Y rij dag 11 Augustus 1898. ENT Elfde Jaargang No. 565. AM! Leest® sip. Antirevo Orgaan URANT TTERDAI. IN HOC SIGN O VINCEP FEU ILLETON, 137. v. fifth. t 94. ige prijzen bij tSSSE j uitgever: A lie stsikken voor de Medactie bestemd, Advertentie® en verdere Administratie franco toe te zesideia aan den Uitgever. Verband tusschen €aS- vinisme en politiek. Het is een opmerkelijk verschijn sel, dat in die streken van ons Va derland, waar wel nog gehecht wordt aan zekere uitwendige godsdienst vormen, maar waar de beslistheid en belijndheid in het belijden ontbreken, bijna geen spoor van politiek leven is te ontdekken. Reeds in het algemeen moet ge klaagd worden, dat de burgers, die geroepen zijn om de vertegenwoor digers te kiezen voor geheel de natie, te weinig ernst met deze taak ma ken. Men beschouwt het kiesrecht te veel als een vrij goed, waarmede men naar welgevallen mag omsprin gen zoodat men het even goed on gebruikt kan laten liggen, als dat men er regard op slaat. Doch men bedenkt te weinig, dat het kiesrecht tevens een kiesplicht is, en dat daar door een groot deel van de verant woordelijkheid voor den gang dei- Staatszaken voor rekening van de burgerij zelve gebracht wordt. Neen, waarlijk, de natie is er niet van af met te klagen over hetgeen de overheid verzuimt, over leemten en gebreken in de wetgeving, en wat dies meer zij. Want ofschoon de overheid en de natie twee zijn, zoo is er in een constitutioneel land als het onze altijd een onlosmakelijk verband tusschen het gedrag der overheid en de houding der natie. Dit behoeft nauwelijks eenig be toog. Immers, er kan geen wet in het Staatsblad komen, of de meerderheid der volksvertegenwoordigers moet er voor gestemd hebben. Het volk zelf heeft er dus schuld aan, als het een of ander stelsel van wetgeving gehuldigd wordt, dat niet deugt. En hiermede spreken wij eene waarheid uit, die trouwens in eiken levenskring, zelfs buiten het formeele recht gerekend, doorgaat. Dat wil zeggen, overal waar menschen het bestuur voeren over andere menschen, uit wier midden zij voortkwamen, heb ben zij die bestuurd ivorcLen steeds zich mede te verootmoedigen over eigen tekortkomingen, als de leiding verkeerd gaat. En, om nu op het kiesrecht terug te Komen, hoe meer dit wordt uit gebreid, des te grootere verantwoor- delijkheid krijgt de natie op wetge vend gebied. Daarom kan het in onze dagen ook niet genoeg herhaald worden, dat ons volk bij de invoering der nieuwe kieswet meerdere bewerking noodig heeft. Het menschdom is nu eenmaal traag vooral in het vervullen van die plichten, waarvan hij niet dadelijk het voordeel van inoogst. Dit merkt men wel, als er eens een ingrijpend stoffelijk belang op het spel staat bij zekere verkiezing. Dan ja ontstaat er soms plotseling een groote ijver. Maar aan de inmtn- ging op een afstand gewent de schare. Ligt het belang niet zoo dicht bij te bespeuren, dan laat de groote massa al gauw zijn bemoeiing achterwege, en moeten telkens weer enkele scher per ziende voorgangers de ambitie opwekken. Maar zoo wordt het dan ook dui delijk, dat de beste beoefenaren der politiek, en de beste kiezers gevon den worden onder de Calvinisten. Deze toch gelooven niet slechts in een Godsbestuur en in de ver zoening door het Kruis, maar zij gelooven ook, dat de menscli geroe pen is op elk terrein voor de eere van Gods Naam te arbeiden en te getui gen. Dus hoe zouden zij dan kunnen zwijgen waar de Overheid hun ge legenheid