Vrijdag IT September 1807.
Antirevolutionair
Twaalfde Jaargang No. 622.
Orgaan
WM1D
iiMiiMisiai m
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON.
T BOEKHOVEN.
Deze Courant verschijnt eiken "Vrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgeyek:
SOMMELSmiJH.
Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal.
Boekrankondiging 5 Cent per regel en k/3 maal.
Bienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur.
Alle stwfeken voor de ISedaelIe besteiiad, AUyertentiën eas verdere Administratie franco foc Se «enden aan dee aJityever.
Strijd tegen het officieel
gebed.
Het lid van den Amsterdamschen
gemeenteraad de heer 0. V. Gerrit
sen heeft dezer dagen voor de derde
maal een voorstel ingediend om het
officieel gebed, waarmede de raads
zittingen aanvangen, af te schaffen.
Ook in '92 en '94 beproefde hij
hetzelfde. Toen in vereeniging met
den heer Ileineken. In '92 werd
echter zijn voorstel met 18 tegen
15 stemmen verworpen, en in '94 met
18 tegen 13 stemmen. In '92 werd
er zeer uitvoerig over beraadslaagd*
De voorstellers beweerden „dat het
gebed niet past in onze tegenwoor
dige instellingen en de inhoud van
het formulier aan weinige leden be
vrediging kan schenken." De inhoud
is aldus „Almachtige God Wij
bidden U om Uw algenoegzamen
zegen bij de volbrenging der werk
zaamheden, die ons zijn opgelegd.
Schenk ons wijsheid en voorzichtig
heid, verlevendig in ons een diep
besef van onze afhankelijkheid van
U, en doe onze beraadslagingen strek
ken tot bevordering der ware be
langen van deze stad." Vroeger kwam
ook de naam van Jezus Christus in
dit gebed voor, maar door de oppo
sitie der Joden is deze Naam reeds
in '51 uit het gebed verdwenen.
Thans zouden de „radicalen liet ge-
heele gebed willen verwijderen. Ook
is er wel eenige kans, dat de heer
Gerritsen zijn voorstel er door krijgt,
omdat de raad thans meer van zijn
geestverwanten telt.
Voor de liberale bladen is de be
spreking van deze quaestie eenigzins
lastig, want nog zoo kort geleden,
hebben zij beweerd, of zelfs wel be
toogd, dat de liberalen niet alkeerig
zijn van den godsdienst, mits men
slechts niet de kerk liet heerschen
in de politiek. En dan nu, zoo kort
na de verkiezingen, zich aankanten
tegen een zeer klein gebed, hetwelk en
kel de afhankelijkheid van den mensch
en de behoefte aan 's Heeren zegen
uitspreekt, neen dat gaat haast niet.
Immers, in de neutrale school zelfs
willen zij nog wel laten bidden en
catechiseeren, als de godsdienst ove
rigens maar niet gemengd wordt in
het onderwijs. En wat kan er dan
tegen ingebracht worden, dat men
bij den aanvang der zittingen vóór
men nog aan het redeneeren gaat,
de hulp van God inroept, terwijl zij
die bepaald niet wenschen mee te
bidden vrijheid hebben eerstjbinnen te
komen als het gebed is uitgesproken.
Zelfs de voorzitter is niet gebonden,
persoonlijk het gebed te doen. Hij
mag dit werk aan een ander opdra
gen. Dus wat zou er tegen zijn
Maar toch om voor behoud van
het openbaar gebed te pleiten is
tegenover de geavanceerd radicalen,
met wie zij pas de overwinning op de
clericalen bevochten, ook al eene harde
zaak. En daarom wil de N. Rotter-
dam8che dan ook in het geheel maar
niet beraadslagen over deze quaestie
men zal elkaar toch niet „beheeren"
tot eene andere zienswijze zegt zij
dus laat er maar eenvoudig over
gestemd worden.
Toch, ofschoon zij zich geen partij
in deze zaak schijnt te stellen, voegt
zij er schamper aan toe of men het
gebed al dan niet handhaaft, is iets
dat wel van geen invloed zal zijn
op de bevordering der ware belangen
van (Amsterdam) wie er behoefte
aan heeft, kan wel afzonderlijk in
stilte bidden.
