Antirevo lu tionair mm m (Eerste Blad. Vrijdag 17 December 1897. Twaalfde Jaargang No. 635. IN HOC SIGNO VINCES T BOEKHOVEN. H, M. Koningin Wilhelmina E. M< de Koningin-Eegentes Landkaart van Eeder'and Deze Courant verschijnt eiken Yrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever; Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 cent per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en k/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. Alle stukken voor de Redactie bestemd, Ad verten! iën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever. Rit nummer bestaat uit twee Bladen. Nog eens de Slaalsbe- grooting. Onder de meest belangrijke lectuur, die in den voorwinter ons volk pas seert, behooren gemeenlijk de Be- grootingsdebatten van de Tweede Kamer. Nadat in het najaar ver scheidene Kamerleden in hun stu deervertrek, en daarna in de sec tievergaderingen zich ernstig hebben bezig gehouden met sommige Be grotingsposten en de daarmede in verband staande onderwerpen, stroo men bij de openbare debatten in de tweede helft van November en in de drie eerste weken van December de redevoeringen gemeenlijk zoo krachtig voort, dat het vaak een lust en een genot is om er de volle attentie aan te schenken, en men het in zekere opzichten moet be treuren, dat al zijn de officiëele Kamerverslagen Vrij goedkoop ver krijgbaar gesteld, er toch betrekkelijk nog zoo weinig landgenooten zijn, die daarvan profiteeren. Want voor eerst laten die verslagen, al zijn ze wat lang, en al heeft men er meer tijd bij noodig, zich veel aangenamer lez en dan de uittreksels in de dag bladen. Die uittreksels zijn meer kunstmatig de Kamerredenen zelve borden vaak voor de vuist uitge broken, en zijn dus veel meer stuurlijk gesteld althans, wanneer zij komen uit den mond van heldere denkers aan welke het gelukkig in onze volksvertegenwoordiging nog niet ontbreekt, al moet ook de niet- verkiezing of de niet-Aerkiezing van sommige scherpzinnige woordvoerders worden betreurd. Wat onze partij betreft, denken wij hierbij aan den heer Heemskerk. En ook is het zeer de moeite waard, de Kamerdiscussie- ën in vollen omvang te lezen, de wijl de knapste sprekers gewoon zijn zoo in het voorbijgaan over allerlei bijzonderheden uit het dagelijksch leven opmerkingen te maken, of woor den in te lasschen uit voorname ge schriften. Ook dit jaar is er bij de Begroo- tingsdebatten weer heel wat belangs- rijks gezegd. Ook van antirevolutio naire zijde. Het is weer helder aan het licht gekomen, dat tegenover de helft der natie, die slechts uit de menschelijke rede wenscht te leven op politiek gebied, en die hare ver tegenwoordigers mede achter de Mi nisterstafel heeft zitten, er eene ande re helft bestaat, die wel bij de jongste algemeene verkiezingen even in de minderheid bleef, omdat de liberalen van alle gading met elkaar samen spanden onder leuzen waarvan na de verkiezingen weinig meer te merken is maar die dan toch gedurig weer haar vaandel vertoont, zich helder blijkt bewust te zijn van haar eigen leven en streven, en op vele punten de Regeering en de Kamerleden van de andere zijde noopt kleur te bekennen, ja, de scherpe tegenstelling der^begin- selen te doen uitkomen. Deze gedachten werden bij ons op gewekt, toen wij in de Handelingen van de vorige week eenige stukken nalazen namelijk die betreffende het hoofdstuk Justitie Nadat Dr. Kuyper terdege blijk van zijne tegenwoordigheid had gegeven bij de beraadslaging over de Indische Begrooting, en bij alge meene discussie over de binnenland- sche Begrooting, ging hij als woord voerder