I asie-Meu- Vrijdag 16" April 1897. Twaalfde Jaargang No. 600. Antirevo lutionair ïlJUJt ii 1 IN HOC SIGNO VINCE S FEUILLETON. T BOEKHOVEN' tige attesten, als: .arts, |NS EN WISSELS, op Landerijen Effecten. DIENST. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 5,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Ceut. SOMM BE L® Si ISH AiSe stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan cleis Uitgever. Miskend. Fog maar altijd schijnt het sommi gen leden van de liberale partij niet wel mogelijk te zijn om zich cene juis te voorstelling te maken van eene staatsparty, welker inzichten en han delingen verband houden met haar godsdienstig geloof. Dit bleek ons opnieuw, toen wij de kort geleden uitgekomen brochure la zen van den heer Mr. W. H. de Beau fort, lid der Tweede Kamer voor Am sterdam. In dit geschrift toch, getiteld „De liberale partij en de verkiezingen," komt weer duidelijk uit, dat de steller, hoe gematigd ook overigens in zijn toon, den godsdienst slechts als hin derlijken ballast in het politieke schip aanmerkt, en dat hij de vrije, onbe vangen houding van geloovige staats lieden, en hun moedig opkomen voor de rechten en belangen der mindere standen slechts weet te verklaren uit overeenkomst met de socialisten. Nadat de schrijver breed beeft uit geweid over de verdeeldheid der vroe gere liberale partij, en over de door hem zoo zeer betreurde „misgrepen" van de Liberale Unie, tracht hij de beginselen der „ware" liberalen in het licht te stellen, en schetst hij hare ver houding tot de andere partijen. Verder verheft hij, gelijk de liberale pleitbe zorgers dat gewoon zijn, de daden der liberalen sedert 1848, en vraagt dan voor zijn geestverwanten op nieuw het „vertrouwen" van de kiezers. "Wat spreekt men van verwaarloos de belangen en onthouden rechten Het is geheel onwaar, zoo beweert de heer de B., dat de regeeringen, die fungeerden onder de werken van het meer beperkte kiesrecht, alleen ten bate van de vermogenden werkzaam waren of zich onverschillig toonden voor de belangen der on vermogenden. En dan vraagt hijheeft de wetgever de schatkist niet ruim doen bijdragen in de kosten van het lager onderwijs Zijn daardoor de lagere standen niet vooruit geholpen Zijn niet strafbepa lingen tegen hen, die den arbeid sta ken, opgeheven, en is niet, uitsluitend in het belang der werklieden, de arbeid van vrouwen en kinderen gere geld, en toezicht op fabrieken en werkplaatsen ingevoerd Heeft de belasting-wetgeving niet allengs meer de vermogenden bezwaard en de min vermogenden ontheven En in dezen geest, zoo denkt do schrijver,zullen de liberalen wel voort gaan. Zij zullen de oude, zieke en ver zwakte arbeiders wel voorthelpen, ons vrijhandelstelsel handhaven, de belas ting in overeenstemming houden met het beginsel van draagkracht naar ver mogen, onze levende strijdkracht be ter regelen, den ondernemingsgeest voor de ontwikkeling onzer koloniën aanmoedigen, ons middelbaar on derwijs verbeteren, het ambacht-on derwij» bevorderen en zoo meer. Daarom hoopt en raadt hij dan ook dat de kiezers aan de liberale candidaten weer hun vertrouwen zullen schenken. Men moet hen niet willen binden aan een werkprogram, zooals de Liberale Unie voorstelde, want de volgorde der werkzaamheden hangt hoofdzakelijk van de Regering af, en de mate van vervulling der gestelde wenschen hangt vaak van allerlei omstandigheden af, waaraan de Kamerleiding niets doen kunnen. Vertrouwen dus maar! En dan: men moet niet te veeleiachend zijn zoo als de radicalen en de socialisten. Deze zouden het verschil tusschen armen en vermogenden willen ophef fen en de armen in de wet gaan voor trekken. Voor dezulken moeten de liberalen zich wachten. Maar niet minder waarschuwt hij voor het streven der „kerkelijke" partijen. De schrijver meent dat de kerkelijke band voor deze partijen de samensnoerende kracht uit maakt, en daarom meent hij dan ook, dat het geen zuiver staatkundige partijen zijn. Hierin zou de heer d. B. nu volko men gelijk hebben, als zijne veronder stelling juist was. Van de roomschen is zij tot op zeke re hoogte wèl juist, omdat bij gewich