoon op 22 Deo. j.l. in de Tweede Kamer er reinig tijd was bij de behandeling van het laatste deel der Begrooting want het was slechts even vóór Kerstmis is er dit jaar vrij breedvoerig ge- sproken over den dienst der brie vengaarders en postboden, en is sterk aangedrongen op herziening hunner salarissen en op den plicht om te waken, dat de boden geen te zware lasten bij den weg te dragen hebben. De Minister beeft zich ook bereid verklaard om meer en meer naar billijkheid de traktementen dier beambten te regelen. Terecht is er echter ook op gewezen, dat men hun lang geen gelijke inkomsten kan geven, omdat de omvang hunner werkzaam heden zooveel verschilt. Dat kan practiscb ookniet anders. Op de eene kleine plaats is veel, op de andere weinig kantoor- ot loopdienst noodig. De eene heeft ruimschoots gelegenheid een ander beroep er bij uit te oefenen en de ander moet schier den ganschen dag'met het postwerk bezig zijn. De jaar wedden moeten hiermede in overeen stemming blijven. De Minister zal onderzoeken. Voor sommigen is wel eenige lotsverbetering te wachten. herkiezing te fBot ter ft am. Nu de heer Hintzen te Rotterdam tot gemeenteraadslid en wethouder gekozen werd, is er in een der Rot- terdamsche districten eene nieuwe verkiezing noodig en we:J op 6 dezer in de liberale kiesvereeniging Voor uitgang met algemeene stemmen tot candidaat gesteld Dr. R.P. Mees RAz. die bij de algemeene verkiezing in Ju ni jl, het af moest leggen tegen Dr. de Visser, den candidaat der chr. historischen. Uit den aard der zaak zullen de antirevolutionairen en andere partijen Wat liejde vermag (Wordt vervolgd.) Deze Courant verschijnt- eiken Vrijdag. Advertentiën 10 cent per regel en s/2 maal. Reclames 20 cent per regel. Roekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. HOOFDSTUK XX. DE BODE. 33 De weg liep zacht glooiend opwaarts, langs een dier tallooze binnenwateren, die zich verderop vereenigen, voorbij Leeuw, om daarna als één enkele arm in de Geete uit te loopen. Op zekere hoogte kromde de weg zich piotseling lingsaf, om verder vrij steil naar de beek af te dalen, terwijl hij zich, naar den anderen kant, met even steile glooiing naar omhoog uitstrekte, als om de zijde van een boschrijken heuvel te beklim men, en ter halver hoogte van dezeD •heugel zag men de donkere omtrekken van een klein dorpje, met een spitsen kerktoren, van boven tot onder dik be sneeuwd, in welk dorpje eenige in 't wilde huilende honden elkaar at en toe ant woord schenen te geven. Zoodra Van Heken aan de voet van dien heuvel gekomen was, verliet hij den weg en sloeg een zijpad in, dat, aan den anderen kant der beek, daarmede even wijdig afwaarts liep. Na nog een minuut ot vjjf verder geloopen te hebben, bleef hij staan, keek naar alle kanten zorg vuldig om zich heen, luisterde met inge houden adem oplettend toe, en na zich aldus volkomen overtuigd te hebben dat hij geheel alleen was, deed hg een hou ten slagboom open, die toegang tot een klein tuintje gaf, en richtte zijne schre den naar een klein huisje of liever hutje, dat meer met sneeuw dan met riet bedekt was, en bijna aan den rand van het water stond, dat daar klotsend aanspoelde tegen de oude boomstammen, die door onder- dom en mos verteerd werden. Voor de deur bleef hij weer staan, en klopte er een paar maal met bet gevest van zijn d"gen op. Eerst bij de derde oproeping liet er zich een menschelijke stem hooren „Wie is daar? Wat komt ge doen?" „Doe eens open, Christiaan Ik ben het, Van Heken „Lieve goedheid! wat is er te doen En een paar minuten later hoorde men op den hard bevroren grond, aan den anderen kant van de deur, het geschui fel van ongelijke voetstappen, die nu eens wat dofier en dan weer wat scher per klonken. „Wel, Christiaan hoe gaat het hier tegenwoordig „Och, mijn goede meester het gaat zoo zoo. Met zulk een kou als we nu hebben, is het waarlijk geen wonder, dat iemand van mijn leeftijd niet meer tot de vlugsten behoort „Dus weer die pijnen Nog altijd hetzelfde „Helaas?" ik moest ertooh