cht.
echt
rzen
oestel
Antirevo lu tion air
Eeiste Blad.
Yrijdag 5 N ovenier 1897.
Twaalfde Jaargang No. 629.
yyiiii ui mwmMmsm mra
Orgaan
kalf
er vo«r-
T BOEKHOVEN.
FEUILLETON.
JK
)EN
IVELD
,sdag
bont
■apor
veld,
deren
ÜOOT.
IN HOC SIGNO VINCES
uitgever:
SOMMELiSDIJK.
Alle stiskken voor de Ifedactfe bestemd,
Advertentiën en verdere Administratie franco toe te «enden aan den Uitgever.
Dit niiiiinier bestaat uit
twee Bladen.
Omtrent de Kronings
feesten.
Eenige dagen geleden heeft de Ne-
derlandsche Journalistenkring reeds
eene Commissie benoemd om te zor
gen, dat de verslaggevers van bui-
tenlandsche bladen, die het volgend
jaar bier te lande de Kroningsplech
tigheid komen bijwonen, op waar
dige wijze ontvangen worden.
Eenig8zins in den trant als dit
geschiedde bij de Kroningsfeesten in
Rusland, bij de opening van het
Keizer-Wil helm kanaal in Duitsch-
land en bij het Jubileum van Ko
ningin Victoria in Engeland.
In Rusland nam de Regeering de
ontvangst geheel voor hare rekening.
Dit gaat nu wel niet in een land
als het onze, waar de pers zich zoo
veel vrijer beweegt, en daarom trad
daar ook reeds eene particuliere
Commissie op. Doch deze heeft steun
noodig van rijken en aanzienlijken
voor geldelijke bijdragen en intro
ductie van spoorweg- en stoom
bootmaatschappijen voor bezichtiging
van ons land steun van autoriteiten
en groote handelslichamen, ten einde
den rapporteerenden vreemdelingen
een kijkje te geven op de bronnen
van ons bestaan, de inrichtingen voor
handel, scheepvaart, landbouw en
industrieen dan ook steun van de
Regeering, zoowel met geld als an
derszins.
Op het bieden van dezen alzydi-
gen steun dringt de Standaardwelks
redacteur mede in de Commissie
werd gekozen, sterk aan, en zulks
omdat het hier geldt een Vader-
landsch belang.
Zelden worden de Nederlandsche
toestanden in de groote buitenland-
sche pers eens nauwkeurig en op be-
vrienden toon besproken.
Een groot deel van het nieuws,
dat uit ons land bericht wordt, ver
zamelt men in Brussel.
Is nu de ontvangst bij de a.s.
Kroningsfeesten zoo geheel anders
dan de reporters dat in andere lan
den gewoon zijn, dan laat het zich
verwachten, dat zij allesbehalve ge
stemd zullen zijn om een verheffen
de beschrijving te geven van het
geen zij hier aantreffen,
Dit zou ons land en volk nadeel
berokkenen, en daarom verzoekt de
Standaarddat alle bladen mee de
aandacht zullen vestigen op het na
tionaal belang, dat hier in het spel is.
Zonder eepig bezwaar voldoen wij,
wat ons blad betreft, aan gemeld
verlangen.
Wie eenig verstand van schrijven
heeft, weet wel, dat de voorstelling
en inkleeding der waargenomen ge
beurtenissen bijzonder sterk afhangt
van de stemming des schrijvers
zei ven.
Nu zou het op onze politieke
verhouding en op onzen groothandel
met het buitenland zeker schadelijk
terugwerken, als men van hetgeen
in 1898 te gebeuren staat een ma
ger en onvriendelijk verslag door
Europa en daarbuiten verzond.
De Regeering en de groothande
laren hebben dus in deze zaak wel
eene roeping te betrachten.
Maar ieder die in de gelegenheid
is. werke er toe mede. opdat de
schrovers uit het buitenland ervaren
dat de Oud-Hollandsche gastvrijheid
nog lang niet is uitgesleten.
Miskend.
Waarin onze landgenooten ook
gedeeld mogen zijn, gelukkig zijn
zij die niets op hebben met het Huis
van Oranje slechts uitzonderingen,
en kan men zeggen, dat de natie als
natie hierin éénstemmig is.
Maar natuurlijk is de eene groep
landgenooten [nauwer a in ons Vor
stenhuis gehecht dan de andere.
