Vrijdag 5 Februari 1897.
Antirevolutionair
[Elfde Jaargang No. 590.
Orgaan
uitgever: -
Alïe stukken voos* de Redactie öëstemd, Advertentiën en verdere Administratie franc© toe te zenden aan den Uityever.
Zooals wij in een vorig nummer
hebben toegezegd, zouden wij het
Sociaal Program van stuk tot stuk
kortelijk bespreken.
Wij beginnen dus met artikel 1.
Het luidt als volgt
„Opdat het komend geslacht weer
naar God en Zijn Woord worde
teruggeroepen, vraagt Patrimonium
om wegneming van alle beletselen,
die nog altijd aan da oprichting van
scholen met den Bijbel in den weg
staan met name om wegneming van
de geldelijke bevoorrechting, die nog
altijd aan de zoogenaamde neutrale
school ten deel valt.
Dewijl de schoolquaestie ook in ons
blad vaak is behandeld, zullen wij
vooral op dit punt zoo beknopt moge
lijk trachten te zijn.
Kennelijk gaat Patrimonium uit
van de grondgedachte, dat geen red
ding of reformatie van het maatschap
pelijk leven mogelijk is, indien niet
het licht van Gods Woord schijnt in
de huisgezinnen en de kinderen bij dat
licht worden opgevoed, aan dat licht
worden geioend. En aangezien de
school als het ware de gemeenschap
pelijke leerkamer der huisgezinnen is,
waarin het opgroeiend geslacht voor
een aanmerkelijk deel zijn opvoeding
krijgt, acht de christelijke werklieden-
bond het oprichten van christelijke
scholen onmisbaar. Nu wordt in dit
eerste artikel erkend, dat het tegen
woordig geslacht van God en Zijn
Woord is afgeweken, en wordt deze
treurige toestand ten deele veiklaard
uit de bevoorrechting der godsdiensi-
looze school van overheidswege. Waar
uit noodwendig volgt, dat Patrimoni
um begint met te zeggen „geef, o
Overheid, eerst meer ruimte voor een
goede opvoeding van de kinderen
laat ieder dat werk naar zijn overtui
ging kunnen behartigen, zonder dat
hij dubbele, geldelijke lasten heeft te
dragen, en eerst als wij den kleinen
een „mensch waardige" opvoeding
hebben gegeven, zoodat er in ver
minkten zin menschen uit voortgeko
men zijn niet slechts menschen met
een ontwikkeld denkvermogen, maar
ook menschen met een ontwikkeld
gevoel en een geoefenden wildan
zullen wij daarna bezien hoe nu onder
die menschen de maatschappelijke
orde het best daar te stellen en te
bewaren iswant immers het orga
nisme in zijn maatschappelijk geheel
kan nooit gezond worden als niet de
samenstellende deelen ieder vóór zich
gezond zijn en daarom eerst en vóór
alles volledige vrijheid voor de scholen
met den Bijbel."
Het vóórop stellen van het Chr.
onderwijs mag daarom niet beschouwd
worden als een phrase, als een stuk
franje of als een vrome vermomming
van Patrimonium. Neen, deze Bond
moet wel zoo te werk gaan, of hij zou
zijn beginselen verloochenen.
En vraagt nu nog iemand, of het
dan niet mogelijk is, om ook zonder
speciaal christelijke scholen, of met
een klein getal van die soort, de
maatschappij met een christelijken
geest te doorademen, dan zouden wij
willen antwoorden met de weder
vraag, of niet sedert vele jaren tot
moe wordens toe is betoogd en van
alle kanten opgehelderd, dat dit niet
kan.
Diep denkende liberalen hebben
dit ook reeds lang toegestemd. Men
leze slechts aandachtig hetgeen Ds.
Kruyswijk in zijn „sociale wensehen"
daarvan aanhaalt uit de geschriften
van Prof. Dr. A. Pierson, Prof. Dr.
Rauwenhoff, R. E. de Haan, Frans
Netscher en Mr. Heemskerk (de oud-
Minister) enz.
