mts
frente,
Vrijdag 25 September 1896,
Elfde Jaargang No. 571.
ding.
Antirevolutionair
!7UUÜ i)
üiü^iiDiiiiijjSDii
IN HOC SIGNO VINCES-
FEUILLETON.
fc.
T.BOEKHOYEN.
1.20.
95 ct.
,1.10.
tprijzen.
peller.
peller.
peller.
2?S
al
SOMMEL8MJH.
Alle stukken voor de Redactie bestemd,
Ad ver tent ië ia en verdere Administratie franco toe te eenden aan den Uitgever.
Het voornemen der
katholieken
Kort geleden schreef de Tijd:
Men scherm toch niet met de
woorden vooruitstrevend1' en
„behoudend" alsof er ook onder
ons zouden zijn, die moedwillig
behouden willen wat verwijderd
moet worden alsof er ook maar
één katholiek ware, die weigerde
voort te gaan op een weg, welke
hem tot het gemeenschappelijk
doel schijnt te leiden. Men ver-
mijde in vredesnaam elkander be
doelingen toe te schrijven, die
inderdaad geen anderen grond
vinden dan in vaak wederkeerige
achterdocht. Geen aristocratische
of democratische, geen conserva
tieve of progressist ische katholie
ken, maar katholieken zonder
meer, zullen (naar de Tijd hoopt)
bij de aanstaande verkiezingen „in
het strijdperk verschijnen."
Uit deze ontboezeming kan men
zien, dat de katholieken uit den
kring waar de Tijd toongever is,
niets weten willen van eene scheuring
of deeling der roomsche partij, maar
dat zij willen blijven streven naar
het verzamelen van alle kiezers, ook
van de nieuwe die er bijkomen,
onder één partijvaandel, en dat is
het vaandel van de roomsche kerk.
Hierin ligt vanzelf opgesloten, dat
zij zich wel niet druk zullen maken
met een program van actie, en dat
zij niet spoedig zullen komen tot
een beslist accoord met andere par
tpen. Dit blijkt ook nog nader uit
de volgende regelen, waarin de bis
schoppen worden aangewezen als de
mannen, die bij verschil van inzicht,
hebben te verklaren hoe zij willen
dat er gehandeld zal worden. De
Tijd omschrijft die gereede onder
werping aan de geestelijkheid aldus
Wij katholieken zijn in het be
zit van een kostbaar voorrecht.
Te midden van de zorgen en ne
velen des tijds blinkt ons, van
Rome uit, de lichtbaak tegen, die
ons het veilige pad aanwijst. Het
woord van Christus Stedehouder is
ons een wet van gelooven niet
enkel, maar ook een regel van
handelen. Of de Paus spreekt als
rechter des geloofs, dan wel of
hij zijn vaderlijke raadgevingen
ons mededeelt met het oog op ons
tijdelijk en eeuwig heil, altijd zijn
wij zijne kinderen. Met eerbied en
volgzaamheid luisteren wij naar
zijn stem. Yoor weerspannigen
en onverschilligen is onder ons
geen plaats.
Welnu, wat zegt die Paus,
wat zegt hij, niet éénmaal, maar
tallooze malen in zooveel toespra
ken, in zooveel geschriften, op
meer of minder plechtige wijze
tot zijne kinderen gericht?
Dat wij dat de katholieken
ten waarborg van hun eenheid,
ten waarborg van hun kracht, in
alles de leiding, het gezag der
bisschoppen hebben te volgen."
Ga nu met zulk eene partij als
echt protestant eens onderhandelen
over bepaalde politieke werkzaam
heden. Er is immers geen kans op.
Yooral niet omdat de bisschoppen
niet gewoon zijn zich tot eene open
lijke aankondiging van hun inzichten
te bepalen, om voorts de uitwerking
over te laten aan de staatslieden
van beroepmaar veeleer binnen
hun kerkmuren bestendig inwerken
op den gang van zakenzoodat
hun wenken en raadgevingen telkens
kunnen veranderen, als door bijko
mende aangelegenheden hun kijk op
het algemeen belang gewijzigd wordt.
Vit de Eerste Hamer
Bijzonder druk hebben de bladen
van verschillende richting zich ge
maakt met hetgeen de heer Schim-
melpenninck van der Oye in de
Eerste Kamer sprak ter verklaring
van het stemmen der antirev. leden
tegen de kieswet.
Die rede was
daaromtrent gegist. Achter som
mige volzinnen heeft men zelfs zeer
verstrekkende bedoelingen gezocht.
Het eenvoudigste is echter alleen
nota te nemen van het feit zelf,
dat de heeren Schimmelpenninck c.s.
hebben gestemd mei de heeren Kuy-
per, van Alphen enz., en anders
dan de heeren Lobman c.s.