Dit hangt samen met onze lands-
historie en met de politieke inzichten.
„Van God verkregen als een bij
zondere gunst" of „voortdurend in
eere gehouden om zijn beminnelijken
aard" maakt natuurlijk eenig ver
schil in den graad en de wijze van
waardeering.
Maar wat men ook zegge, niemand
kan redelijke wijze ontkennen, dat
de antirevolutionaire partijvan ouds
bijzondere voorliefde had voor het
Oranjehuis.
En daarom maakt het een droe-
vigen, pijnlijken indruk, dat in de
Commission voor de nationale feest
viering in het volgend jaar onze partij
zoo goed als ontbreekt.
Nu zijn wij aan miskenning ge
woon, en het is altijd een lastig
geval, zelf de aandacht op die mis
kenning te moeten vestigen.
Maar er zijn oogenblikken, dat
zulk getuigen plicht is, en in het
algemeen belang.
Tegen de verdrukking der waar
heid, ook in dezen vorm, mag, ja
moet het protest uitgaan van alle
echte liberalen.
Vaste voet.
Naar vrij algemeen vermoed wordt,
ten minste door hen, die ernstig
nadenken over de ontwikkeling der
politieke toestanden, hebben de soci
alisten met het optreden der heeren
Mr. Troelstra, van Kol en van der
Zwaag een vrij vasten voet gekre
gen in de Tweede Kamer.
Het optreden van deze heeren is
geheel iets anders dan dat van den
heer Domela Nieuwenhuis. Die man
stond alleen, en was een weinig
aantrekkelijke figuur. Hij scheen ook
geen lust of moed te hebben om
zich op den duur in den gang van
het parlementaire werk te verdiepen.
En toen men bij een volgende ver
kiezing in zijn district een ander in
zijne plaats koos, maakte dit dan ook
al zeer weinig indruk.
Maar thans zijn er een drietal hee
ren van socialistische gevoelens in de
Tweede Kamer, die zich meer op ge
wone wijze weten voor te doen, en
zich terdege in de zaken inwerken,
zoodat zij straks stof genoeg en te
over hebben om den strijd aan te bin
den tegen hen, die niet mee in hunne
richting vooruit willen.
Die richting isde wetten en
belastingen zóó te regelen, dat de
mindere volksklassen nu eindelijk
eens wat te genieten krijgen in de
wereld
gen doen. Zelf hebben zij bij de jong
ste verkiezingen aan de socialisten
de voorkeur gegeven boven hen, die
het door God gestelde verschil tus-
schen ryken en armen onaangetast
willen laten en liever der menschen
blik naar Boven, naar de bron van
allen zegen willen wijzen en onmo
gelijk kunnen zij aantoonen, dat hun
„rede" gezonderen kost voortbrengt
dan de „rede" der socialisten.
Maar inmiddels ontwikkelen zich
meer en meer de toestanden, en
treedt de tegenstelling tusschen het
christelijk-democratische en het on
christelijk allegaertje helder aan het
licht. Ten minste als ook de chris
telijke partijen harerzijds haar plicht
blijven betrachten, studie van de
zaken maken en scherp uit hun
oogen kijken om de grenspunten te
ontdekken, waar zij alle medewer
king moeten ontzeggen zoowel aan
de democratische als aan de niet-
democratische verzakers van de vas
tigheden van Gods Woord,
Wat liejde vermag
drende voelt
m bij het droe-
er ARDINA,
ien dank
oachte buren,
welke zijne
bij, van hen
Bij de nage-
chter zal hem
herinnering
GESSEL.
'97.
>n met Maart
in.
(NEE onder
evraagd een
n of in per-
2EN to Goe-
ovember a.s
ERF, brood-
jjn uitgere-
landbouwer
f8 wordt
een correct
meter waar-
n en gereed
ste handlei-
t verstrekt,
lotto „Foto-
7EN adver-
andarts RE-
zijn bij den
gbezorging
lis.
i)
fleschje 40
ddel zon-
een eier-
albestand-
ind gebruik
a
iën
wolle.
it franco.
instru
cts,
linten.
MDEN te
ANC1ER.
ïssoren en
iditeit en
Deze Courant verschijnt eiken Yrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika by vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
Advertentiën IO cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 cent per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur.
o o 7
ARUiAEREN DER A ARUMS.
