mui
Vrijdag 34 Juli 1896.
Antirevolutionair
Elfde Jaargang No. 563.
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON.
T.BOEKH O V E N.
mmnsEs^sMJM.
I
uitgever:
>j Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal.
I Boekaankondiging 5. Cent per regel en 4/s maal.
Alle stukken voor de Redactie bestemd,
Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever.
O een Woordenstrijd
Indien wij voor de naaste toekomst
aan ééne zaak behoefte hebben, dan
is het wel deze, dat er in de poli
tiek klare wijn geschonken wordt,
en dat het schermen met woorden,
en machtspreuken en losse volzinnen
van groote mannen wat geweerd
wordt.
In de taal komt uit de geest van
den mensch, en naarmate nu die
geest vaster en degelijker is, hebben
en houden zijne woorden ook eene
vastere beteekenis. Terwijl jn een
tijdperk van veel twijfel en afval
ook telkens de beteekenis der woor
den wordt omgewend.
Wat wordt er tegenwoordig b.v.
gemanoeuvreerd met het woord „de
mocratisch". De een prijst het aan,
en de ander veracht het, en bij het
opgeven van de redenen voor dat
prijzen en verachten neemt de een
het woord in een geheel anderen
zin dan de ander.
Nu, dezer dagen beredeneerde
de heer C. E. van Koetsveld („de
bekende antirevolutionair" in Zee
land, zegt de Nederlanderin
een ingezonden schrijven in de Zeeuw
dat Mr. Groen van Prinsterer geen
democraat was. Om dit te bewijzen
haalt hij van dezen staatsman de
volgende regelen aan: „De demo
cratie is het dogma van de vol
ledige overgave van 's burgers hei
ligste en dierbaarste rechten van
goed en bloed, aan den op geenerlei
wijze beperkten volkswil, belichaamd
beurtelings in eene baatzuchtige co
terie of iu deu sluwsten onverlaat.
Zij is de natuurlijke ontwikkeling
en getrouwe tospassing van het
ongeloof op het staatsrecht. Zij is
de stelselmatige verzaking aller
eeuwige waarheden en verordeningen,
de gloeiende helletoorts, het rader
werk der verdelging, het graf der
samenleving."
Zie, dat alles klinkt nu wel forsch
en streng en veel zeggend en af
doende, maar wat is daarmede nu
gewonnen voor de ontstane scheuring
tusschen de antirevolutionaire partij
en enkele adellijke heeren.
Reeds het feit, dat de partij als
zoodanig ongeveer in haar geheel
ongebroken bleef, moet doen ver
moeden, dat de heer Groen in zijn
boven aangehaalde woorden niet
heeft veroordeeld hetgeen onze party
thans beoogt, wanneer zij spreekt
van het sturen in democratische
richting. Men kan toch niet aanne
men, dat eene geheele, sedert vele
jaren ontwikkelde partij, zoo maar
op eens zal omhelzen datgene, het
welk een harer grootste leermeesters
kenschetst als afkomstig uit de hel
en slechts voerend tot den ondergang.
Dit kan men toch nietgelooven van
eene partij, die haar grondbeginselen
afleidt uit Gods Woord, en die dus
wandelt bij het onbedriegelijke licht.
Enkele [personen mogen zoo diep
vallen, en zoo jammerlijk verblind
Eindelijk terug.
worden, ditzelfde is niet te denken
van eene geheele partij, die, zoo zij
al niet alleen uit nadenkende lieden
bestaat, dan toch stellig eene menigte
flinke denkers in haar midden telt.
Maar zulk een vree3elijke verloo
chening van het verleden behoeft
dan ook niet verondersteld te wor
den bij onze partij. Het is alleen
waar, dat de woorden van Mr. Groen
worden gerukt 'uit hun eigenaardig
verband, en alzoo worden misbruikt.
Zooals ieder, die eenigermate der
zake kundig is, wel dadelijk voelen
en tasten kan, bestreed de heer
Groen de volks regeering, d.w.z. eene
regeering bestaande en gekozen uit
allerlei standen, de onontwikkelden
en onkundigen niet uitgesloten.
