IIM 2DJD-I IIILMDS Sill II f" Yrijdag 23 October 1896. Elfde Jaargang No. 575. Antirevolutionair Orgaan Eerste Blad. IN HOC SIGN O VINCES FEU ILLETON. T.BOEKHOVEN. Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f S,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 1 Cent. uitgeyer: SOMMELSIPIJTH. Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/j maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en */s maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. Alle stnfcfcen voor de Stedaetie bestemd, Advertentiëet esi verdere Administratie franco toe te «enden aan den Uitgever. Dit nummer bestaat uit twee bladen. Vrije- en ordeoefe- 2. ninyen In eene volgende rede sprak de Minister er zijne verbazing over uit, de heer Travaglino had beweerd, dat de geneeskundigen thans ongun stig oordeelen over de vrije- en ordeoefeningen, dewijl hem, Minister, geen geneeskundige van goeden naam bekend was, die ongunstig over die oefeningen oordeelde, mits de vrije beweging in de open lucht daarbij maar niet verwaarloosd wordt; en voorts beriep hij zich op de rapporten der inspecteurs van het lager onderwijs. Door dien van de eerste inspectie was in het verslag over 1895 gezegd: „De hooge waarde van het vak j, van geregelde lichaams oefeningen voor het jonge kind, ter afwisseling van den geestesarbeid, wordt nog steeds niet ingezien, methodische bevordering van de gezondheid en den levenslust der kleinen volstrekt overbodig geacht en het kweeken van zin voor orde en regelmaat bij verschillende lichaamsbewegingen als van weinig nut beschouwd." En door dien van de derde inspectie was gezegd„Al wie ooit in de gelegenheid is geweest eene goed geoefende klasse flink en kranig te zien marcheeren, menig maal op de maat van eene viool of onder het zingen van een opwekkend lied, en allerlei oefeningen te zien uitvoeren stipt op de commando's, en wie daarbij heeft opgemerkt wel ken gunstigen invloed dit leervak uitoefent op de houding en het ge- heele optreden, zoowel van jongens als van meisjes, waaraan juist zooveel te verbeteren valt, zal het voorzeker met my betreuren, dat er (inder tijd zooveel waarde is gehecht aan de veel te breed uitgemeten bezwaren van conservatieve schoolhoofden en van overzuinige gemeentebesturen en dat niet liever de verplichting tot invoering van vak j,— bij gebrek aan lokalen (ja zelfs bij voorkeur) in de open lucht, terstond streng is gehandhaafd." De heer Kerdijk zeide o.m. dit: Mijne bestrijding (van het wetsvoor stel) berust op dezen grond, dat door de opheffing der verplichting nadeel zal worden toegebracht aan de volks opleiding, waarvoor de wetgever te zorgen heeft, ook voor zoover die opleiding plaats heeft in bijzondere scholen; en wel sedert 1889 in nog hoogere mate, in nog anderen zin dan vroeger reeds het geval was. Nu toch eene Rijksbijdrage wordt gege ven in de kosten van die scholen, nu is de wetgever ook verantwoordelijk voor de waarborgen die hij te eischen heeft, opdat deze gelden doel tref fen."