schuil totdat bij hoofdstuk Y het Hooger Onderwijs aan de orde kwam. Mogelijk deelen wij daarom trent de volgende week nog wel iets mede. Yoor dit maal willen wij het een en ander noemen, dat bij de bespreking van het hoofdstuk Justitie voorviel. Het waren de heeren Lucasae, Brummelkamp, Mackay en van de Yelde, die van antirevolutionaire zij de met den Minister van gedachten wisselden over de publieke eerbaar heid, de handhaving van de Zondags wet en de weder-invoering van de doodstraf. Met grooten nadruk vroegen de twee eerstgenoemde sprekers bestrij ding van de openbare ontucht, door in eene rijkswet het houden van bor- deelen te verbieden en er beter tegen te waken dat onzedelijke vrouwen onder het voorwendsel van in ons land eene betrekking te hebben, uit den vreemde hierheen komen. Yer- bod van de huizen van ontucht bij plaatselijke politieverordening noem den zij zeer onvoldoende, en erken ning door de Rijkswet in strijd met de roeping der overheid. Wel is met het verbannen der bordeelen de geheime ontucht niet weggenomenmaar al kan de Regeering niet alles verhelpen, daarom behoeft zij nog geen voorzich tig verdrag met het kwaad aan te gaan op wetgevend gebied. Ook de verspreiding van geschriften tot aan prijzing van de middelen ter voorko ming van groote huisgezinnen, en het uitstallen van instrumenten, daarop betrekking hebbende, moest huns in ziens door de Regeering verboden en stratbaar gesteld worden. In Frank rijk is het nu reeds zoover met de toe passing der Neo Malthusiaansche middelen, dat de bevolking er achter uit gaat in zielental, en de Figaro een anders weinig ernstig blad, naar aanleiding van dien achteruitgang met zorg de vraag stelde waar zullen wij onze menschen vandaan halen, als het er op aankomt, den grond onzer vaderen te beschermen en te verdedi gen In Frankrijk behoeft men dus niet eens te wachten op een nieuwen oorlog om door de Kruppkanonnen van Duitschland te worden gedood, aangezien men bezig is daar zichzelf als natie uit te moorden. Met het oog op de vele gruwelijke misdrijven van den laatsten tijd maar ook als wettig en noodzakelijk be standdeel van eene goede strafoefe ning pleitte de heer Lucasse wederom voor herstel van de doodstraf in de Nederl. wetgeving, gelijk zij bestaat in de meeste landen van Europa, als Oostenrijk, Duitschland, Rusland, Frankrijk, Spanje, Engeland, Ameri ka, enz. En de heer van der Yelde wees er op, dat de Zondagswet spoedig moest herzien worden, omdat in een deel van ons land (in het Zuiden) van rechtswege de bepalingen der bestaan de wet niet gelden. Maar vooral drong hij aan op uitvoering ddar waar de wet wèl geldt. In 1886 was er een Minister van Justitie, die juist eene nieuwe wet ontwierp, om haar beter te kunnen uitvoeren. Waarom vat deze Regeering dat werk ook niet op Eene wet, die niet toegepast wordt, i3 allesbehalve bevorderlijk aan de hoog houding van het gezag. Omtrent al deze zaken gaf de Mi nister Cort van der Linden weinig troost of uitzicht. Hij stemde den heer Brummelkamp niet toe dat er onder ons volk maar ééne zedelijkheid be staat. De middelen van den Neo Malthusiaanschen bond houden vele medeburgers zelfs voor zeer zedelijk, en de heer Heldt, voorzitter van dien bond, hield er eene pleitrede over. Of openbare of meer verborgen ontucht het meest gevaarlijk is, achtte Z. E. van plaatselijke toestanden afhanke lijk en daarom wilde hij liefst aan de gemeentebesturen die zaak overlaten Wederinvoering van de doodstraf zou hij een teruggang achten op den weg der beschaving. De zondagswet scheen den Minister ook niet bijzonder veel