Vrijdag 25 Juni 1897.
Twaalfde Jaargang No. 610.
Antirevo
Orgaan
IN HOC SIGN O VINCES
T BOEKHOVEN.
FEUILLETON.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgever:
SOMMEhSMtlJMi.
Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en V3 maal.
üienstaan vragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing.
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur.
Aüe si uk it en voor de Itedaciie bestemd,
Advertenties! en verdere Administratie franco toe ie zenden aasa den Uitgever.
Memoedig en d.
Reeds lang vóórdat de stemdag
was aangebroken, werd meer en meer
liet vermoeden geuit, dat, dit jaar
wel eens hetzelfde als in '88 kon
gezien worden, t.w. dat de Kamer
om zoude gaan dat de meerderheid
zoude verplaatst worden naar de
rechterzijde.
Want wel was de wijze van voor
bereiding anders in '88 dan in'97.
Immers, in '88 had er zeker over
leg plaats tusschen de antirev. en de
roomschen. Het ging wei niet ver
genoeg om daarop een langdurig
gezamenlijk bestuur van 's lands
zaken te doen rusten. Maar men
sprak toch iets afmen vergeleek
de wederzijdsche werkprogrammen
met elkaar en trachtte ze nader tot
elkaar te brengen.
Ditmaalis zulks niet geschied. Maar
wat destijds zelfs met onderling over
leg niet dadelijk verkregen kon wor
den, bestond thans zonder overleg,
alleen door den drang der omstan
digheden. Uit de wederzijdsche pro
gramuien was klaar te zien, dat de
twee hoofdpartijen, die het liberalisme
tegenstaan, dezelfde belangen op den
voorgrond stellen en in hoofdzaak
op gelijke wijze willen regelen.
Gevolg hiervan was, dat de room
schen zelfs bij eerste stemming ter
stond op onzen candidaat afgingen.
En wat is nu de aanvankelijke
uitkomst
In de helft der districten moet nog
een herstemming plaats hebben. (Er
komen in herstemming 32 antirev.
15 roomschen, 4.2 liberalen, 7 radi
calen. 1 lid van den Christ. Hist.
Bond en 3 Sociaal-Democraten.)
Maar voor zoover de keuzen reeds
beslist zijn, is de meerderheid ver aan
de anti-lDerale zijde.
Slechts ongeveer veertien liberale
candidaten kregen terstond een zetel.
Wij zeggen ongeveer. Want de
liberalen van alle gading zijn zóó
verdeeld, en er zijn enkele geavan
ceerd radicalen onder, behebt met
zulk een innigen alkeer van het
oud-liberalisme, dat zij, wat menig
voornaam stuk van de op handen
zijnde praktijk betreft, even goed tot
elke andere combinatie als tot de
liberale partij te rekenen zijn.
De leuze „anti-clericaal en anti-
protectionistisch" was onvoldoende
om die diep gapende verschillen te
doen vergeten.
Maar al telt men de „geavanceer-
den" of radicalen bij de liberalen, toch
ia hun aantal gekozen Kamerleden
tot dusver voor ben tamelijk onheil
spellend.
Aan den bitteren toon der groote
„liberale" bladen was in do laatste
weken wel te proeven, dat zulk een
voor hen povere uitkomst werd ge
vreesd.
Toch heeft hun felle bittere bestrij
ding hun kansen denkelijk niet ver
beterd.
Kennelijk hebben velen zich niet
gestoord aan het angstwekkend geroep
van „duur brood," „monsterverbond,"
„kerkafbrekers," enz, maar hebben
eenvoudig de vraag gesteld: waar
voor moet ik stemmen, en ivien kan
ik daarvoor het best mijn vertrouwen
schenken
Van '88 tot '91 is ruimschoots
ervaren, dat het „clericale" spook
niemand overlast aandoet.
En van het laat-maar-waaien-
systeem der oud-liberalen heeft men
daarentegen al zooveel ellende be
leefd, dat Irisch bloed, actieve zin, een
geest van onderzoeken en aanpakken
de menscben vrij wat meer doet
hopen dan het aldoor voortkruip.n
langs hetzelfde lage vlak.
