üe,
Vrijdag 25December 1896
Elide Jaargang No. 584.
WM1 m2 UIU- 1I.H11. A.ÏI1M r, ii y.
IN
irzaak
%aar
Antirevolutionair
SOMJttELSMJK
A
Groote blijdschap.
Ir,
•m,% V
'rr~
iens;
IN HOC SIGN O VI NCEfe
T.BOEKHOVEN.
te.
Tan Over-
or wijlen
Deze Courant verschijnt eiken Trijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per poet 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgever:
Alle stukken voor de Redactie öestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever.
Kerstlied*
Bazar,
if! aait-
Op 't geluid der hemelkoren,
Op 't gelei van Jacob's ster,
Dat wij 't kindeke, ons geboren,
Biddend naadren, schoon van verr'!
Gods- en Menschenzoon to zaam,
Wonderlijk dat is zijn naam
In die nederige woning
Ligt, van ziehtbren glans ontbloot,
Gods Gezalfde, Sion3 Koning
De Eengeboorne in 'sYaders schoot
Die van ouds genaamd werd Raad,
't Woord, door Wien de wereld staat!
ITME.
Laat ons blijde, maar met beven,
Lof, en prijs, en hulde biên
Aan dien Zoon, van God gegeven,
Arm en klein op moeders kniën
Want Zijn hand bestiert ons lot,
En Zijn Naam is Sterke God
In den tijd werd Hij geboren,
Aan Zijn eigen woord getrouw
De Eerstgeboren, de Uitverkoren,
Als 't beloofde Zaad der Yrouw
Aan de vaadren toegezeid,
Yader, Zelf, der Eeuwigheid.
Eeuwig moet dat Kind regeeren,
Spruit en Hoofd van Davids Huis
Alles zal Hij overheeren,
V van .een kruis'
De donkere dagen vöör Kerstmis
zijn een beeld van de duisternis en de
moeielijkheid van ons aardsche be
staan. Maar aan bet einde van die
sombere dagen vinden wij ook telken
jare ons heerlijk Kerstfeest, hetwelk
ons spreekt van een nieuw, rijk, uit
den hemel tot ons afgedaald leven.
De groote massa der menschenkin-
deren, ofschoon zijdelings en tijdelijk
mede profiteerende van de vele zege
ningen, door de vleeschwording van
Christus op aarde gebracht, gaat de
kribbe van Bethlehem onnadenkend
voorbij, en ziet in het Kerstfeest wei-
uig meer dan een paar rust- of reisda
gen, die, vooral als zij zich bij een
Zondag aansluiten, zooals thans eigen
lijk wel wat lang voor hen duren, en
hen somtijds bedreigen met verveling.
Wat zou de van God en Zijn dienst
afkeerige wereld ook aanvangen met
een Yerlosser en Zaligmaker, waar zij
zich öf inbeeldt, dat zij geens dings
gebrek heeft, öf waant, dat zij verkeert
onder den druk van een onverander
lijk noodlot.
Neen, het Kerstfeest is voor hen,
in wier hart plaats is bereid voor den
Heiland voor hen die het ongenoeg
zame en bedriegelijke van alle aard
sche geneugten, en het op zich zelf
onherstelbare van de ontberingen
onzes tijdelijken levens hebben leeren
inzien, en die daarom hunne oogen
gingen richten op wat hoogers. Tot
dezulken komt de boodschap, die de
engel-evangelist eenmaal in Efrata's
velden tot de herders bracht, nl. dat
hun geboren is Christus de Heere in
de stad Davids.
Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat
ook niet tot onontdekte, onbekeerlijke
zielen het Kerstevangelie komt, en
dat deze voor die boodschap niet ver
antwoordelijk zijn. O neen, het is voor
allen, die onder het geklank des Evan
gelies leven, en daaraan geen gehoor
verleenen, juist de grootste zonde, dat
zij het hoogste dat hun geboden wordt,
versmaden.