belangstelling in te boezemen. Stellige klachten over al of niet uitvoering zoude hij onderzoeken. Al bood de beantwoordingsrede des Ministers dus, wat den inhoud be treft, weinig dat de antirevolutionai ren kon bevredigen, toch moet erkend worden, dat de vorm van zijn spreken zeer duidelijk was, en men dus wel weet trouwens, dit was ook uit zijne vroegere geschriften bekend wat men aan dezen bewindsman heeft, of niet heeft. Dit liet soldatenleven te Atjeli. Uitsluitend voor de abonnés op dit blad heeft de uitgever voor slechts SO cents verkrijgbaar gesteld de naar de laatste photografieën vervaardigde PORTRËTTËM van en Deze platen zijn keurig afgewerkt en hebben eene afmeting van 78 X 63 c.M. Men gelieve deze platen tegen afgifte van den Bon, voorkomende op de derde pagina van dit blad, aan ons Bureau af te halen franco per postzending wordt 15 cents extra voor porto en em ballage berekend. Ook de naar den laatsten tijd bijge werkte met plan van de Droogmaking der Zuider zee, groot 85 X 71 c.M., bieden wij >>nzen abonné's tot i Januari n<ig tegen cents, frauco per post voor 85 cents aan. De Administratie. Het was, meenen wij, in het voorjaar van 1896, dat de sergeant van het Indische le ger J. G. Wanrooy, opnieuw naar Indië vertrok. Hij was er reeds geruimen tijd ge weest, had in Atjeh veel meegemaakt en ging, na het verstrijken van zijn verloftijd weer terug. In zijn verloftijd leerde men hem kennen als een man, die voor de belangen der militairen een zeer warm hart heeft, en die over de Evangelisatie onder onze „koloni alen" veel gevoelde. Zelf had hij den ar beid van Van der Steur op prijs leeren stellen, den zegen genoten van het werk van ds. van Oosterzee op Kota Radjain 'tkort de heer Wanrooy deed zich kennen als een volkomen betrouwbaar en bezadigd man, met een helderen blik en veel onder vinding gewapend, een man die in zijn ar beid onder zijn kameraden ook de bewonde ring oogste van Justus van Maurik, die hem op zijn reis naar Indië aan boord met de soldaten zag omgaan. Wij deelen dit alles meê, om te doen zien dat de heer Wanrooy geen „pas uitge komen koloniaal" is, die nimmer iets bui- gewoons zagneen, hij is een militair met een rijke ervaring, oud-voorzitter, indien wij ons niet bedriegen, van de onderofficiers-vereeni- ging te Magalang. Welnu, deze man heeft, met zijn naam onderteekend, in De Christen-Geheelonthou der, een stuk geschreven, waarop wij hier de aandacht willen vestigen. Hij houdt geen betoog, maar hij doet zien, hoe de drank een van de doodelijke kwalen is, waaraan het Ned. Ind. leger lijdt, en we zullen de tee- keningen die hij geeft ook aan onze lezers meedeelen. Ziehier wat hij schrijft „Voordat wij den 29en Juli jl. van Kota Radja ter expeditie naar Segli vertrokken, was door het grootste gedeelte der Euro- peesche compagnie den vrijen tijd, die voor de inscheping ons restte, in cantine en drankhuizen doorgebraeht. Treurige staaltjes gaf de compagnie te zien; alle trappen van dronkenschap nam ik waar, waarbij zingen en schreeuwen van de lustige dronkaards werd onderbroken door het schelden en gillen der twistenden, waartusschen de he vigste godslasteringen werden uitgebraakt. Vechterijen en vernielzucht, alsmede het loozen der weerbarstige maag, gaven aan de chambreé een afkeerwekkend aanzien. En toen de compagnie aan moest treden, bleek het, dat 3 personen niet in staat waren den korten afstand naar het station te voet af te leggen. Zij moesten in rijtuigen wor den vervoerd, uitgenomen één, de fuselier S., die in zulk een dronkenmanswoede ver keerde, dat het niet mogelijk