En evenmin als het ontvormend
karakter der godsdienstlooze school,
kan de bevoorrechting ontkend wor
den, die de Staatsscholen nog steeds
genieten. Er is, ja, sedert '90 eenige
subsidie aan de vrije scholen gegeven
ofschoon niet voor den bouw der
localen, maar daar de gemeentebe
sturen bijpassen voor de „neutrale"
school, worden daarheen vele kinderen
gelokt, en ook door de meerdere
weelde bij de inrichting dier scholen
(omdat zij uit een ruimere beurs
plaats heeft) trekken zij vele kinderen
uit het christelijke spoor der huisge
zinnen meê.
Gaat het dus op wetsherstel, dan
zegt Patrimonium begin met het
voornaamste en verbreek de boeien
van het godsdienstig schoolonderwijs.
En niet slechts van het lager
onderwijs, maar van alle onderwijs.
Art. 2 toch luidt
„Die vrijmaking van het onderwijs
vraagt Patrimonium ook voor de mid
delbare scholen, de gymnasia en de
hoogcre scholen, omdat het den
christelijken werklieden aan de noodi-
ge voorlichting en leiding blijft ont
breken, zoo de wetenschap en alle
hoogere kennis door de Overheid bijna
uitsluitend wordt overgegeven aan
mannen, die den Weg, de Waarheid
en het Leven, dat in den Christus
Gods is, verwerpen.
Het is geen ijdele aanmatiging van
Patrimoniumwanneer deze Bond ook
een wensch uit omtrent wetswijziging
in zake het middelbaar en hooger on
derwijs. De Bond treedt niet in beoor
deeling van de bijzonderheden van dat
onderwijs. Maar hij weet, dat zal het
ons volk op den duur wélgaan, niet
slechts in den arbeidersstand, maar in
alle standen overeenkomstig Gods
Woord moet geleefd, geleerd en ge
werkt worden. Dit weet hij wel, dat
het leven een verkeerde richting krijgt,
als de jongelieden die van de lagere
school hooger op gaan, hetzij bij het
middelbaar onderwijs, hetzij naar de
gymnasia, de vormscholen voor het
Academieleven, allengs meer onder
het licht van Gods Woord uit geraken,
en overgeleverd blijven aan de moder
ne wetenschap. Dit weet Patrimonium
wel, dat op de middelbare en hoogere
scholen de toongevende standen der
maatschappij geoefend worden, hetzij
ten goede of ten kwade. Dat daar
moeten worden opgeleid de bediena
ren van Gods Woord, de leiders van
het kerkelijk leven, de schrijvers van
boeken en bladen, de verzorgers van
onze kranken, de bestraffers der mis-
dadigen, de opstellers der wetten, de
bestuurders van handel en nijverheid.
Alsook, dat het een hemelsbreed ver
schil maakt, of men in al die studie
kringen den mensch beschouwt zooals
hij ons in Gods Woord geteekend
wordt, óf op eene wijze, die daarmede
vlak in strijd is.
Nu is het ook genoeg bekend, dat
onder de leeraren aan hoogere burger
scholen en gymnasia eengeloovig man
slechts een hooge uitzondering is, en
dat ook de groote meerderheid der
fungeerende honderdzestig Staatspro-
fessoren geheel buiten God en Zijn
Woord omwerkt, en alle kennis alleen
uit stoffelijke gegevens zoekt op te
bouwen.
Weet nu de eenvoudigste godvree-
zende werkman, dat de goddelooze
geen wetenschap verstaat, en dat
's Heeren vreeze het beginsel is van
alle wetenschap en wijsheid, dan
behoeft hij er geen oogenblik aan te
twijfelen, of de tegenwoordige vruch
ten van het middelbaar en hooger on
derwijs zijn verderfelijk voor de maat
schappij, en doen ook ten slotte de
ware wetenschap zoek raken.
En dat is dan eene wetenschap,
gekweekt op een schier onmogelijk
groot aantal peperdure scholen, waar
voor enorme schatten belasting moe
ten opgebracht worden. Terwijl zij die
de maatschappij willen dienen met
eene wetenschap, opgebouwd en toe
gepast bij het licht van de eeuwige
waarheid, in die dringende behoefte
alleen uit eigen beurs moeten voorzien,
voor zoover zij dat ten deele nog kun
nen. Alzoo een schreiend drukkende
toestand, die slechts toenemende
bekommering voor de toekomst over
laat.
