Y rij dag 15 October .1897. Twaalfde Jaargang No. 636. Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGN O VINCES yuan si n FEUILLETON. T BOEKHOVEN. SOMMEBjSIPI<FMi. Alle sS&slifeen voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franc© toe te senden aandep Uitycver. f ri#e" antirevoiutèa- nairen. Kort geleden las men in het Handelsblad: „De Ulrechtsche com missie van advies heeft besloten, om, alvorens haar voor de verkiezingen op zich genomen taak neer te leggen, te trachten, die anti-revolutionairen, die wél staan op den grondslag dei- anti-revolutionaire beginselen, neer gelegd in het program van 1878, maar zich niet wenschen aan te sluiten bij de anti-rev. partij, zooals die thans optreedt onder leiding van Dr. Kuy- per, bijeen te brengen, ten einde zich als zelfstandige politieke partij te orga niseer en. „De commissie heeft eene vergade ring belegd voor bedoelde antirevolu tionairen, welke zal gehouden worden te Utrecht, op Maandag 4 Oct., des voormiddags te 11 uur, in het Ge bouw voor Kunsten en Wetenschap- pen. Is dit bericht juist, dan wil dus de fractie-LoAwaw, zonder den verderen loop van zaken op sociaal-wetgevend gebied af te wachten, de scheiding doorzetten. Men jjwil de antirevolutionaire be ginselen vast houden, maar los zijn van Dr. Kuyper's leiding. Zal nu zulk eene scheiding iets be- teekenen, dan zal men toch ook op eigen hand en in anderen vorm de beginselen moeten uitwerken en toepassen. Eerst dan kunnen vriend en tegenstander beoordeelen óf en in hoeverre er oorzaak was voor dat afzonderlijk gaan ageeren. Werkt men echter de beleden be ginselen niet uit, en volgt men ze niet in de praktijk, dan is het ge- naam „antirevolutio- bruik van den nair" slechts een dekmantel van eigenwilligheid. Want wat heeft men aan verstorven beginselen. De ware vrijheid bedoelt nooit werkeloosheid, maar integendeel een deugdelijke actie. Een tweede bericht echter wil, dat men besloten heeft in de verga dering van 4 dezer (door ruim twin tig heeren bijgewoond, onder wie ook de Kamerleden van Bijlandt, van Dedem, Lobman en van Limburg Stiruin) om liever een nieuw program te formuleeren. Gaat men hiertoe over, dan wordt de verhouding dra gelijker, vooral als men dan ook maar zoo roijaal is om een nieuwen naam te aanvaarden,] die slaat op het nieuwe program. Over tijdelijke samenwerking kan dan nader onder handeld worden, waar dit te pas komt. iLeerplicht. Sedert meer dan tien jaren bestaat er bij de geavanceerd liberalen een sterke neiging om den leerplicht in te voeren, en thans is er inderdaad veel kans dat het voornemen gelukt. Nu komt het er echter maar op aan, op welke wijze men den leer plicht zal invoeren of hij dienen zal, om de onverschilligen aan den band te leggen, om ouders die hun kinderen onverzorgd laten, tot rede lijkheid en orde in zooverre te dwin gen, dat zij hun kinderen naar de school moeten zenden óf dat men, zonder onderscheid te maken tus- schen zorgeloosheid en bezorgdheid voor het hoogste, ook die ouders wil forceeren, welke hunne kinderen thans thuis houden omdat zij hen niet durven te laten inenten, of geen christelijke school in de nabijheid hebben. Tegen dit laatste heeft de oud-Gouverneur van Suriname, de heer van Asch van Wijck terstond bij de bespreking van het antwoord op de Troonrede in de Eerste Kamer gewaarschuwd. Hij sprak het duide lijk uit, dat indien bij de regeling van den leerplicht niet voldoende gelet wordt op de rechten en vrijheden van dat deel der natie, hetwelk strijdt voor vrijheid van onderwijs, er een schoolstrijd zal geopend worden waarbij de vorige schoolstrijd in het niet verzinkt. Het antwoord van