Maar wij bedoelen, dat de roep
stemmen Gods alleen dan doordrin
gen in het hart van den zondaar, als
de Heilige Geest den bodem van dat
hart ontvankelijk maakt voor hetgeen
God tot den mensch te zeggen heeft.
Alleen dan, wanneer de mensch afge
bracht wordt van zijn ingebeelde hoog
heid, als bij besef heeft gekregen van
hetgeen hij is, en moest wezen en hij al-
»oo eerlijk voor God is komen te staan.
Waar echter alzoo het Evangelie
in zijne heerlijkheid wordt aanvaard,
daar is elke nieuwe herdenking van
hetgeen God in Christus voor de ge
vallen menschheid heeft gewrocht,
zoet en hartsterkend, en heeft de ziel
ook behoefte om van tijd tot tijd in
stille aanbidding bij het kindeke in
Bethlehem's kribbe neer te zitten.
En niet alleen heeft Gods kind dit
noodig met het oog op eigen, persoon
lijke schuld en afdwaling, maar ook
als hij acht geeft op zijn omgeving, als
hij ziet welk een macht van vijand
schap telkens het goede verstoort,
en hoe overal dezulken verdrukt en
bespot worden, die den geboren Zalig
maker als hun Heer ®n Meester op elk
gebied belijden.
Want och, de wereld wil iemand
nog wel de gelegenheid gunnen om
godsdienstig te zijn in een achteraf-
hoek, in een besloten kerk of kapel,
als er overigens op de wereldmarkt
maar van gezwegen wordt.
Doch als de kinderen des Heeren
die verdekte stelling laten varen, en
openlijk in de maatschappij Zijn Naam
belijden, als zij zich niet bepalen
tot den Christus als zielsredder, maar
zij hangen den vollen Christus aan,
die ook gekomen is om heel het
maatschappelijk leven te hervormen,
en zij brengen zijne bevelen als de Op
perste Wijsheid te berde, zie dan ont
waakt de vijandschap, dan acht men
dat eone onduldbare dwaasheid en dan
maakt men zich op om den invloed
van zulk een gedrag te keer te gaan.
En bemerkt men nu, hoe de
tegenstanders gedurig terrein winnen,
en hun voorstellen doorgevoerd krij
gen, dan zouden zij, die voor 's Hee
ren Naam optrekken, zeker moedeloos
worden, indien zij niet gestadig
vertroost werden door hetgeen God
heeft geopenbaard.
Voor het geloof toch is de uitkomst
van den strijd hier op aarde niet
twijfelachtig, maar is de laatste toe
komst onverstoorbaar aan de zijde
van hen die Chistus leerden volgen
en alles alleen van Boven verwachten.
Maar dat geloof wordt telkens
beproefd door velerlei teleurstellingen.
Yaak schijnt het alsof bijna alle
christelijke arbeid te vergeefs wordt
voortgezet.
Maar nu heeft God ook gezorgd,
dat er tijden en oogenblikken zijn,
dat degenen die Hem vreezen, de
wapens eens uit de handen kunnen
leggen en die. handen samenvouwen
tot aanbidding.
En dan gaan zij weer goedsmoeds
verder, wetende dat de eindoverwin
ning zeker is.
Daarvoor dient nu ook het Kerst
feest. Het is geen matte herhaling
van een stukje geschiedenis. Neen,
het is een weer inleven in die mach
tige heilsfeiten, welke de historie
van alle volken beheerscht. Het is
een oefenen van vernieuwde gemeen
schap met Hem, die gezegd heeft:
„Zonder Mij kunt gij niets doen."
Het is een verzamelen van nieuwe
krachit voor de taak, die ons wacht.
Wèl hem dan, die zijn eigen
geringheid en zwakheid bij hooger
licht leerde kennen, Hem wordt
groote blijdschap verkondigd. Hij
mag zich oprecht verheugen. Want
Jezus is geborenDe Zoon des Yaders,
die Zijn Troon had boven het ge
sternte, is in het vleesch verschenen,
om het zuchtende schepsel in alle
opzichten te redden.