was hem te kalmeeren. Deze woesteling dreigde met 't geladen repeteergeweer te zullen schieten en slechts met veel moeite en overmacht gelukte het ons om hem te ontwapenen. Doch dit drietal waren de eenigsten niet zij blonken slechts uitwant alleen in mijn sectie telde ik op de 34 man 9 dronken die, zoo goed en zoo kwaad dit ging, mede liepen. Te Oleh-leh aangekomen, werden wij (Europeanan) op de „Albratos" ingescheept, die ons naar Segli zou vervoeren en bracht ik daar een nacht door, die mij nimmer uit het geheugen zal gaan. Den tijd van 5 uur n.m. tot 51/2 uur v-m- bracht ik daar met opgetrokken knieën zittende jdoor waardoor ik mij aan de dronkemanstooneelen niet kon onttrekken, noch ze tegengaan. En daar wij allen over slechts zulk een zeer beperkte ruimte konden beschikken, was er ook geen sprake van, om de in opstand verkeerende magen over de verschansing te lossen. Want wat bleek toen Dat èn door vrouwen èn door de manschappen jenever was me degenomen èn dat men de bergplaats van de Gouvernementsjenever had ontdekt waar uit L, werd gestolen. „Te Segli aangekomen, verkeerde een groot getal der manschappen nog in dron ken toestand, zoodat, toen de Bivouac- Commendant inspectie hield over de ligging van de toen ontscheepte troep (om 10 nur), hij in mijn sectie nog twee als lijken daar- nederliggende fuseliers aantrof, die daardoor terstond in het oog vielen en gestraft wer den. Op mijn gezegde tegen den Luit.' P. „Ze zijn weer dronken" gaf deze mij ten antwoord„Niet ze zijn wéér dronknn, maar ze zijn nóg dronken, daar zij niet nuchter zijn geweest." „Wij werden nu op voet van oorlog ver pleegd. d. w. z. dat het Gouvernement in de voeding voorziet en bij die voeding is voor ieder man 0.20 L. jenever gevoegd, twee malen per dag uit te reiken. Door dit te doen, doet het denkbeeld wortel vatten, dat de drank onmisbaar is en door de toe diening wordt de man aan dien daaglijks terugkeerenden prikkel zóó gewoon, dat deze later onmisbaar voor hem gaat worden. En dat wordt hij juist dan, wanneer diensten gevorderd worden, waarbij nuchterheid, ge zondheid, volharding en waakzaamheid zoo noodzakelijk zijn om alles naar eisch te verrichten. „In het door ons betrokken bivouac brak al heel spoedig de cholera uit en bleef uit sluitend bij de Europeanen heerschen, terwijl de niet drinkende of zeer matig gebruikende Inlander verschoond bleef. Toen de ziekte epidemisch verklaard werd, werd bij de 2 borrels nog een extra gevoegd, terwijl men zich haastte om een hut voor Tap in te richten, waarvan weer de tooneelen van dronkenschap en haar nasleep het gevolg waren. Die Tap heeft al heel wat onheilen in ons leger gesticht en wij, het kader, heb ben er de wrange vruchten van, daar in zulk een troep schier geen huishouden was, waarbij nog een andere oorzaak kwam, die ik hier niet kan vermelden. „Later betrokken wij een nieuw bivouac en den eersten avond reeds, dat de Tap ge opend was, gaf zij al zooveel ellende te aan schouwen, dat de Bivouac-Commandant dien Tap het schenken van jenever gedurende 8 dagen verbood. Onder anderen was er een fuselier N. zoozeer onder de macht des drank duivels, dat hij het geheele bivouac in op schudding bracht en men hem met groote moeite kon overmannen en aan een boom vastbinden (arrestantenkamers hadden wij niet). Toen ik een half uur later eens ging zien, of men hem tegen de nachtlucht ge dekt had, vond ik dien „leeuw", die zulk een kracht ontwikkeld had, als een vaatdoek zoo slap, bebloed en met gescheurde klee- NtfcsSK'

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1897 | | pagina 1