De Engelsch-lnilbche strijd
macht, die den Sempagha-pas vermees
terde, bestond uit 6200 man Engelsche
troepen, 11,800 man Engelsch-Indiërs
daarvan moeten echter afgetrokken wor
den de Indische troepen die het kamp
van Khangarbur bezet gehouden hebben.
Da hoogten rechts van den Sempagha-
pas werden door het Northamptonshire
regiment en het 36e Sikhs bezet, terwyl
de linkerzijde van den pas door de bri
gade [van generaal Gaselee schoongeveegd
werd. De vallei is zeer breed en gemak
kelijk te begaan in het begin, maar
eindigt in ravijnen die zich, tot aan de
HOOFDSTUK XV.
HET WERK DER DUISTERNIS.
24
Het gesprek was intusschen blijven
steken. Van Renen was van tafel opge
staan en had zoo dicht mogelijk bij het
vuur plaats genomen. En half zittend,
half liggend op een breede bank, die tegen
een der zijwanden van de breede schouw
stond, deed hij zich naar hartelust aan
het koesterende vuur te goed.
„Wij zullen een grooten voorraad
warmte tegelijk opdoen zeide hij, terwijl
hij zijn beurs uit zijn gordel trok en naast
zich op de bank legde. „Ziezoo! Als
mijnheer de herbergier nu zal gelieve®
te verschijnen, zullen wij niet eens
van houding behoeven te veranderen
om hem het verschuldigde ter hand te
stellen 1"
Michiel had zich tegenover hem neder
gezet, al peinzend en turend op de
vlammen, die in de gezelligste bochten
omhoog kronkelden.Zoo hadden zijdaar
no& geen tien minuten samen gezeten,
toen Michiel uit den tegenovergestelden
hoek van dien waarin hij zelf zat, een
gesnork hoorde, dat eerst dof en met
groote tusschenpoozen klonk, maar dat
van oogenblik tot oogenblik zwaarder en
gerekter werd.
„Komaan dat zou onze zaakjes bijzon
der kunnen vergemakkelijken
En hij had gelijk ook. De ongelukkige
Van Renen, totaal uitgeput van vermoeie
nis, was eindeljjk bezweken. Deze weel
derige maaltijd na de doorgestane ont
beringen, en deze verslappende, bedwel
mende warmte, hadden hem geheel over
mand, «n hem in een sluimering of liever
in een slaap doen verzinken, zóó zwaar
en zóó diep, dat hij er zich zonder hulp
van buiten vooreerst niet aan zou kunnen
ontworstelen.
Die hulp moest nu zoo mogelijk voor
komen worden. Michiel nam de beurs,
woog haar even op zijne hand, en daarna
sloop hij er mede op zijne teenen naar
de keuken, waar hij vertelde dat zijn
kameraad, die tot op de allerlaatste
seconde van zijn vertrek geen graad
warmte en geen oogenblik rust wilde ver
liezen, hem verzocht had de rekening te
betalen en te vragen of men het paard
voor de deur gereed wilde houden, zoodat
hij er ieder oogenblik mede vertrekken
kon.
Michiel betaalde royaal, wat hem dui
zenden dankbetuigingen bezorgde, met
verzoek ze wel aan Monseigneur te willen
overbrengen.
„Het paard is kant en klaar. De stal
knecht zal het voorbrengen zoodra Mon
seigneur het verlangt."
„Uitstekend Dan ga ik nu maar weer
naar binnen."
Even behoedzaam en voorzichtig als
straks, trad Michiel de gelagkamer weer
binnen, waar Van Renen nog altijd zat te
slapen, snorkend als een orgelpijp. Hij
stak de beurs in zijn zak, wikkelde zich
tot bijna aan zijne oogen in den wijden
mantel van den luitenant, zette ook diens
vilten hoed op, om veiliger te zijn in
geval van een onverwachte ontmoeting,
kwam buiten zoodra hij den hoefslag
van het paard op de straatsteenen hoorde,
draaide den sleutel jder kamerdeur om
en deed dien denzelfden weg van de
beurs opgaan, sprong in den zadel, zonder
een woord te spreken, en verdween
weldra in de nachtelijke duisternis, in zijn
vuistje lachend om het dwaze gezicht,
dat die arme Van Renen bij zijn ontwa
ken zou zetten.
