Ah tirevo lutionair HID-ilDUi.-Jil-'iSIl?. Vrijdag 2 Juli 1897. Twaalfde Jaargang No. 611. Orgaan IN HOC SIGN O VINCES TBOEKHOVEN FEUILLETON. Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling ?,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever: .«OHH KLMêHJ li. Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en k/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. Redactie bestemd, Advertentiën ca verdere Adaiianistratle franco toe te zenden aan den uitstrevend blad,pleitte wor rijp en groen, voor iedereen die maar anti-clericaal was. Een monsterverbond derhalve, zoo teleurstelling zijn, als men op de praktijk let,is het dit maar weinig. Zeker is het geene oorzaak tot vreugde, als men zelf christelijk ge zind is en dan bemerkt dat de meer derheid der natie geen prijs toont te stellen op eeue wetgeving, die met het christendom rekent. Maar neemt men in aanmerking hoe moeielijk, ja bijna onmogelijk het is om met een zeer kleine Kamermeer derheid het land te besturen, vooral wanneer die meerderheid uit zeer on gelijke bestanddeelen bestaat, dan moet men zeggen het is een zegen, dat nu er toch geen kans was op een flinke meerderheid, onze helft van de weegschaal maar te licht bleek om den doorslag te geven. Wat echter vooral weemoedig stemt is, dat nu geen enk de partij in de meerderheid kwam. Ook de liberale partij niet. Men spreekt van in het geheel 47 liberale Kamerleden, Maar als het op zaken doen aankomt, (nu niet op clericalen-haat, maar op het tot stand brengen van wetten) dan vormen die 47 stellig een veel erger „monsterverbond" dan de antirevolu tionairen en roomschen. Er zijn onder die 47 ongeveer 30 vooruitstrevenden, maar de overigen willen van doorzet ten niet weten. En al waren zij mede te trekken, dan moeten ook nog de beslist radicalen of de sociaal-demo craten hulp bieden om iets meer dan de helft der stemmen te krijgen. Wat zal zulk bene „meerderheid" uitrichten Wat voorplan, wat voor overleg zou ze kunnen plegen, wat voor richting uithaken en Waren nu de „clericalen" zoo partijzuchtig en kerkelijk als zij in de verkiezingsdagen werden afgeschil derd, dan zouden zij zich verheugen in het feit, dat de liberalen bijna met machteloosheid zijn geslagen. Doch zoo is het niet. De antire volutionairen begeeren sedert lang met hoogen ernst om den socialen nood door een doelmatige wetgeving te temperen. Zij willen daarbij uit gaan van chr. beginselen. Doch ook al wordt dit uitgangspunt miskend, en al ageert men buiten de chr, beginselen om, dan nog achten zij het dringend noodig dat de sociale wetgeving krachtig ter hand genomen wordt, en dat er wat zal worden öfgedaan. Maar zie, dit heeft de stembusactie nu schier onmogelijk gemaakt. En dat hebben dezulken voor hun ne rekening, die de kiezers hebben opgestookt met af te geven op de roomschen en op de protectie. „Tegen Rome," en „duur brood" met deze twee leuzen zijn de men- schen opgejaagd. Het waren de „ohristelijk-histori- schen" de Bronsveldianen, die zóó christelijk zijn te werk gegaan, dat zij het onchristelijk {landsbestuur hebben in stand gehouden en alle krachtige actie hebben belemmerd. Eens wilde Minister Tak met zijn kieswet ons volk uit het moeras halen. De christelijk historischen schenen echter het er opgezet te hebben om ons volk dieper dan ooit in den moeras grond te doen zinken. Het i3 dan nu een voldongen feit. De N. Rott. Crt. kan met recht dat het groote resultaat der „dat de vrees voor een regeering der verbonden kerkelijke partijen 'verdwenen is." Maar een andere vrees komt op. Het Handelsblad raadt reeds aan akelige öv, tegenstelling van anti-clericaal maar te zeggen, herstemmingen om die clericaal en laten varen. Waarom