geeft om mede invloed uit te oefenen op het bestuur der natie. Niet de natie van dien invloed, niet het succes, niet het zichtbaar resultaat bepaalt hun ijver. Neen, maar uit beginsel, gedreven dóór hun geloof, trekken zij aan het werk. Zelfs al zouden zij er tijdelijk nadeel van lijden, dan gaan zij toch door. Daarom is het dan ook van het hoogste gewicht, dat de gereformeerde religie in het Oude Calvinistische spoor op onze erve wordt voortge plant. Zoo alleen is er hope voor onze nationaliteithope voor het herleven van ons volksbestaan. Vit de pers. MindeUJk lerug. Wwdt wvolgd.) t V eden is a. M. n. v. lilth. Sommelsdijk. TTERDASÏl. eeast. 10 cent. R. Goedereede. ST 11 1896. en Hellevoetsluis. im 1,50 uur n.m. 3,15 uur. levoetsluls en nm. 2,50 uur. n nin. 4.15 uur. ddelharnis. en nm. 3,45 uur. en n.m. 5,uur. fcellendam. n n.m. 4,15 uur.' n.m. 5,30 uur. tijd uitgedrukt, den Waterstaat te van 9,45 uur van TfiAKG. >tterdam, dag vm. 5,uur. Lotter dam, otterdam lendam, .ugustus. IARN1S. nsdag vm. 5,uur irige dagen 6,30. nam. 2,uur. nam. 3,uur., EM1NG. elharnis 5 en nm. 5,uur. vm. 9,30 uur. vm. 8,15 uur. nm. 1,uur. nm. 3.uur. nm. 3.uur. BOSIMWL." itterdam. ag 's morg,4,30 uur 6«— 's nam. 1,45 uur. 's nam. 2,45 uur. OETSLUIS lARDINaEN naar liggende plaatsen X«KX III." diotiden. EEN: inen. Locale tijd 5,16 uur 12,02 7,23 Station iUIS: Locale tijd 7,45 uur 3,35 9,10 n 9,09 5,04 en 11,01 ivcor 30 min na het i na hot vertrek uit IJ ES 8 Gravenhago, Am- Hoek van Holland verkrijgbaar. Voor tge, Amsterdam en end geldig. >o b'llijk mogelijk agenten H. r- d. P VELD Nieuwesluis e Drectie te Ylaar- DIRECTEUR. mm m Deze Courant verschijnt eiken Yrijdag. Abonnementsprijs per driemaanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers Cent. T. BOEKHOVEN. Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal. Bienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. Het ia nu eenmaal een gewoonte ge worden zijne lezers zoo nu en dan een privé te geven. Daarom hebben wij nu weer besloten, uitsluitend voor onze Abonné's of zij die zich nog abonneeren tot 1 September de tot den laatsten tijd bijgewerkte Landkaart van Nederland verkrijgbaar te stellen tegon den geringen prijs van slechts 5® ceilts franco per post. Voor niet abonné's is de prijs dezer Landkaart f 1.5®. De Landkaart is groot 85 bij «1 cM. Abonnós die deze Landkaart verlangen, gelieve de IBON op de d e r d e pa gina, uit te knippen en duidelijk ingevuld met naam en woonplaats aan den looper of aan ons Bureau in te zenden. Zij die ons blad per post ontvangen zende de ingevulde Bon met 50 cents aan postzegels aan DEN UITGEVER. „Extra Tijding" (orgaan van het Kamerlid Staalman) uit het noorden, slaat dikwijls den spijker preoies op don kop. Het blad zegt nu Van verscliillendo zijden werd ons in den laat sten tijd gevraagd, of, wat wij eeniga malen schreven onder het opschrift „Marineklachten" nu inderdaad waarheid bevatte. Sommige autoriteiten gaven zelfs niet onduide lijk te kennen, zoöiets moeiolijk te kunnen geloo ven, en aan een hunner zonden wij, ten bewijze voor wat wij van do voeding schreven, een monster van do gortdezer dagen aan de bemanning onzer Marine te Willemsoord vsrstrekt. Deze gort, bijna groen van kleur, door de langdurige reis met Frisoen van Speyk" leefde letterlijk. Wij vonden er witte wormen in ter respectabele lengte van een vingerlid. En, nu weer kan mon in onze kolommen een klacht vinden over levend