Dit pleit voor hun onbevangen
heid, dewijl zij standshalve natuur
lijk meer te rekenen zijn als behoo-
rende tot de fractie, die den heer
Lohman wil steunen.
Mocht gelijke nuchterheid van
opvatting zich ook onder de kiezers
openbaren
Een gezonde, frisscbe politiek be
weegt zich niet om personen, maar
om beginselen, om zaken.
kort, en veel is
Die zaken moeten duidelijk ge
noemd, geformuleerd worden. En
zij die eerlijk het geformuleerde
kunnen beamen, verdienen steun,
ook al hadden zij omtrent vroegere
werkprogrammen afwijkende gevoe
lens.
Wie echter slechts half en half
kunnen onderschrijven hetgeen de
georganiseerde partij goed- of afkeurt,
doen beter met zich niet te laten
candideeren, en waar gegronde vrees
is, dat zij dit toch zouden doen, is
nauwkeurige beproeving noodig.
Eerlijk duurt altijd het langst.
Kiezers en gekozenen moeten weten
wat zij aan elkaar hebben.
MSuldehliJk.
Door geheel Nederland is men er
mede ingenomen, dat aan H. M. de
Koningin-Regentes, bij het neêrleggen
van de grootsche en moeielijke taak,
waartoe zij bij den dood van haar
gemaal geroepen werd, een tastbaar
blijk van dankbaarheid zal aangebo
den worden.
Ook is het goed, dat hiermede
tijdig wordt begonnen, en dat vele
rijke en invloed hebbende lieden in
de commissies getrokken worden.
Maar wat niet goed is, bestaat
hierin, dat de commissies zoo eenzijdig
zijn samengesteld, wat betreft de
politieke kleur.
Juist om den schijn zelfs van
politieke partijdigheid bij deze natio
nale beweging te mijden, hadden
althans eenige erkende hoofdpersonen
onder alle partijen mede in de com
missies moeten gekozen worden.
En toch is dit niet geschied voor
zooveel de antirevolutionaire partij
aangaat.
Dewijl nu deze partij, nog afgezien
van personen, de traditiën van het
over ons regeerend Yorstenhuis bij
zonder hoog houdt, doet zulk eene
uitsluiting pijnlijk aan.
Wel zullen velen alle critiek op
de keuze der personen ter zijde stel
len met de bewering, dat het voor
genomen huldeblijk met de partij-
indeeling in ons land niets te maken
heeft. Maar geheel waar is die be
wering niet. Want het bestaan van
partijen als zoodanig is een natuurlijk
verschijnsel in datzelfde nationale
leven, waaruit ook de begeerte tot
aanbieding van een huldeblijk voort
kwam.
Maar, gelijk reeds terecht is op
gemerkt, deze gedane zaak is niet
meer te keeren.
MJit de pers.
Eindelijk terug.
ijk in gaande
•lie lijfrente voor
(stort kapitaal.
ei». I voor vrouwen.
7
9
"10
13
65
24
99
10
72
03
16, 18 en
50 ct.
/1.10.
50 ct.
36
60
10
3
24
15
16
6
h f2.50 p. 2 kilo.
per 4 Kilo.
st yan
arifen, Snjj-
-prlncesse
enz.
aak geschikt.
Dolphijnli
NWIS J.Kz.
en Jicht,
jnen, kor-
erlei aard?
ta succes
-gen Kies-
koudheid?
s in ieder
andenwor-
n ƒ1.25 de
meeste Apo-
NABIUÉ 6»
Botterdam.
PM
CÖ
rO ""3
u*
M
ER.
e en Goedereede.
ENST
Juni 1896.
arnis en Hellevoetaluie.
en nm 1,50 nur
r cn n.m. 3,15 uur.
HelleToetsluis
ur(*) en nm. 2,50 uur.
,30 en nm. 4.15 uur.
r MiddeUiaruia.
uur en nm. 3,45 uur.
ur en n.m. 5,— uur.
r Stellendam,
ur en n.m. 4,15 uur.
ur en n.m. 5,30 uur.
mselie tijd uitgedrukt,
van den Waterstaat te
oot van 9,45 uur van
UITGANG.
r Botterdam,
Dinsdag Tm, 5,uur
-r Rotterdam,
ure.
ar Rotterdam
ure.
Stellendam,
ELHARNIS.
Dinsdag vm. 6,uur
Overige dagen 6,30.
Dinsdag nain. 2, uur
uam. 3,uur
RNEMING.
Middelharnis
vm. 8,15 uur.
um. 3,uur.
EN BOMMEL."
p Rotterdam,
insdag 'a morg, 4,30 uur
ag 6,—
sdag, 's nam. 1,45 uur
ag- 's nam. 2,45 uur
13?.
azijn.
van Lith.
osstraat 94.
azijn.
van Lith.