In zulk een enkele uitdrukking
verraadt zich opnieuw de anti
christelijke familietrek tusschen het
liberalisme en het radicalisme. Wees
zoo vroom als ge wilt, mits niet op
de macht des gemeenschappelijken
levens, Om sommige menschen niet
te hinderen, moet God buiten de
zaken blijven, en dat kan ook best,
want men komt met den godsdienst
toch niet vooruitzelfs bet gemeen
schappelijk gebed geeft niets
Yan deze uitlating van de N. Rott.
Crt. mag wel nota genomen worden.
De christelijke partijen beschou
wen deze zaak natuurlijk geheel
anders. Tegenover den weerzin, dien
het gemeenteraadsgebed veroorzaakt
voor eenige ongeloovige raadsleden,
leggen zij de ergernis in de schaal
welke de afschaffing van het gebed
(onder zulke omstandigheden) voor
vele andere leden zou teweegbrengen.
Onder een gemengd volk is het nooit
zoo te plooien, dat geloovigen en
ongeloovigen beide geheel hun zin
krijgen. Maar van de christenen te
eischen, dat zij het christelijk karak
ter onzer natie totaal verloochenen
gaat wat al te ver. Trouwens dit
laatste geschiedt ook gelukkig nog niet
bij alle andere officieëele gelegenhe
den. Sedert verscheidene jaren is het
weer vaste regel, dat in de Troon
rede gewaagd wordt van de hoop
op Gods onmisbaren zegen. En wat
men nu verder ook afgeve op het
„clericalisme," alleen zoolang het
christelijk deel onzer natie eenigen
invloed behoudt, is zulk eene open
lijke erkenning van het Opperwezen
verzekerd,
Willen dan de antirevolutionairen
aan anderen den godsdienst opdrin
gen Geenszins, Maar juist wijl de
godsdienst eene zaak van en voor
het geheele leven is, moeten op dit
punt de elkaar tegenstrevende par
tijen altijd een van beide zwichten.
De liberalen willen een staatsleven,
los van God. Hun ideaal is Gods
naam uit alle staats- of overheidstuk-
ken te verwijderen. En zij gaan
daarbij uit van de dwaling, dat er
in zake den godsdienst toch niets
met zekerheid is uit te maken zelfs
niet het bestaan van God zoodat
alles wat daarmede samenhangt, moet
verwezen worden naar het gemoeds
leven.
De antirevolutionairen daartegen
over rekenen het bewustzijn, dat er
een God bestaat en smoet erkend
worden,tot het wezen van den norma
len mensch, overeenkomstig het
woord „De dwaas zegt in zijn hart,
daar is geen God." Op dit stand
punt heeft de godsdienst allereerst
een voorwerpelijk karakter. De diepe
re zin en geestelijke waarde van den
godsdienst moge voor velen een on
gekend en onkenbaar mysterie zijn,
niet alzoo is het met hetgeen van
God gezien wordt in de schepping
en de historie der volkeren. Dit
laatste heett een voor ieder redelijk
wezen dwingende zekerheid, zoodat
een volk in zijn geheel, hoe gemengd
overigens ook, daarmede rekenen
mag en moet. En de zoogenaamde
„dwang," hierdoor den volslagen
ongeloovigen aangedaan, is zeker lang
zoo pijnlijk niet als het geweld dat
aan een normale christelijke natie
wordt gepleegd, wanneeer zelfs alle
natuurlijke godskennis wordt op zijde
gezet.
Wij hoopen dan ook, dat de
Amsterdamsche raad het gebed zal
behouden.
Tegen twee machten.
Zoowel formeel tegen het conser
vatisme van alle gading als princi
pieel tegen de voort woekering der
ongeloofs-theorieën zal onze partij
in de naaste toekomst te strijden
hebben.
De aanval op Rome, waartoe de
christelijk-historischen opriepen, is op
politiek gebied geheel misplaatst
omdat de roomschen ten onzent noch
het christelijk bewustzijn willen uit
roeien, noch het maatschappelijk
verval lijdelijk aanzien.
Ongezocht en ongekunsteld heb
ben de roomschen tal van artikelen
op hun program, die ook op het
onze voorkomen, als verbetering van
den woningtoestand, pensioenregeling,
verbod van overmatigen vrouwenar
beid, Zondagsrust, herstel van de
doodstraf, enz.