brood, aan de equipage van de „Piet Hein" verstrekt. De groote Pers neemt in den regel van deze dingen geen nota. Zelts de radicale pers, die zich zoo buitengewoon druk maakte over wat er gebeurt in de particuliere fabriek van Regout, en die straks bij de komende verkiezingen, den mond vol zal hebben, van bezorgdheid over onze landskin derenzij bekommert zich weinig over de behandeling van mindere militairen, die volgens Hare Majesteit do Koningin, o. a. zacht en vaderlijk moet zijn, met uitsluiting van alle onderdrukking De Koningin wilhet staat duidelijk opgenomen bij de grondslagen van de ondergeschiktheid, dat die militairen met zachtheid en menschlievendheid ivorden behandeld, dat hun nimmer onrecht worde gedaandat zij in hunne meerderen, in alle opzichten, welwillende voorgangers vinden dat de straffen tvelken sommigen hunner mochten verdie nen, overeenkomstig de wet worden toegepast, en dat de officieren hen leiden, besturenenbeschermen met die zorg en belangstelling welke zij verschul digd zijn aan mannen, van wier dapperheid en gehoorzaamheid zij een gedeelte van hun roem te verwachten hebben." Hoe het nu zooal staat met die zachtheiden vaderlijkheidmet die menschlievendheiden dat „leiden", besturenen beschermendoor offioieren, wij willen nog eens een enkel brutaal feit uit de vele mededeelen, dat dezer dagen ter onzer konnis werd gebracht. Aan boord van een onzer Marineschepen, waar eeil Overste de funot'e van 1 en officier bekleedt, zoo schrijft men ons, was, volgens do dienst, de korporaal-ziekenoppasser op 22 Juli jl. dog morgen ten 7'/, uur tegenwoordig bij de „visite" van den dokter. De Zieken-oppasser ontvangt de order, den korporaal-schrijver van den Overste die, zich had ziek gemeld, te gaan roepen. Hieraan voldoet do man, doeh nauwelijks hesft hij zijn boodschap overgebracht, of de Overste springt uit zijn hut, die aan het bureau grenst en schreeuwt hem toe: „Wat moet jij hier!* en geeft hem tegelijkertijd een schop. De korporaal-ziekenoppasser, de krijgstucht kennende, verwijderde zich, als ware hij een hond. De man was woedend, doeh morde volstrekt niet. Hij begaf zioh naar den schipper, met zerzook den Oversto te mogen spreken. Hij wilde zich over zulk een behandeling beklagen. In tegenwoordigheid van den officier der Wacht vroeg hij den Oversto naar de reden van de hem aangedane bejegening. Ik heb, zeide'hij, de grenzen van eerbeid miet overschreden, behoorlijk aangeklopt en daarna den schrijver gewaarschuwd bij don dokter te komen. De korporaal werd nu gelast zich teverwij deren, en toen hij na de „baksgewijze inspectie", te half twee op nieuw bij den Overste werd geroepen, zeide deze hem wanneer jij voortaan op welke wijze ook, mocht fouteerendan zal ik je niet trappen, maar je onmiddelijk in den provoost donderen. En de korporaal-ziekenoppasser ging heen. Wij vragon nu, is zulk dienen bij deKoninklijke Kederlandscho Marine niet afsohuweiijker dan slavernij Wanneer dezo korporaal, in drift ontstoken, ook maar gedreigd had, toen hij geschopt werd als een hond, de arme kerel zou terstond naar de gevangenis zijn gebracht. Wij vragen in ernst is dat nu een voorbeeld Is dat een behandeling van een Kapitein- Luitenant ter Zee Wordt door zulk een lage mishandeling do minderen niet met voeten getreden, in plaats van wat Hare Majesteit zóó uitdrukkelijk begeert, nl. een mensohlievende bejegening Wordt op zulk een wij za alle lust om dienst te nomen bij de