Geredeneerd is er sedert vele jaren
genoeg over de politiek. Maar men
heeft mannen noodig van de daad. En
tevens mannen, die in bun daden
vaste beginselen toonen.
Gelukkig beginnen vele kiezers dit
helder te beseffen. Zonder dit besef
zouden de liberalen wel meer kiezers
op hun hand hebben gekregen en geen
vijf districten dadelijk verloren heb
ben.
Inzonderheid als men rekent met
de hulp die zij van de „christelijk-
historischen" kregen.
Slechts verwarring hebben deze
lieden aangericht. De belangen van
een kerkgenootschap, zeer bekrompen
opgevat, hebben zij aangezien voor het
eenige Staatsbelang, en de Roomsche
landgenooten hebben zij achterna
gezeten als waren zij niet waardig
langer in Nederland geduld te wor
den. Misschien hebben zij met al hun
geniepige betichtingen tevesgge-
bracht, dat als de anti-liberalen straks
in de meerderheid komen, deze meer
derheid slechts klein zal zijn. Maar
aan de libéralen teen flinke meerder
heid bezorgen, en aan de antirev. par
tij haar invloed ontnemen, neen dat
vermochten zij toch ook niet.
Het zal er nu maar op aankomen,
dat bij de herstemmingen evenveel,
neen nog veel meer ijver wordt ge
toond dan op 15 dezer.
Wat li&Jiïe vermag
Door een kalme, kloeke houding
en verstandige samenspreking met
andersdenkenden kan onze partij nog
menigen zetel winnen.
Bovenal worde in deze dagen het
gebed voor onze volksbelangen niet
verzuimd.
Als God werkt, wie zal het keeren.
Ilij doet eene afgesnedene zaak op
aarde.
Een spaak in hei wiel.
Yele meelevende landgenooten zul
len zich herinneren, hoe rusteloos in
de jaren '89 '91 de liberalen aan
drongen op den persoonlijken dienst
plicht, tot groote ergernis van de
roomschen, maar daarom met het
uitzicht om de twee antiliberale
partijen uit elkaar te drijven.
Dit gelukte.
Sedert hoorde men weinig meer
op hetzellde aambeeld hameren.
De liberalen lieten van '91 tot '97
de plaatsvervangers bestaan.
Maar nu er weer kans komt op
nieuwe samenwerking van antirev.
en roomschen, begint ook het geroep
om den persoonlijken dienstplicht
weer.
De schrijver van de Militaire
Causerie in het Vaderland b. v. vindt,
dat, ofschoon de militaire deskundi
gen in veel verschillen, zij het toch
wel bijna allen hierover eens zijn,
dat afschaffing der plaatsvervangers
een noodmaatregel is, die om sociale,
rechtvaardigheids- en paedagogische
redenen geen uitstel kan lijden, en bij
een apart klein wetje is te krijgen.
Daarom zou hij dan ook verlangen,
dat, als er een Ministerie mocht
optreden, dat ander werk noodiger
acht en voorop laat gaan, een dier
Kamerleden het initiatief nam om
bedoeld „noodwetje" op het tapijt te
brengen.
Inderdaad ja, een noodwetjenl.
een wetje dat de meerderheid der
rechterzijde, als zij wordt behaald,
terstond weer in nood en gevaar zou
brengen.
De „clericalen" zullen echter, als
zij het bewind moeten aanvaarden,
wel wijzer zijn,
Wat de liberalen nu weer zes jaren
lieten rusten, kan desnoods nog wel
even langer wachten. Laat zij er al
thans maar van zwijgen.
M$e herslemmingen.
Terstond na het bekend worden
der eerste stemming vergaderde het
Centraal-Comité, en publiceerde
vervolgens zijn advies.
Natuurlijk was voor veel districten
de gedragslijn als vanzelf aangewezen.
Niet alleen voor die districten waar
een antirev. candidaat in herstemming
komt, maar ook voor die waar een
roomsche nog kans heeft, want terwijl
de liberalen ons program slechts nade
ren in de sociale quaestie en enkele za
ken van justitie, betoonden de room
schen gelijkheid van bedoelen opzich-
tens de socialejquaestie,den landbouw,
hot onderwijs, de zending en de justi
tiezaken.