— Doch wij gaan niet voort met veel letterlijke aanhalingplaatsruimte belet ons dit ook. Wij deelen dus ia het kort nog mede, dat de heer Kerdijk bij deze gelegenheid den voorstanders van het bijzonder on derwijs verweet dat zij het faveurtje, dat de Minister hun toegedacht heeft, zoo maar wilden aannemen,!zonder de voorwaarde te stellen, dat dan aan de openbare school evenveel zou gegeven worden. Want al naar gelang de Gedeputeerde Staten nu min of meer medelijden met zekere gemeenten hebben, en minder of meer waarde aan het vak in quaestie hechten, zullen de gemeentebesturen moeite hebben om vrijstelling te verkrijgen. Hij trok de zaak zelfs zoo bij het haar, dat hij uit de lijdelijke houding der voorstanders van de vrije school tegenover de staatsschool meende te kunnen op maken, dat die voorstanders van vrijheid zich op het beginsel van rechtsgelijkheid wèl beroepen wan neer het de bijvoeging geldt van stoffelijke voordeelen aan de bijzon dere school, maar het stillekens wegbergen, wanneer het lasten brengt in plaats van lusten. De heer Kerdijk zou dan liever gewild hebben, dat de „offers der belastingschuldigen" ten bate van de bijzondere scholen wat verhoogd werden, liever dan die heerlijke vrije- en ordeoefeningen prijs te geven. Want noodig vond hij die. Niet alleen had hij zelf opgemerkt, dat de jongens en meisjes van het platteland veel minder lenig en vlug in de beweging zijn dan die uit de stedenmaar ook de officieren hadden bij de miliciens hetzelfde opgemerkt. Men moest dus niet zeggen dat de lieden van het platte land genoeg andere middelen voor lichaamsoefening hebben. En zoo moeielijk zou het toch ook niet zijn om, als er geen afzonderlijk lokaal of eigen speelplaats bij de school bestond, alsdan de oefeningen op een ander open terrein, hetzij aan de gemeente of aan particulieren toebehoorende, uit te voeren, evenals dit vaak in Zwitserland en Duitsch- land geschiedt. En waar zulk eene gelegenheid ontbreekt, moest men het geld voor het bouwen maar over hebben, want het ging toch niet aan om het erkend noodige te ont houden omdat het wat kost. Dit alles bleef echter niet on weersproken. De heeren Travaglino, van Borssele, JE. Mackay, Schaep- man, Goeman, Borgesius, Vermeulen en Pynappel maakten duidelijk, dat men de zaak zoo strak niet behoeft te nemen, en dat ook de gemeente besturen wel zouden kunnen vrijge laten worden omtrent de vrije- en ordeoefeningen. De heer Vermeulen kondigde zelfs aan, dat hij of de heer Travaglino later een wetsvoor stel daartoe zoude indienendewijl hetzelfde doel than3 niet bij amende ment scheen verkregen te worden zonder het plan voor de bijzondere scholen in de waagschaal te leggen. Onder de gegeven omstandigheden komt ons deze houding van de meer derheid der Kamerleden zeer ver standig voor. En de vrije scholen mogen wij gelukwenschen, dat zij alvast van den dwang af zijn. Dat ter plaatse, waar goede gelegenheid voor doelmatige lichaamsbeweging is te vinden, de chr. onderwijzers deze niet zullen veronachtzamen, willen wij tevens vertrouwen. Het is in het eigen belang van het chr. onderwijs, dat het voor het maat schappelijk peil durft concurreeren met het openbare. Werkprogram voor de ipv Hoomschen. De katholieken schijnen thans, beter dan eenige weken geleden, te gaan inzien, dat men het tij de verkiezingen van 1897 moeielijk zal kunnen doen zonder oen program van actie. Zekere „Phesai1' gaf in de Resi dentiebode een concept van zulk een program. Daarop staan vermeld be palingen omtrent het onderwijs, lager, middelbaar en hoogero. a. ook het jus promovendi v oor Vrije Universitei ten voorts eenige sociale hervormin gen, als eene wet tot regeling van Zondagsrust, vaststelling van een maximum van arbeidstijd en verzeke ring voor den ouden dag; en verder op oeconomisch gebied bestrijding van het vrijhandelstelsel. De Maasbode en andere roomsche bladen beginnen zich over deze dingen nu ook nader uit te laten. De Maasbode betwist volstrekt niet de wenschelijkheid van een program van actie, maar zou er