Maar immers is daarmede geens
zins de staf gebroken over het gun
nen van invloed op de samenstelling
der volksvertegenwoordiging, die bij
de regeering de volksbelangen heeft
voor te dragen.
"Werpt men hiertegen op, dat die
volksvertegenwoordiging feitelijk voor
een deel regeert, dan antwoorden
wij: men kan toch het Volk er
niet buiten laten tot tijd en wijle
die toestand van mederegeeren op
houdt; vooral niet, als men ziet,
dat juist in de hoogere volkskringen,
bij de rijken en aanzienlijken zich
een streven openbaart om hun mede-
besturenden invloed aldoor vast te
houden en uit te breiden. Immers
zoodoende zou men in een verkeer-
den cirkel omloopen. Men zou, door
een deel van het volk buiten allen
invloed op de regeering te houden,
een ander deel van het volktehoo-
ger over het paard tillen en zijn
onrechtmatigen invloed bestendigen.
En het doel moet juist zijn om
eensdeels het geheele volk invloed te
geven, en andersdeels dien invloed
behoorlijk te begrenzen, zoodat de
overheid haar hoog gezag blijft be
houden.
Niemand late zich dus van de
wija brengen door zulke krasse uit
spraken als de heer van Koetsveld
nu weer aan het publiek voorlegde.
Bij groote mannen zooals Mr. Groen
was, is men met het aanhalen van
enkele hunner woorden niet klaar,
want als men dat wil, kan men uit
het vele, dat zij schreven, allerlei
schijntegenstrijdigheden opdiepen.
Zoo ook bij Mr. Groen opzichtens
de door hem toegekende waarde aan
den volksinvloed. Maar men moet
het geheel van hun woorden en daden
nemen, en legt men dien- breederen
maatstaf bij Mr. Groen van Prin
sterer aan, zie dan wordt het klaar
als de dag, dat Mr. Groen, als het
er op aan kwam met en voor het
geheele volk optrok, en de trouw
aan zijn beginselen verre stelde boven
de vriendschap der aanzienlijken,
waardoor hij langen tijd met slechts
een paar vrienden alleen bleef staan.
Dezelfde Mr. Groen van Prinste
rer, die de volksoppermacht zoo
geeselen kon, heeft ook onder meer
geschreven
„Er moet in de' betrekking van
rijken en armen eene wijziging
worden gemaakt, die aan het wel
zijn van allen bevorderlijk zij."
Zich onderwerpen aan eiken staats
vorm (moet de christen). Maar dan
behoort hij ook ter uitoefening zijner
plichten, gebruik te maken van de
rechten, welke 'die vorm hem ver
leent."
„Wees aan de macht, die over
u gesteld is onderworpen! Gaarne,
doch daarvoor dien ik te weten
hoedanig eene macht over mij gesteld
is. Ik moet nagaan welke de oor
sprong en aard en grenzen der
Oppermacht, welke de rechten van
het Gouvernement en die der inge
zetenen zijn." „Wij hebben eene
Grondwet, waarbij de rechtmatige
invloed van het Volk niet geheel
uit het oog verloren en de moge
lijkheid van Grondwetsherziening
ondersteld is." „Lijdelijkheid
past den christen, doch waar de
gelegenheid tot werken bestaat, past
lijdelijkheid hem niet.''
Mr. Groen heeft nooit het volk
willen laten regeeren, doch dat wil
zijn leerling Dr. Kuyper, dien hij
tot zijn opvolger heeft aangewezen,
evenmin. Maar wel heeft hij vaak
en veel gepleit voor de volksrechten,
en Dr. Kuyper doet dit naar de
eischen onzes tijds evenzeer.
(Wordt eereolgd.)
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij Yoornitbetallng 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers Cent.
Dienstaanvragea en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
1 Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zfj beslaan
1 Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur.