Eere zij God in de hoogste hemelen
ST.
ir 1896.
SierBinieww*.,
(Wordt vervolgd
Y
ande
?nte toot
iip it aal.
tf: vrouwen.
6
65
7
24
7
99
9
10
iio
'72
13
03
1
ind, wien
ben ik in
Advertentiën van 1
Boekaankondiging 5 Cent per regel en */s
5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2
maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur.
'ijksche
sr worden
de prijzen
>digdook
ïtingen te
's avonds
(jetrouwd Izaak Soherpanisse,jm. 42 j.v
netje Duijr»wed. C. v. d. Boogert, 44 j. t
Geboren Leendert, z van Balten Maliepaard
Sietje Van Splunter.
Overleden: Aart Smit», 5 m. 17 d., t. T
Gerrit Smits en Marina De Wachter.
Dlrksland.
GeborenAdrianus, z. van Aren Hameet» i
Adriana Van der Meide Trijntje d. van Everin®
Van WieriDgen en Alida Hibender.
Stellendam.
Overleden. Arie Hok, 25 j., ongahuwd. Piei
Hartman 11 w
Goedereede.
3T
on HelloToetaluie
reade Ootober en
eroetolnis
r (gedurende Oe-
uur.)
lelharnia.
rende Ootober en
Stellendam.
llondam.
Maart 4.IS nor.
ea tjjd opgegeven)
den Water»tint te
terdam,
5,uur.
ur.
tt'rdam,
5,45 uur.
uur.
otterdam
6,30 ure.
ur.
lendam,
ar.
beide Kerstdagen.
[AUM18.
edag Tm. 5,50 our
rige dagen 6,30.
uur.
Kerstdrg.
ÏÏSS1N».
elharni»
ra. 8,15 our.
Lm. 1,oor.
BOMMML."
jtterdam.
ag 'e morg, 4,30 uur
«,50
Zaterdfg om 1,16
Predikbeurten Kendng 27 ICeeembe'
GEREFORMEERDE KERKEN.
Middolhariuj, rm. en 's ar. dhr. Earlsrliet, thee
student te Kampen. Ie Kerstdag rm. en 's IA
leeskerk.
Stad aan 't Haringrliot, Tm. nm. en 's ar. :U
_>n der Velde Tan Middelburg'. de
rentmeester zich om en ging weg.
Ontsteltenis is het zachtste woord om
de gemoedsgesteldheid der arme Ebet bij
het hooren van dit vonnis uit te drukken.
Erksholm was het eenzaamste en 't meest
afgelegene der eilanden, die aan graaf
Bocus toebehoorden. Het lag op een goe
den dag zeilens van het vaste land; en
het eenige dat men van de kust at er
van zien kon, was een rotsaohtig rif,
dat op het westen aanloopt en menig
sohip had doen vergaan. Het bijgeloof
van het Noorden had dit eenzame eiland
nog akeliger gemaakt. Men had daar des
nachts, als het nieuwe maan was, de
meermin hooren zingen; meermannen
met vurige oogen, lange roode baarden
en vischstaarten had men rondom het
eiland zien zwemmen, wanneer stormen
op handen waren. Jhans had Ebet wel
geleerd om aan dergelijke praatjes geen
geloof te slaan, maar toch het vooruit_
zicht om zoover van de vriendelijke Lin-
kens, zoover van al hare buren en hunne
woningen, den zomer door te brengen
en nacht en dag geheel alleen te zijn,
dat was een verschrikkelijke gedachte
voor de arme Ebet.