En daarom zeggen de mannen van
Patrimonium wilt gij ons lot drage
lijker maken en de maatschappij refor
meeren, o overheid, dan is naar onze
overtuiging mede in de eerste plaats
noodig, dat onze leidslieden (voor
lichaam en geest) gelegenheid krijgen
om zóó gevormd te worden, dat zij
dezelfde levens- en wereldbeschou
wing hebben, die wij ook in onze
eigen huisgezinnen voorstaan, nl. eene
beschouwing ontleend aan en be-
heerscht door Gods getuigenis.
Klei geredde kind
x.
mm a
embSbsS ll'iBBiiiiiiiMiii
Deze Courant verschijnt eiken Yrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
T BOEKHOVEN.
SOJMMEhSDMJli.
Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 nnr.
Het ocuial Program.
I.
WI&&.SA1SESI3M OER MRDK.
Uit Konstantinopel komt het
fraai klinkende bericht, dat Rusland en
Engeland het eens zjjn geworden over
de maatregelen, noodzakelijk om de goede
uitvoering van de beleofde hervormingen
in Turkije te waarborgen en dat met
handhaving van den Sultan op zijn troon.
Is dit waar, dat laat deze laatste
voorwaarde reeds doorschemeren, dat
Rusland op de voornaamste punten wel
zijn zin zal hebben gekregen. Op die
manier is het Europeesch „concert" zeker
niet moeilijk in stand te houden Maar
of de Sultan nu alles zal slikken, wat
hem ingegeven wordt, nu hij weet, dat
men zijn dood als Souverein niet wil
Chamberlain had ISliodesgesproken.
Wel twee uren lang, zoo vertelden de
bladen, die echter geen sikkepitje van het
onderhoud waren te weten gekomen.
Daarom is het ook maar 't best, over de
ontmoeting van deze beide heeren hen
gelaars, die elkaar uit de verte al kennen
en toelachen ce zwijgen, al heeft het feit
als zoodanig ook grooter beteekenis.
Men mag toch gerust aannemen, dat de
speech, die Chamberlain gisteravond afstak
in het Lagerhuis, hem wel voor een groot
deel z5l geïnspireerd zijn door de Conque
ring Hero uit Zuid Afrika. Men weet
„O, hij wordt al zoo knap," zeide het
vriendelijke meisje.
„Weet ge 't wel, vader, Frederik kan,
met een beetje hulp, het eerste vers van
dien mooien psalm opzeggen„De Heer
ia mijn Herder." Als 't Pinksteren is,
zullen wij hem medenemen naar de
Brakenatadtsche kerk, is't niet, moeder?
Dan zal ik zijn buisje goed afborstelen, tot
het er mooi uitziet, en dan krijgt hij een
nieuwen hoed."
„Als we 't kunnen doen, kind. 't Gaat
in dezen tijd zoo moeilijk om iets te
krijgen," zeide Marthaumaar Jhans
wilde juist iets zeggen, toen Axel binnen
stapte met een langen man van een
ernstig uitzicht, vreemden gelaatsvorm,
bruin met grijs doorsprenkeld haar, en in
een kleeding, die in hunne oogen aller
prachtigst was.
„Goeden dag, buren," zeide de smid.
„Hier is de edele graaf, onzen nieuwen
heer, die uit den mond van dit goede
meisje de waarheid wil hooren van mijn
i
kind redde."
Yóór Axel nog geëindigd had of Jhans
antwoorden kon, had de vreemdeling den
kleinen Frederik met eenige vreemde
woorden in zijne armen genomen.
Waarop de jongen antwoordde :„Papa,
papa en hem om den hals hing. Nie
mand in het huis kon voor eenige
oogenblikken een woord spreken. De
nieuwe heer van Rocusstein hield het
kind tegen zijn borst geklemd, en wendde
zich om de groote vreugdetranen, die hem
langs de wangen vloeiden, te verbergen,
terwjjl hij geen woorden kon vinden om
zijnen dank t© betuigen, maar enkel de
lippen bewoog.
Eindelijk kwam hij weer tot zichzelven.