34. Hoofdstuk X.
Gedurende den nacht had men nog
eon sterfgeval te betreuren gehadmaar
de meeste gekwetsten, waaronder ook
Jan Evertsen, gaven alle hoop op herstel,
en onderwierpen zich vol dankbaarheid
aan Maria's vriendelijke zorgen. Er wa
ren werkstakers onder, die geen moeite
hadden haar te beloven nooit opnieuw
te zullen beginnen, indien zij hunne ge
nade verkreeg, en toen er eene maand
over deze gebeurtenissen verloopen was,
zou niemand geraden hebben dat het
vreedzame Berghorst ooit het tooneel van
een opstand was geweest. De fabriek was
wederom in volle werking en nergens
hoorde men meer klagen. Eiken Woens
dagmiddag vereenigde Visser de arbeiders
om zich heen en sprak hen vol gloed en
ernst toe. Velen kwamen reeds des Zon
dags ter kerke en hij, zoowel als Maria,
was zoo bemind geraakt, dat men het
niet gewaagd zou hebben een woord te
hunnen nadeele te zeggen.
De winter verliep in de diepste rust,
Maria hield zich veel bezig met de fa
briekskinderen, en overal heersohte de
beste geest. De Lagenhof werd wederom
gereed gemaakt om zijne meesters in de
eerste lentedagen te ontvangen; eender
jonge meisjes was thans sedert een paar
weken gehuwd, en Willem scheen zjjne
korte ballingschap geheel en al vergeten
te hebben.
Zoo werd het zomer. Maar het waren
dagen van afwisselende hitte en kilheid,
door zware onweersbuien veroorzaakt,
zoodat er yeel zieken op het dorp kwa
men, wat groote armoede gat. Met het
doel om deze te lenigen zetten de fami
lies uit den omtrek een bazaar op touw
en kwam men ook Maria verzoeken
daaraan deel te nemen. Zij weigerde
echter beslist.
„Het zou mijne plaats niet wezen,"
antwoordde zij op vriendelijken toon„Ik
moet mij op nederiger schaal met de
armen bezighouden."
„Maar, lieve mevrouw, het is toch een
werk van liefdadigheid," merkte hare
bezoekster op.
„Ja, maar een vermaak tevens; of
zouden zij, die er deel aan nemen, niet
even goed het geld kunnen geven, dat zij
van plan zijn er aan te besteden Ikzie
op uw lijstje al de rijke families uit deu
omtrek staan, en de armen zullen niet
op uw bazaar komen koopen."
„Neen, maar wij noodigen ook rijke
vrienden van de stad en elders uit. Van
hen verwachten wij het meest. Ik bid u,
doe mede, er zullen geen luidruchtige
genoegens aan verbonden zijn, en zoo
gij wilt kunt gij het winkeltje dsr kleê-
ren voor arme kinderen krijgen."
Maria zag haar man aan, in wien zij
eene steun hoopte te vindonmaar Vis
ser was van oordeel dat eene kleine
afleiding haar goed zou doen; zij had
zich gedurende de laatste maanden over
werkt en wilde van geen rust weten
waarom zou zij dan geen deel nemen
aan een werk van barmhartigheid, waar
niets anders gedaan zou worden, dan in
de open lucht te verkoopen Het was een
zeer schuldeloos vermaak.
Zij eindigde dus met toe te geven,
nadat men haar nogmaals had verzekerd,
dat er geen feestolijkheden bij zouden
plaats vinden en dat mevrouw Van Oos-
ten den Overbeek beschikbaar had gesteld,
als zijnd® het dichtst bij hot dorp gelegen
en dus het gemakkelijkst voor de stads
bewoners te bereiken.
Maria ontving inderdaad de kinder-
kleêren onder haar beheer en mocht zelf
hare helpsters uitkiezen. Alles was voor
treffelijk en uit ruime beurs geregeld, en
het kraampje, dat zij geheel met spar
rengroen had versierd, zag er allerliefst
uit, ofschoon zijzelve heel wat meer de
aandacht trok, dan de door haar ten
toon gespreide voorwerpen. Men kooht
met voorliefde bij haar; een ieder wist
te vertellen hoe moedig zij zioh bij de
werkstaking gedragen had, en dat ver
leende nog slechts poëzie te meer aan
het dichterlijke harer verschijning.
Ongelukkig had ook Willem zich, op
het laatste oogenblik, bij de helpers aan
gesloten, en was zij wel genoodzaakt de
speldeprikken te verdragen, welke hij
haar telkens toebracht. Hij maakte
ruimschoots gebruik van deze gelegenheid
zijn wrok tegen haar echtgenoot te koelen,
en zij verzweeg het slechts voor Visser,
uit vrees hem te grieven, waar hij tooh
machteloos tegenover den gowetenloozen
losbol stond.