Minister Pier- son was niet onwelwillend. Hij deed uitkomen, dat de Regeering de op zettelijk verwaarloosde kinderen op het oog heeft, en overigens voorzichtig wil te werk gaan, zoo dat de oude schoolstrijd niet weder zal ontbranden. Onteeder. Toen de heer Gleichman eenige dagen geleden in de tweede kamer van den tijdelijken voorzitter, den heer Donner, den Voorzittershamer weer overnam, liet hij goed bemerken, dat hij rekende thans met eene ver gadering te doen te hebben, die an ders samengesteld is dan vorige Kamervergaderingen, en dat hij zich bewust is, dat het thans nog moeie- lijker is dan voorheen om de discus sies in een betamelijk spoor te houden. Uit hetgeen kort daarna de heer van der Zwaag sprak op 28 Sept. jl. kon men wel beluisteren, dat de vermaning, gelegen in de woorden van den heer Gleichman, niet gan- Wat tiejde vermag schelijk overbodig is te achten. Immers, betreffende de uiting van dank van de Kamer aan de Konin gin-Regentes, voor al de zorg aan de opvoeding der jeudige troonopvolg ster besteed, werd door den keer van der Zwaag wel niet bepaald grof, maar toch al zeer onverschillig gesproken. Gesteld, zeide hij, dat de jonge Koningin zoo goed mogelijk is opgevoed, dan behoeven wij daar voor de moeder toch niet te bedan ken, Elke niet verarmde of ontze nuwde moeder zal dat doen, en van eene rijke moeder mogen wij zoo iets wel eischen. Weg dus met zulk eene vleierij. Dat de jeugdige Koningin geen gewone rijke jonge dame is, maar een kind dat aan geheel de natie toebehoort, zoodat hare goede opvoe ding voor die natie eene bijzondere waarde heeft, en mitsdien als vanzelf een toon van dank ontlokt, zag de criticus voorbij natuurlijk, omdat hij met het koningschap als zoodanig weinig op heeft. Uit de IPers. m Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. UITGEVER: Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal-. Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal. Bienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. HOOFDSTUK XIV. NEEF EN NICHT. 22 Toen zij geëindigd had, klom zij naar boven in den toren. De nacht begon reeds aan te breken. Daar omhoog begonnen langszaam, een voor een, de sterren te lichten tintelend achter een floers van ragfijne nevels. Een zilverblanke sikkel van de wassende maanschijf spreidde over de daken, over de rivier, over de vel den, haren tooverachtig schoonen blauw- witten glans. Aaa alle kanten was het meisje hier omringd door schaduw en door stilte. Met den arm op het hekwerk van den toren leunend, tuurde zij in de verte in de verte, waar nu haar vader moest wezen, en haar Gerrit, alsof zij drieën elkaar op dit oogenblik plotseling zouden naderen, in weerwil van den grooten afstand, door de mysteri euze gemeenschap der zielen. Verdiept als zij was in hare over peinzingen, sloeg zij geen acht op een sohuitelen i geritsel, dat in hare richting nader kwam, en zij sprong onwillekeurig op van schrik, toen een stem, die zij maar al te goed herkende, in hare on- middelijke nabijheid fluisterde »Dat is heel mooi geweest, nichtje, héél mooi, van avond Komaan, als het zoo nog een poosje voortgaat, zal Jodoigne wotsch op u zijn J" „Gij hier, Miohiel „Ja zeker En waarom niet Ik wilde u hier mijne onbegrensde bewondering komen betuigenEn bovendien heb ik u ook nog wat anders te zeggen Hebt gij nog een oogenblikje tijd P Wij zijn hier zoo op ons gemak. Laat ons samen eens praten. Of wij weinig spreken, en ot wij zacht spreken als wij maar goed spreken „Niet hier, Michiel 1" Met uw verlof, nichtje, juist hier Wij zitten hier in de schaduw en in de stilte. Ik heb u bjjzonder vertrouwelijke dingen te vertellen. Wie