tige verschillen ten slotte de bisschop pen uitspraak doen over de staatsza ken. Maar hetzelfde te beweren van de antirevolutionairen is geheel in strijd met de waarheid, en met de feiten, die ook aaa den heer d. B. wel bekend zijn. Of hebben de antirevolutionairen niet reeds sedert bijna 20 jaren hun beginselprogram omtrent alle voorna me stukken van de politiek En heb ben iu het organisch verband dezer partij niet allen toegang, die het met dit program eens zijn onverschillig tot welke kerkelijke inrichting zij behoo- ren O ja, zoo zal de heer d. B. zeggen, maar het zijn dan toch de „geloofsbe grippen" nwer kerk of kerken, die gij antirevolutionairen in de politiek verwerkt. Hij schrijft toch: Zij zijn, „in het bezit van de grondstof" (dat wil hier natuurlijk zeggen van de grond denkbeelden, die zij ook als leden der kerk aankweeken), en wanneer een kerkelijke partij „geloofsbegrippen van hare kerk tot wettelijke begin selen wilde maken, zou zij in open lijke botsing| komen met de libera len." Ei zoo, dus volgens den heer d.B. is het niet liberaal om de wetgeving te bouwen op geloofsbegrippen die in eene kerk beleden worden. Hier uit volgt eu kon niet anders volgen dan dat de liberale partij als zooda nige eene kerkvijandige of althans kerkbelemmerende partij is. Steeds is zij bezig met begrippen uit te werken, die anders zijn dan de begrippen der kerk. Hierin staat of valt zij dan. En waar haalt de liberale partij die begrippen dan vandaan, als zij per se niet op kerkelijk gebied mogen ge- kweekt zijn. De heer d.B. zal toch wel niet zeggen, dat de liberalen alles uit ervaring en met wiskunstig bewijs weten. Ook zij moeten nu en dan wat voorloopig aannemen, stellen, probeeren, in de hoop dat het goed zal gaan. Ook zj leven dus voor een deel bij geloof. Dit mag echter geen kerkelijk geloof zijn, dan is het niet liberaal meer. Het is dus geloof in eigen partij-voortreöelijk- heid, haast schreven wij het geloof in eigen onfeilbaarheid, het is het geloof: wij staan dit of dat voor, wj vinden dit of dat verkeerd, wij leggen ons hier of daar op toe, en derhalve is het aannemelijk voor ieder. Maar is dit niet stuitend laat dunkend. En welke verweerkracht hebben de liberalen vanaf dit standpunt tegen de radicalen en socialisten Deze lieden zeggen natuurlijk: ons geloof, onze inzichten zijn even achtbaar als de uwelaat dus ook de proef eens genomen worden met onze plannen. Zoo b.v. verkondigt de heer d. B. als een liberale meening, dat de toestand van ongelijke stoffelijke wel vaart, die fin de maatschappij bestaat, een rechtmatige toestand is, en dat de staat het menschdom slechts in groote ellende zoude dompelen, als hij dien toestand ging opheffen. Nu zijn de antirevolutionairen deze meening ook toegedaan, «n bij hen is het eene vasteonveranderlijke meening, berustende op het geen de H. Schrift ons leert„rijken en armen ontmoeten elkaar. God heeft ze beide gemaakt(Ook uit tal van andere Schriftplaatsen is hetzelfde af te lei den). Het is dus, om in de termen van den heer d. B. te spreken, een „kerke lijk geloofsbegrip" hetwelk door de liberalen werd overgenomen, en dan volgens zijn eigen leer voor contra bande of politieke smokkelwaar moet gehouden worden of het is slechts een vinding van eigen wijsheid, die eiken dag door een ander inzicht kan vervangen worden, en waartegen de radicalen en socialisten hun wijs heid reeds nu met gelijk gezag verkon digen. Uit het bovenstaande blijkt tevens, welk een onrecht de heer d. B. den kerkelijken medeburgers aandoet, als hij zoo in het algemeen, zonder eeni ge uitzondering, van hen zegt, dat er onder hen voorstanders van de „radi caal-socialistische theorieën" gevon- Wat liejde vermag HOOFDSTUK I. Dulttoh# Honig, S ki koke dat met zorg af tte wjjn by, waarin m«n im «verwortel, 310 gram alle» fijn gesneden, heeft t. soortgelijke namen uiine nainaaksela, ja zóóver, de buitenste een pogingtot bedrog fiMJs: esch ïOcts. i 1,85 y> 8,5©. r er wanhopig onder werd. ondheids Kruiden Honig ehjk korten tijd resultaten rklaar dat dit de volle tot mp wendt, meerder en. Ï.ROHER, Koopman, ucces aangewend. Eenige ziekte lyden, wenechen FRAHZ SCHOP. ad ttterdam. 