De ontsteltenis van Jhans en Marthau
was niet minder groot dan hare eigene,
toen zij 't huis komende, het nieuws ver
haalde. Zij konden in 't eerst niet denken,
dat Martel het werkelijk meende, om de
jonge wees naar zulk een eenzaam eiland
midden in de groote zee te zenden maar
toen zij nader berioht inwonnen, zeide
Martel hun met ronde woorden, dat het
meisje met zijn Engelsche schapen naar
Erksholm moest gaan, omdat zij de eenige
was, die hij daarvoor kon gebruiken.
Yiking, de beste van zijne honden, zou
haar vergezellen. Hij zou het vreemd
vinden, als zijn geblaf de meerminnen en
meermannen niet verschrikte. Zij maakten
een groot lawaai over een kleinigheid en
maakten het hoofd van 't meisje maar op
hol. Niemand behoefde er een woord meer
over te spreken hij wist best hoe hij de
leifeigenen van zijnen heer aan het werk
moest zetten. En Mevrouw Martel voegde
er bij, dat zij nooit in haar gansche leven
zooveel beweging over een boerendeern
had hooren maken, men zou waarlijk
denken, dat het schepsel al heel iets was.
„De Heere vergeve u en bekeere uwe
booze harten, onreohtvaardigen en hard-
vochtigen die gij zij tzijde Jhans, toen
hij met zijne goede vrouw aan den arm de
woning van Martel haastig verliet, opdat
zijn reohtmafcigevefontwaardiging niet in
daden overging, 't Was hem en Marthau
nu duidel'jk, dat alle tegenspraak nu
vruchteloos was, en dat het plan van den
rentmeester door haat en eigenbelang was
ingegeven. Het gras op Erksholm was het
beste voor zijne Engelsche schapen, en hij
wist, dat het vrome, getrouwe meisje, dat
hij voor den ganschen zomer naar zulk een
eenzame plaats verbande en de vermaken
haars volks deed derven, geen lam zou
laten verdwalen en geen ooi in zee zou
laten glippen. Hoe oud de Linkens ook
waren, toch zouden zij gaarne hunne
aangenomen dochter vergezeld hebben
maar hoe kon er dan eenige voorraad voor
den volgenden winter verzameld worden,
indien zjj niet in huis en op het veld al
hunne krachten inspanden En al voelde
ieder van de buren, in welk een moeieljj-
ken toestand zjj verkeerden, geen hunner
kon uit zijn eigen zomerarbeid gemist
wordeD.
„Gij moet gaan, kind," zeide de school
meester. „Het is een onrechtvaardige zaak,
maar wij kunnen het niet helpen. Ga en
vrees niet. Het Alziend Oog bewaakt
evenzeer de eilanden der zee als de heide
velden, en al zult gij ver van huis en
vrienden verwijderd zijn, bedenkaltjjd,dat
God uw naaste en verreweg de beste buur
is."
„Ik hoop dit te onthouden, en ik wil
gaan, vader," zeide Ebet, terwijl zij
moedig opkeek, ofschoon haar hart fel
klopte, en haar de moed bijna ontzonk
maar zjj wilde de vriendelijke oude luidjes
niet bedroeven door onwil of vrees.
Zjj maakte zich, met zoo veel opgeruimd
heid als zjj maar voorwenden kon, tot de
afreis gereed. Zij hielp de Engelsche
schapen in de groote platbodemde boot
gaan, en de mannen zeiden, dat zjj het
zonder haar niet hadden kunnen klaren.
De dieren mochten koppig zjjn, voor Ebet
Karlsen wilden zjj alles doen. Jhans bad,
dat de Yader der weezen haar mocht
bewaken, en hij leende haar zijn eigen
groot psalmboek, om de eenzame dagen op
te vrooljjken. De buren kwamen naar
haar toe, en ieder had een klein geschenk
je voor haar, en een woord van wraak voor
de familie Martel. Yreu w Axel profeteerde,
dat er spoedig een oordeel over hen komen
zou haar man zwaaide rjjn hamer en gaf
te kennen, dat zij er goed aan zouden doen
van uit zijne smidse te blijven, en geen
visscher was er, of hg sprak Ebet moed in,
en zeide, dat zij op den eenzamen Li
door hem zou bezocht worden, zoo menig
maal men hier ter kabeljauw- of haring
vangst uitging, en zjj zonden het haar aan
geen verschen visch laten ontbreken. Met
zulk een overvloed van harteljjke groeten,
goede wensohen en innige zegenbeden stak
de groote boot met Ebet en hare wollige
dieren van wal. 't Was een stille en helde
re dag. Zjj vertrokken een uur na zonsop
gang an bereikten laat in den namiddag de
bank van Erksholm.