éSff
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
UITGEVER:
Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en maal.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur.
Onder het opschrift „En nog is het nacht"
schrijft de Drie Provinciën eenige regels die,
hoewel onder anderen vorm al dikwijls vernomen,
toch wel weer instemming zullen vinden. Zij
vraagt
„Zal, nu de Kamers weer saamkomen, einde
lijk eens lioht worden verspreid over het laatste
bedrijf van het „Atjehdrama Een achthonderd
dooden en duizenden gewonden heeft deze
heillooze oorlog ons dit jaar alweer gekost. En
nog is het einde niet.
Dat men onmiddelijk na het verraad van
Toekoe Oemar do positie der Regeering niet
door ontijdige interpellaties verzwakte, is nog
eenigermate te verdedigen. Thans echter dunkt
ons, moet er klare wijn geschonken. En da
Volksvertegenwoordiging mag zich, dunkt ons,
niet weer met een kluitje in 't riet laten sturen.
Een menschengeslaoht is thans voorbijgegaan
en Sumatra's noordpunt blijft da kankerplek
aan ons sohoon Insulinde. De eene Gouverneur
Generaal na den anderen gaat in rustede eene
Gouverneur van Aijeh na den andere sneuvelt,
wordt teruggeroepen, vraagt ontslag, krijgt
43. Hoofdstuk XII.
De dokter was buiten zichzelven van
toorn, toen hij Maria, een uur later, in
het huisje bezig vond met alles sohoon
te maken.
„Wilt gij dan dood?" bromde bij.
„Neen dokter," antwoordde zij lachend:
„maar uw voorbeeld volgen en mijn plicht
doen."
„Met u heeft men ook nooit het laatste
woord," sprak hij, zijna verteedering
zoekende te verbergen „maar ik zal het
aan Visser zeggen, dat ik het hem niet
vergeef u noodeloos tot zulk een gevaar
te hebben laten gaan."
„Noodeloos? Hier ontbreekt eene moe
der is het niet heel eenvoudig dat eene
andere haar vervangt? Wees nu niet
kwaad meer, en kijk liever eens naar
uwe kleine zieke. Ik ben overtuigd dat
gij wel wat kunt doen, om hare benauwd
heid te verminderen."
„Zij moet wederom gebrand worden.
Als gij dan toch niet wijzer wilt zijn, houd
haar dan vast, het gaat gemakkelijker
zoo. Van morgen spartelde zij voortdurend
tegen, en dan kan ik niets beginnen."
Maria wist het kind tot kalmte te
brengen, wat hoog noodig was, want de
aanblik van den dokter alleen joeg haar
reeds schrik aan, en zij liet zich nu rustig
behandelen. De keel werd van een aantal
witte vellen bevrijd en daardoor volgde
er eene groote verlichting in het adem
halen maar de koorts kwam met ver
nieuwde woede opzetten en Maria had
drie dagen lang eene zware, bijna hopelooze
taak te vervullen. Aan het eind daarvan
verklaarde de geneesheer de kleine buiten
gevaar.
„Maar nu moet de vader thuisblijven,"
zeide hij gebiedend„en keert gij naar
de pastorie terug. Ik zal den man een
weekloon geven, daarmede is het uit.
Gij zelve ziet er uit als een geest, en het
zou mij niet verwonderen zoo gjj morgen
de koorts hadt. Denk aan man en kind
en wees eindelijk verstandig."
„Ja, ik beloof het u; ik zal gaan, zoodra
Van Buren thuis is."
„Goedhij komt over een half uur van
het werk terug. Zeg hem dan dat ik hem
morgen het geld zal brengen. Ik kom
tegen half tien nog even op de pastorie."
Zij begreep niet goed waartoe, maar
dacht er ook niet veel over na. Haar
gansehe lichaam was zoo ongekend loom,
dat zij er slechts naar hunkerde weêr in
haar grooten leuningstoel bij het vuur te
rusten. Het moest een gevolg zijn van
het waken, want zij was gezond, oheel
wèl zelfs; alleen haar hoofd was wat
zwaar, zij gevoelde zich duizelig, maar
dat was alles.
Wat zij zich gelukkig gevoelde, toen
zij weder thuis was! Hoe vriendelijk
schenen al de welbekende meubels en
hoekjes haar toe te lachen! Wat was
Visser hartelijk en bezorgd voor haar;
waarom moest de dokter hunne vreugde
komen verstoren met zulk een bedenkelijk
gezicht, en haar keel willen bekijken?
Zij was immers niet ziek
Maar de oude geneesheer had zich niet
vergist; reeds ten vijf ure in den morgen
werd hij door de dienstbode uit de pastorie
gewekt, en snelde hij haar achterna met
al het benoodigde om de gevreesde ziekte
te bestrijden. Maria had de besmetting
overgenomen.