Wel, men gevoelt aan de overzijde heel goed, dat de overwinning meer schijn is dan wezen, en dat men er niet op voort kan bouwen. Onverdiend is die toestand niet. Er is vreeselijk, haast schreven we, gewetenloos gesmaald op de voor standers van een christelijk bewind. Dat men dan nu de wrange vruchten plukke. Maar ach, ons arme volk moet er maar weer jaren en jaren onder lijden. Mocht het maar tot verootmoedi ging strekken. God is machtig den toestand spoedig weer om te wenden. Uit de EEN MONSTERVERBOND 1 Dordt en Rome een monsterverbond Wat is daar al niet van gezegd, hoe zijn d iarover door onze zelfstandige en niet marchanderende libe ralen de fiolen van verontwaardiging uitgegoten. Hoe kunnen zoo riep men twee partijen als anti-revolutionaren en room- sohen, zoo verschillend en zoo vèr van elkander afstaande, samen werken, samen regeeren, samen een meerderheid uitma ken En zie nu, wat bij deze stembus ver toond werd. Oud-liberalen, Liberale Unie mannen, radicalen, volks-partij, socialisten en chris- telijk-historischen stonden schouder aan schouder om tegen „Rome en Dordt" to strijden, om tegenover de meerderheid van „Rome en Dordt" ook een meerder heid te verkrijgen. In Friesland is een socialist openlijk door de liberale kiesvereeniging gecan- dideerd. Donderdagavond sprak te Dordt de bekende socialist Bergmijer een woord van aanbeveling voor Van Gijn. Het Vaderland, het ci-devant voor- monsterachtig als nog nooit vertoond is. Bastert Van Houten Goeman Borgesius Troelstra Bronsveld Vos. Welk een combinatie Bij zulk een vereeniging heeft men voor de toekomst alle recht verspild om nog één enkel woord critiek te wijden aan een monsterverbond Rome-Dordt. Holl EEN VRAAG. De heer Goeman Borgesius, beeft te Rotterdam een lange redevoering gehouden om te waarschuwen tegen de overwinning van het „Monsterverbond." Diezelfde heer Borgesius verklaarde bij den aanvang der verkiezings-campagne in een rede te Amsterdam, dat het „clericaal ministerie" van 1888—91 nooit iets be paald „clericaala" gedaan had. Maar waarom behoeft men dan te vree zen, dat de „clericalenï nu zullen doen, wat zij in die drie jaren zoo goed wisten te vermijden Centrum DAT ZAL NIEMAND TEGEN SPREKEN Het Vaderland ziet zich gedwongen deze gulle bekentenis af te leggen „Wij weten wel, en wij ontkennen het niet, dat wij niet bij machte zijn een meerderheid bijeen te brengen, die warm is voor 't onmiddeljjk tot stand brengen van sociale hervormingen." Heusch, dat zal niemand tegenspreken. ERGERLIJK. De N. Rott. poogt de R. Katholieken tegen do Antirevolutionairen in het har nas te jagen, door er op te wijzen, hoe slecht de Antirevolutionairen bij de her stemming de candidatuur van den beer Walter steunden. Het feit betwisten we niet. De Christelijke partijen zijn in Hon- tenisse tweemaal zoo sterk, als de libera len van alle jgading, en Mr. v. Deinse be hield een zetel, die hem niet toekwam. Maar als men nu weet, dat juist de vrienden van de N.Rott. het schier onmo- Alie stukken voor de Mie tweede uitstag. Het kan wel niet anders, of alle oprechte en doordenkende antirevolu tionairen zullen een gevoel van wee moed over zich hebben voelen komen bij het overdenken van den uitslag der herstemmingen. Een gevoel van weemoed, zeggen wij. Ja, weemoed, meer dan teleur stelling. Want wel gaf dejeerste stem ming op 15 Juni veel hoop en moed maar daar men vóóruit wist, dat de liberalen van alle gading zich eener- zijds met de christelyk-historischen en anderzijds met de radicalen en socia listen zouden verbinden, om toch maar tot eiken prijs die gehate „cleri calen" rerug te drijven, kon door de kenners der toestanden moeielijk wor den vermoed, dat de herstemmingen de kroon