ïüüji ®i mimi wiwlliii' MifÉraigfll impish Vrijdag 2October 1896. Elfde Jaargang No. 572. Antirevo lutionair FEU ILLETON. T. BOEKHOVEN. SOBHaÈLsniJK. Alle etukken voor de Redactie bestemd, Advertentie* en verdere Administratie franco toe Ie zenden aan den 8 ilaever. Men volle lafel. De Maas- en Merwebode geeft in navolging van het Handelsblad het volgend lijstje van wetsontwerpen, die uit het vorige zittingjaar der Tweede Kamer zijn overgeschoten, en die, gevoegd bij de twee thans in de jongste Troonrede aangekon digde nieuwe wetsontwerpen, de re geling van de gemeentefinanciën en de verplichte verzekering van werk lieden tegen ongelukken, aan de h.h. Kamerleden meer dan genoeg werk zullen geven. „Als men de begrootingen straks afgedaan heeft, kan men nog begin nen aan de volgende zaken Oprichting van Kamers van Ar beid. Wijziging van de Provinciale en van de Gemeenteivel in verband met de nieuwe Kieswet. Regelingen van het handelsregister en van de firmavan de seheepsver- klaring en van de binnenvaart. Wijziging in het wetboek van strafvordering (huiszoeking, papier onderzoek enz.) Herziening van de belastbare op brengst der gebouwde eigendommen van de zegelrechten, van de successie rechten en van den suiker accijns. Wijziging der wet op het lager onderwijs (vrije- en orde-oefeningen). Wijziging der wet van het staats toezicht op krankzinnigen. Herziening der Indische regeerings- reglementen en regeling van batige sloten. Regeling der Indische mijnontgin- ningen. Invoering van een wetielijken tijd. Voor de nieuwe zitting is dus arbeid genoeg aan den winkel. Thans is daarbij nog gekomen een voorstel om den Intercommunicalen telephoon- dienst van staatswege te doen plaats hebben." Ook de heer Wertheim wees in de zitting der Eerste Kamer d.d. 4 Sept. j.l. op den overvloed van stof voor wettelijke regeling. Wij krijgen, zoo zeide hij, binnenkort Kamers van arbeid, maar hun arbeid zal niet volledig zijn als niet op behoorlijke wijze geregeld is de Verhouding tus- schen den werkman en den werkgever. Waar is de reorganisatie van armen zorg De armenwet is eene parodie op hetgeen zij wezen moetiedereen ziet er het leelijke van in, maar er staat niemand op om haar te verbe teren. Waar is de bescherming cl er vrouw tegen de willekeur van den man? Waar die van het kind tegen over de misbruiken en willekeur der ouders? Waar is de verbetering of herziening van het Burgerlijk Wet boek of van het Wetboek van Koop handel? Waar is de interventie van den Staat om te zorgen, dat er betere volkswoningen komen en waardoor de oplossing van de twee groote quaestiën in het leven van een volk gezondheid en zedelijkheid, op betere wijze wordt bevorderd Waar is de organisatie der levende strijdkrach ten? Waar hetoogenblik, dat iedereen geroepen zal zijn de wapenen op te nemen voor het vaderland en de welgevulde beurs geea voorwendsel meer is voor lafheid of terughou dendheid Let men op deze massa deels be schreven en deels nog niet beschreven wetsontwerpen, dan zal men zich wellicht niet verwonderen, dat de heer Wertheim zijne opsomming ein digde met de woorden „U zult het zeker met mij eens zijn, (Mijnheer de Voorzitter) dat het noodig is, dat er nieuwe krachten komen, die op die gewichtige belangen de aan dacht vestigen, en strekken kun nen om degenen die vermoeid zijn, tot nieuwen arbeid te prikkelen of tot het neerleggen van hunne taak." Hoe dit zij, er is ophooping van werk, zoowel voor het nu aangevan gen zittingjaar als voor de Kaïner, die in Juni '97 door den breederen kiezerskring zal gekozen worden. En daarom moet ook het kiesrecht-vraag stuk wel een tijd ter zijde gelaten wordenanders komen wij nog meer ten achteren. EPuidclijk gesproken. Het is natuurlijk voor alle stan- de'u, groepen en partijen een gewich tige vraag, of het thans zittend ka binet J°ok nk de verkiezingen van het 'volgeed jaar nog zal blijven doorwerken".