reeds lang in hebben leeren berusten „Laat ons nu naar binnen gaan, bes te vriendDe reden van mijne komst zou ik je liever niet in de open lucht zeggen. „Maar het is toch niets kwaads, hoop ik? Onze goede mejuffrouw Geer tje „Kom, kom, ChristiaanIk heb je noodig." Beide mannen traden het eenige be woonbare vertrek van het huisje binnen. Christiaan stak nu een kaars aan. Het was een armzalig menschelijk we zen, die Christiaan. Klein, gebocheld, eene in alle opzichten misvormige ge stalte. een reusachtig hootd op een veel te nietige romp, twee buitengewoon lan ge armen, en dat alles gedragen door twee beenen, waarvan er één van hout was. Hij leefde uitsluitend van aalmoe zen, en van heigeen zijne vischvangst hena opbracht. De Van Heken's, vader en dochter, hadden eerst medelijden met hem gekregen, en vervolgens genegen heid voor hem opgevat. Wanneer hij in Jodoigne verscheen, werd hij ten huize van den klokkenist altijd feestelijk ont haald. Als hij een week wegbleef zon der zijne gewone bezoek af te leggen, ging Geertje spoedig eens naar hem toe, om te zien hoe het met hem was en hem een welvoorziende mand te bren gen. En hij van zjjn kant hield o zoo veel van zijn goede kleine juffertje, zooals hij haar placht te noemen. Hij had haar lief om al het goede, dat zij aan zijn lichaam bewezen had, maar nog meer om de weldaden, die zij aan zijn hart en zijne ziel had betoond. Hij zou voer haar door een vuur zijn ge loopen, en alle mogelijke gevaren ge trotseerd hebben, in het gelukkige gevoel dat hij zich voor haar mocht opofferen en haar dus op die manier zijne dank baarheid kon bewijzen. De gelegenheid alleen had er hem tot dusver toe ont broken maar dit onverwachte bezoek, het ongewoone waarop het gebracht werd, de voorzorgsmaatregelen die Van Heken voortdurend in acht bleef nemen, de uitdrukking van zijn gelaat, alles deed hem vermoeden, dat die gelegen heid eindelijk gekomen was. Maar en welk een onrust voor den armen man bij deze gedachte die zich- onweerstaanbaar aan hem opdrong wat zou er toch gebeurd zijn, dat men hem kon noodig heb ben Ongetwijfeld- de een of andere ramp en Christiaan beefde dan ook over al zijne leden, toen bij opnieuw vroeg „Wat scheelt eraan Wat is er gebeurd, mijnheer Van Heken Ik bid u, vertel het mij toch spoedig „Wees bedaard, mijn vriend. Nogmaals verzeker ik u het is niets kwaad. Wilt gij de heilige zaak dienen „Ach, Van Heken Gij weet wel, als ik zoo niet was." en Christiaan wees met een weemoedigen blik op zijne gebrekkige ledematen „zou ik niet in deze hut zijn, maar daarginds, bij uen de anderen „Ja, dat week ik. Maar dan zoudt gij ons ook weer den dienst niet kunnen bewijzen, dien wij van u verwachten. Luister dus nu goed en beloof mjj, dat gij over de geheele zaak een onverbreekbaar stilzwijgen zult bewaren, alsof ik hier niet was gekomen en niet gesproken had Van Heken verhaalde nu aan Christiaan de gebeurtenissen der laatste dagen, de voornemens van den Prins van Oranje, en de voorzorgsmaatregelen die men had moeten nemen. „En ik heb u uitgekozen, mijn vriend,als den veiligste en vertrouwbaarste om aan Geertje de mededeeling over te brengen, die in dezen brief vervat zjjn. Gij moet bij niemand het vermoeden opwekken, verstaat ge mij goed bij niemand, dat ge mij gezien hebt, en dat ik u het een of ander heb ter hand gesteld. Gij gaat naar mijn huis zooals gij er ouder gewoonte altijd heengaatgij vindt er niemand gij stapt dan naar tante Grietje, om daar te vragen wat er van ons geworden is gij ontmoet er Geertje, en dan volbrengt gij uwe boodschap. En nu hebt ge mij goed begrepen De minste of geringste onvoorzichtigheid, die gij begaat, zou het welslagen der zaak in gevaar kun nen brengen, hetgeen dan weer in de gegeven omstandigheden een hoogst nood- lottigen invloed zou hebben zulk eene onvoorzichtigheid zou Geertje in het verderf kunnen storten, en ook uzelven meer kwaad berokkenen dan gij ooit kunt gelooven

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1898 | | pagina 1