Den tweeden dag stond zij juist iets
aan den tramdirecteur te verkoopen, die
verzekerde met Kerstmis het kind van
een zijner onderhoorigen van hoofd tot
voeten in een nieuw pak te willen steken,
toen "Willem, die met eenige kennissen
stond te praten, luid de stem verhief en
lachend uitriep
„Het domineesvrouwtje Ja, een aller
liefst gezicht; jammer dat zij niet wel
bij het hoofd is geweest. Zoo iets komt
licht terug, en men moet wel gek worden
als men zulk een man heeft."
Leendertse, die deze onbeschaamde
woorden evengoed gehoord had als Maria,
keek schielijk op, en zag hoezeer zij ver
bleekte. Zonder zich te bedenken, keerde
hij zich om, greep Willem in zijne ge
spierde armen en droeg hem spartelend
voort tot bij het hek, waar de meeste
menschen stonden. Daar gekomGn, hief
hij hem in de lucht en wierp hem naar
buiten.
„Vlegels hooren hier niet thuis!"riep
hij uit eu keerde toen rustig op zijne
schreden terug.
Overwater, wiens neus bloedde, waagde
het niet zich weder met verkreukt lin
nengoed en gezwollen gelaat onder zijne
vrienden te mengen, en de tramdirec
teur kwam weder even kalm alsof er
niets gebeurd was, bij Maria en zeide:
„Die mijnheer wist zioh niet te gedra
gen ik heb hem even buiten gezet."
„Zou hij u om geen voldoening komen
vragen vroeg zij angstig.
„Om voldoening?" antwoordde hij luid
genoeg om door Willem's kennissen ver
staan te worden: „Geen nood! Zulke
lieden dagen alleen personen uit, die niet
vechten kunnenmaar zoo hij lust heeft
bij mij aan te komen, zal ik hem zeer
gaarne zelfs, en met woekerrenten de
klappen teruggeven, die hij het gewaagd
heeft onzen predikant toe te dienen."
Leendertse, die van plan was geweest
slechts kort te blijven, verliet den Over
beek niet voordat de verkooping ten
einde was, en bleef Maria's kraampje
nauwlettend in het oog houden. Hij kende
Overwator's aard, en was niet zeker dat
deze niet zou trachten zich op eene on
schuldige te wreken.
Maar Willem verscheen niet meer. Hg
werd niet juist door heldenmoed geken
merkt, en de forsche vuisten van Leen
dertse boezemden hem eerbied in, en bij
keerde woedend naar den Lagenhof te
rug.
Maria kwam dienzelfden middag uit
geput te huis. Het was zes ure geworden,
voordat men de laatste bezoekers had
zien verdwijnen, en de al te schitterende
oogen, zoowel als het brandende blosje,
zeiden duidelijk, dat zij te veel van hare
krachten had gevergdmaar zij zag er
gelukkig uit en riep bijna jubelend:
„O! Visser, ik behoef niet meer naar
de fanoy-fair terug! De verkoop isafge-
loopen en de jonge meisjes redderen
morgenochtend de winkels opik behoef
er niet bij te zijn, want al mijn goed
wordt toch onder de armen verdeeld, voor
zoover het overgeschoten is."
„Zijt gij werkelijk zoo blij dat gij er
niet meer heen moet?" vroeg Visser
glimlachend.
„Zóó blij, zóó big, dat ik het niet
zeggen kan, en zij klapte van vreugde
in de handen. „Neen, wat men ook mag
zeggen, het was daar mijne plaats niet.
De wereld heerschte er in volle overmacht;
wie bekommerde zich eigenlijk in den
grond der ziel om de ongelukkigen
Terwijl men druk bezig was aan het
buffet champagne en gs te gebruiken,
zag ik het kreupele ventje van de lood
gietersweduwe van het hek wegjagen,
waar hij toch niets anders deed dan met
begeerigen blik naar al het gebak te
turen, en gij weet hoe arm zij zijnhet
kind had waarschijnlijk den ganschen dag
nog niets gegeten."