kan ons hier hooren nietwaar Wie kan ons hier zien P En bovendien: 'thangt eenig en alleen van u af, het onderhoud zeer kort te doen zijn." .Nu u 5vdu, spreek, Michiel I" „Welnu, nichtjelief, ik zal u meteen paar woorden de geheele zaak vertellen. Het is nu reeds een geruimen tijd, zooals gij weet, dat ik de grootste en de stand- vastigste bewondering voor u koester. En nu maak ik van deze gelegenheid gebruik om u dat nog eens te zeggen. Maar gij Enfin, wilt ge, of wilt ge niet „Houd op, MichielIk kan niet, en ik mag,niet, en ik wil niet naar u luisteren „Oho nu gaan we ods als een preutseh nufje aanstellen. Maar anderen hebben u toch óók iets dergelijks gezegd, verbeeld ik mij en hun hebt gij een welgevallig oor geschonken. Gerrit, bij voorbeeld." „Gerrit „Ja, dat is een hemelsbreed onderscheid, natuurlijkGerrit is zoo gelukkig ge weest u te mogen behagen en ik heb altijd het ongeluk gehad, u niet te beval len I Welnu, in alle eer en deugd zullen wij dan ons uitterete best doen om u wèl te behagen 1" „Zwjjg, MichielHoe durft gij hier zoo tot mij spreken, en wat voert 'gij eigen lijk in 't schild „Dat zal ik u vertellen. Gesteld eens dat Gerrit nooit terugkwam. Dat is mogelijk, dat is zelfs zeker." „Zeker P Hoe weet gij dat „O, ik weet zooveel „Hebt gij tijdingen van het oorlogs- tooneel Ach spreek dan „Wezenlijk? Welk een plotselinge, smachtende begeerte om mij te hooren spreken. Ik heb eigenlijk veel lust om er nu juist eens het zwijgen toe te doen. Tij dingen Dat zou ik denken, dat ik tijdin gen heb Of verbeeld ge u soms, dat ik voor mijn pleizier rondzwerf, eiken dag dien de lieve hemel ons geeft P Welnu, als gij tijdingen wilt hebben, luister dan De Prins van Oranje is genoodzaakt gewor den, voor de hem bedreigende overmacht terug te trekken bovendien smelt zijn le ger weg als sneeuw voor de zon hij heeft niet veel meer dan een handvol man schappen over, geen duit geld meer op zak, en volstrekt geen levensmiddelen meer. Nassau is verslagen, zijn broeder is dood, en Lumey heeft den aftocht moeten blazen. Binnen eenige dagen, wanneer monseig neur de Hertog Van Al va er het geschikte oogenblik toe gekomen acht, zal hij den 49nze pasïdie. In een hoofdar tikel," getiteld„Onze positie", schrijft de Drie Provinciëno.m. het volgende De calvinisten waren de voortrekkers, de pionniers op bijna elk gebied. De schepelingen, op Nova-Zembla in geloten, sterken zich door hetlezen der Schrift en doen de wanden der hut weer galmen van de psalmen Dathenï. De overwinnaar van Nieuwpoort springt van het paard en knielt ten aanschou- we van zijn leger neer, om in het publiek God te danken voor de behaalde zege praal. Als de Stedendwinger den Bosch be legert en hem wordt de wonderbare in neming van Wezel bericht, dan geeft hij voor de ooren van zijn ganscnen staf te kennen Een werk van God en niet van menschen Was het vaderland in nood vanwege den vijand of door pest, honger, water vloed van de overheid ging de vast stelling van biddagen uit. De calvinisten beheerschten toen groo- tendeels de ■publieke meening De vrijdenkers uit dien tijd hadden wel hun clubs en kransjes en vrienden kringen maar^ ze stonden buiten het volk, dat hen noch las, noch begreep. Dien invloed op de publieke meening hebben de calvinisten in de vorige eeuw langzamerhand verloren. Door eigenschuld verloren nadat ze reeds lang hun eigen kracht hadden verzwakt door de nood lottige bepaling, dat al wie een publiek ambt begeerde, van den gereformeerden godsdienst moest zijn. Daardoor haalden ze 't paard van Troje binnen hun eigen vesting en bereidden zij zelf den tijd voor, dat het geven van toon en leiding