mm in miwn isi iniïïiEïii ins. Yrijdag 18 September 1896. Antirevolutionair Elfde Jaargang No. 570. Orgaan IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON, T.BOEKHOVEN. OP Deze Courant verschijnt eiken Yrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever: SOMMEMJSDIJH. Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en l/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij heslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. Alle stukken voor de ESedaefic toestemd, Adverteiitaëw eas verdere Administratie franco toe te «enden aan den Uitgever. De Eerste Hamer over de Hieswet Het ontbreekt in ons blad aan ruimte om de debatten over te nemen, die in de eerste Kamer voorafgingen aan de stemming over de kieswet. Gelijk men weet, werd de wet met eene groote meerderheid (34 tegen 12 stemmen) aangenomen. Intusschen willen wij het een en ander aanhalen uit de redenen van de heeren Fokker en Wertheim. Daar uit kan men zien, dat er toch ook in de eerste Kamer weieens stemmen opgaan in accoord met de eischen onzes tijds, en dat de heer Wertheim althans he t spoor der echte liberalen wil betreden, d. w. z. dat hij vrijheid wil gunnen aan lieden van allerlei geestesrichting en stand hetzij kerke lijk of niet kerkelijk. De heer Fokker zeide wel voor de wet te zullen 3temmen maar getuigde ernstig tegen den waan, dat deze wet eene nationale zoude zijn. Hij zag in het ontwerp van Minister van Houten slechts een gevolg van de verkiezingen in 1894 eene wet „opgelegd" door de toen triumfeerende meerderheid aan de minderheid. Aan de overwonnenen van destijds is geen enkele concessie gedaan. Nu de bakens, bestemd om kenteekenen van geschiktheid en wel stand te begrenzen, zoo eng en zoo bekrompen; zijn geplaatst, meende de heer F. dat velen met deze wet geen vrede zullen hebben. Had men een meer afdoend resultaat willen bereiken, dan hadden de huurprijzen der woningen veel lager moeten gesteld zijn dan had men voor de loonkiezers de verwerving en de uitoefening der kiesbevoegdheid veel gemakkelijker moeten maken, en zoo meer. Wordt nu de voorspelling bewaarheid, dat de groote meerder heid der werklieden op zeer vele plaatsen niet tot het kiesrecht zal geroepen worden, dan zal men zoo dacht de heer F. te laat ervaren, dat er onstaatkundig is gehandeld door die uitbreiding te angstvallig te bekrompen, te benepen aan te vatten. Dan zal er een nieuwe uit breiding moeten komen, hetzij met of zonder grondwetsherziening. In gelijken geest lichtte de heer Wertheim zijne stem toe. Ofschoon hij de aanneming niet zoude tegen streven, kwam hij er rond. voor uit, dat hij met deze wet niet was inge nomen. Hij was nog geheel onder den indruk van de groote, breede omlijningen, die het wetsontwerp van den heer Tak van Poortvliet ken merkten en bleef overtuigd dat in dien vorm de uitvoerbaarheid gebleken zou zijn, met fieren ingang, van marmer opgetrokken, moest hij zich nu behelpen met een uitstekend kunstwerk van mozaïek van heel kleine steenen, zóó kunstmatig naast elkaar geplaatst, dat zij het oog op een afstand kunnen bedriegen. Toch verweet hij dien achteruit gang niet aan den Minister, gedachtig aan hetgeen in 1894 is geschied. Deze regeering heeft gedaan wat zij kon en de Eerste Kamer moest ook rekening houden 'met de stroomingen daar buiten. Alleen kwam hij op tegen de bewering, dat deze kiesrecht uitbreiding „finaal" zoude mogen heeten. Wel begeerde hij niet dadelijk een nieuwe kiesrechtbeweging, doch die zou niet uitblijven, als de werking der wet bleek veel te kort te schieten. Hij kon dus in de wet nog geen pacificatie zien, maar slechts een Compromis, (hetgeen in dit geval wil zeggen het overlaten van de nadere beslissing van de nieuwe kiezers.) Eindelijk terug. 