In de kerk blijven wij tegen hun
bijgeloof en hiërarchie getuigen doch
in de sfeer van het staatsleven kun
nen wij met hen werken.
Ten deele ofschoon op andere
gronden, gaat dat ook met de radi
calen.
Maar met de conservatieven, die
geen gevaren voor de toekomst zien
en zweren bij het onde, kan onze
partij niets beginnen.
En onder alle combinatie met
IVat liefde vermag
20. HOOFDSTUKX.
EENE ONVERWACHTE GAST.
Op zekeren dag, een Vrijdag zij
herinnerde het zich maar al te duidelijk,
de arme vrouw ging haar man uit,
om zich als gewoonlijk naar zijne bezig
heden te begeven. Plotseling werd hij op
het marktplein gegrepen, op aanhitsing
van do priesters en de monniken, en in
de gevangenis geworpen. Drie dagen later
bracht men hem voor de rechtbank. Men
vroeg hem, of hij in Menno Simons
in Calvijn,of in Luther geloofde.
„In geen van allen. Ik houd mij aan
de éénige en zuivere leer van het heilig
Evangelie en aan mijnen Heer en Heiland
Jezus Christus
Op een anderen dag eischte men van
hem, dat hij zou verklaren, sedert hoe
lang hij niet meer naar de mis ging,
en ook hoe lang het reeds geleden was,
dat bij het laatst gebiecht had.
„Dat ben ik vergeten," gat de held
haftige belijder eenvoudig ten antwoord.
Komaangij zult nog heel goed weten,
of het twee of drie jaren geleden is.
Leefdet gij dan als een beest?"
„Mijneheeren, ik leefde zooals men moet
leven, wanneer men Gode welbehaaglijk
wil zijn 5 J
En toeD begonnen er vreeselijke dagen
voor den gevangene aan te breken. De
Inquisitie wilde haren gevangene het
geheugen teruggevenhet geheugen
omtrent hetgeen hem zelf betrof, èn het
geheugen omtrent alles wat in verband
stond met zijne van ketterij verdachte
medeplichtigen. Men legde hem op de
folterbankmen stak hem een doek in
de keelmen goot een emmer water in
zijn mond leeg, druppel voor druppel,
als om hem zoo langzaam mogelijk te
doen stikken. Het gelaat van den lijder
werd beurtelings rood en blauw, en zijn
borst zwol tot een monsterachtige hoogte
op. Eindelijk gaf de Inquisiteur een teeken.
Men voerde den ongelukkige bewusteloos
weg. Maar zjjn geheugen was nog niet
teruggekomen.
Een nieuwe operatie. Ditmaal wordt
het vuur met de ondervraging belast.
Men legt den gevangene languit op den
grond, met de voeten voor een komfoor
met gloeiende kolen. Yoorai besmeert
men die voeten met olie, om de pijn
nog feller te maken. De ongelukkige
lijdt alles wat de mensch lijden kan hij
brult van pijn en slaat telkens kramp
achtig met het hoofd tegen de steenen,
totdat het voor 't laatst neerbonst en
onbeweeglijk blijft liggen. De Inquisiteur
geeft nogmaals een teeken men brengt
het slachtoffer opnieuw weg.
Maar 't geheugen was nog niet terugge
komen En zoo bleef het langen tijd voort
gaan, dag aan dag, maanden achtereen.
De vrouw van den zwaar gefolterden
Kleinburg had een middel weten te
vinden om tot hem te komen. Zij bracht
hem eten on driaksn. De ongelukkige was
meer dood dan levend, maar nog altijd
even standvastig. Wat men ook deed of
niet deed, niet3 kon hem aan 't wankelen
brengen. En toen het eindelijk bleek, dat
men met geweld niets op hem vermocht,
poogde men hem door beloften te over
reden. Als hij maar éénmaal ter mis ging,
of éénmaal biechtte, zou hem alles ver
geven worden, en zou men hem in vrij
heid stellen.