hun ontgaan en op hun tegenstanders overgaan zou. De tijd is gekomen aan 't eind der vori ge eeuw. In de Nationale Vergadering van 1796 werd zonder tegenspraak gezegd, dat er nauwelijks één patriot op de tien inwoners gevonden werd. Merkwaardige tegenhanger dus met voorheen. En ook thans beheerschte die ééne patriot den toestand. Dat kwam doordat die patriotten, begin selen hadden, al waren ze ook valsch, waarvoor ze gloeiden van geestdrift, waarmee ze, als men zegt, opstonden en naar bed gingen. Ze hadden het zich ten levenstaak gesteld, die beginselen te ver breiden; rusteloos zochten ze de toepassing van die beginselen in staat en kerk en school en maatschappij te bevorderen. En hierin slaagden ze maar al te wel. Hun beginselen, ds beginselen der Re volutie gingen erin. 't Was trouwens te verwachten. Het calvinisme sliep zijn langen winterslaap; de Roomschen mis ten alle veer- en weerkracht of prezen der Revolutie, omdat zij hun politieke grooten slag slaan en zal alles uit zijn! Welnu, óf Gerrit zal er in blijven, óf hij zal er uit terugkomen. Maar dat zal in ie der geval voor hem op hetzelfde neerko men zeodra hij terug is, legt het Heilig Officie de hand op hem. En wat u betreft dan zult gij mij misschien wel wat zacht moediger aanzien." Er was iets afschuwelijks in de beest achtige brutaliteit, waarmededitalles werd uitgesproken. Een hevige ontroering- maakte zich in toenemende mate van Geertje meester. Maar toch wist zij zich te bedwingen. „Michiel, wat er ook gebeure of Gerrit in leven blijft of sterft, nooit zal ik de vrouw van een ander worden „Loop heen 1 dat isaltemaal gekkepraat En ik ben juist van oordeel, datdemensch zich in alle dingen moet laten leiden door zijn gezond verstand. Want vooreerst hebt gij veel kans om in opspraak te komen." „Denkt gij dan soms, dat ik daarom, om zoo'n kleinigheid, van gevoelens zou veranderen „Om zoo'n kleinigheid Om zoo'n klei nigheid Dat zoudt gij zeggen,-«.als ge alles wistDie vrouw is niet alleen op uw verzoek door mijne moeder in huis geno men. Het Heilig Officie tracht die vrouw op te sporen wegens het schandaal, dat zij gemaakt heeft bij het auto- da fé, en ook om nog andere redenen. Laat ons eens ver onderstellen, dat men haar spoor en haar persoon vindt. Dat is niet onmogelijk. Als zij spreekt, zijt gij verloren, want gij zult haar natuurlijk heel wat verteld hebben. Mijne moeder daarentegen heeft niets te vreezen. Men kent mij. Maar met li is het een geheel ander geval, en de naam van uwen vader staat niet in den reuk van heiligheid men weet dat hij zich daarginds ophoudt bij Willem van Oranje, dien God verdoe- meEn toen heb ik bij mijzelven gezegd, want ik stel veel belang in u Geertje toen heb ik bij mijzelven gezegd „Deze vronw kunt gij redden", want ik ken haar. Wij zijn samen van Brussel naar Jodoigne gekomen, en ik alleen weet wie zij is." „Zijt gij dan te Brussel geweest „Ja, voor mijne eigene zaken." „En waarom hebt gij daar dan niets van aan uwe moeder gezegd P" „Waar zou dat toe gediend hebben Welk belang kon zij daarbij hebben ge had Zij is er trouwens al aan gewoon, dat ik dikwijls lang van huis ben. Dus ik herhaal het nog eens omdat ik belang in u stel", hier maakte Geertje een gebaar van ontkenning en weerzin, „ja, ik verzeker het u, in alle oprechtheid, en dat kan u toch volstrekt niet verba zen, zou ik denken, daarom heb ik tot mij zelf gezegd :'t is doodeenvoudig. Gij stemt er in toe, mijne vrouw te worden ik zeg nietsniemand beschuldigt u indien iemand u al mocht verdenken, dan verdwijnt die verdenking vanzelf weer, en (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1897 | | pagina 1