42. Hoofdstuk XII. Het besluit, door den predikant geno men, was nauwelijks bekend, of zoowel bij als zijne vrouw ontvingen de aangrijpend ste bewijzen van sympathie. Niets had de ruwe werklieden zoozeer kunnen treffen als deze daad, die de zoetste toepassing van het Evangelie was. Velen, die tot daartoe het hart voor zijne woorden hadden gesloten, werden nu bekeerd en vingen een nieuw leven aan maar niets deed Visser zooveel genoegen als het briefje, dat hij eene week later van den heer Van Andel ontving. Het luidde „Ik ben dagen achtereen woedend op u geweest, want gij hebt mij geheel van streek gebracht, en dat gebeurt mij zelden. Ik heb u een domoor genoemd, een krank zinnige zelfs ik heb mijzelven willen wijsmaken dat uwe vrouw weêr was inge stort, Geen cent te bezitten en op eens alles weg te geven wat men ontvangt, het grensde aan razernij. Ik gevoelde lust u, als een stout kind, af te straffen. Ik stond er meê op en ging er meê slapen, of liever gezegd, ik kon er geen oog van toedoen het maakte mij ziek want sedert het gebeurde op de fabriek zijt gij beiden levenslang mijne dierbaarste vrienden, en zoo ik u niet opzocht, dan was het alleen uit vrees dat mij een te hard woord ontval len zou. Maar vannacht eindelijk heb ik er vrede meê gevonden, zag ik in dat gij niet anders handelen mochten zoo ik geen man van fraaie volzinnen ben, en u dat alles niet in breede woorden kan zeggen, dit ééne kan ik u verklaren voor de toe komst „Aangaande mij en mijn huis, wij zullen voortaan den Heer dienen Dat deze woorden hem ernst waren bewees hij op zijne eigenaardige, bijna kinderlijke manier hij deed het ook door Visser met raad en daad bij te staan, en hem al het benoodigde huisraad voor de stichting toe te zeggen. Maar, zoo de armen zich reeds van ganscher harte verheugden over het voor uitzicht dat zij eene wijkplaats zouden vinden voor den ouden dag, zij vergaten tegen het einde van den winter hunne vreugde door den angst, die zich van hen meester maakte, toen er eene kwaadaar dige keelziekte onder hen uitbrak. De oude dokter mocht nacht en dag aan het werk blijven, jongere collega's raadplegen, de nieuwste werken over de gevreesde krankheid doorlezen, dagelijks werden er kinderen grafwaarts gedragen, en Maria beefde menigmaal bij de gedachte dat Ofschoon op dit oogenblik aan wijziging van 's Ministers ontwerp niet meer te denken viel, gevoelde de heer Wertheim toch behoefte om uit te spreken, dat z. i. een der grootste bezwaren van de voorge stelde wet is, de partij van den nieuwen tijdgeest, die in 1894 ten minste hiervoor eene Kamer-meer derheid verwierf, dat ieder voor een geschikt kiezer beschouwd werd, die in de levensbehoeften van zich en zijn gezin kon voorzien, in dit wetsontwerp wordt teruggedrongen door beperkende voorwaarden. Want wel zijn er nu voor een deel van die onder Minister Tak's leiding geschikt geachte kiezers zijdeuren aan gebracht, maar de heer Wertheim (die hierbij het oog had op de bepalingen omtremtminimum-woninghuur, werk loon, spaarbankinlagon enz.) vreesde dat die zijdeuren, als de kiezers door tijdelijk gebrek er even uit moesten, voor hen licht in den grendel zou den springen. Neen, de heer Wert heim moest het betuigen, dat er een schoon en verheffend denkbeeld lag in den regel van het vorig ontwerp, dat allen die hun gezin wisten te onderhouden, ook kiezer zouden zijn want