ook een Atjeh-paragraaf in wenschen, als mede een paragraaf betreffende het herstel der missie bij den Paus. Wie moet nu zulk een program maken, vraagt dit blad. En geeft tot ant woord, dat de katholieke Kamerleden er wel een ontwerpen kunnen, maar dat de pers er aan heeft mede te helpen, omdat de Kamerleden zoo zeer verdeeld zijn. Het Centrum meent dat de protec tie op zulk een program geen plaats noodig heeft, en dat dit ook niet wenschelijk is omdat het aanleiding kon geven tot een doctrinaire be strijding van den vrijhandel. Als de Regeering op dit punt maar het practisch belang in het oog vat, zullen lieden van verschillende par tijen, ook sommige liberalen haar hierin steunen, meent het Centrum. Like raai program. Op het door de „Liberale Unie" ontworpen werkprogram komt het volgende zoo al voor: uitbreiding van volksontwikkeling in alle kringen der maatschappij leerplichtver schaffing van voldoend onderwijs, voor allen verkrijgbaar, wier natuur lijke aanleg en levensomstandigheden dat wenschelijk maken persoonlijke dienstplicht; doorvoering der belas tinghervorming in dien zin, dat de Eindelijk terug. 47. Hoofdstuk XII. (Slot.) Hij klaagt over te veel werkuren goedmaar laat hem het leven der hoogstgeplaahte ambtenaren nagaan is Minister niet tot laat in den nacht een aan zijne schrijftafel gebonden staat een Koning, zooala Leopold van België, die zijne taak ernstig opneemt, niet winter en zomer om vijf ure op, om onafgebroken met staatszakeu bezig te zijn. In mijn studententijd woonde ik tegenover een beroemd schrijverals ik tegen elf ure naar bed ging, brandde de lamp in zijne studeerkamer nog en vóór dag en voor dauw zat hij wederom in zijne boeken verdiept. Alles werkt, en hij die schijnbaar tot geen arbeid gedwongen is, lacht medelijdend om de acht werkuren, die niet tot de helft van zijne- taak zouden dienen." „Maar waarom dan staan de lieden telkens op tegen hun lot „Omdat zjj geen rast geloof bezitten, en niemand is zoo lichtgeloovig als de ongeloovige. Da eerste de beste drijver, die, in de hoop zichzelf te verrijken, of zich aan ledigheid over te kunnen geven, hun toeroept: „Gij zijt (verdrukt, men zuigt u uit 1" wordt geloofd en besohouwd als een redder. De mensch heeft behoefte aan een Messias, maar wendt de oogen af van den Eenige die kwam ot ooit zal komen. Het waar geloof stemt tevreden; men weet daardoor dat alles is zooals het wezen moestdat men niet bij toeval in dezen of genen kring werd geboren; dat het pr slechts op aankomt zijn plicht, heel zijn plicht te doen. Wanneer ik, als predikant, mij tevreden stel metdepreeken op de daartoe bepaalde dagen en verder mijne gemeente verwaarloos, ben ik een ontrouw werkman, en de straf zal niet uitblijven als een arbeider slechts zijne halve krachten aan zijn werk schenkt, wordt hij door anderen verdrongen, en begint er armoede in zijn gezin te heer- schen overal is de uitkomst dezelfde. Maar de Christen beseft dat hij verant woording zal hebben af te leggen van de hem toevertrouwde talenten en daarom woekert hij er mede. Wij hebben in lang niet over dat onderwerp gesproken, maar ik ben zoo zeker van mijne zaak, dat ik u gerust durf vragen wie uwe beste werklieden zijn „Hendriksen, Barthold, Drijfveer en Wilkens," antwoordde de fabrikant zonder aarzelen„Ik zou hun desnoods alles durven overlaten." „Welnu, het zijn wat de wereld „fijnen" noemt. Ik ook, kan in alle opzichten op hen rekenen, en toch was het eens gehsel anders met Dry tveer gesteld. Ik weet niet of gij u nog herinnert