Marine, die ten kosto van tienduizen- de guldons elk jaar weer met lapmiddelen moet gekweekt worden, niet roekeloos vermoord De Minister van Marine moge aan zijn departe 37. Hoofdstuk X. De tuinman ontsloot de voordeur, en de predikant beklom haastig de trap, om de kamer to betreden, waar de tuin mansvrouw en de kamenier weenend de wacht hielden bij de gekwetste, die nog altijd met gesloten oogen op hare sponde uitgestrekt lag. De geneesheer zat aan hare zijde, en hield haar pols vast. De uitdrukking vau zijn eerbiedwaardig ge laat was buitengewo.on ernstig. Hij knik te Visser toe en sprak op gedempten toon „Het is goed dat gij gekomen zijt. De patient zal waarschjjnlijk nog een vleugje van bewustzijn hervinden, en dan begint uwe taak. Lieve hemel! na al wat zij voor anderen heeft gedaan, op deze wijze te moeten stervenIk wilde dat ik den ellendeling voor mij had mij zou hij niet ontsnappen, al ware hij ook oen Goliath." „Is de toestand dan zóó bedenkelijk, dat Seea hoop meer koestert P" vroeg Visser ontroerd. „Er is geen redding meer mogeljjk. Het is zelfs een wonder dat zij nog leeft. De moordenaar heeft maar al te goed getrof fen, en moet dat geweten hebben, want hij zou haar niet hebben verlaten, zoo hij had kunnen veronderstellen dat zij nog leefde." „Gij veronderstelt dus dat zij hem kende?" „Ik ben er zeker van. Zelfs de meest doortrapte booswicht doodt niet uit ge noegen alleen krankzinnigen doen dat, en krankzinnigen stelen niet. Zij moet hem aan het werk hebben gezienhij heeft dat bemerkt, en wel wetende dat zij sproken zou, heeft hij zich op haar geworpen." „Zoodat, als zij tot het bewustzijn te rugkeert. P" „Wij zijn naam zullen vernemen, wees daarvan overtuigd. Ik koester slechts ééne vrees." „En die is?" Dat zij sterven zal alvorens tot ken nis te zjjn gekomen. Zij kan nog uren leven, maar ook in een oogwenk weg zijn, ten gevolge van inwendige verbloe ding." „Is er dan niets te doen om deze be zwijming te doen ophouden, dokter?" „Ik heb alles beproefd, maar tevergeefs, en wacht nu nog slechts op een middel, dat ik heb laten halen, en bijna onver anderlijk werkt." Visser zag de gewonde aanbaar an ders zoo vriendelijk gelaat was geheel verwrongen door eene uitdrukking van onbeschrijfelijken angst. Het was alsof zij nog altijd haar moordenaar voor den geest had en vruchteloos de oogen had gesloten, om hem niet meer voor zich te zien. Hare ademhaling was zeer zwak, en de wasbleeke kleur liet hem geen twijfel over of de dood was reeds nabij. Hij herdacht vol weemoed al hare wel daden, de kiesche hulp zoo vaak door haar aan anderen verleend, hoel het bestaan vol goedheid en medelijden van haar, die zelf zoo diep beproefd was geworden, en vroeg zich af hoe het mo gelijk was dat men den moed had gehad juist aan dit edele leven een eind te maken. Waren er dan lieden, wien niets heilig was Een zachte uitroep van den geneesheer deed hen opkijken. „Daar is het middel," riep hij uit: „Gode zij dank dat het niet te laat is gekomen! Roept den tuinman en den huisknecht; er moeten getuigen aanwezig zijn, voor het geval dat de stervende een naam zou noemen." Het was een plechtig oogenblikde beide mannen kwamen weenend binnen, en moesten plaats nemen aan het voeten eind van het bed. „U heb ik noodig, dominee," hernam de dokter: „ga aan de overzijde van het ledikant staan en hef het hoofd der lijderes een weinig op. Gij allen, weest kalm, zoo gij aan de ongelukkige vrouw gehecht zijt; zij