Met het kind in zijne armen zette hij
zich naast Jhans op de bank neder. Het
kind zag eerst den sierlijk gekleeden heer
en dan den armoedig gekleeden school
meester aan, en riep zoo luidde het kon
„Twee papa's!"
„Ja, mijn zoon, twee papa's;je kunt
dit met recht zeggen," zeide de nieuwe
heer. „Goede vrienden," vervolgde hij,
„ja, vrienden zijt gij voor mij en de
iuJktii» jrnoAmrl g,a|
als ik u zeg, dat dit kind hetwelk uwe
edele dochter uit de woedende zee redde,
mijn eenig kind is. Ik zou mijn jongen
overal herkend hebben maar ook zonder
dit laten de omstandigheden van de
gebeurtenis geen twjjfel bij mij over.
Zooals gij waarschijnlijk zult gehoord
hebben, ben ik bankier te Stokholm waar
mijne familie in drie geslachten voor mij
gewoond heeft, maar wij zijn oorspronke
lijk uit Schotland. Frederik Sinclair is
mijn naam, en ook die van mijn zoon
wij hebben onze betrekking met het
moederland altijd onderhouden en ons
kind zijn moedertaal, leeren spreken.
Deza jongen werd aan zijne moeder eu
mij geschonken, nadat ons huwelijk reeds
eenige jaren kinderloos was gebleven. Ik
behoef u niet te zeggen hoeveel wij en
onze vrienden en bloedverwanten met
hem op hadden, en allermeest zijn groot
vader van moederszijde, een koopman in
Riga. Hij had het kind nog nooit gezien.
Handelszaken maakten het hem en ons
moeielijk om van huis te gaan maar wij
hadden een getrouwe meid, die van hare
kindsheid af bij ons in dienst geweest
was. Eisan Kenooe. de dochter van een
der haar grootvader woonde in Riga bij
den grootvader van mijn kleinen Frederik,
Reeds lang had zij hem eens willen
bezoeken, en daar wij wisten, dat zij
evenveel van den jongen hield als wij.
stemden mijne vrouw en ik er in toe,
dat, volgens haar begeerte, het kind met
haar mede zou gaan. Wij hoorden van
hunne veilige aankomst, van hun genoe-
geljjk bezoek, en van hunne inscheping
in de „Gustavus" waarmede ?ij zouden
terugkeeren maar het eerstvolgende
bericht luidde, dat het schip op het rif
boven Erksholm met man en muis ver
gaan was. Mijn arme vrouw heeft sedert
dien tijd geen gelukkig oogenblik meer
gehad. Wat zal dat eene vreugde zijn,
als ik bij mijne tehuiskomst haar deze
gebeurtenis vertel, en haar Frederikje
haar weder in de armen leg O, laten
allen den Heer© loven voor Zijne goe
dertierenheid en voor Zijne wonderbare
werken onder de kinderen der menschen
„En vertel mij nu eens meisje 1" vervolgde
de heer Sinclair, zich tot Ebet wendende,
„vertel mij nu eens, hoe die wonderbare
redding door uwe handen zich heeft
toesfedrarreri 'Lmjuu» venegcu duk
want zij moest nu haar eigen heldendaden
aan den aanzienlijken vreemdeling me-
dedeelen maar toch duidelijk verhaalde
Ebet haar zwaren strijd met de golven
en het zeewier, en sneed zijne dankbe-
tuigingen af door hem de zilveren doos
over te reiken.
„Die doos ken ik wel," zeide hij. „De
trouwe Elsan kreeg haar als erfenis vaa
hare moeder, en droeg haar steeds bij
zich!" En tranen kwamen er in de oogen
van den goeden man, torwijl hij de
papieren, die er in lagen bekeek. „Op
dit eene papier heeft zij geschreven „Wie
dit kind vinde, wete dat hij is de zoon van
Frederik Sinclair, bankier in Stokholm.
Ik heb hem aan deze spar gebonden, want
het schip slaat stuk. God zij ons genadig
Elsan Lenope." „Het ander is een gebed,
dat haar eigen moeder kort vóórhaar dood
in hetEngelsch opstelde. O, had zijdezen
dag mogen beleven Maar Gods wil ge
schiede want ik weet dat zij uit de
stormachtige zee naar het betere land is
gegaan."
(Slot volgt,)