- Dit hangt af van den Stembus- oogst. Hoe die oogst zal uitvallen, j*9 zelfs niet bij benadering te gissen. Best mogelijk, dat de conserva tieve elementen van de verschillende partijen nog eens de overwinning behalen. Maar ook kan het gebeuren, dat de meer vooruitstrevende elementen het roer in handen krijgen. Iloe echter het resultaat ook moge zijn, als het Kabinet van '94 blijft zitten, dan zit het toch nk den zomer van '97 op een anderen grondslag en met het oog op eene andere taak. Dat wil zeggen, dan niet meer gesteund door hen, die het kiesrecht nog steeds ten deele beperkt willen houden, maar door de meerderheid der Kamerleden en kiezers, die zich voor bepaalde pun- Eindelijk terug. ten van wetgeving hebben uitgespro ken. Hierover zal nader gehandeld moeten worden. Maar omtrent twee punten heeft de heer van Houten zich reeds nu kort en duidelijk verklaard. Hij gafnl. zonder eenige verbloeming te kennen, dat het cleri- calisme en het protectionisme op zijn steun niet kunnen rekenen. Dit is weinig bemoedigend voor de katholieken en even weinig voor de landbouwers, die zonder heffing van graanrechten (bij den invoer uit het buitenland) niet weten hoe zij hun bedrijf redden zullen. En diezelfde af keer van protectie lag ook opgesloten in de jongste Troonrede, waarin gezegd werd, dat in de uitkomsten van het landbouw bedrijf nog geen gunstige wending kwam. Immers deze uitdrukking is zoo lijdelijk mogelijk. Het vraagstuk der protectie is zeer ingewikkeld. Maar dat de tegen woordige Regeering het niet nader aan de oplossing denkt te brengen, Mervan mogen de landbouwers zich verztA'cerd k°uden> en bÜ de komende verkiezing kunnen ziJ daarmede rekenen. JEen weinig verlichting van belastingdruk in het verschiet. Zeker zullen velen met genoegen vernemen, dat heeft. de Regeering voor- om met 1 Jan. 1897 genomen de nieuwe wijze voor heffing der personeele belasting in werking te doen treden. Tot dusverre toch kwam o zooveel belasting-verandering neer op ver meerdering van lasten. Er waren uitzonderingen, en wij denken hierbij aan de wijziging van den accijns op zout en zeep. Maar over het geheel was meer betalen de bood schap. En dit kan ook moeielijk anders, zoolang de uitgaven van den Staat als zoodanig voortdurend toe nemen. Men kan dan wel hier en daar wat opheffen, maar moet tegelijk op een ander deel der burgerij weer zwaarderen druk leggen. Nu waren sedert een paar jaren inzonderheid die burgers zwaar aan- geladen, welke vroeger niets te maken hadden met een patent, maar wèl mee moesten opbrengen in de bedrijfsbelasting. Om dit goed te maken, is toen het „personeel" gewijzigd, en sedert lang is reikhalzend uitgezien naar de invoering van deze wijziging. Een geheele schadeloosstelling voor de bedrijfsbelasting zit er voor de -vroeger niet-patentplichtigen niet in. Maar toch eenige verzachting. Deuren en vensters zijn volgens de nieuwe wet vrijgesteld van be lasting. Ook is ééne haardstede vrij; of twee zijn er vrij, als de eene des winters, en de andere alleen des zomers wordt gebruikt. Yoorts zijn alle ongebruikte stookplaatsen vrij. Gelijk vanzelf spreekt, wordt |dat ~;».t gebruiken des winters gecon- 1 De huurwaarde der pre- troleera. --fl meesters en ambte- dikanten, scho^. a met hun trak- naren zal in verbanu - Dienst- tementen worden aangeslagen.n boden beneden 18 jaarj zullen vry zijn van belastingóok de bedrijfs- paarden. Yoor elk kind zal er eenige vermindering van de belas ting worden toegestaan. Ziedaar het voornaamste genoemd. 44. Ik goed?" mompelde hij, half ver stoord maar zij knikte hem met zooveel overtuiging toe, dat hij niet boos kon blijven. (Wordt vervolgd.) Deze Courant verschijnt eiken "Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika by vooruitbetaling 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. ÜITGEVEli: Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. Hoofdstuk XII. De eenige, wiens bezoek hij nog gaarne ontving, was de predikant. De heer Van Overwater bewoonde nu winter en zomer den Lagenhof, en vertoonde zich nooit meer onder de menschen. Zjjne vroegere kennissen vonden hem zoozeer veranderd, dat zij hem zelden meer opzochten, en zelf* wanneer zij er waren, bleef hij meest stilzwijgend voor zich uit turen, slechts dan tot het leven schijnende weder te keeren, als een hunner hem op onhandige wijze over zijn leed poogde te troosten, door alle sohuld op Willem te werpen. Dan schoten zijn oogen vuur en ont snapten hem woorden, zóó heftig, dat ze hem voorgoed van den vriend zijner jeugd scheidden. Hoe misdadig zijn zoon ook zijn mocht, hij bleef toch zijn kind, in zijne woning tenminste moest men hem sparen. Maar zoo hij oprecht aan Visser had leeren hechten, die nooit dan met teêre hand zijn ongeneeselijke wonden aan raakte, bij hield nog meer van Neeltje, en zijn blik verhelderde als hij haar slechts bij hem binnen zag traden. Het jonge meisje, dat in alles met haar vader meeleefde, was ondanks hare groote jeugd niet bang voor dien ongenaakbaren man, met de doordringende, sombere oogen, en het gerimpeld gelaat. Zij wist wel dat hij haar een goed hart toedroeg, en stelde in alles wat het buiten betrof zulk een belang, dat hij niet moede werd