„Nog een avontuurtje méér bij al de
andere, die hij reeds te vertellen heeft
Mijnheer Van Renen, gij zijt mooi op
weg om de verhaalster van de duizend-en
een-nacht te overtreffen
HOOFDSTUK. XVI.
WFRKEN DER DUISTERNIS.
De aanbrekende dageraad toekende een
blauwgrijze lichtstreep langs den horizont,
toen Michiel de nog in een dikken mist
gehulde muren, torens en daken van
Brussel in de verte te zien kreeg. Even
binnen de poort der stad ondekte hij
een herberg, waar hij binnentrad, de
teugels van zjjn paard aan een stalknecht
toewierp, en zich liet bedienen als iemand
die den geheelen nacht heeft doorgereden
Na zijne krachten duchtig versterkt te
hebben, dank zij de vermeerdering van
hulpbronnen, die een gevolg van zijne
ontmoeting op den vorigen dag was ge
weest, liep hij verschillende straten door,
totdat hij uitkwam in de wijk, welke
zich achter de kathedraal uitstrekt. Men
vond daar in die dagen een doolhof van
kleine straatjes en steegjes, alle even
smal, bochtig en ongelijk bestraat. Michiel
sloeg de voornaamste van al die straten
in. Aan de linkerzijde verhief zich een
hooge grijze muur, met een kerk en den
achterkant van het bisschoppelijk semi
narie [aan de rechterzijde had men een
lange rij donkerbruine huizen, die er
alle even somber en naargeestig uit
zagenen aan beide kanten werden de
stilte en de eenzaamheid nog doodscher
gemaakt door het luiden der vroegmetten,
waarbij de klokken hare droevigste
tonen deden hooren, en zij elkaar weder-
keerig de klanken schenen toe te zenden,
die zij traag en langzaam lieten uit-
golven in de ochtendlucht, waarin nog
groote zwarte wolkschaduwen rondzweef
den, die slechts een dof en vaalbleek
daglicht lieten doorschemeren.
Halverwegen de straat bleef Miehie:
staan, en hief hij een zwaren, gesmeed
ijzeren klopper op, die bij het neervallen
een slag deed weerklinken, waaronder
de deur hoorbaar dreunde. Een oogenblik
daarna ging er een klein luikje in de
deur open.
„Wat komt ge doen vroeg een stem.
„Ik moet pater Don Garcia spreken
Deze pater Don Garcia was een der
bloeddorstigste Inquisiteurs en bekleedde
het ambt van opperbevelhebber over een
soort van geheime politie, die zoo on
geveer overal hare onzichtbare netten
spande.
„Pater Don Garcia is aan zijn devoti9,"
(doet zijne gebeden).
„Ja wel, precies zooals ik naar de
vroegmis ben gegaan, hè Er is geen
oogenhlik te verliezen Ik heb den ge
heelen nacht doorgereden, om hem toch
maar zoo spoedig mogelijk te kunnen
waarschuwen; Ga hem dadelijk zeggen,
dat Michiel uit Jodoigne er is, en hem
over hoogst gewichtige zaken komt spre
ken 1"
Het luikje klapte weer dicht, en on-
middelijk heerschte in de straat weer de
vroegere stilte, die slechts even gestoord
was door deze weinige, met doffe stem
gewisselde wooiden.
Een oogenblik later werd de hooge,
zware deur halverwegen geopend, en gleed
Michiel door deze nauwe opening niet
zonder moeite naar binnen. Men bracht
hem in een lage, gewelfde zaal, slechts
flauw verlicht door een enkel venster,
dat opeen binnenplaats uitzag. Er stonden
eenige zware eikenhouten meubelen een
tafel die hoog opgestapeld was met brieven,
pakjes en papieren, plomp bewerkte kruk
ken en voetenbanken, langs de muren
eenige rijen planken vol stukken en be
scheiden, een menigte deuren aan alle
kanten aan de linkerhand, aan de rech
terhand, in den aohtermuur, en alle met
dikke gordijnen behangen. Zooals men
duidelijk zien kon, was alles zoodanig
ingericht, dat men deze zaal kon in- of
uitgaan zonder daarbij te zijn blootgesteld
aan ontmoetingen, die wel eens van
minder aangenaam verassenden aaid
konden zijn, en dat men er een gesprek
kon voeren zonder gevaar te loopen van
buiten het vertrek beluisderd te worden.
(Wordt vervolgd.)