zouden zetten op de aanvan kelijke overwinningen der christelijke partyen. Zeker het had iets anders kunnen atloopen. Evenals Middel burg, hadden de drie Friesche distric ten Sneek, Harlingen en Dokkum, benevens Gouda en Bodegraven ons toe kunnen vallen. Ook hadden de Roomschen gelukkiger kunnen zijn in een paar distrikten. Maar dat de christelijke partijen te zamen eene krachtige meerderheid zonden halen, geloofden de deskundigen na 15 Juni niet meer. Maar natuurlijk, eene stembus heeft altijd ,iets geheimzinnigs, iets raadselachtigs. Ditmaal gold het de vraag, oi de meerderheid even zou ge haald worden, of hoe ver de christelij ke partijen er beneden zouden blijven. En wat was nu het resultaat Dat de meerderheid niet gehaald werd door de chr. partijen. Eenzijdig beschouwd moge dit eene Wat liejde vermag 10. HOOFDSTUK VII. Een der aanvallers, midden in de borst getroffen, rolde op den grond. Wat Escos het meeste speet was, dat hij geen paard meer had, terwijl zijne aanvallers bereden krijgslieden waren. In dezen staat van zaken was de worsteling veel te ongelijk. Tot zijne groote verbazing en ook tot zijne groote voldoening, hoorde hij een stem zeggen „Nu is er leven genoeg geweest, zou ik denken Wilt gij al de geuzen in den om trek wakker maken? Alle man afgestegen den degen in de vuist, en vooruit nu! Slaat doodslaat dood!" „Mooi zoo !u mompelde Escos, „nu zult gij ten minste zien met wien gij te doen hebt. En terwijl hij zich zoo ver mogelijk achterover boog, maakte hij zjjn mantel los en rolde hij dien om zijn linkerarm, trok met een krachtigen ruk zijn vilten hoed nog wat vaster op zijn hoofd, ging stevig op zjjn hurken zitten, en wachtte zóó flink en kloekmoedig den verderen loop van za ken af. De bende zijner aanvallers rukte met opgeheven degen op hem los. „Niet meer dan zes Dan maar moed gehouden En hij zette ?ich schrap. „Slaat dood slaat dood slaat dood 1" riep de man die de aanvoerder van den troep scheen te zijn en nu dadelijk op hem aanviel. Escos waohtte hem met de punt van zijn degen af. Zij kruisten het staal en zoo ble ven beiden eenige seoonden onbeweeglijk staan: zonder een woord te spreken, elkaar nauwlettend in 't oog houdend, en ieder van zijn kant den stoot trachtende te voor zien, waartoe de ander zioh voorbereidde. „Opgepast Met een bliksemsnellen slag had de Spanjaard den degen van Escos ter zijde geslagen en daarop een weinig ter zijde gaande, om beter zijn sprong te kunnen nemen, had hij zijn eigen rapier lan gs het staal van zij n tegenpartij der laten glijden. Maar deze een bchendigen tegen stoot makend, wist den aanval af te slaan, en bij wijze van wederdienst gaf hij znlk een hevigen slag tegen het wapen van den Spanjaard dat het hem uit de hand vloog en een eindweegs verder nederviel. Ondertusschen waren de vijf anderen er ook bijgekomen. „Voorwaarts! Spoedt u!" riep hij, die door Escos ontwapend was en nu overal naar den hem uit de hand geslagen degen liep te zoeken. Escos liet hen eenige schreden nader- komen. Maar wel begrijpende, dat als hij hun gelegendheid liet om hem te om singelen hij onherstelbaar verloren zou zijn, vloog hij met een Sprong vooruit en stak hij met een feilen stoot den naastbij- zijnde de punt van zijn degen in de keel. Ongelukkigerwijs had hij, die het eerst den strijd begonnen was, middelerwijl z ijn stevig rapier teruggevonden. Allen vielen zij nu op Esoos aan. |Hjj had ternauwernood dea tijd om zioh weer in staat van tegen weer te stellen. Gedurende eenige oogen- blikken verrichtte hij wonderen van dap perheid, en hield hij schier te gelijker tijd elk zijner aanvallers zjjn degen voor. Maar hij was afgemat door zijn razendcn rit:. Dientengevolge was hij genoodzaakt, zich