Nooit werd iemand liefderijker ver
pleegd nooit betoonde een dokter grooter
toewijding; nooit stroomden er zoovele
armen tot eene deur, om naar den toestand
hunner weldoenster te vernemen. Al wat
de broeikassen van den Lagenhof aan
bloemen en vruchten bevatten, werd haar
toegezonden; de heer Van Andel reed
tweemaal daags naar de stad om ijs en
andere zaken te halen, die haar van eenig
nut konden zijn; Leendertse waakte in
een vertrek naast de ziekenkamer, om
op ieder uur van den nacht den geneesheer
te kunnen halen of naar den apotheker
te gaan, en haar echtgenoot verliet haar
niet; maar helaas! hare ure was gekomen;
zij gevoelde dat zelve, nog eer hare om
geving alle hoop opgegeven had.
„Gij hebt uzelve vermoord," bromde
haar oude vriend, over wiens gelaat de
tranen neerdaalden, bij zijne vertwijfeling
dat hij niets meer vermocht om haar te
redden.
„Neen," antwoordde zij met moeite,
terwijl zij hem de hand toestak: „God
heeft mij geroepen, en ik ben gegaan,
dat is alles. Ik ben u zoo dankbaar voor
al uwe trouwe zorgenblijf dezelfde goede
vriend voor Visser en ons kind."
En zich tot haar man buigende, die
snikkende voor het bed lag neêrgeknield,
vervolgde zij
„Gij zult Neeltje voor mij omhelzen,
ook later, heel dikwijls nog, en als zij
groot zal zijn geworden, vertel haar dan
van mijne vroegere dwaasheid, opdat zij
zelve nooit het berouw harer moeder
res en eiken Zaterdag brengt hij een
bezoek aan het stille kerkhof, in de scha
duw van den kerktoren.
„O! zwijg!" riep Visser uit: „weegt
de dwaling van korten tijd op tegen de
toewijding van jaren, tegen al hetgeen
gij daarna voor mjj zijt geweest?"
„Alle uren die verloren gingen, zijn
onherstelbaar. Anderen mogen ze vergeten,
ik nooit. Veel had ik nog goed te maken,
waartoe mij de tijd niet gelaten werd;
maar ik trachtte een waar dominees
vrouwtje te worden, en zoo ik daarin
ook maar eenigszins slaagde, dan dank ik
dat, naast God, aan uw liefde en steun.
O! Visser, gij hebt mij zoo gelukkig
gemaakt
Dienzelfden nacht stierf zij, met een
glimlach op de lippenna afscheid te
hebben genomen van hare dienstboden,
van den dokter, van Leendertse en van
den man die met haar zijn levensgeluk
ten onder zag gaan.
De vroegere werkstakers verzochten
om de eer haar grafwaarts te dragen,
voor het eerst vertoonde de heer Van
Overwater zich weder in het publiek;
hij had zijne afzondering willen verbreken
om mede aan hare groeve te staan, en
geen enkele nieuwsgierige blik trof hem
aller oogen waren gevestigd op de een
voudige kist die in de aarde daalde, op
den geknakten man, die het eerst de
spade opnam, zonder een woord te vin
den om de aanwezigen, heel het dorp, te
danken.
Neeltje is thans zijne kleine vertrooste-
Er zijn tien jaren verloopen over den
dood van mevrouw Van Oosten, tien jaren
van ontroostbare droefheid voor Willem's
hooghartigen vader. Zijne vrouw was
niet langer daar, om met hem over hun
rampzalig kind te spreken. Zijne dochters
waren thans allen gehuwd. Haar fortuin
had de schandvlek voorbij doen zien,
welke op haar naam kleefde; maar zij
waren niet gelukkig en poogden slechts
afleiding op afleiding te vinden, om de
hoogere, edeler behoeften haars harten
te vergeten. Wat baatte het haar of zij
al hunkerden naar den grooten schat van
liefde aan eigen haard En niemand had
haar geleerd de oogen op te slaan tot
de onuitputtelijke Bron van alle teeder-
heid, Die steeds geneigd is de smachtende
ziel te laven.
De grijsaard was dus alleen achterge
bleven eene onvriendelijke huishoudster
bestierde alles in zijne woning, maar vond
nooit een woord van opbeuring voor den
ouden man. Zijne dochters hadden hem
meermalen aangeraden haar weg te zen
den, doch hij had weemoedig het hoofd
geschud en geantwoord
„Waartoe? Zij is eerlijk, eene andere
zou het misschien niet zijn, en vreugde
is voor mij niet meer weggelegd. Ik leef
voort met de herinnering aan het verleden,
aan den tijd toen gij allen klein waart.
In die dagen wist ik mijn geluk niet op
prijs te stellen, maar ik weet nu wat ik
verloren heb." (Wordt vervolgd.)