haar door park en lanen rond te geleiden, en ■daarbij naar haar onschuldig gekeuvel te hooren. Zij moest hem vertellen, en :niet zelden stopte hij haar een goudstuk toe, om de eene of andere ellende te verzachten. „Maar zeg niet dat het van mij komt aeide hij steeds: „ik wil niets met het verdere menschdom te 'maken hebben, «n zoek slechts u genoegen te doen." Dan sloeg zij de armen op kinderlijke wijze om zijn hals en fluisterde „Ik zal u niet noemen, maar hun vertellen dat het van iemand komt, die zoo goed is, dat zij niet genoeg voor hem kunnen bidden." En zonder het te willen, zonder er sich zelfs rekenschap van te geven, begon Mj er naar te verlangen hare meening te verdienen. Op een guren oudejaarsavond, dat hij zich eenzamer dan ooit gevoelde, en luisterde naar het gehuil van den sneeuw storm daarbuiten, werd de deur zijner kamer geopend, en slaakte hij een kreet van verrassing. „Hij hier, dominee?" riep hij uit: „dan moet er wel iets heel bijzonders met den een of anderen arme voorgevallen zijn en hebt gjj mijne hulp voor hen wel dringend noodig, of gij zoudt uw lief kind niet op zulk een avond alleen ge laten hebben." „Ik kom u inderdaad over een arme spreken," antwoordde de predikant, in den hem toegeschoven leuningstoel plaats nemende. Hij was sedert Maria's dood veel ver ouderd maar zijn gelaat had nog altijd dezelfde edele uitdrukking behouden. Men kon aan zijn blik zien, dat zijne ziel moeite had zich aan de gedachte aan den Hemel te ontrukken, om zich bezig te houden met de dingen dezer aarde, en toch kon men nergens een leeraar vinden, die zich onvermoeider of met grooter toewijding het wel en wee zijner gemeenteleden aantrok. „Zeg mij de som, die gij hebben moet," sprak de heer Yan Overwater: „ik zal u het genoegen danken het jaar met eene weldaad to eindigen, en door uw bezoek zal ik mij minder verlaten hebben gevoeld op een avond, dien ik vroeger zoo vroolijk placht door te brengen." „Ik dank u, mijnheer," zeide Visser ontroerd: „gij zijt zoo edelmoedigge worden, dat gij alle moeielijkhedeu aan het vragen ontneemt; maar ik kom u ditmaal meer afsmeeken dan uw geld „Nog meer P" vroeg de grijsaard glim lachend: „"Wat stelt gij daar dan wel boven P" „Uwe vergiffenis." „Is er misschien een van de dorpslie- den, die iets tegen mij heeft misdaan Waarschijnlijk een arme drommel van een strooper, niet waar? In vroegere jaren zou ik onverbiddelijk zijn gebleven, maar nu heb ik er het recht niet meer toe. Zeg hem enkel dat hij niet opnieuw beginnen mag, en ik zal de zaak door de vingers zien." „De man, van wien ik spreek, heeft zich zwaarder tegen u en tegen anderen vergrepen. Mijnheer Yan Overwater, herinnert gij u de poging tot zelfmoord door uw zoon gepleegd?" Het bleeke gelaat van den ouden man werd door een donkeren blos overtogen, en hij antwoordde haastig: „Ja, maar waarom komt gij mij daar over spreken Gelooft gij niet dat op een avond als dezen dergelijke spookbeelden uit het verleden zoo onbarmhartig om ons oprijzen, dat men hen uit alle macht verdrijft en ze nochtans niet verjagen kan „Ik weet dat, maar ook dat men niet scheiden mag van een jaar, waarin zelfs de beste onder zoovelen te kort kwam, zonder ons verzoend te hebben met onze schuldenaren. Vergeef mij daarom nog eenmaal op het gebeurde terug te komen. Uw zoon werd als dood beschouwd, zelfs de dokter, die aanstonds toe kwam snel len, vergiste zich daarin, en toen hij eindelijk uit zijne langdurig» bezwijming ontwaakte en naar u vroeg, meendet gij te moeten weigeren hem weêr te zien. Yoor de oer van uw naam had het u gelukkiger gescheneu, zoo hij niet tot het leven was teruggekeerd. Gij zijt sedert nooit tot hem gegaan, en toch hebt gij hem menigmaal tegenover vreem den verdedigd. Hij kan dus niet dood zijn voor uw hart." „Mijn waarde vriend," gaf de grjjsaard ten antwoord, alle moeite inspannende om zich te beheerschen„or zijn zaken waarover ik zelfs een broeder niet zou veroorloven te spreken. Laat dus dit onderwerp rusten, wat ik bidden mag." „Ik bezit daartoe het recht niet, uw zoon heeft mij tot u gezonden." „Willem?" klonk het op gesmoorden toon „Hoe heeft hij zich tot u kunnen wenden Hij was zoo vijandig tegen u gestemd." „Dat nam niet weg dat hij tot mijne kudde behoorde, zoodat ik hem niet aan zijn lot overlaten mocht. Ik heb hem herhaaldelijk geschreven, in den aanvang zonder antwoord te krijgen maar nadat ik hem eenmaal bezocht had, was hij beter gestemd „En gij hebt mij dat nooit gezegd!"

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1896 | | pagina 1