te bepalen tot het afweren der slagen en steken, die men hem poogde toe te brengen, zonder een poging to doen om ze te beant woorden, uit vrees van zich daardoor te veel bloot te geven. „Vooruit! Spoedt u!" riep dezelfde stem nog steeds. Plotseling al zij ne krachten bjjeengarend bracht Escos den man die zooeven gespro ken had, een geduchten stoot toe, die hem van borst tot rug doorboord zou hebben, als zijn lichaam niet beschermd ware ge worden door een ijzeren halskraag, die van voren zeer laag uitliep. Het lemmet gleed dus af en verwondde slechts den arm een handbreed beneden den schouder. Maar toch was dit genoeg om den Spanjaard een godslasterlijken vloek te ontlokken en hem buiten gevecht te stellen. Zij waren nu nog slechts met hun vi eren, maar blakend van woede over het hun door Esoos toegebrachte verlies. Het gevecht werd nog steeds met groote heftig heid voortgezet, toen lijj zich in den rech terarm gekwetst voelde. Hij liet een luid gebrul hooren, meer nog van toorn dan van pijn, en toen de schrik van het eerste oogen- blik voorbij was, vatte hij met de linker hand zjjn degen, die hem bijna ontvallen was en bleef hjj zoo dan strijd volhouden, in weerwil van het bloed dat uit zjjne wonde vloeide. Een seconde lang was het ot er een wolk voor zjjne oogen kwam. Toch wist hjj zjjne tegenwoordigheid van geest te behouden, en op de Spanjaarden aanrennend, deed hjj hen uiteenstuiven, doordien hjj een hunner bij vernieuwing een stoot toebracht, die hem wel niet diep genoeg do borst openreet om hem voor altijd onschadeljjk te maken, maar toch genoeg om hem tot den aftocht te dwingen. Ongelukkigerwjjs deed een slag van een zijner vijanden zjjn degen in zjjne hand afbreken. Nu moest hij zich behelpen met een stomp, die totaal onvoldoende was om hem te dekken. Wat stond hem dus nu te doen? De vlucht nemen Dwars over de velden een goed heenkomen zoeken Dat zou misschien wel het verstandigst geweest zjjn maar hij dacht aan zjjne lange rijlaar zen, die een heel eind boven zjjne knieën reikten en hem beletten zouden om zoo hard te loopen, dat hjj aan de hem achter volgende vijanden had kunnen ontsnap pen. En bovendien hjj was een Escos, de burggraaf van Escos in Bóarn Alleen de gedachte dat hjj daar zou heenloopen als een door de honden achterjaagd stuk wild, was reeds genoeg om hem het bloed naar do wangen te jagen. Zjjne laatste gedachte was aan de zijnen gewijd hjj beval zjjne ziel in de genade des Heeren aan, en vloog met gebogen hoofd op de Spanjaar den in. En wat gebeurde er toen eigenljjk P In de eerste oogenblikken begreep hjj het niet zoo dadeljjk maar hjj hoorde drie doffe slagen, en bjj eiken slag zag hij één zjjner aanvallers neerzjjgen. En nu bemerkte hjj eindeljjk ook, vlak tegenover zieh, een man die met de linkerhand op den steêl van een langen ijzeren hamer stond te leunen, en hem de rechterhand toestak met de vraag „Vriend Oranje „Oranje Vriend antwoordde Escos. Gerrit was het werk komen voltooien, dat de ander zoo goed begonnen had. „De Heer zjj geloofd, edele heer! Nu ztjt gij er af „En God zegene u er voor Gij hebt mjj het leven gered. Uw naam „Gerrit, om u te dienen, smidsbaas te Jodoigne." „Burggraaf d'Escos, door mijnheer den Admiraal naar den Prins van Oranje afgevaardigd." Gedurende dit korte gesprek kwamen er met haastige schreden vier mannen aan- loopen, die juichend hunne zware ijzeren hamers boven hun hoofd zwaaiden. Het wa ren Gerrit's gezellen. „Zoo,zjjtgjj daar Willem, Joseph,Klaas en Jan En waar is Van Heken Op die vraag wist niemand antwoord te geven. Ja, Van Heken, men wist eigenlijk niet wat er van hem geworden was. Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1897 | | pagina 1