Omgekeerd heeft de „Liberale
Unie" geraden om zonder te letton op
het verschil tusschen meer of minde
re neiging tot vooruitstreven, eenvou
dig alle „anticlericalen" en „antipro-
tectionisten" te helpen verkiezen.
De bekende leuze of strijdkreet uit
de Eerste Kamer dus tot het einde
mm
Deze Courant verschjnt eiken Yrijdag.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zj beslaan
9.
L'Hópital was in Mei 1568 in ongenade
gevallen. Bij diezelfde gelegenheid had
men pogingen in het werk gesteld om
Gondé, Coligny en Jeanne d'Albretopte
lichten, ten einde ook hen het lot der te
Brussel onthoofde Graven van Egmond en
Hoorne te doen ondergaan. Maar alle drie
wisten zij te ontsnappen Condé en Colig
ny kwamen, na een rit van honderd mijlen,
behouden te La Roebelle aan. Jeanne
D'Albret voegde zich daar bij hen, met
haren zoon, Henri da }?earnais. Catharina
de Medicis had dus har en aanslag zien mis
lukken. Zij verbrak oniuiddeljk den vrede
van Longjumeau, waaraan men reeds den
bijnaam van „den onbekookten vrede" had
gegeven, zond aan alle Pootestautsche pre
dikanten bevel om binnen, veertien dagen
bet Fransche grondgebied te verlaten,
dwong al do leden van het Parlement en
van het Ministerie orn den eed van trouw
aan den Roomsch-Katholieken godsdienst
af te leggen, en bracht 18..000 voetknech
ten en 4000 ruiters bijeen, die zij onder de
bevelen van den Hertog van Anjou stelde,
met Tavane en Biron als onderbevelheb
bers.
Men begrijpt dus wel, dat Ooligny al zij-
no strijdkrachten noodig had gehad. Er
ook inaar een klein gedeelte van af te
nemen, was onmogelijk. Intusschen wilde
hij Prins Willem toch bericht zenden van
den moeilijken toestand, waarin hij ver
keerde, en van de totale onmogelijkheid
om. zijne vroeger gegeven beloften te ver
vullen.
Te dien einde ontbood hij don Burg
graaf van Escos bij zich, van wien hij ze-
kor wist dat hij staat op hem kon maken en
wiens dapperheid hij bij ervaring had lee-
ren kennen. Aan dezen edelman stelde hij
oen weivoorziene beurs ter hand, benevens
een brief voor Willem den Zwijger, waar
na hij hom aanspoorde om terstond in
vliegende vaart te vertrekken en zich naar
den Prins van Oranje te begeven, die
thans vermoedelijk in Brabrant manoeu
vreerde.
De tocht zou even langdurig als gevaar
lijk zijn. Maar met dat al was het geen
tocht om Escos af te schrikken, die nog
wel voor heeter vuren gestaan had. Een
goed paard, zijn goede degen, een handvol
goudstukken, dat was voor hem genoeg
om alles in orde te brengen.
Hij vertrok onmiddeljk, overdag zoo
lang de weg veilig was, en des naehts als
de veiligheid minder werd. In het begin
van October na duizenden avonturen
die wij hier niet zullen vertellen bevond
hij zich to Valenciennes, daarna reed hij
Henegouwen binnen, en, altijd doorrij
dend, trok hij door Bergen, Rosulx, Senef,
Nivelle, Genappe, Ottignios, Wavre en Jo-
doigne. Nog slechts één dag, en hij zou te
Tirlemont zijn en zijne zending volbracht
hebben. Het zou niet zonder moeite ge
gaan zjjn maar de moeite rekent niet me
de, als men zijn doel slechts bereikt.
3r-\
HOOFDSTUK VII.
't Was een stikdonkere nacht, toen Es
cos door Jodoigne reed, en den vliegenden
galop van zijn paard zoo mogelijk
nog tot grooter spoed aanzette, totdat hij,
aan het einde der groote hoofdstraat geko
men, aan het andere einde het ons bekende
ramoer meende te hooren.