aan welk eene aimoede zijn gezin ten prooi was, Hij had zioh gemengd in de werkstaking van eene fabriek in de stad, en bleef hier aan de oude denkbeelden vasthouden." „Ja, hij stak de anderen aan, en ik joeg hem zelfs weg." „Dien dag ontmoette ik hem en nam hem hierheen mede. Wij hadden een langdurig gesprekmaar de man eindigde met op de knieën te vallen en God ver giffenis af te smeeken voor zijne dwalingen. Hij was zoozeer veranderd, dat ik u gerust durfde vragen hem weder in genade aan te nemen. Het geloof alleen had dat gedaan. Nu vindt hij geen woorden genoeg om zijne meesters te prijzen en heeft hij een onuitputtelijken werklust." „Dominee," zeide de fabrikant, terwijl bij opstond om afscheid te nemen „gij hebt zoo volkomen gelijk, dat ik wilde dat ik al mijne werklieden tot u kon zenden." „Stuur mij steeds de oproerigen," sprak Visser glimlachend„misschien zullen enkele hunner voldaan met hun lot heengaan maar vergeet niet, mijn vriend, dat het zaad dat wij uitstrooien door God besprenkeld moet worden, en somtijds eerst na jaren ontkiemt." „Zijt gij daar eindelijk vader?" riep Visser's dochtertje uit, toen hij bij haar binnentrad, na zijn bezoeker uit te hebben gelaten. „Ja, liefste maar gij hebt u toch, hoop ik, niet verveeld P Dat zou een treurig begin van het jaar zijn." Zij sloeg de armen om zijn hals en sprak liefkoozend „Ik ben eerst dan waarlijk gelukkig, als gij bij mij zijt; maar vervelen doe ik mij nooit. Ik heb de kinderen van de Zondagsschool bij mij gehad. Oik ben toch zoo blij, dat gij mij eindelijk toege staan hebt die te beginnen als ik met hen bezig ben, is het mij alsof moeder naast mij staat en mij toefluistert wat ik meet zeggen." „En waren zij blij met de prachtige pop, die gij gemaakt heb om onder hen verloot te worden P" „Ozoo gelukkig. Gij hadt hen eens moeten zien, zij moesten haar allen om beurten in de armen houden maar toen gingen zij op eens bij elkander staan en onder elkaar fluisteren. Ik begreep er niets van en wilde al met trekken begin nen, toen een van allen met tranen in de oogen uitriep: „Als de jongejuffrouw het niet kwalijk neemt, dan wilden wij er liever niet om loten. Marietje van den boschwachter ligt zoo ziek, dat zij niet heeft kunnen komen en misschien wel sterven zal. Mag zij de pop hebben „Ik begon zelf te schreien en de kinde ren zijn op een drafje heengegaan, om zelf de pop te brengen." Visser drukte Neeltje aan het hart en fluisterde „O mijn God hoeveel goeds en ver hevens hebt Gij niet in de menschelijke ziel gelegden hoezeer heeft dat alles een straal van geloof noodig om tot zijn reoht te komen. Zoolang de sterveling U verloochent is hij nietsdoor U, met U is niets hem onmogelijk," En zich tot zijn kind nederbuigende vroeg hij „Wat zullen wij thans voor onzen feestdag doen Gij moogt kiezen." „Is mijnheer Willem al vertrokken F" „Ja vanmorgen vroeg. Hij wilde nie mand onder de oogen komen als zijn vader en hunkerde er naar te bewijzen hoezeer zijn nieuw leven hem ernst is." „Laat ons dan naar den Lagenhof gaan, vadermijnheer Van O verwater moet zich nu dubbel eenzaam gevoelen." „Maar het zal er niet vroolyk wezen, mijne lieveling." „Wij zullen tra oh ten het hem te maken „En zij gingen, vader en kind, zooals altijd, waar hun plicht hen riep blijmoe dig en gelukkig, omdat zij wisten dat God het aldus wenschte en dat er geen grooter vreugde op aarde te vinden is, dan een weinig geluk te verspreiden in Zijn □aam.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1896 | | pagina 1