kleine burgers, die dat konden, achtte hij even rechthebbend als de schatrijken, die hun geld nutteloos verkwisten of nutteloos ophoopen. Ook had de heer W. groot bezwaar tegen het opnemen van het gemeen tekiesrecht in dit ontwerp, als zijnde eene bedreiging van de zelfstandigheid der gemeenten, en als kunnende leiden tot locale buitensporigheden. Yerder zag hij bezwaar in de uitvoering der wet, wat betreft de kiezers, die niet lezen of schrijven kunnen. Zij moeten een punt of streepje plaatsen achter een naam, den zöö- veelsten naamzij hebben daarbij hulp noodig en kunnen misleid worden. Nochtans zou de heer W. voor de wet stemmen met het oog op de omstandigheden, uit een gevoel van rechtvaardigheid. Immers, er is veel te lang gedraald, en dat was zelfs gevaarlijk. Het volk achter de kiezers bleef wel rustig, maar die kalme houding is geen onverschilligheid. En al was zij dat, dan zou de schuld daarvan nog in de eerste plaats liggen bij hen, die verzuimd hebben het volk genoegzaam voor te lichten en op te voeden. Doch afgezien hiervan eischt de rechtvaardigheid uitbreiding van het kiezerscorps. Wel wordt men geen kiezer geboren, maar het kies recht ontwikkelt zich toch naarmate de genen voor wie het bestemd is, meer eigenschappen krijgen, waardoor zij het kunnen uitoefenen. Het volk heeft recht op meespreken over de gemeen schappelijke belangen. Hij achtte het ook zeer verkeerd om de belangen van meer- en van minvermogenden te splitsen. Dat ieder gevoelt voor ieder vond hij het ideaal eener echte democratische Regeering. „Democra tie zoo sprak hij misschien brengt dit woord binnen deze wanden eene lichtte rilling teweeg, maar waarlijk de democratie is niet meer het schrikbeeld, dat het zooveel jaren is geweest. Zij is niet anders dan de wetenschap, de erkenning en toepassing van ieders rechten en verplichtingen zonder aanzien des persoons. Wanneer men de democratie huldigt als een groot gezond en nationaal beginsel, dan heeft men daarin tevens het wapen tegen de demagogie (overdreven volksleiding) tegen de pogingen, door volksmenners aangewend om met valsche leugen, beloften en voorstellingen het volk op hunne hand te krijgen. Naarmate wij tegenover hen die ontberen meer toenaderend, edelmoediger, grootscher in opvatting zijn, naar hen meer aan die mate onze zijde zullen wij krijgen." Wat het „niet rijp" zijn van het volk betreft, meende de heer W. dat de nieuwe kiezers door de ervaring genoeg zouden leeren. En wat het „clericalism^" aangaat, zeide hij Yan deze twee één of ons land is cle- ricaal, maar wordt door kunstmatige banden in handen gehouden van andersdenkenden, of wel het is niet clericaal. Is ons land clericaal, dan werp ik als liberaal met fierheid het denkbeeld van mij af van eene meerderheid, die ons niet toekomt. Is het land niet clericaal, dan zeg ik, dat ik aan die praatjes die wij jarenlang gehoord hebben, aan die bangmakerijen niet geloof.'' Zie, dat is kloek gezegd van een liberaal man. Het ware te wenschen dat de liberale partij zulke woorden ter harte nam. Doch voor heden genoeg. Alleen voegen wij hier nog bij, dat de heer Schimmelpenninck van der Oije het h^ewstemmenderantirev. leden duidelijk heeft gemotiveerd. Het missen van de gezinshoofden onder de geschikt geachte kiezers en het vastklinken van het provinciaal en gemeentelijk kiesrecht aan het kiesrecht voor de Tweede Kamer waren de twee grieven die hen beslist het meegaan verhinderden. 