„Wat is dat, Briscous Zeuden wij bij
geval vervolgd worden Blaas dan eerst
maar eens een beetje uit
Hij liet zijn paard, dat Briscous heette,
stilstaan, streelde het liefxoozend over den
nek, en zeide
„Best, Best, Briscous! Tweehonderd
vijftig mijlen in veertien dagen,dat is nog
zoo kwaad niet. Maar laat on3 voorzichtig
zijn, want nu is oppassen de boodschap
En de jonge burggraaf hij was nau
welijks twee en twintig jaar trok zijne
pistolen uit de scheeden, deed bedaard op
elke pistool een nieuwe lading en maakte
den kwast van zijn degen aan zijne rech
terhand vast.
„Komaan, Briscous nog weer eens een
poosje gegaloppeerd, en flink ookDe
Spanjaarden zijn daar achter ons, en zij
rijden wat ze kunnen Nu moeten wij het
samen klaar spelen, beste vriendNog een
klein beetje moed, en mijnheer de Admi
raai zal tevreden over ons zijn
Hij reed als een pijl uit den boog heen,
met een bewonderenswaardige koelbloe
digheid en standvastigheid. Maar weldra
bespeurde Escos, dat de krachten van zijn
Briscous langzamerhand afnamen. Tot
driemaal toe liet hij hot paard even stil
staan, om het gelegenheid te geven nog
weer eens adem te scheppen. Het arme
beest stond te beven op zijn pooten, die tot
dusver wel van staal schenen geweest te
zijn, maar die door den razenden wedloop,
waartoe men ze nu nog na al het vroegere
rennen dwong, bljkbaar uitgeput raak
ten.
„Och Briscous, BriscousOj kunt niet
meer G j zult mj in den steek laten
En weer volgde er een verwoede galop.
Maar de anderen waren dichterbj geko
men, en thans kon Escos hen reeds duide
lijk hooren, ondanks den wind die hem
met eene door de snelheid van den rit ver
dubbelde kracht in de ooren suisde. En
zoo stoot hj vooruit, over den straatweg
schietend als een kanonskogel door de
ruimte.
De wedstrjd kon niet lang duren. Het
was onloochenbaar en Escos begreep
het maar al te goed, hoe snel h j ook nog
voortging dat zijne vervolgers, die op
versche paarden zaten, een voordeel
op hun prooi hadden, dat op den duur
noodlottig voor hem zou worden. De af
stand tusschen hem en hen werd van
oogenblik tot oogenblik minder. Hj kon
de stemmen reeds hooren, die de paarden
tot nog grooter spoed aanzetten. Nog
slechts een paar honderd schreden waren
zij van hem af. En toen, zonder zijn armen
Briscous langer te sparen, stak hj hem zj-
ne beide sporen in de zjden. Het edele ros
vloog met een sprong voorwaarts, schier
razend van pjn.
Het was te laat.
Er knalde een sohot, het eerste dat Ger-
rit en zjne makkers hadden hooren lossen.
Briscous verdubbelde zijne inspanning,
maar die opwinding was van korten duur.
Het dier dreigde na nog een paar dolzin
nige sprongen reddeloos neer te vallen.
Escos poogde het nog zoo lang mogel jk
op de been te houden, het schooi op
nieuw vooruit, deed nog een honderd stap
pen, en stortte toen neer het paard was
door een kogel getroffen en zwaar gewond.
Zoodra Briscous op den grond lag,
sprong Escos op. Hj haalde zjne pistolen
uit de scheden, nam zjn degen tusschen
de tanden, en bleef zoo wachten op de din
gen die komen zouden, achter zjn trou
wen viervoatigen dienaar, wiens lichaam
hem nu tot een bolwerk of verschansing
diende.
Hj behoefde niet lang te wachten. De
Spanjaarden, die met hun achten waren,
kwamen als een lawine aanstormen. Toen
zj tien pas van hem afwaren, lostte Escos
een schot. Een der paarden viel dood neer.
Uit een pijnljkon schreeuw kon de burg
graaf opmaken, dat de ruiter van het
paard zich bj den val minstens zwaar be
zeerd moest hebben. Drie seconden later
volgde er alweer een schot. Escos was
kalm bijven staan, maar werd niet ge
raakt.
„Domoor bromde hj. En hj legde
zelf aan. Raak
Wordt vervolgd