„Veel liever," antwoordde hij, „wil ik
evenals de vrome Eleazar, voor het
geloof in mijnen God sterven, dan Ilem
om de een of andere reden te verloochenen,
en een slecht voorbeeld aan de jeugd te
geven 1"
Eindelijk en ten laatste lieten zijne
rechters die nog méér vermoeid waren
door den op hem geoetenden drang, dan
hij door den hun geboden tegenstand
hem weten, dat het oogenblik was geko
men, waarop hij zich had voor te bereiden
tot den dood. Zjjne vrouw werd belast
met de taak om deze boodsehap aan hem
over te brengen.
„Het smart mij diep, u zulk een tijding
te moeten mededeelen sprak zij onder
een vloed van tranen.
„Waarom zijt gij zoo bedroefd vroeg
hij. „Zoudt ge mij wel een beter en een
aangenamer niews kunnen brengen, dan
de boodschap dat ik weldra naar mijn
Hemelsehen Vader zal gaan, naar Wien
al mijn verlangens zich uitstrekken
Daarna kwam de dag zijner open
bare terechtstelling op den brandstapel.
De klokken luidden zoo hard als zij
konden.
Een schitterende stoet verschoen aan
de poort der gevangenis, om er haren
man af te halen met nog eenige anderen,
die evenals hij ter dood veroordeeld waren
en tegelijk met hem naar de strafplaats
vervoerd zouden worden. Zij liepen op
twee rijen, met een touw om den hals
en een fakkel ia de hand, het hoofd go-
dekt met een bordpapieren bisschopsmuts
van wel drie voet hoog, en het lichaam
omhangen met den langen gelen mantel
van het san-benitooveral beschilderd met
dansende en springende duiveltjes. De
moordzucht, waarmee men bezield was,
scheen nog niet genoeg men wilde die
moorden onder een lachwekkenden vorm
te zien geven, en te dien einde legde
men den slachtoffers de voorafgaande
marteling van deze hansworstaehtige
vertooning op, om het medelijden tegen
te werken en onschadelijk te maken.
De sombere stoet trok langzaam voor
waarts onder het zingen van het Vmi
Creator waarbij alle deelnemers zich den
schijn eener buitengewone heiligheid ga
ven. Trouwens, is de Inquisitie niet de
santa fede, de gevangenis de santacasahaar
rechtbank de santo officiohare politie de
santa hermandad, hare livrei het santo be-
nito? Wanneer zij martelde, ondervroeg zij
met goedheid (benigniter)wanneer zij tot
den brandstapels veroordeelde, verwees zij
naar de zachtste straf(poenae clementissi-
mae)zij boekte het doodvonnis in op haar
register en noemde deze doodenlijst het boek
das levens (liber vitae)wanneer zij het
slachtoffer aan den beul overleverde,
noemde zij dat: hem loslaten (réloxare)
en eindelijk, wanueer zij den veroordeelde
naar de strafplaats geleidde, schreef zij
met gouden letters op hare banier miseri-
cordia. Van dien aard waren al de afschu
welijkheden, door deze in 't monnikspak
gestoken kannibalen uitvonden
Zoodra de stoet op de plaats der terecht
stelling was aangekomen, gaf de Inquisitie
haar levende brandstof aan den wereld
lijken arm over. De veroordeelden beklom
men nu een voor een den brandstapel. En
daar was zij ooggetuige van geweest, in
de on middel jjke nabijheid, de arme vrouw
Plotseling slaat de vlam krullend en kron
kelend omhoog, eene mensehenlijke ge
daante, door middel van een ijzeren
halsbeugel aan den schandpaal geklonken,
komt een oogenblik te voorschijn, om
dadelijk daarna weer in een dichte
rookwolk te verdwijnen.
Weldra werd de rook lichter en dunner,
en bij het schijnsel der rosse vlammen,
die al hooger en hooger opstijgen, aan
schouwt zij hem nogmaals. Hij ziet haar
aan O, die blik En langzaam,
met een reeds van bovenaardsche blijd
schap stralend gelaat, slaat hij de oogen
ten hemel. Zij had hem begrepen. Het
was een laatst vaarwel, met de hoop,
neen, met de zekerheid van een weerzien
hier Boven
Naar men weet, de «ticliter, of liever de hervor
mer van de partij der Wederdoopera hier te lande.
(Wordt vervolgd.)