1180, DEN HAAG CoadltlSn billijk Iteoren of te ontbie- isiekteii en het nsttanden en isurantie-Maaischap- pchade sterfte van snz. kkee en Goedereedt. )IENST April 1897. lelharais «n Hellevoetalaii. uur en nm. 1.50 uur. 1 uur en nm. 3.15 uur. fiaax Hellevoetsluif 8.15 uur ennm. 2.50 uur. I, 8,30 uur en um. 4.15 uur. naar Middelhamis ar, 11 uur en nm. 3.45 uur. [ïr, 11 uur en nm. 5 uur. naar Stellendam. |0 uur en nm.|4.l5uur. uur en nm. 5.30 uur. |rjj zijn de diensten als op asterdamsche tijd opjegeron ieur van den "Waterataat r© OaülTOAIift. naar Rotterdam, m Dinsdag vm. 4.30 uur. |en 6,30 uur. t naar Rotterdam, en Dinsdag vm. 5.15 uur. vm. 7,15 uur. s naar Rotterdam en Dinsdag vm. 6.uur. en 8,uur. naar Stellendam, m. 2.45 uur. s. ttkkee en Goedereede. |~|arnis en Onderneming, j g vm. 5,uur, nm. 1 uur?- jen nm. 2,30 uur. Overige 2,30 uur. vm. 8,15 nm. 2,en 4,30* nm. 2,uur. Overige da- uur. f* gemerkt wordt te Ylaar- „DEM BOMMKL." iel op Rotterdam, en Dinsdag 's morg, 4,30 uur «,30 Rotterdam. §rdag en Zaterdag nm 1,45 October en Maart 4.15 uur Dez# Courant verschijnt eiken Vrijdag. UITGEVER: Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en. 3/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal. Dienstaauvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. 1. Tusschen twee boschrijke heuvels, aan den oever van de Geete, die zachtkens voortstroomt door eensmallevalleisluimert het kleine stadje Jodoigne in Brabant. Bekoorlijker plekje is er bijna Diet. Höoge boomen en lage huisjes, meerendeels met gevels en zijmuren van roode baksteen, en met kleine raampjes, welker tallooze kleine ruitjes in looden roertjes gevat zijn. De straten zijn niet bijzonder recht, en ook niet erg breed. De éénige uitzondering op dezen regel vormt de straatweg van Namen naar Tirelemont, die door de stad loopt en het drukste verkeer heeftmaar de aardig versierde daken der huizen, het kinderlijk mooie lofwerk waarmede zij overal prijk ten, en de schilderachtige wijze waarop ZÜ in groepjes bijeenstonden, dit alles vormde een vriendelijk en niet alledaagsch tafereel. Ongeveer in het midden der stad, op bet marktplein, verheft de kerk een fraai en solide gebouw in eern'gzins GothischeD stijl, hare lorsshe lijnen ten hemel. In do onmidd< Jijke nabijheid der ktuk staat een groot, ge-bouw van een bui get lpk voorko men het Stadhuis, meteen sierlijken toren op zijde waarop een bevallige spits prijkt tot op twee derden zijner hoogten is de toren vierkant, en dan komt er een rond, opengewerkt gedeelte, dat behoorlijk van een klokkespel voorzien is, want evenals elke andere stad in de Nederlanden, die een weinigje begrijpt wat zij aan haar fatsoen verschuldigd is, heeft ook Jodoigne haar carillon. In het jaar onzes Heeren 1568, op Vrij dag 15 October, stond er op den ondersten omgang van dezen toren een man, die van daar de stad en heel het omliggende land schap overzag. Hij zal zoo ongeveer tusschen de vijf en vijftig en zestig jaar geweest zijn. Vaa gestalte was hij eer klein dan groot, maar flink en evenredig ge bouwd de schouders waren breed, het hoofd wel wat groot, maar de energieke gelaatstrekken deden aan een zeldzaam krachtig en dooi zettend karakter denken. Reeds dadelijk bij den eersten oogopslag kreeg men den indruk, hier meteen sterke ziel in een gespierd lichaam te doen te hebben. Van Heken zoo heette de man leunde met beide armen op de balustrade van den omgang en liet in die houding zijne blikken dwalen over het schouwspel, dat hij hier voor oogeD had. Aan den voet van den toren allereerst de donkere massa van het Stadhuis daD de kerkvervolgens een alleraardigst mengelmoes van huizen en huisjes met roode daken en keurig onderhouden tuin tjes daarnaast de Geete in wier kalme waterviakte, die hier en daar bevallige bochten en kronkelingen maakte de hooge boomen met hunne breede, zwaargeblader- de takken en daaronder ook een paar landelijke bruggen zich weerspiegelden de bijna ledige straten, die zich als onbe weeglijke slangen uitstrekten heel in de verte, als om den horizont te begrenzen,de