171# de pers. Minister Yan Houten en de Roomschen. ook haar Neeltje aangetast mocht wor den. Op een morgen kwam de predikant geheel verslagen te huis. „Nu is ook het dochtertje van Yan Buren ziek geworden," zeide hij met een diepen zucht. Maria slaakte een uitroep van droefheid. Van Buren was een arme daglooner, die pas weduwnaar geworden was. „Och! die arme, arme man Wie past Jansje nu op „Ja, daar hebt gij juist het ergste van de zaak. Niemand want hijzelf moet naar het land, of wel hij zou geen brood hebben, en de buurvrouwen zijn allen veel te bang haar eigen kinderen aan te steken." „Dus ligt het kind alleen Yisser knikte toestemmend en hernam „Zoodra de dokter mij dat vertelde heb ik om eene diacones geseind maar in de stad heerscht de ziekte ook en er is geen enkele beschikbaar." Maria trad op hem toe, en de hand op zijn schouder leggende, zijde zij „Lieve man, wij hebben tot hiertoe ons kind niet weg willen zenden, omdat wij dat gemis aan vertrouwen op de Voor zienigheid achtten maar nu verandert alles. "Wat zoudt gij er van zeggen zoo gjj Neeltje eens van middag naar mij ne moeder bracht „Ik begrijp u niet, Maria," antwoordde hij, pogende hare gedachten te raden „wordt gij dan plotseling bevreesd voor haar „Neen, Visser maar onze lieveling zou op het oogenblik een hinderpaal voor mij worden in het volbrengen van mijn plicht. Als gij tot de zieken gaat, verkleedt gij u daarna geheel en blijft gij nogeenige uren in uwe studeerkamer rooken, alvo rens Neeltje weêr te zien. Ik zou haar niet kunnen verbieden mij te naderen, en zoo angstig werden haar aan te steken, dat ik er het hoofd bij verliezen zou, I iaat mij haar dan nog eens innig omhelzen, hare kleertjes inpakken en neem haar dan om twee uur mee daarna eerst zal ik mij vrij gevoelen Jansje te gaan oppassen." „Maria riep hij verschrikt uit, „weet gij wel dat gij uzelve daarmede in gevaar begeeft „Ja; er zijn ook verscheidene moeders gestorven maar zijn wij niet altijd in Gods hand, en moeten wij Hem niet laten zorgen, zonder ons om iets anders te bekommeren dan het volbrengen van Zijn wil „Ga dan, liefste sprak hij zuchtend „ik mag u niet weerhouden maar wees voorzichtig, ter wille van ons, voor wie gij zoo onmisbaar zij t." Zij beloofde het hem en spoedde zich toen heen, om alles voor haar kind in gereedheid te brengen. Toen zij daarmede klaar was, omhelsde zij Neeltje lang en met tranen in de oogen, bad haar echtgenoot tot hare afreis over haar te waken en snel de naar de hut, waar het verlaten kind rustte. Het was een hartverscheurend schouw spel de kleine daar zoo eenzaam en van alle zorgen beroofd te zien liggen. Maria dacht aan de moeder, die waarschijnlijk op haar nederzag en fluisterde haar toe „Ik ben gekomen om Jansje op te passen en zal niet meer heengaan voordat zij beter is." Het kind lachte haar, door hare benauwdheid heen, toe, en strekte de brandende handjes hulpbehoevend naar haar uit. „Ik ben zoo blij," prevelde zij met heesche stem „het was zoo akelig stil en niemand hoorde mij als ik om drinken vroegmaar nu zal ik niet bang meer wezen, en als ik wat beter ben, vertelt u mij misschien nog wel eens iets, zooals op de Zondagsschool." „Zeker, mijn kind, wees maar heel gerust." Wij wezen er in ons Eerste Kamer verslag reeds op, zegt „de Standaard" hoe Minister Van Houten in zijn laatste verdedigingsrede voor de kieswet, veel meer als partijman dan als vertegenwoordiger der Kroon optrad. In de Handelingen leest men thans don officiêe- len tekst van do reeds velerwege gewraakte uitlating van den Minister, die woordelijk luidde als volgt (Wordt vervolgd.) <j-.il

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1896 | | pagina 1