mag geen tranen zienlaat haar eerste indruk niet zijn, dat zij moet sterven." Visser had hem gehoorzaamd, en de grijsaard haalde uit het doosje, dat men hem overhandigd had, een dun glazen buisje te voorschijn, dat, met een goudgeel vocht was gevuldeen der linnen lappen grijpende, die men hem voor het verband had gegeven, brak hij het dwergachtige flesehe doormidden, goot pijlsnel den inhoud daarop, en bracht toen dan doek onder den neus dor verwonde. De uit werking bleef niet achterhet bleek gelaat werd plotseling door eon donkeren blos gekleurd, de handen bewogen zich kramp achtig, de ademhaling werd versneld en op het voorhoofd parelden groote zweet- droppelen. In het volgende oogenblik sloeg mevrouw Van Oosten de oogleden op en staarde zij met angstigen blik om zich heen. De dokter verwijderde den linnen doek en zeide: „Wees gernst, beste vriendin, gij zijt omringd van trouwe bekenden." „Driaken, geef mij water steunde zij. De tuinmansvrouw schonk met bevende hand een glas in, dat de geneesheer aan de lippen der stervende bracht. „Gij ook hier, dominee?" fluisterde zij, na gedronken te hebben: „dat is lief en goed van u. Gij zult mij beschermen als hij wederkomt. OGodhet was zoo vreeselijk! Ik zie hem nog bezig; ik had hem binnen zien sluipen." „Goede gerechtigheid! Maar waarom hebt gij dan niet gescheld, mevrouw?" riep de huisknecht wanhopig uit: „Wij zouden ons voor u aan stukken hebben laten houwen. Nooit zou hij ons levend zijn ontsnapt." „Ik dank u, Jacob, ik was er zeker van, dat gij mij geen van allen aan mijn lot zoudt overlatenmaar, al had ik ook maar de hand naar het sehellekoord uit te strekken, ik was bang; ik had mijn leven lang slechts dien eenen angst ge- kond ik wilde zoo niet sterven. God heeft gelijk gehad mij voor mijn gemis aan onderwerping te straffen." „Noem ons zijn naam," sprak de dokter, vreezende dat de inspanning haar dooden zou. Maar zij scheen hem niet te hooren en vervolgde „Ik zeide tot mijzelve dat, als ik mij slechts slapende hield, hij zich misschien zou vergenoegen met mij mijn geld te ont stelen. Er lag niet zooveel in, of ik zou dat verlies wel weer te boven zijn gekomen ik sloot de oogen en trachtte het kloppen van mijn hart te onderdrukken maar toch bleef ik hem door de half geopende oogle den zien ik wilde weten of hij mij niet naderde. Herhaaldelijk had hij naar mij omgekeken, en scheen hij gerust te zijn gesteld maar ik was zeker geen meester over de uitdrukking van mijn gelaat, want juist had hij het bankpapier bij zich gesto ken, toen hij het licht opnam en daarmede op mij toesloop toen verloor ik het hoofd en overtuigd dat mijn comediespel niet baatte, smeekte ik hem in mijn angst mij te sparen, hem zwerende dat ik hem niet verraden zou. Hij geloofde mij nietnooit zal ik zijn gezicht op dat oogenblik verge ten het was dat van een duivel „Denk niet meer aan dat afgrijselijk tooneel, maar noem hem ons." „Willem van Overwater," klonk het bijna onhoorbaar. Er onstond eene diepe stilte. Allen waren als door den bliksem getroffen. De stervende scheen het zwijgen der omstanders verkeerd uit te leggen, en hernam Gij gelooft mjj nietmaar ik getuig voor God dat ik de waarheid hsb gesproken." „Wij twijfelen niet aan uwe woorden," sprak Tisser op doffen toon „zij hebben ons alleen smartelijk getroffen. Die man heeft geen enkele verontschuldiging voor zijne daad."

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1896 | | pagina 1