blauwgrijze lijn der zacht afgeronde heuve len met een weelderigen dos van dichte bosehjes op hun kruinin het dal, en overal langs de zoomen der Geete, velden en weilanden, getooid met al de pracht van hun geelachtig groensatijnen kleed zwarte en witte stipjes, die zich lang zaam verplaatsen dat zijn de beesten, die hier loopen te grazen roode stippen dat zijn molens, dorpjes, vlekken grijsblauwe naaldendat zijn andere torens en torentjes; en, hoog boven dat alles, de blauwe hemel, waaraan zich ver in het zuidwesten dikke wolken saampakken waaruit men duidelijk kan opmaken, dat er tegen het einde van den dag wel regen zal komen. Zoo bleef Van Heken daar staan pein zend, mijmerend, geheel verdiept in zijne zwijgende beschouwing. Alles wat hij vroeger op de wereld had liefgehad, sliep daar beneden hem op het eenvoudige kerkhof den slaap des doods alles wat hij nog liefhad, woonde hier beneden hem in de stad zijne dochter, Geertje, en haar verloofde, Gerrit de smids baas, tion mjjien ver in den omtrek de bekwaamste man in zijn vak niemand verstond beter dan hij do kunst om het ijzer tesmedenom langzaam en met beleid, stuk voor stuk, eea van die wonderbaar schoons kunstwerken tot stand to brengen, waarop heel Nederland nu nog trotsch en elke vreemdeling nog jaloersch is; twee kin deren, twee innig geliefde kinderen, die hij gaarne hoe eer hoe liever het echtverbond zag sluiten, om dan te zamen onder één dak en aan één haard dat nieuwe leron te beginnen, dat ondanks alle bezwaren en moeilijkheden toch ook zoo eindeloos veel zoets en zaligs heeft. Hij wist er Tan mede te spreken, onze vriend Van Heken. Zijn vader had een soldaat van hom willen maken. Hij had dan ook in die richting zijne opvoeding doen aanvangen, en zelfs vrij ver voortge zet. Maar op een goeden dag moest hij dit plan wel opgeven. Italië zou het zwaard van een Van Heken niet weer op zijn slagvelden zien flikkeren. Van Heken wijdde zich aan het huiselijk leven, en huwde, wel wat jong naar den zin van zijn vader hij was nog maar even in de twin tig met de vrouw zijner keuze :Gerritje de Gast, uit Aalst. De jaren die zij samen doorleefden, vormden een tijdperk van onafgebroken geluk. Van Heken was wever van ambacht geworden, en kon op die wijze gemakkelijk zijn brood verdienen. Het was hem zelfs gelukt om eenig geld te besparen, en zo®do8nde eigenaar te worden van het huisje waarin hij geboren was, toen hij tot zijn diepe smart plotseling zijn vader door den dood verloor.Ondertusschen bleef hem één troost over zijn vader had zich eindelijk verzoend met de gedachte, geen soldaat tot zoon te zullen hebben. En hij moest zelfs bekennen, dat die zoon meer dan waarschijnlijk gelijk had gehad. Alleen bad hij, tot het laatste toe, als een onver biddelijke eisch gesteld, dat hij zich gere geld in de behandeling der wapenen zou blijven oefenen. Men weet nooit, wat er gebeuren kan zeide hij altijd. En nu eens met twee degens gewapend, dan weer met een musket, op een anderen keer met een paar pistolen, ging hij in den tuin achter het huis exereoeren met zijn „mislukten recruut," zooals hij zijn zoon noemde, opdat deze niet heel en al zou „verroesten." Van Heken was zeven en dertig jaar,en dus bijna zeventien jaar getrouwd, toen Gerricje hem een dochter schonk. Dat was een groote blijdschap, die achter bijna onmiddellijk daarna gevolgd werd door een groote droefheid, want kort daarna blies Gerritje den laatsten adem uit, ondermijnd als zij was door een ongeneeslijke kwaal. Enkele stralen van het groote Licht, dat over de wereld opging, waren ook tot hen doorgedrongen. Gerritje's laatste ver zoek hier op aarde had dan ook gediend om te vragen aan hem, dien zij ging verlaten om hem daar Boven te wachten, dat hij toch trouw en zorgvuldig zou bewaren wat zij samen geleerd hadden van de waarhe den, waaraan zij het heil en de zaligheid harer ziel te danken had alle mogelijke pogingen in het werk te stellen om dien schat te vermeerderen, en Geertje op te voeden in de liefde voor Gods dierbaar en eeuwigblijvend Woord. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1897 | | pagina 1