Het kleine eiland was omstreeks drie
Engelsche mjjlen in omtrek, en stak als een
groene heuvel boven de zee uitde
zuiderkant liep langzaam uit opeen strook
zacht wit zand, dat aldaar eene natuurljj-
ke landingsplaats vormde, en den geheelen
holm omgafen de noordzijde liep hoog
steil op, en was uit grauwen rotssteen
gevormd, die met spleten en scheuren
voorzien was, waarin de zeevogels hunne
nesten bouwden en hunne jongen opvoed
den. De groote boot was bij de zandplaat
aangekomende arme verschrikte schapen
werden er uitgezet en op de zuiderkust
gejaagd, waar zjj onder luid geblaat hunne
blijdsehap te kennen gaven, dat zij weer
op vasten grond waren. Zij hadden dan
ook het vooruitzicht eene goede weide te
zullen vindenwant het geheele eiland
was met dik gras bedekt en met wilde
bloemen getooid. Hier en daar stonden
boscbjes van lage berken, jeneverboomen
en wilde rozen, waar in de middaghitte
schaduw was te vindon. Midden op dien
holm verhief zich een massieve rots als
bolwerk tegen de noorderstormen, en als
beschntting voor een kleine vallei, die,
met groen en mos versierd, in hare
schaduw lag. Aan den voet van de rots
stond de houten schuur, die Ebet en hare
wollige makkers tot woning dienen moest,
v en dicht daarbij borrelde een bron helde
en frisch water op en slingerde een beekje
zich naar de zee.
In het eene einde van de schuur, dat tot
Ebet's eigen verbljjfplaats bestemd was,
maakte zjj haar bed van stroo en ruwe
dekens gereed, bergde zorgvuldig de
levensbehoeften, die zjj bad medegebracht,
en rangschikte de weinige eenvoudige
geneesmiddelen, die zjj gewoonlijk voor de
gezondheid en den welstand harer schapen
gebruikte. De twee boeren, die herderin
en schapen veilig op den holm gebracht
hadden en alles hadden helpen rangschik
ken, gebruikten met haar hun avondeten
op den mossigen grond aan den voet der
groote rots. Maar zjj zaten niet lang, want
de zon daalde reeds zeer, en zjj moesten
thuis nog gerst zaaien, en, dat kon geen
uitstel Ijjdenzij wisten, dat de lange
schemering in dat jaargetijde door het
eerste grauw van den dageraad zou
gevolgd werden, en hoopten voor zonsop
gang het vasteland te bereiken. Menigen
zegen baden de goede mannen voor het
eenzame meisje af. Het ging hun aan het
hart, dat zij haar geheel alleen op dien
afgelegen holm moesten achterlaten, en zjj
beloofden haar herhaaldeljjk, dat zjj haar
niet zouden vergeten. Ebet hield zich
moedig. De mannen moesten niet aan haar
kunnen zien, dat zjj bevreesd was. Zjj gaf
vriendeljjke en gulle groeten aan Jhans en
Marthau mede, en toen staken de mannen
met hunne boot de zee in. Zij zeiden tot
elkander, dat zjj nog nooit zulk een moed
en zulk een geestkracht in zulk een jong
meisje gezien hadden. Ebet zag hen na tot
zij hen uit het gezicht verloor, ging toen
op het gras zitten en weeude lang en
bitter.